Verordening markt- en standplaatsgelden 2018- Gemeente Westerveld

 

De raad van de gemeente Westerveld;

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 21 november 2017;

 

gelet op het bepaalde in de artikelen 216, 219 en 229, eerste lid, aanhef en onderdeel a en b van de Gemeentewet;

 

B E S L U I T:

 

vast te stellen de:

 

Verordening op de heffing en invordering van markt- en standplaatsgelden 2018.

 

Artikel 1 Begripsomschrijving

 

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    marktstandplaats: een op en voor de duur van de markt door of namens het college

    van burgemeester en wethouders aangewezen ruimte voor het

    uitoefenen van de markthandel op een weekmarkt.

  • b.

    marktdagplaats: een marktstandplaats die per marktdag beschikbaar wordt gesteld.

  • c.

    vaste marktplaats: een marktstandplaats die tot wederopzegging beschikbaar wordt

    gesteld.

  • d.

    marktstandplaatshouder: ieder aan wie het door of namens het college van burgemeester en

    wethouders is toegestaan om gedurende een weekmarkt een

    marktstandplaats te bezetten.

  • e.

    standplaats: een voor een bepaalde tijd door of namens het college van

    burgemeester en wethouders aangewezen plaats niet zijnde een

    winkel of een markt waar goederen te koop worden aangeboden.

  • f.

    standplaatshouder: ieder aan wie het door of namens het college van burgemeester en

    wethouders is toegestaan om een standplaats in te nemen.

Artikel 2 Aard van de heffing en belastbaar feit

  • 1.

    Onder de naam marktgeld wordt een recht geheven voor het innemen van een

    marktstandplaats voor het uitoefenen van de markthandel op onze weekmarkten en daarmee

    verband houdende handelingen en/of het gebruik van verstrekte hulpmiddelen.

  • 2.

    Onder de naam standplaatsgeld wordt een recht geheven voor het innemen van een standplaats voor het uitstallen, aanbieden of verkopen van diensten of goederen in het kader van de ambulante handel op een door burgemeester en wethouders aangewezen locatie, niet zijnde een winkel of op een weekmarkt.

  • 3.

    Onder de naam standplaatsgeld met elektra wordt een recht geheven voor het innemen van een

    standplaats alsmede voor het ter beschikking stellen van een door de gemeente aangebrachte

    elektriciteitsvoorziening.

  • 4.

    Onder de naam standplaatsgeld met elektra (verlichting) wordt een recht geheven voor het innemen van een standplaats alsmede voor het ter beschikking stellen van een door de gemeente aangebrachte elektriciteitsvoorziening voor verlichting.

  • 5.

    Onder de naam standplaatsgeld wordt een recht geheven voor het mogen innemen van een

    standplaats voor het uitstallen, aanbieden of verkopen van goederen in het kader van de

    particuliere handel op een particuliere locatie, niet zijnde een winkel of op een weekmarkt.

Artikel 3 Belastingplicht

1. Het marktgeld genoemd in artikel 2, lid 1 wordt geheven van de marktstandplaatshouder.

2.Het standplaatsgeld genoemd in artikel 2, lid 2, 3, 4 en 5 wordt geheven van eenstandplaatshouder.

 

Artikel 4 Belastingtijdvak

Voor zover de marktgelden worden geheven per jaar is het belastingtijdvak gelijk aan het kalenderjaar. Voor de standplaatsgelden is het belastingtijdvak gelijk aan de periode waarvoor de vergunning tot het innemen van een standplaats is verleend.

 

Artikel 5 Belastinggrondslag

  • 1.

    Het marktgeld wordt berekend naar het aantal strek kende meters frontlengte van de

    ingenomen standplaats waarbij een gedeelte van een strekkende meter voor een volle

    strekkende meter wordt gerekend.

  • 2.

    Het standplaatsgeld wordt vastgesteld op een vast bedrag, afhankelijk van de frequentie en de

    duur van de periode dat de standplaats wordt ingenomen.

     

Artikel 6 Tarieven

  • 1.

    Het marktgeld van artikel 2, lid 1 bedraagt:

    • a.

      voor een dagplaats (of gedeelte daarvan) € 1,82 per strekkende meter met

      een minimum van: € 14,56

    • b.

      voor een vaste marktplaats € 6,15 per strekkende meter per maand, met

      een minimum van: € 49,20

  • 2.

    Het standplaatsgeld voor het gebruik van een standplaats als bedoeld in

    artikel 2, lid 2 bedraagt:

    • a.

      voor een standplaats voor één dag in de week, per jaar: € 340,35

    • b.

      voor een standplaats voor één dag in de week voor een periode korter

      dan een jaar, maar langer of gelijk aan een maand, per maand: € 28,60

    • c.

      voor een standplaats korter dan een maand, per dag: € 10,30

  • 3.

    Het standplaatsgeld voor het gebruik van een standplaats als bedoeld in

    artikel 2, lid 3 bedraagt:

    • a.

      voor een standplaats voor één dag in de week, per jaar: € 546,60

    • b.

      voor een standplaats voor één dag in de week voor een periode korter

      dan een jaar, maar langer of gelijk aan een maand, per maand: € 45,90

    • c.

      voor een standplaats korter dan een maand, per dag: € 13,95

  • 4.

    Het standplaatsgeld voor het gebruik van een standplaats als bedoeld in

    artikel 2, lid 4 bedraagt:

    • a.

      voor een standplaats voor één dag in de week, per jaar: € 391,90

    • b.

      voor een standplaats voor één dag in de week voor een periode korter

      dan een jaar, maar langer of gelijk aan een maand, per maand: € 32,75

    • c.

      voor een standplaats korter dan een maand, per dag: € 11,05

  • 5.

    Het standplaatsgeld voor het gebruik van een standplaats als bedoeld in

    artikel 2, lid 5 bedraagt:

    • a.

      voor een standplaats voor één dag in de week, per jaar: € 154,70

    • b.

      voor een standplaats voor één dag in de week voor een periode korter

      dan een jaar, maar langer of gelijk aan een maand, per maand: € 10,05

    • c.

      voor een standplaats korter dan een maand, per dag: € 4,40

  • 6.

    Het recht voor het gebruik van een (seizoens)standplaats voor de verkoop van

    ijs bedraagt per maand: € 73,45

  • 7.

    Voor een standplaats op meer dan één dag in de week worden de in lid 2, 3, 4

    en 5 genoemde standplaatsgelden vermenigvuldigd met het aantal dagen waarvoor

    per week een standplaats is toegewezen.

     

Artikel 7 Wijze van heffing

  • 1.

    Het markt- en standplaatsengeld wordt geheven door middel van een mondelinge dan wel een

    gedagtekende schriftelijke kennisgeving, waaronder ook wordt begrepen een nota of ander

    schriftuur.

    • a.

      Het verschuldigde bedrag wordt in de kennisgeving, de nota of ander schriftuur vermeld.

 

Artikel 8 Ontstaan van belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    Marktgeld

    • a.

      Het marktgeld als bedoeld in artikel 6, lid 1 is verschuldigd bij de aanvang van het

      belastingtijdvak of, indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt,

      bij de aanvang van de belastingplicht.

    • b.

      Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt, is het in het eerste

      lid, sub a van dit artikel bedoelde marktgeld verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten

      als er in dat jaar, na het tijdstip van de aanvang van de belastingplicht, nog volle

      kalendermaanden.

    • c.

      Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, wordt voor het in dit

      artikel, eerste lid, sub a bedoelde marktgeld ontheffing verleend over zoveel twaalfde

      gedeelten als er in dat jaar, na het tijdstip van het eindigen van de belastingplicht nog volle

      kalendermaanden overblijven.

  • 2.

    Standplaatsgeld

    • a.

      Het standplaatsgeld als bedoeld in artikel 6, lid 2 t/m 7, is verschuldigd bij de aanvang van het belastingtijdvak of, indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt, bij de aanvang van de belastingplicht.

    • b.

      Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt, is het in het tweede

      lid, sub a van dit artikel bedoelde standplaatsgeld verschuldigd over zoveel twaalfde

      gedeelten als er in dat jaar, na het tijdstip van de aanvang van de belastingplicht, nog volle

      kalendermaanden.

    • c.

      Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, wordt voor het in dit

      artikel, eerste lid, sub a bedoelde standplaatsgeld ontheffing verleend over zoveel twaalfde

      gedeelten als er in dat jaar, na het tijdstip van het eindigen van de belastingplicht nog volle kalendermaanden overblijven.

 

Artikel 9 Tijdstip van betaling

  • 1

    Het markt- en standplaatsgeld moet, met inachtneming van onderstaande leden, worden

    voldaan in vier gelijke termijnen, waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van

    de maand volgende op die van de dagtekening van de schriftelijke kennisgeving. De volgende termijnen vervallen elke drie maanden na het vervallen van de vorige termijn.

  • 2.

    Indien na het ontstaan van de belastingplicht voor het markt- of standplaatsgeld zeven, acht of

    negen kalendermaanden resteren tot het einde van het belastingjaar, moet het verschuldigde

    bedrag worden voldaan in drie gelijke termijnen, waarvan de eerste vervalt op de laatste dag

    van de maand volgende op die van de dagtekening van de schriftelijke kennisgeving. De

    volgende termijnen vervallen elk drie maanden na de vorige termijn.

  • 3.

    Indien na het ontstaan van de belastingplicht voor het markt- of standplaatsgeld vijf of zes

    kalendermaanden resteren tot het einde van het belastingjaar moet het verschuldigde bedrag

    worden voldaan in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de

    maand volgende op die van de dagtekening van de schriftelijke kennisgeving. De tweede

    termijn vervalt drie maanden na de eerste termijn.

  • 4.

    Indien na het ontstaan van de belastingplicht voor markt- of standplaatsgeld vier kalender-

    maanden of minder resteren tot het einde van het belastingjaar, moet het verschuldigde bedrag

    worden voldaan op de laatste dag van de maand volgende op die van de dagtekening van de

    schriftelijke kennisgeving.

  • 5.

    In afwijking van bovenstaande leden vervalt de betaaltermijn voor standplaatsgelden

    minder dan € 275,-- op de laatste dag van de maand volgende op die van de dagtekening van de

    schriftelijke kennisgeving.

  • 6.

    De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde

    termijnen.

     

Artikel 10 Kwijtschelding

Bij de invordering van de markt- en standplaatsgelden wordt geen kwijtschelding verleend.

 

Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de markt- en standplaatsgelden.

 

Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De ‘Verordening markt- en standplaatsgelden 2017’, vastgesteld bij raadsbesluit van

    20 december 2016, wordt ingetrokken met ingang van de in het 3e lid genoemde datum van

    Ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten

    die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de 1e dag na die van bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2018.

  • 4.

    Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Verordening markt- en standplaatsgelden 2018’.

     

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering

van de raad van 19 december 2017.

 

de raadsgriffier, de voorzitter,

R.J. van der Veen H. Jager

Naar boven