Gemeenteblad van Wormerland
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Wormerland | Gemeenteblad 2017, 227207 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Wormerland | Gemeenteblad 2017, 227207 | Verordeningen |
Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Wormerland houdende regels omtrent jeugdhulp Verordening Jeugdhulp Wormerland 2018
De raad van de gemeente Wormerland,
Gelet op artikel 2.9, 2.10, 2.12 , 8.1.1. vierde lid en van de Jeugdwet en artikel 149 van de Gemeentewet,
Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 17 oktober 2017;
Overwegende dat de Jeugdwet de verantwoordelijkheid voor preventie, ondersteuning, hulp, zorg aan jeugdigen en ouders bij opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen bij de gemeente heeft neergelegd waarbij het uitgangspunt is dat de verant-woordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen allereerst bij de ouders en de jeugdige zelf ligt;
Overwegende dat waar de eigen kracht van jeugdigen en hun ouders tekortschiet en aanvul-lende ondersteuning nodig is, de gemeente in haar beleid de uitgangspunten voor een zorg-vuldige toewijzing van ondersteuning, gebaseerd op daarvoor noodzakelijk deskundig advies heeft geformuleerd;
Overwegende dat de gemeente en degenen die de jeugdhulp verlenen de noodzakelijke verandering van de jeugdhulp niet op eigen kracht kunnen organiseren. Dat kan alleen als gemeente, Jeugdhulpverleners en burgers gezamenlijk invulling en uitvoering geven aan de Jeugdwet in de dagelijkse praktijk;
In aanmerking nemend dat het noodzakelijk is om regels vast te stellen over de door het col-lege te verlenen individuele voorzieningen en overige voorzieningen, de toegang en toeken-ning van individuele voorzieningen, de afstemming met andere voorzieningen, de wijze waar-op een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld en de bestrijding van misbruik en onei-genlijk gebruik van de wet, en regels ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van jeugdhulp of de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan;
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
perspectiefplan: het document waarin de ondersteuningsbehoeften van de jeugdige en/of zijn ouders zijn vastgelegd samen met de resultaten en hoe deze te bereiken en waarin op verschillende levensgebieden de gezinssituatie in kaart gebracht wordt om een effectieve ondersteuning van de jeugdige mogelijk te maken;
Paragraaf 2. Toegang specialistische en hoogspecialistische jeugdhulp
Artikel 3.4 Toegangsproces algemeen
Het college kent specialistische en hoogspecialistische jeugdhulp toe door middel van een besluit dat toegang geeft tot specialistische of hoogspecialistische jeugdhulp binnen een bepaald ondersteuningsprofiel en – als het gaat om hoogspecialistische jeugdhulp – met een bepaalde intensiteit. Deze bevoegdheid is gemandateerd aan de professionals van het Jeugdteam.
Het college neemt het besluit als bedoeld in het tweede lid op grond van het gesprek over de hulpvraag met de jeugdige en/of zijn ouders en het opgestelde perspectiefplan, zoals bedoeld in artikel 3.5 en wanneer het gaat om een persoonsgebonden budget, aanvullend op grond van het pgb-plan, zoals bedoeld in artikel 3.9.
Wanneer de huisarts, jeugdarts of medisch specialist conform artikel 2.6 eerste lid onder-deel g van de wet verwezen heeft naar hoogspecialistische jeugdhulp, neemt het college het besluit als bedoeld in het tweede lid op grond van het door de jeugdige en/of zijn ou-ders – al dan niet met ondersteuning van de verwijzende huisarts, jeugdarts, of medisch specialist of het Jeugdteam – opgestelde perspectiefplan, en de toets hiervan door het Jeugdteam.
Wanneer een jeugdige en/of zijn ouders zwaarwegende bezwaren hebben tegen de be-trokkenheid van het Jeugdteam bij de toetsing van het perspectiefplan kunnen zij gebruik maken van een opt-out-regeling; het college neemt dan het besluit enkel op aanwijzing van de jeugdhulpaanbieder dat inzet van de hoogspecialistische jeugdhulp noodzakelijk is en dat een perspectiefplan opgesteld is.
Artikel 3.5 Het gesprek en het perspectiefplan
Het ondertekende perspectiefplan wordt, voor zover van toepassing voor een effectieve uitvoering van de specialistische of hoogspecialistische jeugdhulp, door de jeugdige en/of zijn ouders, of in voorkomende gevallen door het Jeugdteam, gedeeld met de betrokken jeugdhulpaanbieder met inachtneming van de geldende privacyregelgeving.
Artikel 3.7 Inhoud en geldigheidsduur van het besluit
Het besluit tot toekennen van specialistische en hoogspecialistische jeugdhulp wordt afgegeven:
als het gaat om een persoonsgebonden budget: met een in het besluit vastgestelde geldigheidsduur tot maximaal het moment waarop de jeugdige de leeftijd van 18 jaar bereikt of in het geval voortzetting van jeugdhulp na 18 jaar nodig is om het gewens-te resultaat te bereiken, tot maximaal het moment waarop de jeugdige de leeftijd van 23 jaar heeft bereikt.
In aanvulling op het gestelde in het tweede lid onderdeel a, wordt het besluit opnieuw van kracht wanneer een jeugdige en/of zijn ouders zich binnen vier maanden na een volgens plan beëindigd jeugdhulptraject dat gericht was op herstel opnieuw, met dezelfde hulp-vraag, bij de jeugdhulpaanbieder melden.
Paragraaf 3. Toegang dyslexiezorg
Artikel 3.8 Toegang dyslexiezorg
Het college kent een individuele voorziening voor dyslexiezorg toe door middel van een besluit dat toegang geeft tot diagnostiek, om vast te stellen of sprake is van ernstige en-kelvoudige dyslexie, en behandeling, indien uit de uitgevoerde diagnostiek blijkt dat sprake is van ernstige enkelvoudige dyslexie.
Paragraaf 5 Nieuwe feiten en omstandigheden
Artikel 3.12 Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering
Degene aan wie krachtens deze verordening een individuele voorziening is verstrekt, is verplicht zo spoedig mogelijk aan het college mededeling te doen van alle feiten en om-standigheden, waarvan hun redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een besluit aangaande een individuele voorziening.
Hoofdstuk 4 Cliëntondersteuning, vertrouwenspersoon, second opinion en klachten
Artikel 4.1 Onafhankelijke cliëntondersteuning
Het college zorgt ervoor dat een jeugdige en/of ouders een beroep kunnen doen op kos-teloze onafhankelijke cliëntondersteuning, gericht op het geven van informatie en advies, en algemene ondersteuning die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie en het verkrijgen van een zo integraal mogelijke dienstverlening,
Hoofdstuk 5 Afstemming met andere voorzieningen
Artikel 5.1 Afstemming gezondheidszorg
Het college zorgt ervoor dat wanneer het Jeugdteam een besluit neemt over de inzet van zorg die vanaf de 18e verjaardag valt onder het basispakket van de Zorgverzekeringswet en er de reële verwachting is dat deze zorg na de 18e verjaardag van de jeugdige door zal lopen, het Jeugdteam zich samen met de ouders en/of jeugdige inspant voor de con-tinuïteit van de zorg indien noodzakelijk.
Artikel 5.2 Afstemming langdurige zorg
1. Het college draagt zorg dat het Jeugdteam de jeugdige en/of zijn ouders ondersteunt richting het Centraal Indicatieorgaan Zorg, indien er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat de jeugdige in aanmerking kan komen voor zorg op grond van de Wet langdu-rige zorg.
2. Indien de jeugdige en/of zijn ouders weigeren mee te werken aan het verkrijgen van een besluit van het Centraal Indicatieorgaan Zorg, is het college niet gehouden een individuele voorziening toe te kennen op grond van deze verordening.
Artikel 5.5 Afstemming werk en inkomen
Het college draagt zorg dat het Jeugdteam en de gecertificeerde instellingen financiële belemmeringen voor het slagen van preventie en jeugdhulp vroegtijdig signaleren en waar nodig jeugdigen en hun ouders helpen de juiste ondersteuning vanuit de gemeentelijke voorzieningen – zoals schuldhulpverlening, inkomensvoorzieningen, armoedevoorzienin-gen – te krijgen om deze belemmeringen weg te nemen.
Wanneer een jeugdhulpaanbieder bij de jeugdige en/of zijn ouders betrokken is in het kader van specialistische of hoogspecialistische jeugdhulp, ondersteunt deze de jeugdige en/of zijn ouders bij het verminderen van de belemmeringen die armoede- en schulden-problematiek vormen voor het slagen van de jeugdhulp.
Wanneer de jeugdhulpaanbieder er niet in slaagt om de financiële belemmeringen voor het slagen van de jeugdhulp weg te nemen, stelt zij hiervan het Jeugdteam dan wel de be-trokken gecertificeerde instelling op de hoogte, die zich vervolgens inspant de jeugdige en/zijn ouders naar de betreffende gemeentelijke voorzieningen toe te leiden.
Hoofdstuk 6. Waarborging verhouding prijs-kwaliteit
Artikel 6.1 Verhouding prijs en kwaliteit jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instel-lingen
Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, in ieder geval rekening met:
Hoofdstuk 7. Cliëntparticipatie
Artikel 7.1 Cliëntparticipatie
Het college stelt cliënten en vertegenwoordigers van cliëntengroepen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende jeugdhulp te doen, advies uit te brengen bij besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende Jeugd-hulp, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief in te vullen.
De rechten en verplichtingen die op het tijdstip van de inwerkingtreding van deze verordening gelden met betrekking tot een individuele voorziening waarvoor op grond van de Verordening Jeugdhulp Wormerland 2016 een besluit is afgegeven, blijven gelden gedurende de looptijd van het besluit, dan wel tot het moment dat er op basis van een gewijzigde ondersteunings-behoefte na 1 januari 2018 een nieuw besluit wordt genomen op grond van deze verordening.
Aldus besloten in de openbare vergadering van de Raad van de gemeente Wormerland, gehouden op 31 oktober 2017
de griffier,
I. Vrolijk
de voorzitter,
P.C. Tange
Artikelsgewijze toelichting Verordening Jeugdhulp Gemeente Wormerland 2018
Enkel die bepalingen die verdere toelichting behoeven worden hieronder behandeld .
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Begrippen die in de Jeugdwet (en Besluit Jeugdwet) gedefinieerd worden, worden – in de regel – niet opgenomen in de begripsbepaling van de verordening.
Een door de jeugdige, ouders of namens de jeugdige en/of ouders ingediend verzoek (middels het formulier op de website) om ondersteuning. De jeugdige en/of ouders kunnen de aanmelding ook door bijvoorbeeld een schoolmaatschappelijk werker of huisarts laten doen.
De term ‘algemene voorziening’ komt uit de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015. In de Jeugdwet wordt (maar alleen in artikel 2.9) van ‘overige voorziening’ gesproken. Deze laatste term kan verwarrend werken en doet geen recht aan de belangrijke positie van de vrij toegankelijke voorzieningen in het nieuwe jeugdstelsel. Zij zijn geen restcategorie.
In de verordening wordt als het gaat om niet vrij toegankelijke jeugdhulpvoorzieningen een onderscheid gemaakt tussen specialistische en hoogspecialistische jeugdhulp. Het onderscheidende karakter van de hoogspecialistische jeugdhulp ten opzichte van specialistische jeugdhulp is vooral gelegen in de hoogte van de kosten en de schaarste van het aanbod. Hoogspecialistische jeugdhulp kan vanuit de aard van de zorg slechts geboden worden door een beperkt aantal jeugdhulpaanbieders, die vaak bovenregionaal of zelfs landelijk werken. De kosten van de trajecten voor hoogspecialistische jeugdhulp liggen in de regel aanmerkelijk boven die van specialistische jeugdhulp (zie hieronder).
‘Individuele voorziening’ is de term die in de Jeugdwet gebruikt wordt voor wat in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 een ‘maatwerkvoorziening’ heet. De term individuele voorziening wordt in de Jeugdwet niet gedefinieerd, vandaar dat in de verordening een begripsbepaling is toegevoegd. Ofschoon de term (net als de term ‘overige voorziening’) verwarring op kan roepen – het gaat niet noodzakelijkerwijze om individueel geboden hulp, maar ook om groepsaanbod– is in dit geval er voor gekozen om de formele term uit de Jeugdwet te gebruiken, aangezien deze in meerdere bepalingen van de Jeugdwet een rol speelt.
In de specialistische en hoogspecialistische jeugdhulp worden diverse ondersteuningsprofielen onderscheiden (zie hieronder). Elke ondersteuningsprofiel kent vervolgens een zekere ‘intensiteit’ die iets zegt over de duur en omvang (en daarmee de kosten) van de jeugdhulp. Er worden (vastgelegd in de nadere regels) vier intensiteiten onderscheiden: perspectief, intensief en duurzaam licht en duurzaam zwaar. Bij de eerste twee intensiteiten wordt gewerkt met een vaste trajectprijs, bij de laatste twee met een vaste maandprijs.
Het ondersteuningsprofiel probeert de ondersteuningsbehoefte van de jeugdige en zijn ouders in te delen naar verschillende categorieën. Dit is vooral belangrijk in het kader van het inkoop- en toewijzingsproces richting aanbieders. Op deze manier kan de specifieke expertise van aanbieders goed beschreven worden. Het perspectiefplan (zie hieronder) is bedoeld om de hulpvraag breed in beeld te brengen, maar uiteindelijk wordt (indien van toepassing) de toegang naar specialistische of hoogspecialistische jeugdhulp altijd geformuleerd in termen van één ondersteuningsprofiel. Gekozen wordt dan voor het ondersteuningsprofiel dat het beste bij de hulpvraag van de jeugdige en/of zijn ouders past, ook al zouden wellicht meerdere profielen passend zijn.
Het perspectiefplan is van de jeugdige en/of zijn ouders. Zij stellen het op al dan niet in samenspraak met de betrokken professional van het Jeugdteam of huisarts, jeugdarts en/of medisch specialist en eventueel ook anderen uit het bredere sociale netwerk van de jeugdige en zijn ouders. Het perspectiefplan bundelt hulpvraag en afspraken over de ondersteuning, niet alleen op het terrein van jeugdhulp, maar ook op andere terreinen, indien van toepassing voor de jeugdhulp. Denk hierbij aan hulp voor een van de ouder(s), het bestaan van broertjes en/of zusjes met een hulpvraag, schuldproblematiek, huisvestingsproblematiek en zo verder. Deze context kan van belang zijn bij het bepalen van de hulpvraag voor de jeugdige en is specifiek van belang bij de inzet van hoogspecialistische jeugdhulp. Uit onderzoek is meerdere malen gebleken dat de inzet van hoogspecialistische jeugdhulp voor een kind altijd in samenhang dient te worden bepaald met de gezinssituatie, omdat deze nagenoeg nooit los van elkaar staan. Met andere woorden: schulden, of woonproblemen, of andere problemen van de ouders kunnen invloed hebben op de hulpvraag van de jeugdige.
Wanneer besloten wordt dat de inzet van specialistische of hoogspecialistische jeugdhulp nodig is, wordt ook dit in het perspectiefplan vastgelegd. Voor de jeugdhulpaanbieder is het perspectiefplan vervolgens uitgangspunt voor het verder vormgeven van het hulpverleningstraject (zie verder de toelichting bij artikel 3.4 derde lid). Het perspectiefplan kan echter ook gebruikt worden wanneer specialistische jeugdhulp (nog) niet nodig is en het Jeugdteam bijvoorbeeld zelf met de jeugdige en zijn ouders aan de slag gaat.
Het perspectiefplan onderscheidt zich van het hulpverleningsplan van de jeugdhulpaanbieder (vaak ook behandelplan genoemd), het plan van aanpak van de gecertificeerde instelling en het familiegroepsplan van het gezin – die alle in de Jeugdwet zelf verankerd zijn. Het hulpverleningsplan (of behandelplan) is een nadere uitwerking van (het jeugdhulpdeel van) het perspectiefplan door de jeugdhulpaanbieder. Het plan van aanpak van de gecertificeerde instelling is goed vergelijkbaar met het perspectiefplan, omdat hierin ook altijd breed de gezinssituatie in ogenschouw genomen wordt. Het verschil met het perspectiefplan is gelegen in het feit dat het plan van aanpak door de gecertificeerde instelling opgesteld wordt in het kader van een rechterlijke dwangmaatregel. De veiligheid van de jeugdige zal daarin dus altijd een prominente(ere) plek hebben. Het familiegroepsplan is het gezinsplan dat zonder betrokkenheid van hulpverleners (Jeugdteam, jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling) wordt opgesteld.
Het onderscheidende karakter van specialistische jeugdhulp ten opzichte van hoogspecialistische jeugdhulp is dat zij in de regel minder specifieke kennis en een minder intensieve en veelomvattende aanpak vraagt. De kosten zijn daardoor in de regel lager. Specialistische jeugdhulp kan door een grote groep jeugdhulpaanbieders geboden worden (waaronder vrijgevestigden), waarvoor ook een eenvoudiger proces geldt om gecontracteerd te worden.
Hoofdstuk 2 Algemene voorzieningen
Artikel 2.1 Voorzieningen Jeugd(welzijn)
Het gaat hier om voorzieningen waar jeugdigen van gebruik kunnen maken en die gericht zijn op brede talentontwikkeling en participatie. Het gaat dan onder meer om activiteiten georganiseerd door het jongerenwerk, brede schoolactiviteiten, sportbuurtwerk, de inzet van jongerenervaringsdeskundigen, de ondersteuning van jongereninitiatieven, spreekuren en ondersteuning van jongeren die op zoek zijn naar een baan en/of problemen hebben met wonen en schulden.
Artikel 2.2 Het maken van een familiegroepsplan
De jeugdwet biedt jeugdigen en/of ouder de mogelijkheid om zelf een plan, het familiegroepsplan te maken en in te dienen bij een jeugdteam. Daarbij kunnen ze ondersteuning krijgen bij door de gemeente gecontracteerde aanbieders.
Artikel 2.3 Jeugdgezondheidszorg en opvoed- en opgroeiondersteuning
Het Centrum Jong is de plek waar ouders/verzorgers, kinderen, jongeren tot 23 jaar en professionals terecht kunnen met al hun vragen over opvoeden en opgroeien. Het Centrum Jong is het Centrum voor Jeugd en Gezin in de regio Zaanstreek. Het Centrum Jong is vrij toegankelijk. De meest bekende diensten zijn het consultatiebureau en de onderzoeken in de schoolleeftijd. Voor meer informatie over wat de Centra Jong doen kunt u terecht op de website van Centrum Jong.
In de gemeente Wormerland vormt het Jeugdteam een lokaal dekkende structuur voor het bieden van jeugdhulpverlening. Het Jeugdteam is vrij toegankelijk en bestaat uit specialisten op verschillende gebieden die generalistisch werken. Zij beschikt over expertise op het gebied van onder meer: maatschappelijke dienstverlening, (jeugd)gezondheidszorg, jeugdhulp, (jeugd)GGZ en jeugd met een verstandelijke beperking. De experts in de Jeugdteam hebben een generalistische kijk op mogelijke hulpbehoeften buiten hun eigen expertisegebied. Tijdens het gesprek met een medewerker van het Jeugdteam is aandacht voor de diverse omstandigheden waar een jeugdige zich in bevindt. De ondersteuning van het Jeugdteam kan bestaan uit het verhelderen van de hulpvraag, advisering over de beschikbare vormen van jeugdhulp en het zelf bieden van jeugdhulpverlening.
Het Jeugdteam biedt advies en ondersteuning dichtbij huis en werkt nauw samen met sleutelfiguren en organisaties in het dorp, met Centrum Jong, het Sociaal team, het onderwijs, de politie en andere relevante partners. De medewerkers van het Jeugdteam bieden bijvoorbeeld ambulante hulp en trainingen aan. Meer informatie is te vinden op de website van het Jeugdteam
Artikel 2.5 Opvoed- en opgroeiondersteuning
Er is een laagdrempelig aanbod van cursussen om jeugdigen en/of ouders te ondersteunen bij het opgroeien en/of opvoeden. Het beschikbare aanbod is te vinden bij het cursusbureau van de GGD.
Artikel 2.6 Huiselijk geweld en kindermishandeling
Er is het advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling Veilig Thuis Zaansteek-Waterland. Zij geven advies en hulp bij huiselijk geweld en kindermishandeling aan inwoners en professionals en voorlichting en scholing om onder meer professionals te trainen in het herkennen van signalen van huiselijke geweld en kindermishandeling.
Hoofdstuk 3 Individuele voorzieningen
Paragraaf 1 Soorten individuele voorzieningen
Artikel 3.1 Specialistische jeugdhulp
Specialistische jeugdhulp wordt gezien als aanvullend op het vrij toegankelijke aanbod aan preventie en jeugdhulp omschreven in hoofdstuk 2. In veel gevallen zal bijvoorbeeld ook de hulpverlener vanuit het Jeugdteam betrokken blijven bij de ondersteuning van de jeugdige en zijn ouders. Specialistische Jeugdhulp wordt in de regel dichtbij geboden, in de directe leefomgeving van de jeugdige en zijn ouders: in de thuissituatie, op het kinderdagverblijf, de school of de locatie van de jeugdhulpaanbieder. De opsomming in dit lid is overigens niet limitatief. Zie ook de toelichting bij de begripsbepaling.
Specialistische jeugdhulp wordt voor het grootste gedeelte ambulant gegeven. Dat wil zeggen dat de jeugdhulpverlener met de jeugdige en of zijn ouders op de locatie van de aanbieder, thuis of op school ondersteuning biedt (bijvoorbeeld in de vorm van adviesgesprekken). De aard van de zorg kan heel divers zijn, van een gedragstherapeutische behandeling tot persoonlijke verzorging. Ook adviezen richting het sociale netwerk van de jeugdige kunnen behoren tot de specialistische jeugdhulp. NB de opsomming ‘in de thuissituatie, kinderdagverblijf, de school of de locatie van de aanbieder’ is niet limitatief. Er kunnen ook andere locaties zijn waar specialistische jeugdhulp ambulant geboden kan worden.
Naast ambulant, kan specialistische jeugdhulp ook geboden worden als dagbehandeling of dagbesteding op de locatie van de aanbieder. De jeugdige verblijft dan overdag op de locatie van de aanbieder. Ook kortdurend verblijf in de vorm van logeervoorzieningen kunnen behoren tot de specialistische jeugdhulp. Doel is dan de ontlasting van de ouders (respijtzorg).
Artikel 3.2 Hoogspecialistische jeugdhulp
Ook hoogspecialistische jeugdhulp wordt gezien als aanvullend op het vrij toegankelijke aanbod aan preventie en jeugdhulp omschreven in hoofdstuk 2. Omdat het aanbod van hoogspecialistische jeugdhulp in de regel een stuk intensiever en veelomvattender is, zal de rol van de professionals vanuit de algemene voorzieningen (met name Jeugdteam) in de regel (in verhouding) beperkter zijn. De aard van de hoogspecialistische jeugdhulp betekent ook dat deze soms niet in de directe woonomgeving van de jeugdige geboden kan worden. In sommige gevallen zal de jeugdige voor een (dag)behandeling een eind moeten reizen of zelf korter of langer elders dan in het ouderlijk huis verblijven. Ook in die gevallen is het streven om het Jeugdteam betrokken te houden, zodat een terugkeer naar de normale opvoedsituatie bevorderd wordt. Zie ook de toelichting bij artikel 1.1 de begripsbepaling.
Ook hoogspecialistische jeugdhulp kan ambulant aangeboden worden. In meer gevallen dan bij specialistische jeugdhulp zal dat dan gaan om behandeling op de locatie van de aanbieder. Maar het streven is ook hoogspecialistische jeugdhulp beschikbaar te maken in de directe leefomgeving van de jeugdige (en zijn ouders).
Verblijfsvoorzieningen waar de jeugdige in een instelling of gezinshuis verblijft vallen altijd onder hoogspecialistische jeugdhulp. Ook gesloten jeugdzorg valt onder deze categorie. NB pleegzorg kan – afhankelijk van de aard en omvang – zowel onder specialistische als hoogspecialistische jeugdhulp vallen.
Dyslexiezorg voor jeugdigen met ernstige enkelvoudige dyslexie viel tot 1 januari 2015 onder de Zorgverzekeringswet en het regiem van de geestelijke gezondheidszorg. Met inwerkingtreding van de Jeugdwet is de gemeente verantwoordelijk geworden voor deze zorg en valt zij onder de noemer ‘jeugdhulp’. In de Jeugdwet (of het Besluit of Regeling Jeugdwet) is deze vorm van jeugdhulp niet nader afgebakend. Vanaf 1 januari 2015 is door gemeente de voor die tijd gegroeide praktijk voortgezet. Bij dyslexiezorg gaat het om de diagnostiek en behandeling bij kinderen in de leeftijd van 7 – 13 jaar.
Paragraaf 2 Toegang tot specialistische en hoogspecialistische jeugdhulp
Artikel 3.4 Toegangsproces algemeen
In paragraaf 2 wordt over de toegang naar de (hoog)specialistische jeugdhulp. Waar in deze paragraaf gesproken wordt over jeugdhulpaanbieder wordt dan ook een jeugdhulpaanbieder van (hoog)specialistische jeugdhulp bedoeld zoals weergegeven in respectievelijk artikel 3.1 en 3.2, tenzij anders vermeld. Nb de term jeugdhulpaanbieder is gedefinieerd in de Jeugdwet zelf en kan bijvoorbeeld ook aanbieders van jeugdhulp als algemene voorziening betreffen (hoofdstuk 2).
Tweede lid: aard besluit tot inzet individuele voorzieningen
Bij specialistische jeugdhulp bepaalt de jeugdhulpaanbieder (eventueel op basis van het advies van het Jeugdteam) de intensiteit van de jeugdhulp. De intensiteit voor specialistische jeugdhulp ligt daarom – in tegenstelling tot de intensiteit van hoogspecialistische jeugdhulp – niet in het besluit van het college vast. In de zorgtoewijzing die het college richting de jeugdhulpaanbieder afgeeft ligt de intensiteit altijd wel vast. Als jeugdhulpaanbieder en college (het Jeugdteam) het niet eens zijn over de intensiteit (of het ondersteuningsprofiel), is contractueel vastgelegd dat de jeugdhulpaanbieder, het Jeugdteam en het gezin er éérst in gezamenlijk overleg uit moeten komen. Indien dat om wat voor reden dan ook niet lukt, geeft een onafhankelijk deskundige een bindend advies of er sprake is van specialistische of hoogspecialistische jeugdhulp, en wat het ondersteuningsprofiel en/of intensiteit moet zijn. Op grond van dit advies herziet het college (d.w.z. de gemandateerde professional) dan het besluit.
Derde lid: besluit op grond van gesprek met Jeugdteam (en perspectiefplan)
In dit derde lid is als algemene regel geformuleerd dat de toegang verloopt via het gesprek dat het team met de jeugdige en zijn ouders heeft (en het perspectiefplan dat daar een weergave van is). In het vierde lid worden vervolgens de uitzonderingen benoemd.
Vierde lid, onderdeel a: artsverwijzing naar specialistische jeugdhulp
Huisarts, jeugdarts en medisch specialist hebben op grond van de Jeugdwet de eigenstandige bevoegdheid om toegang te verlenen tot alle jeugdhulp. In deze verordening wordt deze bevoegdheid voor specialistische jeugdhulp en hoogspecialistische jeugdhulp verschillend ingevuld. De laatste komt aan de orde in het zesde lid. De eerste hier in het vierde lid onderdeel a. Uitgangspunt bij een artsverwijzing naar specialistische jeugdhulp (dus niet zijnde hoogspecialistische jeugdhulp) is dat in de regel de afstemming met het Jeugdteam en daarmee de integrale afweging van zorgbehoeften in een perspectiefplan niet perse nodig is. Als het gaat om specialistische jeugdhulp kan een arts dus zonder betrokkenheid van een Jeugdteam naar een jeugdhulpaanbieder verwijzen. Ook de jeugdhulpaanbieder is dan niet verplicht contact op te nemen met het Jeugdteam (maar wel met de gemeente in het kader van de zorgtoewijzing).
Vierde lid, onderdeel b: crisissituaties
In crisissituaties kan soms niet gewacht worden met de inzet van (hoog)specialistische jeugdhulp tot een perspectiefplan is opgesteld. In dit soort gevallen is het de jeugdhulpaanbieder toegestaan de spoedhulp te verlenen voordat een gesprek met het Jeugdteam heeft plaatsgevonden en een perspectiefplan is opgesteld. NB het gaat dan om kortdurende inzet (zie Nadere regels, artikel 3.1 vierde lid). Wanneer daarna langdurig (hoog)specialistische jeugdhulp nodig is (vanuit een ander ondersteuningsprofiel dan profiel 11), dient alsnog een perspectiefplan opgesteld te worden.
Vijfde lid, besluit na artsverwijzing specialistische jeugdhulp
In dit lid wordt duidelijk gemaakt dat het college feitelijk een besluit tot inzet van specialistische jeugdhulp (niet zijnde hoogspecialistische jeugdhulp) na een verwijzing van de huisarts, jeugdarts, of medisch specialist neemt op het moment dat de jeugdhulpaanbieder zich bij de gemeente meldt met een verzoek tot toewijzing van zorg.
Zesde lid, artsverwijzing naar hoogspecialistische jeugdhulp
Voor hoogspecialistische jeugdhulp wordt ervan uitgegaan dat altijd – ook bij een artsverwijzing –een perspectiefplan waarbij een Jeugdteam betrokken is, nodig is. Het gaat in die gevallen immers bijna altijd om hoogcomplexe en veelomvattende / meervoudige jeugdhulp, waarbij een integrale aanpak en continuïteit van het hoogste belang zijn. De arts kan wel zelfstandig verwijzen naar de jeugdhulpaanbieder, maar er zal dan vervolgens alsnog een perspectiefplan opgesteld moeten worden (door ouders zelf, al dan niet met hulp van de arts of het Jeugdteam). Dit perspectiefplan dient ook geaccordeerd te worden door het Jeugdteam, voordat de inzet van hoogspecialistische jeugdhulp kan starten. Deze afspraken zijn ook vastgelegd in de contracten met de jeugdhulpaanbieders. De achtergrond van deze keuze staat toegelicht bij de begripsbepaling ‘perspectiefplan’ onder artikel 1.1.
De jeugdhulpaanbieder kan zich in deze gevallen via het verzoek om toewijzing van zorg bekend maken bij de gemeente, die voor de betrokkenheid van het Jeugdteam zorgdraagt. Natuurlijk kan een jeugdhulpaanbieder (of arts) in deze gevallen ook zelf rechtstreeks contact opnemen met het Jeugdteam.
Wanneer de jeugdige en/of zijn ouders zwaarwegende bezwaren hebben tegen de betrokkenheid van het Jeugdteam, kunnen zij, indien er sprake is van een artsverwijzing, gebruik maken van een opt-out-regeling. Ook in die gevallen dient een perspectiefplan te worden opgesteld voordat de hoogspecialistische jeugdhulp kan starten, maar deze zal dan tot stand komen zonder betrokkenheid (accordering) van het Jeugdteam. Het college besluit dan tot de inzet van hoogspecialistische jeugdhulp op basis van de melding van de jeugdhulpaanbieder dat een arts verwezen heeft en een perspectiefplan aanwezig is, maar de jeugdige en/of zijn ouders van de opt-out-regeling wensen gebruik te maken.
De nadere invulling van de ondersteuningsprofielen en intensiteiten ligt niet vast in de verordening, maar in de nadere regels. Hiervoor is gekozen omdat de verwachting is dat beiden zich de komende jaren nog verder zullen ontwikkelen en nadere regels sneller aangepast kunnen worden.
Negende lid: bijzondere gevallen
Het gaat hierbij om onder meer hoogspecialistische Jeugdhulp van landelijke werkende aanbieders waarmee VNG contracten heeft afgesloten. Dit lid is opgenomen omdat de inzet van deze Jeugdhulp niet gebaseerd is op profielen en intensiteiten. Een overzicht van de gecontracteerde partijen is te vinden op de website van de VNG.
Artikel 3.5 Het gesprek en perspectiefplan
Eerste lid: termijn binnen twee weken contact
Het is belangrijk dat jeugdige en/of ouders snel weten waar ze aan toe zijn en daarover ingelicht worden.
Er wordt in de verordening (en nadere regels) niets vastgelegd over de wijze waarop het gesprek gevoerd wordt tussen Jeugdteam en jeugdige en/of zijn ouders (en eventuele andere betrokken). Dit zou de handelingsvrijheid van de jeugdige, zijn ouders én de
professionals te veel beperken. In de verordening ligt alleen vast wat er in het gesprek aan de orde kan komen (indien van belang), niet welke methodiek of instrumentarium gebruikt moet worden of wie er precies bij betrokken dienen te zijn. Natuurlijk gelden hierbij wel de eisen die de Jeugdwet en het Besluit Jeugdwet stellen aan de kwaliteit van de toegang.
Belangrijk is dat onderzocht en vastgesteld wordt wat de opgroei- en opvoedingsproblemen, de psychische problemen en stoornissen van de jeugdige zijn om zo te kunnen bepalen welke ondersteuning passend is bij de vraag van jeugdige en/of ouders.
Derde lid: het familiegroepsplan
Jeugdige en/of ouders hebben de mogelijkheid om zelf een familiegroepsplan in te dienen zoals dat verder in de wet wordt toegelicht.
Vierde lid: Verzamelen van beschikbare gegevens
Doel hiervan is dat jeugdigen en/of hun ouders niet belast worden met vragen over zaken die bij de gemeente al bekend zijn. Hierbij zijn de regels met betrekking tot de privacy van betrokkenen en gegevensuitwisseling die gelden op grond van de wet en de Wet bescherming persoonsgegevens zijn te allen tijde van toepassing. Indien gegevens nodig zijn waartoe het Jeugdteam geen toegang heeft in verband met de privacy regels, kan het Jeugdteam de jeugdige of zijn ouders om toestemming vragen om deze gegevens op te vragen of in te zien.
Vijfde en zesde lid: het perspectiefplan
Ook de inhoud van het perspectiefplan is in de verordening niet in detail beschreven. Wel dát uitkomsten van het gesprek altijd in het perspectiefplan vastgelegd worden. Nb het perspectiefplan kan zelfstandig door de jeugdige en/of zijn ouders opgesteld worden, of met de hulp van het Jeugdteam of anderen. Wanneer gekozen wordt voor de inzet van een individuele voorziening is het wel een verplichting dat het Jeugdteam meekijkt en een akkoord geeft (met uitzondering van arts verwijzing in kader specialistische jeugdhulp).
De wederzijdse ondertekening is vooral bedoeld om het karakter van het perspectiefplan als gezamenlijk plan te bekrachtigen en zeker niet om het karakter van een privaatrechtelijk overeenkomst te geven. Nb het besluit tot inzet van (hoog)specialistische jeugdhulp wordt toegevoegd aan het perspectiefplan (zie artikel 3.8), maar is juridisch gezien een eenzijdige, publiekrechtelijke, beslissing van het college (de facto de gemandateerde professional van het Jeugdteam). Het besluit wordt wel genomen op grond van het perspectiefplan.
Vijfde en zesde lid: evaluatie perspectiefplan
In het perspectiefplan worden doelen geformuleerd: in de zin van wanneer worden door wie welke resultaten behaald. De jeugdige en/zijn ouders kunnen in het perspectiefplan afspraken maken om na een bepaalde tijd de resultaten met het Jeugdteam, de eventueel betrokken jeugdhulpaanbieders en/of anderen te bespreken en zo het perspectiefplan te evalueren.
Zevende lid: vastlegging perspectiefplan in administratie Jeugdteam
Het (ondertekende) perspectiefplan kan worden opgeslagen door het Jeugdteam als onderbouwing en toelichting op het besluit om te komen tot de inzet van een individuele voorziening, dan wel dat het in de vorm van een gespreksverslag of eigen ondertekende documentatie van het Jeugdteam gebeurt die deze inhoud weergeeft. Het ‘oorspronkelijke’ perspectiefplan is namelijk eigendom van het gezin en kan niet zondermeer door het Jeugdteam één op één worden opgeslagen.
Achtste lid: delen perspectiefplan met de jeugdhulpaanbieder
Het perspectiefplan is van de jeugdige en/of zijn ouders. Als er tot de inzet van specialistische jeugdhulp besloten is, is het wel van het grootste belang dat de aldus betrokken jeugdhulpaanbieder weet heeft van de gezinssituatie en afspraken en doelen zoals vastgelegd in het perspectiefplan. De relevante informatie uit het perspectiefplan kan door de jeugdige en/of zijn ouders zelf of door het Jeugdteam aan de betrokken jeugdhulpaanbieder overgedragen worden. De ouders/jeugdige zijn hier in eerste instantie zelf de verantwoordelijke partij voor.
Als het gaat om hoogspecialistische jeugdhulp heeft de gemeente ook in haar contracten met de jeugdhulpaanbieders bepaald, dat zij niet mogen starten met de hulpverlening voordat een perspectiefplan opgesteld is. Voor deze complexe en in de regel meervoudige jeugdhulp is het brede perspectief van het grootste belang om effectieve jeugdhulp te kunnen verlenen.
Natuurlijk gelden bij het delen van het perspectiefplan de privacyregels zoals die onder andere vastgelegd zijn in de Jeugdwet zelf (zie § 7.3 rond dossiervorming). Ouders worden niet gedwongen privacygevoelige informatie te delen die niet van belang is voor de hulp aan een jeugdige. Het is aan de ouders om in samenspraak met het Jeugdteam (of arts) te bepalen welke informatie in het perspectiefplan terecht moet komen en gedeeld moet worden met de jeugdhulpaanbieder om een effectieve ondersteuning mogelijk te maken. Bij verschil van inzicht tussen de jeugdige en/of zijn ouders aan de ene kant en het Jeugdteam (of arts) aan de andere kant over de noodzaak om bepaalde informatie te delen dient het recht op privacy en het belang van de jeugdige tegen elkaar afgewogen te worden. De principes van subsidiariteit (kan het doel ook op een andere manier bereikt worden), noodzakelijkheid en proportionaliteit (staat het doorbreken van het recht op privacy in verhouding tot het doel: effectieve hulp) staan daarbij centraal. In de privacy protocollen van de uitvoerders zal hieraan aandacht besteed worden.
Artikel 3.6 Criteria en afwegingsfactoren bij toekenning
In de verordening worden de criteria en afwegingsfactoren bij de beoordeling tot toekenning van specialistische of hoogspecialistische jeugdhulp alleen in algemene termen beschreven. In het tweede lid is een kan-bepaling opgenomen. Criteria kunnen eventueel uitgewerkt worden in nadere regels. Maar hieraan wordt vooralsnog geen invulling gegeven.
Artikel 3.7 Inhoud en geldigheidsduur van het besluit
Eerste lid, onderdeel a: inhoud besluit ZIN
De inhoud van het besluit is beperkt. Alleen de keuze specialistisch of hoogspecialistisch, het ondersteuningsprofiel en bij hoogspecialistische jeugdhulp ook de intensiteit liggen in het besluit vast. Andere zaken – zoals omschrijving hulpvraag en het resultaat – worden vastgelegd in het perspectiefplan. Hiermee wordt ook voorkomen dat te veel privacygevoelige gegevens in de gemeentelijke beschikkingenadministratie vast komen te liggen. De jeugdige en/zijn ouders kunnen met het besluit zelf voor een van de door de gemeente gecontracteerde jeugdhulpaanbieders kiezen. Het Jeugdteam kan hierbij adviseren. De keuze voor een bepaalde aanbieder ligt niet vast in het besluit.
Eerste lid, onderdeel b: inhoud besluit PGB
In een besluit voor het toekennen van een pgb is ook altijd de hoogte van het pgb en hoe dit bepaald is, opgenomen.
Tweede lid, onderdeel a: geldigheidsduur besluit ZIN
Het besluit voor zorg in natura wordt in de regel afgegeven voor onbepaalde tijd. Dat wil zeggen dat bij het afgeven van het besluit de duur niet vaststaat. De gecontracteerde jeugdhulpaanbieder moet (binnen de afspraken die daarover in het contract gesteld zijn) hulp kunnen inzetten zo lang als nodig is om het beoogde resultaat te bereiken. De geldigheidsduur van het besluit eindigt als het jeugdhulptraject (met wederzijdse instemming) is beëindigd. De jeugdhulpaanbieder brengt de gemeente hiervan op de hoogte middels het stop-zorgbericht. Dit is contractueel vastgelegd.
Tweede lid, onderdeel b: geldigheidsduur besluit PGB
Voor pgb-beschikkingen wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de systematiek zoals die bij de geldigheidsduur van ZIN geldt. Dit betekent dat als een jeugdige duurzame zorg nodig heeft de duur van het besluit hierop aansluit. Periodiek wordt beoordeeld of de pgb-zorg nog aansluit bij de opgestelde resultaten.
Dit lid regelt een garantietermijn. Wanneer de jeugdige en/zijn ouders zich binnen vier maanden nadat het hulpverleningstraject succesvol is afgerond opnieuw bij de jeugdhulpaanbieder melden met dezelfde hulpvraag, is de jeugdhulpverlener verplicht de jeugdige en/of zijn ouders opnieuw te helpen. Het oude besluit wordt daarmee opnieuw van kracht. De jeugdige en/of zijn ouders hoeven in die gevallen dus ook niet opnieuw langs de verwijzende arts of Jeugdteam. NB deze garantietermijn geldt alleen voor jeugdhulptrajecten die gericht waren op herstel, niet op duurzame trajecten. Ook geldt deze garantietermijn niet wanneer de jeugdhulpaanbieder aan de ene kant of de jeugdige en/of zijn ouders aan de andere kant het traject eenzijdig (voortijdig) beëindigd hebben.
Vierde lid: beperking geldigheidsduur besluit
Wanneer bij het afgeven van een besluit nog niet bekend is welke jeugdhulpaanbieder betrokken wordt, dient de jeugdige en/of zijn ouders zo snel als mogelijk een jeugdhulpaanbieder te vinden en zich daar te melden. De jeugdhulpaanbieder accepteert vervolgens de cliënt en stuurt een verzoek tot zorgtoewijzing aan de gemeente. Wanneer de jeugdige en/of zijn ouders zich niet binnen zes maanden melden bij een aanbieder, kan het besluit vervallen als de gemeente van mening is dat na die periode de omstandigheden binnen het gezin dusdanig gewijzigd zijn dat een nieuw gesprek noodzakelijk is om de ondersteuningsbehoefte opnieuw vast te stellen.
Als jeugdige en zijn ouders en de professional van het Jeugdteam het eens zijn over de inhoud van het perspectiefplan bekrachtigen zij dit door ondertekening van het perspectiefplan. Op dat moment is er ook overeenstemming over de in te zetten specialistische of hoogspecialistische jeugdhulp en kan de beschikking snel afgegeven worden.
Wanneer de jeugdige en/of zijn ouders en het Jeugdteam geen overeenstemming kunnen bereiken over de inhoud van het perspectiefplan en de noodzaak of de aard van de inzet van specialistische of hoogspecialistische jeugdhulp dienen zij een aanvraag tot een individuele voorziening in, in de vorm van een door hen eenzijdig ingevuld perspectiefplan. Het Jeugdteam besluit dan binnen twee weken op deze aanvraag.
In artikel 3.4 vierde lid is bepaald dat bij verwijzing van een huisarts, jeugdarts, of medisch specialist naar specialistische jeugdhulp (in tegenstelling tot hoogspecialistische jeugdhulp) en in crisissituaties een gesprek met het Jeugdteam niet verplicht is. In die gevallen maakt de jeugdhulpaanbieder zich via een verzoek om zorgtoewijzing bekend bij de gemeente. Op basis van dit verzoek (JW315) wijst de gemeente dan de jeugdhulpaanbieder de zorg toe (via een JW301-bericht). De facto neemt het college hiermee een besluit over de inzet van specialistische jeugdhulp.
Voor sommige specialistische of hoogspecialistische jeugdhulp die niet bestaat uit een diagnose- of behandeltraject, maar een langdurig begeleidingstraject (in de regel vanwege de ernstige beperkingen van de jeugdige) kan het gewenst zijn dat het Jeugdteam namens college periodiek herbeoordeelt of en zo ja welke voortzetting van hulp nodig is. De regels hierover liggen niet vast in de verordening zelf maar in de nadere regels
Zevende lid: bijzondere gevallen
Het gaat hierbij om onder meer hoogspecialistische Jeugdhulp van landelijke werkende aanbieders waarmee VNG contracten heeft afgesloten. Dit lid is opgenomen omdat de inzet van deze Jeugdhulp niet gebaseerd is op profielen en intensiteiten. Een overzicht van de gecontracteerde partijen is te vinden op de website van de VNG.
Paragraaf 3: Toegang dyslexiezorg
Artikel 3.8 Toegang tot dyslexiezorg
Het besluit tot toekennen van een individuele voorziening voor dyslexiezorg geeft recht op diagnostisch onderzoek door een erkende dyslexiebehandelaar. Wanneer op basis van het onderzoek vastgesteld wordt dat het inderdaad om ernstige enkelvoudige dyslexie gaat, kan de dyslexiebehandelaar ook gelijk verder met de behandeling. Hiervoor is dan geen tweede besluit nodig.
Bij ernstige enkelvoudige dyslexiezorg gaat het om hardnekkige problemen bij het leren lezen en/of schrijven (spellen), die ook met extra ondersteuning in de klas niet verholpen kan worden. ‘Enkelvoudig’ slaat op het feit dat er geen sprake dient te zijn van een algemene ontwikkelingsachterstand (verstandelijke beperking) of ernstige gedragsproblematiek.
Het onderzoek en de behandeling dient plaats te vinden conform de professionele (landelijk) standaard voor dyslexiezorg. Hierover worden afspraken gemaakt in de contracten met de aanbieders.
Een door het college aangewezen poortwachter of een coördinator werkzaam binnen het samenwerkingsverband of schoolbestuur is verantwoordelijk voor de controle van het leerlingdossier. Indien dit niet volledig is koppelt de poortwachter dit terug naar de verwijzende school zodat zij alsnog passende extra begeleiding kunnen inzetten. Indien het leerlingdossier op orde is geeft de poortwachter goedkeuring aan de doorverwijzing en kunnen ouders en school contact leggen met een gecontracteerde dyslexieaanbieder naar keuze. Daarnaast spreekt de poortwachter scholen aan op het moment dat zij signaleren dat er veel onvolledige dossiers worden aangeleverd.
De poortwachter werkt volgens de landelijke, professionele, standaard voor dyslexiezorg. Met dit derde lid wordt de mogelijkheid open gehouden dat college (kern)elementen van deze standaard ook vastlegt in nadere regels.
Paragraaf 4: Het persoonsgebonden budget (pgb)
Het budgetplan vormt een aanvulling op het perspectiefplan, maar vervangt deze niet. De hulpvraag en te bereiken resultaten liggen vast in het perspectiefplan. De details met betrekking tot de motivatie voor de aanvraag van een pgb, uitvoerder van de pgb-zorg en de kosten liggen vast in het budgetplan.
Artikel 3.10 Hoogte van het pgb
In dit lid is vastgelegd op welke wijze de hoogte van het pgb wordt vastgesteld door categorieën jeugdhulp te benoemen die kunnen worden ingezet bij een pgb. Aan de verschillende categorieën is een maximumtarief verbonden. Het tarief dat aan de categorie is gekoppeld, maakt de inzet van kwalitatief toereikende zorg mogelijk.
Artikel 3.11 Voorwaarden informele zorg
In het jeugddomein komt het veelvuldig voor dat een pgb gebruikt wordt om informele zorg, bijvoorbeeld geleverd door de ouder zelf, te bekostigen. Gemeenten mogen op grond van de Jeugdwet (artikel 8.1.1 derde lid) hieraan beperkingen stellen. Met dit artikel wordt de verstrekking van een pgb voor informele zorg beperkt tot specialistische jeugdhulp en wordt hoogspecialistische jeugdhulp daarvan dus uitgesloten.
Aan informele zorg kunnen niet dezelfde kwaliteitscriteria gesteld worden als aan de inzet van professionele zorg. Wel dient er aan minimale criteria te worden voldaan, zoals veilige en cliëntgerichte zorg.
Paragraaf 5: Nieuwe feiten en omstandigheden
Artikel 3.12 Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking en terugvordering
Op grond van artikel 2.9 onderdeel d van de wet is de gemeente verplicht bij verordening regels te stellen voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een individuele voorziening of pgb. De tekst van dit artikel is grotendeels ontleend aan de bepalingen rond bestrijding van misbruik die de wet stelt in het kader van het verstrekken van pgb’s (artikel 8.1.2 tot en met 8.1.4). We herhalen in de verordening de wet om de leesbaarheid te vergroten. Bovendien wordt de toepassing van deze regels verbreed naar voorzieningen in natura. Ten slotte, het intrekken of herzien van een besluit kan natuurlijk ook relevant zijn als in gevallen waar geen sprake is van misbruik, maar gewoon van een gewijzigde (inschatting van de) situatie.
Hoofdstuk 4 Cliëntondersteuning, vertrouwenspersoon, second opinion en klachten
Artikel 4.1 Cliëntondersteuning
Als jeugdige en of ouder kan je vragen hebben over de problemen die je hebt, maar die je niet alleen met de professional wilt bespreken. Daarvoor kunnen jeugdigen en/of ouders gebruikmaken van onafhankelijke cliëntondersteuners. Zij geven informatie en advies en kunnen ondersteunen bij een gesprek. De cliëntondersteuners hebben kennis op verschillende terreinen (o.a. verstandelijke beperking, geestelijke gezondheid) en hebben in een aantal gevallen zelf ervaring met Jeugdhulp (ervaringsdeskundige jongeren en ouders).
Artikel 4.2 Vertrouwenspersoon
Als de jeugdhulp niet zo verloopt als verwacht of er problemen zijn met de ingezette Jeugdhulp, kan er een beroep gedaan worden op een onafhankelijke vertrouwenspersoon. Zoals de wet dit voorschrijft is deze persoon onafhankelijk, beschikbaar en toegankelijk om ouders en/of jeugdigen bij te staan.
Het kan voorkomen dat een jeugdige en/of zijn ouders het niet eens is/zijn met de beoordeling van de professional over de vraag welke ondersteuning al dan niet nodig is. Als dit het geval is kan/kunnen een jeugdige en/of zijn ouders een second opinion vragen. Deze second opinion kan bijvoorbeeld worden uitgevoerd door een professional uit een ander Jeugdteam met dezelfde kwalificaties als de eerste beoordelaar en beperkt zich tot een tweede beoordeling van het bestaande dossier. Er wordt niet opnieuw (diagnostisch) onderzoek gedaan.
De gemeentelijke klachtenregeling bevat de interne procedure voor de behandeling van klachten en verzoeken van de ombudsman, ter uitwerking van de klachtenregeling opgenomen in hoofdstuk 9 van de Awb.
De gemeentelijke klachtenregeling is van toepassing op de klachten die betrekking hebben op de uitvoering door het Jeugdteam. De coördinatie van de klacht vindt vanuit de gemeente plaats.
Hoofdstuk 5 Afstemming met andere voorzieningen
Op basis van de Jeugdwet artikel 2.9 zijn gemeenten verplicht in hun verordening op te nemen hoe de afstemming met andere voorzieningen geregeld is. Afstemming met andere voorzieningen is belangrijk in het kader van het perspectiefplan, dat immers over alle domeinen betreft.
Artikel 5.1 Afstemming gezondheidszorg
Hier wordt gedoeld op de specialistische jeugdhulp die voorheen viel onder de jeugd-geestelijke gezondheidszorg. Deze zorg valt vanaf de achttiende verjaardag van de jeugdige onder de Zorgverzekeringswet. Zorgverzekeraars stellen aan zorgaanbieders de eisen met betrekking tot de toegang. Er moet een rechtmatige verwijzer zijn in de vorm van een huisarts, jeugdarts of medisch specialist. Het Jeugdteam kan voor een dergelijke verwijzing zorgen, of door contact op te (laten) nemen met de huisarts, of door de jeugdarts een verwijzing te laten schrijven.
Artikel 5.2 Afstemming langdurige zorg
Wanneer jeugdigen levenslang en levensbreed zorg nodig hebben vallen zij onder de Wet langdurige zorg. Bij kinderen is dit echter nog niet altijd makkelijk vast te stellen. Het Jeugdteam, ondersteunt de jeugdige en zijn ouders, zo nodig, bij de aanvraag bij het Centraal indicatieorgaan zorg (CIZ), die over toegang tot de langdurige zorg gaat.
Dit lid is een nadere uitwerking van de Jeugdwet, artikel 1.2 eerste lid onderdeel c:”Het college is niet gehouden een voorziening op grond van deze wet te treffen:...indien het college gegronde redenen heeft om aan te nemen dat de jeugdige in aanmerking kan komen voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg en de jeugdige of zijn wettelijke vertegenwoordiger weigert mee te werken aan het verkrijgen van een besluit daartoe.” Hierbij zal natuurlijk altijd het belang van de jeugdige voorop staan. De jeugdige mag nooit het slachtoffer worden van onwillige ouders.
Artikel 5.3 Afstemming voorschoolse voorzieningen en het onderwijs
Korte lijnen tussen onderwijs, kinderopvang en peuterspeelzaalwerk en het jeugdteam zijn belangrijk. Kinderen brengen immers een groot deel van hun tijd op die plekken door. Zorgen om kinderen kunnen zo makkelijk gedeeld worden, advies ingewonnen en zo nodig gestart worden met het bespreken met kind en/of ouders welke ondersteuning, jeugdhulp geboden kan worden.
Artikel 5.4 Afstemming maatschappelijke ondersteuning
Het hier gestelde betekent dat het Jeugdteam, indien de situatie zich voordoet, afstemming zoekt met het Sociaal team. Deze afstemming start uiterlijk een half jaar voor de 18e verjaardag. De jeugdige wordt begeleid en voorbereid op de veranderingen na het 18e jaar, met als beoogd resultaat continuïteit van zorg.
Artikel 5.5 Afstemming werk en inkomen
Het hebben van schulden en/of het leven in armoede kan gezinnen veel stress opleveren. Deze stress maakt dat mensen op een andere manier beslissingen nemen. Armoede- en schuldenproblematiek kunnen zo op de voorgrond treden dat ouders hun rol als opvoeder niet meer goed kunnen invullen, maar ook dat jeugdhulp minder of niet effectief is. Het is daarom belangrijk om armoede en financiële problemen tijdig te signaleren en ouders zo nodig snel naar de juiste financiële hulp en armoedevoorzieningen toe te leiden. Hierbij kan het jeugdteam of gecertificeerde instelling een actieve rol spelen: aanvragen van armoedevoorzieningen, het voeren van een gesprek over armoede, zelf een afspraak maken voor de ouder en de drempel zo laag mogelijk maken door bijvoorbeeld samenwerking met de sociale wijkteams. Het is belangrijk te toetsen of het gezin huur- en/of zorgtoeslag, kindgebonden budget ontvangen en/of aangevraagd heeft, dit om een tekort of het ontstaan van grote schulden te voorkomen. Ook van jeugd-hulpaanbieders wordt een actieve houding verwacht. Wanneer het hen echter niet lukt om financiële belemmeringen weg te nemen kunnen zij een beroep doen op de Jeugdteams of (indien van toepassing) de gecertificeerde instelling
Het Jeugdteam kan samen met de ouder(s) een gezin voordragen voor urgentie. De Huisvestingswet 2014 bepaalt dat gemeenten die willen sturen op verdeling van sociale huurwoningen de regels op dat gebied moeten vastleggen in een huisvestingsverordening.
De regels over urgentie en voorrang zijn opgenomen in de Huisvestingsverordening. De bestaande regels geven de specifieke voorwaarden en criteria per urgentiecategorie en doelgroep aan.
Hoofdstuk 6 Waarborging prijs-kwaliteit
Op grond van artikel 2.12 van de wet dient de gemeente bij verordening regels te stellen ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van jeugdhulp of de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan. Dit is gevat in dit artikel 5.1. Hierbij is gebruik gemaakt van de tekst uit de modelverordening van de VNG.
De verordening treedt in werking op 1 januari 2018, hetzelfde moment als de start van de nieuwe inkoop (hoog)specialistische jeugdhulp.
Artikel 9.2 Overgangsbepalingen
Er wordt een onderscheid gemaakt tussen het recht op zorg dat een jeugdige heeft ontvangen op grond van de ‘oude’ verordening, en de afspraken die gemeenten en jeugdhulpaanbieders maken over de financiering van de hulp in de overgang van 2017 naar 2018. Door het recht op zorg te waarborgen is de continuïteit van jeugdhulp voor de jeugdige en/of zijn ouders gegarandeerd. Geen kind mag immers de dupe worden van de gewijzigde contractafspraken tussen gemeenten en jeugdhulpaanbieders. Feit is wel dat gemeenten en jeugdhulpaanbieders in onderling overleg en op basis van de nieuwe contractafspraken met elkaar mogen besluiten om de hulp anders te benoemen, dan wel te financieren.
Hiermee stelt de gemeenteraad het college verplicht binnen twee jaar een evaluatie van de verordening op te stellen. Deze periode loopt synchroon met (initiële) contractperiode in het kader van de nieuwe inkoopstrategie (2018-2019).
Gekozen is om aan te sluiten op de titel van de verordening van 2016
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2017-227207.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.