Gemeenteblad van Krimpenerwaard
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Krimpenerwaard | Gemeenteblad 2017, 227084 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Krimpenerwaard | Gemeenteblad 2017, 227084 | Verordeningen |
Verordening maatschappelijke ondersteuning Krimpenerwaard 2018
Hoofdstuk 1. Begripsbepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
algemene voorziening: een aanbod van diensten en activiteiten dat zonder uitgebreid voorafgaand onderzoek naar de behoeften en persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers toegankelijk is en buiten de landelijke eigenbijdrage regeling valt en dat is gericht op het versterken van de zelfredzaamheid en participatie of opvang en voorliggend op een maatwerkvoorziening, mits uit onderzoek is gebleken dat dit een passende oplossing biedt voor het probleem van de inwoner;
Hoofdstuk 2. Melding, onderzoek en aanvraag
Voor of tijdens het gesprek verschaft de cliënt het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college hiervoor nodig zijn en waarover de cliënt op dat moment redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. De cliënt verstrekt in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.
Een gesprek met de cliënt, dan wel met zijn vertegenwoordiger, voor zover mogelijk met zijn mantelzorger en voor zover nodig met zijn familieleden, maakt deel uit van het onderzoek.
Als de behoefte aan maatschappelijke ondersteuning voldoende bekend is, kan in overleg met de cliënt worden afgezien van een gesprek.
HOOFDSTUK 3. Maatwerkvoorziening
Artikel 6. Criteria voor maatwerkvoorziening
De cliënt komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening:
ter compensatie van de beperkingen, chronische psychische of psychosociale problemen, als gevolg waarvan cliënt niet voldoende in staat is tot zelfredzaamheid of participatie en voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet kan verminderen of wegnemen
De maatwerkvoorziening levert een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zolang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven, en/of
ter compensatie van de problemen bij het zich handhaven in de samenleving van de cliënt met psychische of psychosociale problemen en de cliënt die de thuissituatie heeft verlaten, al dan niet in verband met risico's voor zijn veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, voor zover de cliënt deze problemen naar het oordeel van het college niet kan verminderen of wegnemen
Artikel 7. Weigeringsgronden voor maatwerkvoorziening
Geen maatwerkvoorziening wordt verstrekt:
voor zover de aanvraag betrekking heeft op een voorziening die aan de cliënt al eerder is verstrekt in het kader van enige wettelijke bepaling of regeling en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet verstreken is, tenzij de eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de cliënt zijn toe te rekenen of tenzij de cliënt geheel of gedeeltelijk tegemoetkomt in de veroorzaakte kosten;
Geen woonvoorziening wordt verstrekt:
voor zover het voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten betreft, anders dan automatische deuropeners, hellingbanen, het verbreden van gemeenschappelijke toegangsdeuren, het aanbrengen van drempelhulpen of vlonders of het aanbrengen van een opstelplaats bij de toegangsdeur van de gemeenschappelijke ruimte, met uitzondering van een voorziening voor verhuizing en inrichting;
Artikel 8. Hoogte persoonsgebonden budget
HOOFDSTUK 5. Kwaliteit en veiligheid
Artikel 13. Verhouding prijs en kwaliteit levering dienst door derden
HOOFDSTUK 7. Klachtregeling, medezeggenschap en inspraak
Artikel 18. Betrekken van ingezetenen bij beleid
Het college betrekt ingezetenen van de gemeente, onder wie in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, bij de voorbereiding van het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning, overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.
Het college stelt ingezetenen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende maatschappelijke ondersteuning, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.
HOOFDSTUK 8. Overgangsrecht en slotbepalingen
Artikel 20. Intrekking oude verordening en overgangsrecht
Een cliënt houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Krimpenerwaard 2015, totdat het college een nieuwe beschikking heeft genomen. Het nieuwe besluit wordt genomen met inachtneming van de geldende wet- en regelgeving. Aanvragen die zijn ingediend onder de Verordening maatschappelijke ondersteuning Krimpenerwaard 2015 en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld krachtens deze verordening.
Op een bezwaarschrift dat is ingediend tegen een door het college op grond van Verordening maatschappelijke ondersteuning Krimpenerwaard 2015 en voor de datum van inwerkingtreding van deze verordening genomen besluit, wordt beslist met toepassing van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Krimpenerwaard 2015, die ten aanzien van de betreffende zaak zijn rechtskracht behoudt.
Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Krimpenerwaard, gehouden op 12 december 2017.
de griffier, drs. K.E. Driehuijs
de voorzitter, mr. R.S. Cazemier
Deze verordening geeft uitvoering aan de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.
Voor het opstellen van de verordening is gebruik gemaakt van de modelverordening van de VNG. Daarnaast is de uitgave ‘100 ideeën voor de gemeentelijke regelgever’ van de VNG als leidraad gehanteerd.
Het aantal definities in artikel 1 is beperkt, omdat de wet (in artikel 1.1.1) al veel definities kent die ook bindend zijn voor deze verordening.
De procedure voor het verstrekken van een maatwerkvoorziening is in de artikelen 2.3.2 tot en met 2.3.5 van de wet geregeld. De artikelen 2 tot en met 4 van deze verordening geven hierop een aanvulling. Doublures zijn zoveel mogelijk vermeden.
Voordat de cliënt een aanvraag indient voor een maatwerkvoorziening, doet hij een melding bij het college waarin hij zijn behoefte aan maatschappelijke ondersteuning (hulpvraag) aangeeft.
De melding is vormvrij en kan schriftelijk, elektronisch, mondeling of telefonisch bij het college worden gedaan.
De ontvangst van de melding wordt schriftelijk bevestigd. Omdat het onderzoek na een melding maximaal zes weken mag beslaan, is registratie en ontvangstbevestiging van de melding ook in het kader van deze termijn van belang.
Indien de cliënt er voor kiest een persoonlijk plan aan te leveren dan dient hij daarin te beschrijven welke oplossing volgens hem de beste is:
Artikel 3. en 4. Vooronderzoek en Onderzoek
Op grond van de wet wijst het college de cliënt voor het onderzoek op de mogelijkheid gebruik te maken van gratis cliëntondersteuning.
Een gesprek met de cliënt, zijn vertegenwoordiger, zijn mantelzorger en / of zijn familieleden, maakt deel uit van het onderzoek, tenzij dat niet nodig is, bijvoorbeeld omdat de cliënt genoegzaam bekend is. Van het gesprek wordt een schriftelijk verslag gemaakt.
De cliënt is verplicht mee te werken aan een onderzoek door deskundigen, bijvoorbeeld aan een medisch onderzoek. Bij gebruikelijke hulp geldt deze verplichting indirect ook voor de huisgenoten.
Ter voorkoming van onnodige administratieve lasten is in het derde lid de mogelijkheid opgenomen om een door de cliënt ondertekende weergave van het onderzoek als aanvraag aan te merken.
De wet bepaalt dat het college binnen twee weken na de ontvangst van de aanvraag de beschikking moet geven (artikel 2.3.5, tweede lid).
Wanneer het college niet redt om binnen de beslistermijn van 2 weken een beschikking af te geven, is het aan het college om daarover in gesprek te treden met de cliënt en instemming te vragen met uitstel van de beslistermijn op aanvraag, zo volgt uit (TK 2013-2014, 33 841, nr. 64, p. 81-82). Wanneer de cliënt niet instemt met het uitstel, kan het college de beslistermijn éénmaal verlengen door toepassing te geven aan artikel 4:14 Awb.
Artikel 6. Criteria voor maatwerkvoorziening
Een maatwerkvoorziening voor zelfredzaamheid en participatie levert een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.
De maatwerkvoorziening voor beschermd wonen of opvang levert een passende bijdrage aan het voorzien in de behoefte van de cliënt aan beschermd wonen of opvang en aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld zich zo snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving.
Bij maatwerkvoorzieningen kan gedacht worden aan de volgende voorzieningen:
Hulp bij het huishouden, woonvoorziening, vervoervoorziening: (Collectief Vraagafhankelijk Vervoer, auto aanpassing, scootmobiel) , rolstoelvoorziening, begeleiding, dagbesteding en opvang.
Artikel 7. Weigeringsgronden voor maatwerkvoorziening
De in het eerste lid opgenomen weigeringsgronden gelden voor alle maatwerkvoorzieningen en zijn complementair aan de criteria in artikel 5. De weigeringsgronden zijn terug te voeren op het criterium dat de cliënt op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg, met vrijwilligerswerk of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk de beperkingen kan wegnemen.
De in het tweede lid opgenomen weigeringsgronden zijn alleen van toepassing op maatwerkvoorzieningen gericht op zelfredzaamheid en participatie. Voor woonvoorzieningen zijn in het derde lid nog concretere weigeringsgronden opgenomen. Daarbij wordt nadrukkelijk (bijvoorbeeld onder g.) ook gekeken naar de verantwoordelijkheid van de Vereniging van Eigenaren of Woningbouwvereniging.
Het in het derde lid onder e genoemde primaat van verhuizen wordt niet toegepast als de kosten meer bedragen dan €7000 als er argumenten zijn die tegen verhuizen pleiten. Factoren die een rol kunnen spelen bij de belangenafweging zijn onder andere: sociale omstandigheden, werksituatie, verandering in woonlasten,.
Artikel 8. Hoogte persoonsgebonden budget
Uitgangspunt van de wet is dat de cliënt een maatwerkvoorziening in natura krijgt. Als de cliënt dat wenst, bestaat de mogelijkheid om een persoonsgebonden budget te verstrekken.
In artikel 8 van de verordening wordt aangegeven op welke wijze de hoogte van een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld, waarbij geldt dat de hoogte toereikend moet zijn.
De hoogte van een persoonsgebonden budget is niet hoger dan de kostprijs die de gemeente zou moeten betalen voor een maatwerkvoorziening in natura. In de situatie dat de maatwerkvoorziening van de beoogde aanbieder duurder is dan het aanbod van het college, dient de cliënt zelf de meerkosten te betalen. Wanneer de cliënt een voorziening nodig heeft die niet verstrekt wordt door een van de gecontracteerde aanbieders, dan wordt er geen korting doorgevoerd.
Het uitgangspunt van de wetgever is dat het pgb voor niet-professionele zorgverleners beperkt dient te blijven tot die gevallen waarin dit aantoonbaar tot betere en effectievere ondersteuning leidt en aantoonbaar doelmatiger is.
Tot het sociale netwerk worden personen gerekend uit de huiselijke kring en andere personen met wie iemand een sociale relatie onderhoudt. Bij deze laatste groep kan gedacht worden aan familieleden die niet in hetzelfde huis wonen, buren, vrienden, kennissen, etcetera. Voor gezinsleden binnen hetzelfde huishouden als de aanvrager kan de gemeente gebruik maken van de bepalingen rond gebruikelijke zorg die zijn vastgelegd in het protocol Gebruikelijke Zorg van het CIZ. Dit protocol wordt reeds binnen de huidige AWBZ gehanteerd en door veel gemeenten ook voor de hulp bij het huishouden in de Wmo. Onder de Wmo 2015 wordt niet meer gesproken van gebruikelijke zorg maar van gebruikelijke hulp.
Het betalen van hulp die anders zonder betaling geleverd zou worden uit het sociale netwerk van de cliënt wordt door het college als niet wenselijk geacht. Derhalve wordt een pgb niet verstrekt aan een niet-professionele zorgverlener als de mate van verplichting gering is. Dit is het geval als de hulp overgeslagen kan worden zonder dat gevolgen heeft voor de cliënt. (voorbeelden: hulpverlener is ziek of op vakantie waardoor de hulp wordt overgeslagen, cliënt is op vakantie, etc).
Met betrekking tot de hoogte van het mantelzorgerstarief wordt opgemerkt dat het minimumloon voor mantelzorgers, aansluit bij bovengenoemde uitgangspunten. De Rechtbank Den Haag heeft geoordeeld dat een pgb-tarief op basis van het minimumuurloon voor niet-professionele hulp redelijk is. (Rb Den Haag 27-02-2017 Zaaknummer AWB - 16 _ 276)
In lid 3 is geregeld dat er een vergoeding verstrekt kan worden aan het sociale netwerk voor bijvoorbeeld bouwkundige werkzaamheden. Een dergelijke vergoeding kan verstrekt worden omdat in dit geval de inzet van een professional wordt voorkomen waardoor de uitgaven lager zullen zijn. Wel dienen er vooraf afspraken gemaakt te worden over de in te zetten manuren zodat vooraf duidelijk is welke kosten vergoed dienen te worden voor de werkzaamheden die zijn uitgevoerd. Het uurtarief wat hiervoor beschikbaar is gesteld is altijd lager dan het minimumloon.
Het gaat hier zowel om het voorkomen van fouten, waarbij regels door onwetendheid of vergissingen niet opzettelijk worden overtreden, als het aanpakken van doelbewuste fraude, waarbij opzettelijk de regels worden overtreden met eigen of andermans gewin als doel.
De wet bevat in de artikelen 2.3.8 tot en met 2.4.3 een regeling van de mededelingsplicht van de cliënt, de herziening, intrekking en terugvordering van een ten onrechte verstrekte maatwerkvoorziening en het verhaal van kosten.
Artikel 10 Voorkoming en bestrijding van oneigenlijk gebruik en misbruik
Artikel 10 is toegevoegd vanuit de wens een meer volledig beeld te schetsen van het proces en de rechten van de cliënt. Zo dient de cliënt op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan het college een mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een besluit aangaande het recht op een maatwerkvoorziening of een pgb. Wanneer de cliënt dit nalaat dan zal het college op grond van deze verordening de beschikking herzien dan wel intrekken. Het college zal dit doen als het vaststelt dat bijvoorbeeld onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt, de cliënt niet langer op de maatwerkvoorziening of het pgb is aangewezen, toereikend vinden of het voor een ander doel gebruikt dan waarvoor het is bestemd.
Lid 3 van artikel 10 betreft een kan bepaling. Er bestaat voor het college geen verplichting tot terugvordering (discretionaire bevoegdheid). Het besluit al dan niet daadwerkelijk terug te vorderen is aan het college. Zo'n beslissing vereist een belangenafweging (artikel 3:4 Awb). Welke belangen precies een rol spelen en hoe die dienen te worden afgewogen tegen het algemene belang van een rechtmatige besteding van gemeenschapsgelden is sterk afhankelijk van de casus.
Artikel 11. Bijdrage in kosten maatwerkvoorziening
De bijdragen in de kosten van een maatwerkvoorziening in nature of een persoonsgebonden budget is gelimiteerd tot een bedrag gelijk aan de kostprijs van de voorziening en het persoonsgebonden budget. In het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 zijn regels gesteld met betrekking tot deze bijdragen. De bijdrageregels in deze verordening passen binnen de kaders die het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 stelt. De kostprijs is vastgelegd in het derde lid.
Voor een maatwerkvoorziening in natura of een persoonsgebonden budget ten behoeve van een woningaanpassing voor een minderjarige cliënt is geen bijdrage in de kosten verschuldigd.
De bijdrage voor een maatwerkvoorziening of persoonsgebonden budget, met uitzondering van die voor opvang, wordt vastgesteld en voor de gemeente geïnd door het Centraal Administratie Kantoor (CAK).
Artikel 12. Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning
In het eerste lid zijn een aantal voor de hand liggende eisen aan de kwaliteit van voorzieningen uitgewerkt. Het in het tweede lid genoemde jaarlijkse cliëntervaringsonderzoek is verplicht op grond van artikel 2.5.1, eerste lid, van de wet.
Artikel 13. Verhouding prijs en kwaliteit levering voorziening door derden
Naar aanleiding van landelijke discussie over de wijze waarop inkooptarieven door een college worden vastgesteld, is dit artikel ontstaan. Op deze wijze waarborgen wij een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een voorziening en de kwaliteitseisen en sluiten wij aan bij de al sinds jaar en dag bestaande uitvoeringspraktijk binnen de Krimpenerwaard.
Artikel 14. Meldingsregeling calamiteiten en geweld
In artikel 3.4, eerste lid, van de wet is bepaald dat de aanbieder bij de toezichthoudend ambtenaar, die door het college is aangewezen, onverwijld melding doet van iedere calamiteit die bij de verstrekking van een voorziening heeft plaatsgevonden en van geweld bij de verstrekking van een voorziening. In aanvulling op het bovenstaande regelt artikel 12 dat er door het college een regeling wordt opgesteld over het doen van meldingen en dat de toezichthoudend ambtenaar deze meldingen onderzoekt en het college adviseert over het voorkomen van verdere calamiteiten en het bestrijden van geweld.
Artikel 15. Jaarlijkse waardering mantelzorgers
De jaarlijkse waardering van mantelzorgers wordt geregeld in de nadere regeling. Het maximum budget wordt vastgesteld door de raad.
In artikel 14 is een bepaling over klachten ten aanzien van aanbieders opgenomen. De aanbieder is ten aanzien van de in de verordening genoemde voorzieningen verplicht een klachtregeling op te stellen. In het tweede lid zijn instrumenten voor het college aangegeven om te zorgen dat de klachtregelingen door aanbieders goed wordt uitgevoerd.
Voor klachten over de gemeente is hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
Artikel 17. Medezeggenschapsregeling
In dit artikel gaat het om medezeggenschap van cliënten tegenover de aanbieder. In het eerste lid is dit uitgewerkt door te bepalen dat aanbieders een regeling voor medezeggenschap dienen vast te stellen. In het tweede lid zijn instrumenten voor het college aangegeven om te zorgen dat de verplichting tot medezeggenschap door aanbieders goed wordt uitgevoerd.
Artikel 18. Betrekken van ingezetenen bij beleid
Het wordt aan het college overgelaten om de exacte invulling van de medezeggenschap over beleid vorm te geven.
Artikel 19. Nadere regels, beleidsregels en hardheidsclausule
Dit artikel geeft het college de bevoegdheid nadere regels te stellen en te besluit indien de verordening in een bepaalde situatie niet voorziet.
Artikel 20. Intrekking oude verordening en overgangsrecht
Door intrekking van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Krimpenerwaard 2015 komen ook de daarop gebaseerde nadere regels (Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Krimpenerwaard 2015) en beleidsregels (Nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Krimpenerwaard 2015) te vervallen.
In het tweede lid is overgangsrecht opgenomen voor lopende maatwerkvoorzieningen op basis van de oude verordening; een lopende maatwerkvoorziening wordt geacht op grond van de nieuwe verordening te zijn verstrekt.
Deze nieuwe verordening heeft onmiddellijke werking. Dit betekent dat op een aanvraag die is ingediend onder de Verordening maatschappelijke ondersteuning Krimpenerwaard 2015 waarop nog niet is beslist voor de datum van inwerkingtreding van deze verordening, wordt beslist met toepassing van deze verordening. In het derde lid is voor lopende bezwaarschriften een uitzondering gemaakt: lopende bezwaarschriften worden volgens de oude verordening afgedaan.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2017-227084.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.