Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing 2018.

GEMEENTE WIERDEN

 

RAADSBESLUIT

 

Nr.: RAA-17-01103

 

Besluit van de gemeenteraad van Wierden over de vaststelling van de Verordening afvalstoffenheffing 2018.

 

De raad, gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 26 september 2017;

gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en de onderdelen a en b, van de Gemeentewet en

artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;

 

b e s l u i t :

 

vast te stellen:

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

Artikel 1 Inleidende bepaling

Krachtens deze verordening wordt geheven:

  • a.

    een afvalstoffenheffing;

 

Artikel 2 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

 

  • a.

    gebruik maken: gebruik maken in de zin van artikel 15.33 Wet milieubeheer;

  • b.

    GFT: groente-, fruit- en tuinafval;

  • c.

    PMD: plastic, metalen en drankkartons;

  • d.

    restafval: huishoudelijk afval niet zijnde GFT-afval en niet zijnde PMD;

  • e.

    mini-container: de vanwege de gemeente uitgezette ophaalbakken, met verschillende volumes;

  • f.

    verzamelcontainer: de vanwege de gemeente geplaatste containers, die kunnen worden ontsloten door middel van chipkaarten.

 

Artikel 3 Aard van de belasting en belastbaar feit

  • 1.

    Onder de naam 'afvalstoffenheffing' wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.

  • 2.

    De afvalstoffenheffing als bedoeld in deze verordening wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruik van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

 

Artikel 4 Belastingplicht

  • 1.

    De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

  • 2.

    Voor de toepassing van het eerste lid wordt als gebruiker aangemerkt:

    • a.

      degene die naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van het perceel;

    • b.

      ingeval een gedeelte van een perceel ten gebruike is afgestaan: degene die dat gedeelte ten gebruike heeft afgestaan.

 

Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief

 

1.1

vast deel van de belasting:

 

1.1.1

De belasting bedraagt per perceel per belastingjaar

€ 151,20

1.1.2

Indien het perceel wordt gebruikt door 1 persoon wordt de belasting per perceel per belastingjaar

€ 49,80

1.2

Variabel deel van de belasting:

 

 

Aanbieding van containers:

 

 

onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 1.1 bedraagt de belasting per aanbieding van:

 

1.2.1

een mini-container van 140 liter, bestemd voor restafval

€ 5,00

1.2.2

een mini-container van 140 liter, bestemd voor GFT-afval

€ -

1.2.3

een mini-container van 240 liter bestemd voor PMD afval

€ -

 

Bij het gebruik van verzamelcontainers:

 

1.2.4

Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 1.1 bedraagt de belasting per aanbieding van huishoudelijk restafval:

 

1.2.4.1

bij een inwerptrommel

€ 1,00

 

Artikel 6 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

 

Artikel 7 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

 

Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting. De aanvang van de belastingplicht is de datum van inschrijving, waarbij de maand van inschrijving voor een volle maand wordt gerekend.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting. De belastingplicht eindigt op de datum van uitschrijving, waarbij de maand van uitschrijving niet in rekening wordt gebracht.

  • 4.

    Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in gebruik neemt.

  • 5.

    Belastingbedragen van minder dan € 5,- worden niet geheven.

 

Artikel 9 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet de in artikel 7 bedoelde belasting worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid geldt, in geval het totaal bedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat, het bedrag daarvan minder is dan € 2.500,- en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden in het belastingjaar waarin de aanslagen worden opgelegd overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen ten minste drie en ten hoogste tien bedraagt. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3.

    In afwijking van het tweede lid van dit artikel moeten aanslagen, die voldoen aan de daar genoemde criteria, die worden opgelegd ná het belastingjaar waarop zij betrekking hebben, worden betaald in drie gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 4.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

  • 5.

    Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van de Invorderingswet 1990 met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een bestuurlijke boete is het in het eerste lid bepaalde van overeenkomstige toepassing.

 

Artikel 10 Kwijtschelding

Aan de belastingschuldige die niet in staat is anders dan met buitengewoon bezwaar de belastingaanslag geheel of gedeeltelijk te betalen en conform

  • de uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990;

  • de Leidraad kwijtschelding gemeentelijke belastingen van de gemeente Wierden;

 

waarbij 100 procent van de bijstandsuitkering wordt aangemerkt als kosten van bestaan, kan bij de invordering van de afvalstoffenheffing geheel of gedeeltelijk kwijtschelding worden verleend.

 

Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de afvalstoffenheffing.

 

Artikel 12 Overgangsrecht

  • 1.

    De Verordening reinigingsheffingen 2017, vastgesteld bij raadsbesluit van 6 december 2016, nummer 16-01013, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

 

Artikel 13 Inwerkingtreding en citeertitel

Inwerkingtreding en citeertitel.

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2018.

 

Artikel 14 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening afvalstoffenheffing 2018”.

 

 

 

 

Aldus besloten in de openbare vergadering van de gemeenteraad van Wierden d.d. 4 december 2017.

De raad voornoemd,

Walter Wienk Henk Robben

Naar boven