Verordening van de gemeenteraad van Bodegraven-Reeuwijk houdende regels voor de heffing en de invordering van toeristenbelasting 2018

De raad van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 7 november 2017;

 

gelet op artikel 224 van de Gemeentewet;

 

besluit:

 

vast te stellen de:

 

Verordening van de gemeenteraad van Bodegraven-Reeuwijk houdende regels voor de heffing en de invordering van toeristenbelasting 2018

Artikel 1: Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    kampeermiddel: tent, tentwagen, kampeerauto, stacaravan, toercaravan, vouwwagen, huifkar, dan wel enig ander onderkomen of ander voertuig of gewezen voertuig of een gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde waarvoor een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel a, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

  • b.

    kampeerterrein: terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en volgens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen;

  • c.

    vaste standplaats: een terrein of terreingedeelte dat bestemd is voor het gedurende een seizoen of een jaar plaatsen van een zelfde kampeermiddel of stacaravan.

  • d.

    woning: een huis, een naar aard en inrichting vergelijkbaar ander onderkomen of een deel van een huis of een vergelijkbaar onderkomen;

  • e.

    particulier: een natuurlijk persoon die buiten de uitoefening van een bedrijf of beroep gelegenheid biedt tot verblijf.

  • f.

    particulier verhuurde woning: een woning die door een particulier ter beschikking wordt gesteld voor het houden van verblijf met overnachting tegen een vergoeding in welke vorm dan ook;

  • g.

    bedrijfsmatige exploitatie: het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een zodanig beheer/exploitatie, dat in de woningen daadwerkelijk verblijf plaatsvindt;

  • h.

    bedrijfsmatig geëxploiteerde woning: een woning die door een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon ter beschikking wordt gesteld voor het houden van verblijf met overnachting tegen een vergoeding in welke vorm dan ook.

Artikel 2: Belastbaar feit

Onder de naam ‘toeristenbelasting’ wordt een directe belasting geheven voor het houden van verblijf met overnachting binnen de gemeente tegen vergoeding in welke vorm dan ook door personen die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen zijn ingeschreven.

Artikel 3: Belastingplicht

  • 1.

    Belastingplichtig is degene die gelegenheid biedt tot verblijf als bedoeld in artikel 2.

  • 2.

    De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene die verblijf houdt als bedoeld in artikel 2.

  • 3.

    Als er geen persoon is aan te wijzen die gelegenheid biedt tot verblijf, is degene belastingplichtig die verblijf houdt als bedoeld in artikel 2.

Artikel 4: Vrijstellingen

De belasting wordt niet geheven voor het verblijf:

  • a.

    van degene die verblijft in een toegelaten instelling als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet Toelating Zorginstellingen;

  • b.

    van een vreemdeling als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, die rechtmatig in Nederland verblijft in de zin van artikel 8, letters c, d, f, g, h, van voornoemde wet, en voor zover deze persoon verblijf houdt als bedoeld in artikel 2 van de Verordening, onder verantwoordelijkheid van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers;

  • c.

    van degene die verblijf houdt in een gemeubileerde woning voor welk verblijf forensenbelasting is verschuldigd.

Artikel 5: Maatstaf van heffing

De belasting wordt geheven naar het aantal overnachtingen. Het aantal overnachtingen wordt gesteld op het aantal overnachtende personen vermenigvuldigd met het aantal nachten.

Artikel 6: Forfaitaire berekeningswijze van de maatstaf van heffing

  • 1.

    In afwijking van artikel 5 wordt per vaste standplaats, zoals bedoeld in artikel 1, onderdeel c, het aantal overnachtingen gesteld op 40 per kwartaal.

  • 2.

    Voor bedrijfsmatig geëxploiteerde woningen en particulier verhuurde woningen kan het aantal overnachtingen bedoeld in artikel 5 forfaitair worden vastgesteld. Bij de forfaitaire vaststelling wordt het aantal overnachtingen gesteld op het aantal overnachtende personen vermenigvuldigd met het aantal nachten, overeenkomstig het bepaalde in het derde en vierde lid.

  • 3.

    Bij de forfaitaire berekening wordt het aantal overnachtende personen, met betrekking tot particulier verhuurde woningen en bedrijfsmatig geëxploiteerde woningen per woning gesteld op:

    • a.

      2 personen indien het aantal slaapplaatsen 3 of minder bedraagt;

    • b.

      3 personen indien het aantal slaapplaatsen 4 of 5 bedraagt;

    • c.

      5 personen indien het aantal slaapplaatsen 6 bedraagt;

    • d.

      7 personen indien het aantal slaapplaatsen 7 of 8 bedraagt;

    • e.

      9 personen indien het aantal slaapplaatsen 9 of 10 bedraagt;

    • f.

      11 personen indien het aantal slaapplaatsen meer dan 10 bedraagt.

  • 4.

    Het aantal nachten wordt:

    • a.

      ingeval verblijf wordt gehouden in bedrijfsmatig geëxploiteerde woningen per woning gesteld op 30 per kwartaal;

    • b.

      ingeval verblijf gehouden wordt in particulier verhuurde woningen per woning gesteld op 25 per kwartaal.

Artikel 7: Opteren voor niet-forfaitaire maatstaf van heffing

In afwijking van het bepaalde in artikel 6 wordt op een door de belastingplichtige bij de aangifte gedane aanvraag de maatstaf van heffing vastgesteld op het werkelijk aantal overnachtingen, indien blijkt dat dit aantal lager is dan het op grond van artikel 6 berekende aantal.

Artikel 8: Belastingtarieven

Per overnachting bedraagt het tarief:

  • a.

    in hotels en pensions: € 2,00;

  • b.

    voor andere overnachtingsmogelijkheden: € 1,53.

Artikel 9: Belastingtijdvak

Het belastingtijdvak is gelijk aan het kalenderkwartaal.

Artikel 10: Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 11: Aangifte

De belastingplichtige aan wie niet binnen veertien dagen na afloop van het belastingtijdvak een aangiftebiljet is uitgereikt of een aanslag is opgelegd, is gehouden binnen veertien dagen na afloop van die termijn een schriftelijk verzoek in te dienen om uitreiking van een aangiftebiljet bij de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen gemeenteambtenaar, zoals bedoeld in artikel 231, tweede lid onderdeel b, van de Gemeentewet.

Artikel 12: Aanslaggrens

Belastingaanslagen van minder dan € 5,00 worden niet opgelegd.

Artikel 13: Kwijtschelding

Bij de invordering van toeristenbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 14: Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in één termijn, die vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 2.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijn.

Artikel 15: Aanmeldingsplicht

De belastingplichtige bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gehouden, voordat hij voor de eerste maal na het in werking treden van deze verordening gelegenheid tot overnachten verschaft, zulks schriftelijk te melden aan de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen gemeenteambtenaren, bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdelen b en d, van de Gemeentewet.

Artikel 16: Registratieplicht

  • 1.

    De belastingplichtige bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gehouden een nachtverblijfregister bij te houden.

  • 2.

    Het nachtverblijfregister bevat met betrekking tot ieder aan wie gelegenheid tot overnachten wordt verschaft ten minste gegevens betreffende:

    • a.

      naam en woonplaats;

    • b.

      datum van aankomst en datum van vertrek;

    • c.

      het aantal overnachtingen ter zake waarvan belasting verschuldigd is.

Artikel 17: Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven voor de heffing en de invordering van de toeristenbelasting.

Artikel 18: Overgangsrecht

De “Verordening toeristenbelasting 2017” van 14 december 2016 wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2018, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 19: Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2018.

Artikel 20: Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als 'Verordening toeristenbelasting 2018'.

 

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk, gehouden op 13 december 2017.

 

De griffier,

drs. J.H. Rijs

Naar boven