Verordening op de heffing en de invordering van rioolheffing 2018 gemeente Molenwaard

 

De raad van de gemeente Molenwaard;

 

gelezen het voorstel van burgemeesters en wethouders;

 

gelet op artikel 149 en 228a van de Gemeentewet;

 

besluit:

 

vast te stellen de : Verordening op de heffing en de invordering van Rioolheffing 2018

 

Artikel 1 Begripsomschrijving

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    perceel: een roerende of onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte daarvan;

  • b.

    gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente;

  • c.

    onder voorziening of combinatie van voorzieningen wordt mede verstaan een open water;

  • d.

    onder gemeentelijke riolering wordt mede de in het kader van het Gemeentelijk Rioleringsplan door of vanwege de gemeente geplaatste individuele afvalwaterbehandeling (IBA) begrepen;

  • e.

    water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater of grondwater;

  • f.

    verbruiksperiode: de periode waarop de afrekening van de watermaatschappij betrekking heeft.

     

Artikel 2 Aard van de belasting

Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan de inzameling en transport van water, als bedoeld in artikel 1 onder e.

 

Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht
  • 1.

    De belasting wordt geheven:

    • a.

      van degene die bij het begin van het belastingjaar het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een perceel dat direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering, verder te noemen: eigenarendeel, en

    • b.

      van de gebruiker van een perceel van waaruit water direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd, verder te noemen: gebruikersdeel.

  • 2.

    Met betrekking tot het eigenarendeel wordt, ingeval het eigendom een onroerende zaak is, als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het belastingjaar als zodanig in de basisregistratie kadaster is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

  • 3.

    Met betrekking tot het gebruikersdeel, wordt als gebruiker aangemerkt:

    • a.

      degene die naar de omstandigheden beoordeeld het perceel al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebuikt;

    • b.

      ingeval een gedeelte van een perceel – niet een gedeelte als bedoeld in artikel 4 – voor gebruik is afgestaan, degene die dat gedeelte voor gebruik heeft afgestaan.

 

 

Artikel 4 Zelfstandige gedeelten

Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als een geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt.

 

Artikel 5 Maatstaf van heffing
  • 1.

    Het eigenarendeel wordt geheven naar een vast bedrag per perceel.

  • 2.

    Het gebruikersdeel wordt geheven naar het aantal kubieke meters water dat vanuit het perceel wordt afgevoerd op de gemeentelijke riolering.

  • 3.

    Het aantal kubieke meters water wordt gesteld op het aantal kubieke meters water dat in het belastingjaar naar het perceel is toegevoerd of is opgepompt.

  • 4.

    Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die pompinstallatie zijn voorzien van een:

    • a.

      watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden afgelezen, of

    • b.

      bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest kan worden afgelezen. De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van enige andere wettelijke bepaling.

  • 5.

    Indien wordt aangetoond dat de toegevoerde of opgepompte hoeveelheid water niet op de gemeentelijke riolering is geloosd en indien deze hoeveelheid tenminste 20% van de toegevoerde of opgepompte hoeveelheid water bedraagt, met dien verstande dat dit ten minste 100 m³ is, wordt de op de voet van het derde lid bepaalde hoeveelheid water verminderd met de op andere wijze afgevoerde hoeveelheid m3 water.

  • 6.

    Indien kan worden aangetoond dat 2.000 m³ afgenomen water of meer in het productieproces achterblijft en lid 5 van dit artikel niet van toepassing is, wordt een korting verleend naar rato van het werkelijke percentage water dat in het productieproces achter blijft ten opzichte van de werkelijk afgenomen waterhoeveelheid.

  • 7.

    In het geval waarin het waterverbruik van een woning niet aan de hand van een “eigen” watermeter door de watermaatschappij kan worden vastgesteld, wordt het waterverbruik bepaald op een gemiddelde van 50 m³ water per persoon per jaar.

  • 8.

    In het geval waarin het waterverbruik van een agrarisch bedrijf niet aan de hand van een “eigen” watermeter door de watermaatschappij kan worden vastgesteld, wordt het waterverbruik bepaald op een gemiddelde van 100 m3 per jaar voor een melkinstallatie.

     

Artikel 6 Belastingtarieven

  • 1.

    Het eigenarendeel bedraagt per perceel per jaar € 270,00.

  • 2.

    Het gebruikersdeel bedraagt per m³ water € 0,50.

     

Artikel 6a Vrijstellingen

Het eigenarendeel, bedoeld in artikel 6, eerste lid, wordt niet geheven van percelen met een bruto-vloeroppervlakte kleiner dan 25 m2.

 

Artikel 7 Belastingjaar
  • 1.

    Met betrekking tot het eigenarendeel is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.

  • 2.

    Met betrekking tot het gebruikersdeel is het belastingjaar gelijk aan de verbruiksperiode.

     

Artikel 8 Wijze van heffing
  • 1.

    Het eigenarendeel wordt bij wege van aanslag geheven.

  • 2.

    Het gebruikersdeel wordt geheven bij wege van het vorderen van een bedrag. Het gevorderde bedrag wordt vermeld op een schriftelijke gedagtekende kennisgeving. Als kennisgeving wordt aangemerkt de afrekening van de Oasen N.V. te Gouda.

  • 3.

    In het geval voor het gebruikersdeel niet kan worden meegelift op de afrekening van de watermaatschappij, wordt het recht geheven bij wege van aanslag.

 

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld

  • 1.

    Het eigenarendeel is verschuldigd bij de aanvang van het belastingjaar.

  • 2.

    Het gebruikersdeel is verschuldigd bij de aanvang van het belastingjaar of, zo dit later is, bij aanvang van de belastingplicht.

  • 3.

    Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor het gebruikersdeel in de loop van het jaar aanvangt, is het recht verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde recht als er in dat jaar, na aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4.

    Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor het gebruikersdeel in de loop van het jaar eindigt, wordt ontheffing verleend over zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde recht als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 5.

    Het derde en vierde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in gebruik neemt.

     

Artikel 10 Termijnen van betaling
  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald uiterlijk drie maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid geldt, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3.

    Het gebruikersdeel, waarbij het voorlopig gevorderde bedrag per kwartaal via de voorschotnota’s wordt geheven en het definitief gevorderde bedrag via de afrekening wordt geheven, moet worden voldaan binnen een termijn van een maand na dagtekening van de voorschotnota’s en de afrekening van de Oasen N.V. te Gouda.

  • 4.

    In het geval het gebruikersdeel op grond van artikel 8, derde lid, bij wege van aanslag wordt geheven, moet deze worden betaald in één termijn, welke vervalt één maand na dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 5.

    Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van de Invorderingswet 1990, met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een bestuurlijke boete is het eerste lid van overeenkomstige toepassing.

  • 6.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste tot en met het vijfde lid gestelde termijnen.

     

Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de rioolheffing.

 

Artikel 12 Overgangsrecht

De ‘Verordening rioolheffing 2017’ wordt ingetrokken met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor 1 januari 2018 hebben voorgedaan.

 

Artikel 13 Inwerkingtreding
  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na die van bekendmaking.

  • 2.

    De datum van ingang van heffing is 1 januari 2018.

     

Artikel 14 Citeerartikel

Deze verordening wordt aangehaald als 'Verordening rioolheffing 2018'.

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 12 december 2017.

De griffier,

A. J. M. Anthonissen

De voorzitter,

D.R. van der Borg .

Naar boven