Verordening op de heffing en invordering van ligplaatsen 2018 gemeente Maassluis

 

De Raad van de gemeente Maassluis;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 5 december 2017 tot het vaststellen van de tarieven belastingen en heffingen 2018, zaaknummer Z-15-16124 registratienummer ADV-17-04419

 

gelet op het bepaalde in artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b van de Gemeentewet;

 

besluit:

 

vast te stellen de:

Verordening op de heffing en invordering van ligplaatsen 2018.

 

(Verordening ligplaatsgeld 2018)

 

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    vaartuigen: alle soorten van drijvende lichamen, welke wegens hun drijfvermogen worden gebezigd dan wel bestemd of geschikt zijn voor het vervoer te water van personen en/of goederen; onder vaartuigen worden mede begrepen hout-, werk- en aanlegvlotten, pontons, al dan niet dienende tot het dragen van daarop geplaatste werktuigen;

  • b.

    kade: een oever van de haven, al dan niet voorzien van een kademuur, steenglooiing of andere oeververdediging;

  • c.

    ligplaatsvergunning of vergunning: een beschikking strekkende tot toekenning van een recht van vaste ligplaats als bedoeld in artikel 2.

     

Artikel 2. Belastbaar feit

  • 1.

    Onder de naam van ligplaatsgeld wordt een recht geheven wegens het hebben van een recht van vaste ligplaats voor vaartuigen aan een gemeentelijke openbare kade.

  • 2.

    Zodanig recht kan uitsluitend worden verleend aan een overeenkomstig deze verordening verleende ligplaatsvergunning.

     

Artikel 3. Belastingplicht

Het recht, bedoeld in artikel 2, wordt geheven van de houder van de vergunning.

 

Artikel 4. Maatstaf van heffing en belastingtarief

Het recht wordt geheven per belastingjaar per strekkende meter van de ligplaats:

  • a.

    indien de vergunning is verleend voor een kade van de buitenhaven € 153,75;

  • b.

    indien de vergunning is verleend voor een kade van de binnenhaven, de Noordgeer of het Hellinggat € 141,70.

De hiervoor genoemde bedragen zijn exclusief omzetbelasting (BTW).

 

Artikel 5. Bepalingen betreffende de maatstaf en het tarief

  • 1.

    Voor de berekening van het recht bedoeld in artikel 4, wordt een gedeelte als een volle eenheid aangemerkt.

  • 2.

    Voor de berekening van het recht bedoeld in artikel 4, wordt een gedeelte als een volle  eenheid aangemerkt.

  • 3.

    Bij de bepaling van de grootte van de overschrijding wordt het uitstekende deel van het vaartuig gemeten met inbegrip van het roer in midscheepse stand, de boegspriet, de berghouten of de zwaarden, zo een dezer onderdelen verder reikt dan het uiterste punt van scheepswand, scheepsboord of opbouw.

     

Artikel 6. Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

 

Artikel 7. Wijze van heffing

De rechten bedoeld in artikel 4 en artikel 5, lid 2, worden geheven door middel van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving waarop het gevorderde bedrag is vermeld.

 

Artikel 8. Ontstaan van de belastingschuld en de heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    Het recht is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht in de loop van het jaar aanvangt, is het recht verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde recht als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde recht als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

     

Artikel 9. Termijn van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de rechten worden betaald binnen 30 dagen na de dagtekening van de kennisgeving.

  • 2.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijn.

     

Artikel 10. Kwijtschelding

Bij de invordering van ligplaatsgelden wordt geen kwijtschelding verleend.

 

Artikel 11. Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van ligplaatsgelden.

 

Artikel 12. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De ‘Verordening ligplaatsgeld 2017’ van 20 december 2016 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2018.

  • 4.

    Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Verordening ligplaatsgeld 2018’.

     

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Maassluis, gehouden op 19 december 2017.

de griffier,

mr. R. van der Hoek

de voorzitter,

dr. T.J. Haan

Naar boven