De Financiële verordening gemeente Lingewaard 2018

 

1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Team:

    Iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie met een eigen, rechtstreekse verantwoordelijkheid aan het college.

  • b.

    Administratie:

    Het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

  • c.

    Prestatiedoel:

    Een prestatiedoel geeft aan wat de gemeente gaat doen om haar doelen te bereiken. Bij elk prestatiedoel horen een of meerdere producten.

2. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1.

    Bij de begroting worden onder elk van de programma’s de lasten en baten per prestatiedoel weergegeven.

  • 2.

    In de begroting wordt van elke nieuwe investering het benodigde investeringskrediet weergegeven.

  • 3.

    In de begroting wordt in aanvulling op het bepaalde in artikel 20 en 21 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming, de investeringen en de grondexploitaties.

  • 4.

    Bij de jaarstukken worden onder elk van de programma’s de gerealiseerde lasten en baten per prestatiedoel weergegeven.

  • 5.

    In de jaarrekening wordt van de investeringen de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven en inkomsten weergegeven.

  • 6.

    De begroting en de jaarstukken bevatten een overzicht van de algemene dekkingsmiddelen en een overzicht van de overhead.

  • 7.

    De raad stelt door vaststelling van de begroting de beleidsindicatoren vast. De begroting bevat tenminste de verplichte beleidsindicatoren, bedoeld in artikel 8 derde lid van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten, en de financiële kengetallen bedoeld in artikel 11, tweede lid, onderdeel d, van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

Artikel 3. Kaders begroting

  • 1.

    Het college biedt de raad een kadernota aan met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de ontwerpbegroting van het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming.

  • 2.

    Het college biedt de raad de kadernota op een dusdanig tijdstip aan dat behandeling daarvan kan plaatsvinden voor het begin van de landelijke zomervakantie zoals deze geldt voor de regio Zuid Nederland.

  • 3.

    De raad stelt jaarlijks bij de kadernota een programma-indeling vast. De producten worden conform de ’ministeriële Regeling vaststelling taakvelden en verstrekking informatie voor derden’ verdeeld over de taakvelden. Door de koppeling van de producten aan de programma’s volgt hieruit automatisch de verdeling van de taakvelden over de programma`s.

Artikel 4. Autorisatie begroting

  • 1.

    De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de totale lasten en de totale baten per programma en het overzicht van de algemene dekkingsmiddelen.

  • 2.

    Bij de begrotingsbehandeling kan de raad aangeven van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de begroting geautoriseerd voor het begrotingsjaar.

  • 3.

    De nadere uitwerking van de autorisatie van de begrotingswijzigingen is opgenomen in bijlage 1 “Autorisatie begrotingswijzigingen 2018” behorende bij deze verordening.

Artikel 5. Tussentijdse rapportages

  • 1.

    Het college informeert de raad door middel van ten minste één tussentijdse rapportage over de realisatie van de lopende begroting van de gemeente.

  • 2.

    Het college overlegt met de auditcommissie over het moment waarop de tussentijdse rapportage wordt aangeboden aan de raad.

  • 3.

    De tussentijdse rapportage genoemd in het eerste lid van dit artikel bestaat uit een overzicht van de stand van zaken met betrekking tot de voortgang van de activiteiten, prestaties en budgetten en in overleg met de raad te bepalen overige onderwerpen.

Artikel 6. EMU-saldo

Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van de gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3 zesde lid van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is.

Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

3. Financieel beleid

Artikel 7. Waardering en afschrijving vaste activa

Het college biedt de raad minimaal een keer in de vier jaar een nota activabeleid aan. De raad stelt de nota vast.

Artikel 8. Reserves en voorzieningen

  • 1.

    In de begroting en de jaarrekening vindt geen toerekening van rente over de reserves en voorzieningen aan de programma’s plaats.

  • 2.

    Het college biedt de raad minimaal een keer in de vier jaar een nota reserves en voorzieningen aan. De raad stelt de nota vast.

Artikel 9. Risicomanagement en weerstandsvermogen

Het college biedt de raad minimaal een keer in de vier jaar een nota risicomanagement en weerstandsvermogen aan. De raad stelt de nota vast.

Artikel 10. Financieringsfunctie

Het college biedt de raad minimaal een keer in de vier jaar een treasurystatuut aan.

De raad stelt het treasurystatuut vast.

Artikel 11. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

Het college doet de raad jaarlijks een voorstel over de hoogte van alle gemeentelijke tarieven.

De raad stelt de gemeentelijke tarieven vast.

Artikel 12. Kostprijsberekening

  • 1.

    Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van de geraamde kostprijs van goederen, werken en dienstendie worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd. De kostprijs bestaat uit de directe kosten, de overheadkosten en de rente die toegerekend wordt aan de vaste activa.

  • 2.

    Bij de directe kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa en de afschrijvingskosten van de in gebruik zijnde activa. Voor de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden daarbij ook de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid betrokken.

  • 3.

    De directe loonkosten ten behoeve van het primaire proces worden op basis van de tijdsbesteding toegerekend aan de producten. De overheadkosten worden in de volgende gevallen via een opslag op de directe loonkosten toegerekend aan de producten:

    • a.

      Grondexploitaties

      De opslag voor overhead wordt intracomptabel toegerekend.

    • b.

      Specifieke uitkeringen, subsidies, vennootschapsbelasting, voor de kostprijs van rechten en heffingen en voor de kostprijs van goederen, werken en diensten

      De opslag voor overhead wordt extracomptabel toegerekend.

    De opslag wordt berekend door het uurtarief van de overhead te vermenigvuldigen met de directe uren die besteed zijn aan de producten. Het uurtarief van de overhead is het totale saldo van het taakveld overhead gedeeld door het totaal aantal productieve uren van de directe en ondersteunende taken. Hierbij wordt uitgegaan van een gemiddeld aantal productieve uren per formatieplaats.

  • 4.

    Het percentage van de omslagrente voor de toerekening van rente voor de financiering van de in gebruik zijnde activa, bedoeld in het eerste lid, wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld. Het percentage van deze omslagrente wordt bepaald uit het gewogen gemiddelde van het bij de begroting geraamde rentepercentage van de rentekosten op de opgenomen langlopende leningen, kortlopende leningen en kredieten. De uitkomst van dit percentage van de omslagrente wordt op een half procent afgerond.

Artikel 13. Prijzen economische activiteiten

  • 1.

    Voor de levering van goederen, diensten of werken aan overheidsbedrijven en derden waarbij de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt tenminste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd.

  • 2.

    Bij het verstrekken van leningen of garanties aan overheidsbedrijven en derden brengt de gemeente de geraamde integrale kosten in rekening. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de lening of garantie wordt gemotiveerd.

  • 3.

    Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van tenminste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.

  • 4.

    Raadbesluiten met de motivering van het publiekbelang als bedoeld in de vorige leden zijn niet nodig als sprake is van:

    • a.

      leveringen van goederen, diensten of werken en het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal aan andere overheden voor zover deze leveringen en verstrekkingen zijn bedoeld voor de uitoefening van de publieke taak door die andere overheid;

    • b.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een bij wet opgedragen publiekrechtelijke taak;

    • c.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een toegekend bijzonder of uitsluitend recht waarvoor prijsvoorschriften gelden;

    • d.

      een bevoordeling van sociale werkplaatsen;

    • e.

      een bevoordeling van onderwijsinstellingen;

    • f.

      een bevoordeling van publieke media-instellingen; en

    • g.

      een bevoordeling die valt onder de reikwijdte van de staatssteunregels van het Werkingsverdrag van de Europese Unie en daarmee verenigbaar is.

4. Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 14. Administratie

De gemeentelijke administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij dienstbaar is voor:

  • a.

    Het sturen en beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de teams;

  • b.

    Het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van activa, voorraden, vorderingen, schulden en contracten;

  • c.

    Het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

  • d.

    Het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, doelmatigheid en doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving;

  • e.

    De controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid

Artikel 15. Financiële organisatie

Het college draagt zorgt voor:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidige toewijzing van de gemeentelijke taken aan de teams;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden en verantwoordelijkheden;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d.

    de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • e.

    de te maken afspraken met de teams over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • f.

    de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van de lasten en baten aan de prestatiedoelen.

  • g.

    het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

  • h.

    het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen; en

  • i.

    het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen,

opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.

Artikel 16. Interne controle

Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder a van de Gemeentewet, en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties bedoeld in artikel 213, derde lid, onder b van de Gemeentewet, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

5. Slotbepalingen

Artikel 17. Intrekken oude verordening en overgangsrecht

De ‘Financiële verordening gemeente Lingewaard 2015’ en de regeling “Autorisatie begrotingswijzigingen 2015”, zoals deze zijn vastgesteld op 13 november 2014, worden ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijven op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking treedt.

Artikel 18. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening (inclusief bijlage 1: “Autorisatie begrotingswijzigingen 2018”) treedt in werking op 1 januari 2018.

  • 2.

    Deze verordening (inclusief bijlage 1: “Autorisatie begrotingswijzigingen 2018”) wordt aangehaald als “Financiële verordening gemeente Lingewaard 2018”.

Toelichting Financiële verordening gemeente Lingewaard 2018

Algemeen

De financiële verordening gemeente Lingewaard 2018 is deels gebaseerd op de financiële verordening gemeente Lingewaard 2015 en deels op de Model financiële verordening 2016 van de VNG. (de nummering van de artikelen loopt niet gelijk; wel de kop van het artikel)

 

Artikel 1. Begripsbepalingen

Alleen van de begrippen die daadwerkelijk in de verordening staan, zijn de begripsbepalingen uit de modelverordening van de VNG overgenomen. Daarnaast is de omschrijving van een prestatiedoel opgenomen.

 

Artikel 2. Inrichting begroting en jaarstukken

In dit artikel zijn aanvullend op het BBV bepalingen opgenomen voor de inrichting van de begroting en de jaarstukken.

 

Artikel 3. Kaders begroting

Dit artikel richt zich vooral op het proces om tot aanbieding van de kadernota aan de raad te komen.

 

Artikel 4. Autorisatie begroting

Autorisatie vindt plaats op het niveau van de totale lasten en de totale baten per programma. Dit is conform het BBV. In de modelverordening staat als advies van de VNG per taakveld, maar in de toelichting staat dat de raad ervoor kan kiezen de budgetten per programma te autoriseren. Onze begroting is ingedeeld in programma’s  en niet in taakvelden (onze doelen zijn leidend). Daarom is er gekozen voor autorisatie van de budgetten per programma.

Gedurende het jaar kan de raad besluiten nemen voor het wijzigen van de begroting. De nadere uitwerking hiervan is in bijlage 1 “Autorisatie begrotingswijzigingen 2018” opgenomen.

 

Artikel 5. Tussentijdse rapportages

Vanaf 2015 is het aantal tussentijdse rapportages dat inclusief begrotingswijziging aan de raad wordt voorgelegd beperkt tot (ten minste) één rapportage. Dit artikel richt zich vooral op het proces om tot aanbieding van de tussentijdse rapportage aan de raad te komen en waarover in de tussentijdse rapportage wordt gerapporteerd.

 

Artikel 6. EMU-saldo

Gemeenten krijgen in het voorjaar van het Rijk bericht of het gemeentelijk aandeel in het nationale toegestane EMU-tekort met de lopende begroting dreigt te worden overschreden. Ook wordt dan duidelijk of daarop actie van gemeenten is gewenst. Pas als dit laatste het geval is, moeten gemeenten met een individueel EMU-saldo hoger dan gemeentelijke EMU-referentiewaarde hun begroting neerwaarts bijstellen om de overschrijding van het collectieve aandeel ongedaan te maken.

 

Artikel 7. Waardering en afschrijving vaste activa

In het tweede lid van artikel 212 Gemeentewet is onder letter a de uitdrukkelijke bepaling opgenomen dat de financiële verordening in elk geval de regels voor waardering en afschrijving van activa bevat. Hieraan is in artikel 6 invulling gegeven doordat de raad de nota activabeleid vaststelt.

 

Artikel 8. Reserves en voorzieningen

In het eerste lid is aangegeven dat wij er voor hebben gekozen géén rente toe te rekenen aan de programma’s. Het tweede lid bepaalt dat de raad de nota reserves en voorzieningen vaststelt. De raad stelt zo de kaders vast voor de vorming van de reserves en voorzieningen.

 

Artikel 9. Risicomanagement en weerstandsvermogen

De raad stelt de nota risicomanagement en weerstandsvermogen vast. De raad stelt zo de kaders voor het risicomanagement en het weerstandsvermogen.

 

Artikel 10. Financieringsfunctie

Artikel 212 Gemeentewet bevat de bepaling dat de financiële verordening in elk geval regels voor de algemene doelstelling en de te hanteren richtlijnen en limieten van de financieringsfunctie bevat. Hieraan is in artikel 10 invulling gegeven doordat de raad het treasurystatuut vaststelt.

 

Artikel 11. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

Het vaststellen van de tarieven voor belastingen, rechten en leges is een bevoegdheid van de raad. Deze bevoegdheid kan niet worden gedelegeerd (artikel 156 Gemeentewet).

 

Artikel 12. Kostprijsberekening

Artikel 212, lid 2, b Gemeentewet bepaalt dat in de verordening de grondslagen moeten staan voor de door de gemeente in rekening te brengen prijzen en voor de tarieven voor rechten en heffingen. De grondslag voor de prijzen en tarieven vormt de opbouw van de kostprijs van de goederen en diensten waarvoor prijzen en heffingen in rekening worden gebracht.

Met de herziening van het BBV met ingang van 2017 moeten de overheadkosten apart worden verantwoord. Ze worden bij de gemeente niet meer doorberekend aan de producten (behalve bij de grondexploitaties). Daarmee vervalt de mogelijkheid om de integrale kostprijzen in de administratie van de baten en lasten in beeld te brengen. De kostprijzen moeten daarom extracomptabel worden berekend en vastgelegd. In het artikel staat beschreven hoe we de kostprijzen en de overhead berekenen. Onze berekening van de overhead is gebaseerd op de notitie overhead van de commissie BBV.

Het derde lid beschrijft de berekening van de omslagrente.

 

Artikel 13. Prijzen economische activiteiten

Als een gemeente goederen, diensten of werken levert aan overheidsbedrijven of derden dan mag zij deze niet bevoordelen als het activiteiten betreft waarmee de gemeenten in concurrentie met ander ondernemingen treedt. Het bevoordelingsverbod houdt feitelijk in dat tenminste een integrale kostprijs in rekening moet worden gebracht.

Van deze verplichting kan worden afgeweken als de activiteiten worden ontplooid in het kader van het publiek belang. Daarvoor is wel nodig dat in een raadbesluit het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd.

Voor het verplicht in rekening brengen van minimaal een integrale kostprijs gelden een aantal uitzonderingen. Deze uitzonderingen worden in het vierde lid opgesomd.

 

Artikel 14. Administratie

Onder artikel 14 zijn algemene bepalingen opgenomen voor de inrichting van de gemeentelijke administratie. Op hoofdlijnen wordt opgedragen welke gegevens systematisch moeten worden vastgelegd en aan welke eisen deze gegevens en de vastlegging er van moeten voldoen.

 

Artikel 15. Financiële organisatie

Artikel 15 geeft de uitgangspunten voor de financiële organisatie en draagt het college op hiervoor zorg te dragen. Het college is op grond van artikel 160 Gemeentewet bevoegd regels te stellen over de ambtelijke organisatie. Deze bevoegdheid betreft ook het stellen van regels voor de financiële organisatie.

 

Artikel 16. Interne controle

De accountant toetst jaarlijks of de gemeenterekening een getrouw beeld geeft van de gemeentelijke financiën en of de (financiële) beheershandelingen die eraan ten grondslag liggen rechtmatig zijn verlopen. Artikel 16 draagt het college op maatregelen te treffen opdat gedurende het jaar of vooraf aan de accountantscontrole de gemeente zelf nagaat of de cijfers in de administraties een getrouw beeld geven en of de financiële beheershandelingen die aan de baten, de lasten en de balansmutaties ten grondslag liggen rechtmatig (zijn) verlopen.

 

Artikel 17. Intrekken oude verordening en overgangsrecht

Bij het inwerkingtreden van de nieuwe verordening moet de oude worden ingetrokken. Volgens de Gemeentewet is een begrotingsjaar gelijk aan een kalenderjaar. In begrotingsjaar t worden de jaarstukken uit het begrotingsjaar t-1 vastgesteld, wordt uitvoering gegeven aan de begroting voor het jaar t en wordt tot slot de begroting voor het jaar t+1 vastgesteld. De nieuwe verordening is van toepassing op alle stukken die betrekking hebben op het begrotingsjaar t+1 en later. De oude verordening is ondanks het intrekken nog wel van toepassing op de jaarstukken van het begrotingsjaar t-1 en de begroting en jaarstukken van het jaar t. Hiervoor is in artikel 17 een overgangsbepaling opgenomen.

 

Artikel 18. Inwerkingtreding en citeertitel

De nieuwe verordening treedt in werking op 1 januari 2018 en is van toepassing op alle planning & controlproducten die betrekking hebben op het begrotingsjaar 2018 en later (tot het moment dat er weer een nieuwe, geactualiseerde verordening wordt vastgesteld en in werking treedt).

Bijlage 1 Autorisatie begrotingswijzigingen 2018

(regeling gebaseerd op artikel 4, lid 3 van de Financiële verordening gemeente Lingewaard 2018)

 

Onderstaand een samenvatting van het proces rondom de begrotingswijzigingen en de administratieve wijzigingen. In de toelichting wordt een nadere omschrijving gegeven.

 

Aanleiding

Nadere omschrijving

Wanneer vaststellen?

Hoe?

Begrotingswijzigingen raad

A. Budgetwijzigingen

 

Wijziging van bestaand beleid, starten nieuwe activiteiten, intensiveren bestaande activiteiten waarvoor geen budget in de begroting is opgenomen, overige budgetwijzigingen op programmaniveau.

 

Wijzigingen bij voorkeur in de Kadernota of tussentijdse rapportage.

 

Raad stelt vooraf vast.

Apart raadsvoorstel , Kadernota of tussentijdse rapportage.

B. Budgetverschuivingen

  • Inzet van de post onvoorziene uitgaven en vergelijkbare stelposten;

  • Wijzigingen met gevolgen voor het volume van de programma’s, waarbij het begrotingssaldo niet wijzigt;

  • Saldo van verschuivingen op productniveau.

Raad stelt achteraf vast.

 

Tussentijdse rapportage of apart raadsvoorstel (vaststelling vóór 31 december)

C. Spoedgevallen

Nieuwe uitgaven, garanties en overige verplichtingen die een uitzonderlijk en spoedeisend karakter hebben.

 

Raad wordt zo spoedig mogelijk geïnformeerd.

 

Begrotingswijziging wordt achteraf vastgesteld.

 

Tussentijdse rapportage of apart raadsvoorstel (vaststelling vóór 31 december)

D. Nieuwe investeringen

Investeringen die niet zijn opgenomen in het investeringsplan van het begrotingsjaar.

 

Nieuwe investeringen bij voorkeur in Kadernota.

 

Raad stelt vooraf vast.

Apart raadsvoorstel

(vaststelling vóór 31 december)

E. Grondexploitatie

Uitgaven dienen te passen binnen de exploitatieopzetten.

 

Raad stelt  achteraf vast

Jaarrekening of apart raadsvoorstel (vaststelling vóór 31 december)

F. Reserves

Hogere inzet van reeds geautoriseerde bestemmings-reserves indien sprake is van verschuiving over de jaren van geplande uitgaven die door de bestemmings-reserve worden gedekt.

 

Raad stelt achteraf vast.

Tussentijdse rapportage of apart raadsvoorstel

(vaststelling vóór 31 december)

G. Voorzieningen

 

Bij wijziging van de geraamde dotaties op basis van geactualiseerde beleids- en beheersplannen dient een begrotingswijziging te worden gemaakt.

 

Raad stelt vooraf vast.

     

Apart raadsvoorstel

     

Administratieve wijzigingen burgemeester en wethouders / burgemeester

H. Aanpassingen op basis van beheersbeslissingen

Aangezien de raad de begroting op programmaniveau vaststelt, kunnen B&W onder voorwaarden schuiven met budgetten binnen programma’s.

 

B&W stelt vast.

 

Administratieve wijzigingen directie/budgethouders

I. Aanpassingen op basis van beheersbeslissingen

Door integrale verantwoordelijkheid kan directie/budgethouder onder door B&W te bepalen voorwaarden schuiven met budgetten binnen het product, alsmede met die budgetten die betrekking hebben op de personeelslasten

 

Directie/budgethouder stelt vast.

   

        

TOELICHTING

  • A.

    De raad stelt de begrotingswijzigingen op programmaniveau vooraf vast indien sprake is van

    a. Wijziging van bestaand beleid/ starten nieuwe activiteiten en intensiveren bestaande activiteiten waarvoor geen budget in de begroting is opgenomen. Ook indien dekking wordt gevonden binnen hetzelfde programma of product is een raadsbesluit nodig. Dit valt immers allemaal onder nieuw beleid en dat moet altijd vooraf naar de raad. Omdat we nieuwe voorstellen integraal willen afwegen, worden deze bij voorkeur opgenomen in de Kadernota of in een tussentijdse rapportage.

    b. Overige budgetwijzigingen op programmaniveau (die niet vallen onder de uitzonderingen onder B). De raad wordt bij financiële afwijkingen op programmaniveau die dreigen te ontstaan als gevolg van niet beleidsinhoudelijke veranderingen vooraf gevraagd een begrotingswijziging vast te stellen.

  • B.

    Op de hoofdregel dat de raad vooraf wordt geïnformeerd bij financiële afwijkingen op programmaniveau (A.b.) worden enkele uitzonderingen gemaakt. De volgende wijzigingen kunnen achteraf gemeld worden (bijv. in de tussentijdse rapportages of de jaarrekening):

    1. budgettair neutrale wijzigingen van de stelposten zoals de post prijsstijgingen;

    2. wijzigingen die alleen gevolgen hebben voor de omzet/het volume van een programma (bijvoorbeeld gelijke verhoging van uitgaven en inkomsten door bijdragen van derden);

    3. het saldo van de verschuivingen op productniveau die per saldo hebben geleid tot een verschuiving op programmaniveau (onder andere door de inzet van uren) ad 3. Of het saldo van de verschuivingen leidt tot een verschuiving op programmaniveau is pas duidelijk na het opstellen van de tussentijdse rapportages en de jaarrekening. Deze informatie is pas achteraf beschikbaar. De financiële afwijkingen mogen uiteraard geen gevolg zijn van een beleidswijziging. In de jaarrekening worden de budgetafwijkingen groter dan of gelijk aan € 50.000 toegelicht. In de tussentijdse rapportages worden de budgetafwijkingen groter dan of gelijk aan € 25.000 en de budgetafwijkingen die 100% of meer afwijken van de begroting toegelicht.

  • C.

    In de praktijk kunnen zich op beleids- en/of bestuursniveau zaken voordoen waarbij het reguliere besluitvormingsproces niet binnen de daarvoor geldende termijnen kan worden gevolgd. Alleen in die gevallen die een uitzonderlijk dan wel een spoedeisend karakter hebben (en waarbij dus onmiddellijke afdoening noodzakelijk is) is vooraf geen budgetverlening door de raad noodzakelijk. De raad dient zo spoedig mogelijk na het spoedeisende voorval te worden geïnformeerd.

  • D.

    Voor investeringen in de loop van het begrotingsjaar die niet in de begroting zijn opgenomen legt het college vooraf aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel en een voorstel voor het autoriseren van een investeringskrediet aan de raad voor, met uitzondering van die gevallen hierboven genoemd onder C.

  • E.

    In de jaarrekening zijn de grondexploitatieopzetten opgenomen. Deze zijn geactualiseerd. Indien de raad de jaarrekening vaststelt, stelt zij ook de geactualiseerde grondexploitatieopzetten vast. De uitvoering van de grondexploitaties wordt binnen de kaders van die exploitatieopzetten overgelaten aan het college. Begrotingswijzigingen worden niet opgesteld. Voor de rechtmatigheid worden verschuivingen van de budgetten tussen de verschillende jaarschijven buiten beschouwing gelaten. De verantwoording wordt afgelegd over de totale exploitatie.

  • F.

    De onttrekkingen of toevoegingen aan de reserves worden in de begroting opgenomen. Hiervan afwijken is toegestaan indien dat nodig is en gehandeld wordt binnen het doel en de reikwijdte van de betreffende bestemmingsreserve. Over de wijziging legt het college via de tussentijdse rapportage of de jaarrekening achteraf verantwoording af aan de raad. De eventuele begrotingswijziging wordt dan door de raad achteraf vastgesteld.

  • G.

    Indien in het lopende jaar een beleids- en/of beheersplan wordt geactualiseerd, met als gevolg een wijziging van de dotaties aan de voorzieningen, dan worden bij de vaststelling van het beleids- of beheersplan door de dotaties aan de voorziening en de begrotingswijziging door de raad vastgesteld.

  • H.

    Bij verschuivingen van budgetten tussen producten binnen een programma is het college van B&W of de burgemeester bevoegd de administratieve (begrotings)wijziging vast te stellen, tenzij het een naar het oordeel van de raad beleidswijziging betreft.

  • I.

    Een administratieve wijziging is een wijziging op werkbudgetniveau binnen een product. Om deze reden kan worden volstaan met autorisatie van de wijziging door de budgethouder of de directie en kan de wijziging daarna worden verwerkt. Om de autorisatie begrotingswijzigingen in overeenstemming te brengen met de mandaatregeling is opgenomen dat de directie/budgethouder ook mag schuiven met die budgetten die betrekking hebben op de personeelslasten. Voor zover dit budgettair neutraal gebeurt kan dit zowel binnen het programma als over de programma’s heen. Het college en de raad hoeven in principe niet geïnformeerd te worden. Het college legt deze voorwaarden vast in bijvoorbeeld de mandaatregeling en/of in een budgethoudersregeling.

   

Aldus vastgesteld in zijn openbare vergadering

van 13 december 2017.

 

De raad voornoemd,

de griffier,

 

P.J. Peters

 

Naar boven