16e wijziging van de Algemene plaatselijke verordening Kampen 2001

De raad van de gemeente Kampen,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 14 november 2017, kenmerk 17INT02984

gelet op artikel 147 lid 1 van de Gemeentewet,

besluit vast te stellen de

16e wijziging van de Algemene plaatselijke verordening Kampen 2001

Artikel I Wijziging verordening

De Algemene plaatselijke verordening Kampen 2001 wordt als volgt gewijzigd:

 

  • A.

    Artikel 1.3 komt te vervallen.

 

  • B.

    Artikel 2.2.2, derde lid, laatste volzin komt te vervallen.

 

  • C.

    Na artikel 2.2.4 wordt ingevoegd:

 

Artikel 2.2.5 Voorkomen glasoverlast

  • 1.

    De burgemeester kan uitgaansgebieden en plaatsen aanwijzen, waar de houder van een horecabedrijf als bedoeld in artikel 2.3.1.1, verplicht is zodanige maatregelen te treffen dat de bezoekers geen glaswerk vanuit zijn horecabedrijf mee de openbare weg opnemen.

  • 2.

    Bij evenementen met een massaal of buitenkarakter kan de burgemeester horecabedrijven gelegen aan of in de nabijheid van de evenementenlocatie verplichten tot het gebruik van plastic glaswerk.

 

  • D.

    Na artikel 2.1.6.9 wordt ingevoegd:

 

Artikel 2.1.6.10 Stoken van vuren

  • 1.

    Het is verboden vuur te stoken en materialen of goederen voorhanden te hebben of te vervoeren met het kennelijke doel deze te gebruiken voor het (op)stoken van vuur of hiermee anderszins de openbare orde te verstoren of de veiligheid in gevaar te brengen.

  • 2.

    Het verbod in het eerste lid geldt niet voor het stoken van vuur in vuurkorven dan wel vuurtonnen (oliedrums) met een maximale inhoud van 200 liter, in de periode van 31 december 10.00 uur tot 1 januari 02.00 uur, mits gestookt wordt met onbehandeld hout of snoeiafval en uiterlijk 7 werkdagen voor het genoemde tijdvak melding is gedaan bij burgemeester en wethouders.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels vaststellen voor het gebruik van de vuurkorven en vuurtonnen, alsmede voor de wijze waarop de melding wordt gedaan.

 

  • E.

    Na artikel 2.4.10 wordt ingevoegd:

 

Artikel 2.4.10a Slaapplaats op of aan een openbare plaats

  • 1.

    Het is verboden tussen zonsondergang en zonsopgang een openbare plaats als slaapplaats te gebruiken en verder op of aan een openbare plaats een voertuig, caravan, keetwagen, magazijnwagen, tent of een soortgelijk of ander onderkomen als slaapplaats te gebruiken of daarin te overnachten dan wel gelegenheid daartoe te bieden.

  • 2.

    Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen en daaraan voorschriften verbinden in het belang van:

    • a.

      de openbare orde;

    • b.

      het voorkomen of beperken van overlast;

    • c.

      de verkeersveiligheid of de veiligheid van personen of goederen;

    • d.

      de zedelijkheid of de gezondheid;

    • e.

      de bescherming van natuur en landschap;

    • f.

      de bescherming van het aanzien van de gemeente.

  • 3.

    Het college kan plaatsen aanwijzen waar het verbod van het eerste lid niet geldt.

  • 4.

    Het college kan daarbij nadere regels stellen in het belang van:

    • a.

      de openbare orde;

    • b.

      het voorkomen of beperken van overlast;

    • c.

      de verkeersveiligheid of de veiligheid van personen of goederen;

    • d.

      de zedelijkheid of de gezondheid;

    • e.

      de bescherming van natuur en landschap;

    • f.

      de bescherming van het aanzien van de gemeente.

  • 5.

    Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

 

F. In hoofdstuk 2, Afdeling 7 wordt voor artikel 2.7.3 ingevoegd:

 

Artikel 2.7.1 Drugshandel op straat

Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden zich op een openbare plaats op te houden met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling, af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.

 

Artikel 2.7.2 Openlijk drugsgebruik

Het is verboden op of aan de weg, op een andere openbare plaats of in een voor publiek toegankelijk gebouw, middelen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen voorhanden te hebben.

 

G. Na Hoofdstuk 2, Afdeling 8 wordt ingevoegd:

 

Afdeling 9 Woonoverlast

 

Artikel 2.9 Woonoverlast als bedoeld in artikel 151d Gemeentewet

  • 1.

    Degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt, of tegen betaling in gebruik geeft aan een persoon die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen is ingeschreven, draagt er zorg voor dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.

  • 2.

    Als de burgemeester een last onder dwangsom of onder bestuursdwang oplegt naar aanleiding van een schending van deze zorgplicht kan hij daarbij aanwijzingen geven over wat de overtreder dient te doen of na te laten om verdere schending te voorkomen. De burgemeester stelt beleidsregels vast over het gebruik van deze bevoegdheid.

  • 3.

    De last kan in ieder geval worden opgelegd bij ernstige en herhaaldelijke:

    • a.

      geluid- of geurhinder;

    • b.

      hinder van dieren;

    • c.

      hinder van bezoekers of personen die tijdelijk in een woning of op een erf aanwezig zijn;

    • d.

      overlast door vervuiling of verwaarlozing van een woning of een erf;

    • e.

      intimidatie van derden vanuit een woning of een erf.

 

Artikel II Inwerkingtreding

Deze wijziging treedt in werking op de dag na bekendmaking.

 

Artikel III Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: 16e wijziging van de Algemene plaatselijke verordening Kampen 2001.

 

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 14 december 2017,

De raad van de gemeente Kampen,

drs. H.A. van der Meulen,

griffier

drs. mr. B. Koelewijn,

voorzitter

Toelichting:

 

A

Artikel 1.3

Deze bepaling is in 2016 geschrapt. De wetgever heeft in de Awb een sluitend systeem neergelegd voor de afhandeling van aanvragen: die worden ingewilligd of geweigerd. In artikel 4:5 van de Awb is daarop één uitzondering gemaakt: een aanvraag die zo gebrekkig is dat die moet worden aangevuld voor ze kan worden afgehandeld kan buiten behandeling worden gelaten. Wel moet de aanvrager de kans krijgen om de aanvraag aan te vullen. In dat systeem past niet dat de gemeente een nieuwe reden introduceert waarmee een aanvraag buiten behandeling kan worden gelaten. In plaats van buiten behandeling laten zal een aanvraag die onredelijk laat wordt ingediend waardoor een goede beoordeling niet mogelijk is moeten worden afgewezen.

 

B

Artikel 2.2.2, derde lid

Dit artikel verwijst naar artikel 1.3. Nu dit artikel komt te vervallen is ook aanpassing van artikel 2.2.2, derde lid noodzakelijk.

 

C

Artikel 2.2.5

Het eerste lid reguleert, dat horecabedrijven en bezoekers van deze horeca-inrichtingen geen glaswerk buiten de inrichting mogen brengen/meenemen op de openbare weg. Dit is met name bedoeld tijdens de uitgaansavonden in het weekend. Het tweede lid zorgt ervoor dat de burgemeester (vanuit zijn toezichthoudende taak op openbare inrichtingen) het gebruik van plastic glaswerk verplichtend voorschrijft aan horeca-bedrijven grenzend aan of in de nabijheid van de evenementenlocatie.

 

D

Artikel 2.1.6.10

Het artikel reguleert het stoken van vuren tijdens de jaarwisseling, en is een formalisering van de werkwijze die al een aantal jaren zijn effectiviteit heeft bewezen. Door deze werkwijze in de APV op te nemen wordt het nu ook mogelijk gemaakt om handhavend op te treden bij overtreding.

 

E

Artikel 2.4.10a

Het doel van dit artikel is om wildkamperen (kamperen buiten kampeerterreinen) tegen te gaan of te reguleren. Sinds de afschaffing van de Wet op de openluchtrecreatie bestaat daaraan behoefte. Het artikel kan ook gebruikt worden om zwervers te verwijderen uit gemeentelijke parken.

 

F

Artikel 2.7.1.

 

Afbakening met de Opiumwet

Om niet in de sfeer van de Opiumwet te treden is de passage “onverminderd het bepaalde in de Opiumwet” opgenomen. De Opiumwet is een strafrechtelijk instrument waarin onder meer de verbodsbepalingen staan van middelen die worden genoemd op lijst I (“harddrugs”) en II (“softdrugs”) die behoren bij deze wet. Zo wordt verboden deze middelen te bereiden, te bewerken, te verwerken, te verkopen, af te leveren, te verstrekken, te vervoeren en aanwezig te hebben. In de Opiumwet wordt geen aandacht besteed aan overlast ten gevolge van drugshandel op straat. Om hiertegen te kunnen optreden is het noodzakelijk in de APV een artikel op te nemen dat het voorkomen van de aantasting van de openbare orde en van strafbare feiten tot doel heeft.

 

Drugshandel op straat en coffeeshopbeleid

Artikel 2.71 is opgenomen om de overlast op straat tegen te gaan. De straathandel in drugs kan leiden tot een verstoring van de openbare orde. Om daartegen op te treden is het noodzakelijk in de APV een bepaling op te nemen, die tot doel heeft het voorkomen van de aantasting van de openbare orde en van strafbare feiten. In de praktijk gaat het met name om harddrugs.

In dit artikel zijn zowel de aanbieders als ontvangers en bemiddelaars (“drugsrunners”) strafbaar gesteld. Het “kennelijk doel” kan blijken uit ervaringsfeiten en concrete omstandigheden zoals het aanspreken van voorbijgangers, het waarnemen van transacties enz.

 

Artikel 2.7.2.

Op sommige plaatsen in de publieke ruimte ervaren mensen hinder, overlast en gevoelens van onveiligheid doordat op die plaatsen drugs worden gebruikt. Een aantal gemeenten heeft daarom al enkele jaren een bepaling in de APV opgenomen waarbij openlijk drugsgebruik wordt verboden. De rechtspraak is een aantal jaren wisselend geweest, waarbij in een aantal gevallen zo’n bepaling onverbindend werd geacht omdat de rechter van oordeel was dat door de overlap met de Opiumwet (men kan immers verboden substanties niet gebruiken zonder deze – in strijd met de Opiumwet – voorhanden te hebben) de zgn. bovengrens van de gemeentelijke regelgevende bevoegdheid werd geschonden. Maar inmiddels is er een rechterlijke consensus ontstaan waarbij zo’n bepaling, omwille van de openbare orde, dus met een ander motief dan de Opiumwet, toelaatbaar wordt geacht.

Omdat er niet bij iedere gemeente een behoefte aan een dergelijke bepaling zal bestaan, is die in dit model als cursieve tekst opgenomen. De raad kan zich inhoudelijk beraden over de wenselijkheid in zijn specifieke gemeente, en de manier waarop deze zal worden gehandhaafd

 

G

Artikel 2.9

Per 1 juli 2017 is de Wet aanpak woonoverlast in werking getreden. Die wet maakt het mogelijk dat de gemeenteraad de burgemeester de bevoegdheid toekent om bij ernstige en herhaaldelijke woonoverlast gedragsaanwijzingen op te leggen aan de overlastgever. Het ligt voor de hand dat de gemeenteraad – als hij er voor kiest de burgemeester deze bevoegdheid toe te kennen – dit doet in de

Algemene plaatselijke verordening.

 

Het eerste lid is geformuleerd als een zorgplichtbepaling. Volgens het tweede lid kan de burgemeester als last onder bestuursdwang of dwangsom gedragsaanwijzingen opleggen aan de overtreder. Het tweede lid schrijft ook voor dat de burgemeester in beleidsregels vastlegt hoe hij of zij invulling geeft aan deze bevoegdheid. In het derde lid is geregeld in welke gevallen de burgemeester toepassing kan geven aan deze bevoegdheid.

 

Naar boven