Algemene plaatselijke verordening 2015 gewijzigd

 

 

Op 30 november 2017 heeft de gemeenteraad de Algemene plaatselijke verordening 2015 gewijzigd.

Naast het doorvoeren van juridisch technische wijzigingen, is de verordening ook op een aantal artikelen beleidsinhoudelijk gewijzigd. Het gaat hier onder meer om een wijziging van die artikelen die betrekking hebben op het flyeren en venten, een verbod op nepwapens, een tijdelijk ventverbod bij door de burgemeester aangewezen evenementen en het reguleren van het aanbieden van fietsen die op de openbare weg voor gebruik worden aangeboden.

De verordening tot wijziging van de Algemene plaatselijke verordening 2015 treedt in werking op de dag na deze bekendmaking.

Nadere informatie bij Concernstaf tel. 14071.

RAADSBESLUIT

De raad van de gemeente Leiden:

Gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders (raadsvoorstel 17.0082 van 2017), mede gezien het advies van de commissie,

BESLUIT:

A. vast te stellen de navolgende verordening tot wijziging van de Algemene plaatselijke verordening 2015, welke luidt als volgt:

Artikel I

Artikel 1:1 komt als volgt te luiden:

Artikel 1:1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    bevoegd gezag: bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

  • b.

    bouwwerk: hetgeen in artikel 1 van de Bouwverordening 1992 daaronder wordt verstaan;

  • c.

    college: het college van burgemeester en wethouders;

  • d.

    gebouw: hetgeen in artikel 1, eerste lid, onder c, van de Woningwet daaronder wordt verstaan;

  • e.

    handelsreclame: iedere openbare aanprijzing van goederen of diensten, waarmee kennelijk beoogd wordt een commercieel belang te dienen;

  • f.

    hoogspanningsleiding: een leiding behorend tot het landelijk hoogspanningsnet zoals bedoeld in de Elektriciteitswet;

  • g.

    openbaar water: wateren die voor het publiek bevaarbaar of op andere wijze toegankelijk zijn, met in begrip van de wal;

  • h.

    openbare plaats: hetgeen in artikel 1 van de Wet openbare manifestaties daaronder wordt verstaan;

  • i.

    rechthebbende: degene die over een zaak zeggenschap heeft krachtens een zakelijk of persoonlijk recht;

  • j.

    weg: hetgeen in artikel 1, eerste lid, onder b van de Wegenverkeerswet 1994 daaronder wordt verstaan.

Artikel II

Artikel 1:3 komt als volgt te luiden:

Artikel 1:3

(gereserveerd).

Artikel III

Artikel 1:6 komt als volgt te luiden:

Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing

Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing

De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:

  • a.

    indien ter verkrijging daarvan onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;

  • b.

    indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de ontheffing of vergunning, intrekking of wijziging noodzakelijk is vanwege het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of ontheffing is vereist;

  • c.

    indien de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen;

  • d.

    indien van de vergunning of ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen of gedurende een daarin gestelde termijn dan wel, bij het ontbreken van een gestelde termijn, binnen een redelijke termijn; of

  • e.

    indien de houder dit verzoekt.

Artikel IV

Artikel 1:8 komt als volgt te luiden:

Artikel 1:8 Weigeringsgronden

  • 1.

    De vergunning of ontheffing kan door het bevoegd gezag of het bevoegde bestuursorgaan worden geweigerd in het belang van:

    • a.

      de openbare orde;

    • b.

      de openbare veiligheid;

    • c.

      de volksgezondheid;

    • d.

      de bescherming van het milieu.

  • 2.

    Een vergunning of ontheffing kan ook worden geweigerd als de aanvraag daarvoor minder dan 3 weken voor de beoogde datum van de beoogde activiteit is ingediend en daardoor een behoorlijke behandeling van de aanvraag niet mogelijk is.

Artikel V

Artikel 2:6 komt als volgt te luiden:

Artikel 2:6 Beperking aanbieden e.d. van geschreven of gedrukte stukken of afbeeldingen

  • 1.

    Het is verboden gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, samples e.d. onder publiek te verspreiden dan wel openlijk aan te bieden op door het college aangewezen openbare plaatsen.

  • 2.

    Het college kan de werking van het verbod beperken tot bepaalde dagen en uren.

  • 3.

    Het verbod is niet van toepassing op het huis-aan-huis verspreiden of het aan huis bezorgen van gedrukte of geschreven stukken en afbeeldingen.

  • 4.

    Het college kan ontheffing verlenen van het verbod in het eerste lid.

  • 5.

    Op een verzoek om ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Artikel VI

Artikel 2:10, tweede lid, komt als volgt te luiden.

Artikel 2:10 Voorwerpen of stoffen op, aan, in, over of boven de weg

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in het vijfde lid geldt het verbod als bedoeld in het eerste lid niet voor:

    • a.

      vlaggen, wimpels of vlaggenstokken indien deze geen gevaar of hinder kunnen opleveren voor personen of goederen en niet voor commerciële doeleinden worden gebruikt;

    • b.

      zonneschermen, mits ze zijn aangebracht boven het voor voetgangers bestemde gedeelte van de weg en mits:

    • i.

      geen onderdeel zich minder dan 2,2 meter boven dat gedeelte bevindt;- geen onderdeel van het scherm, in welke stand dat ook staat, zich op minder dan 0,5 meter van het voor het rijverkeer bestemde gedeelte van de weg bevindt;

      ii geen onderdeel verder dan 1,5 meter buiten de opgaande gevel reikt;

    • c.

      de voorwerpen of stoffen, die noodzakelijkerwijze kortstondig op de weg gebracht worden in verband met laden of lossen ervan en mits degene die de werkzaamheden verricht of doet verrichten ervoor zorgt, dat onmiddellijk na het beëindigen daarvan, in elk geval voor zonsondergang, de voorwerpen of stoffen van de weg verwijderd zijn en de weg daarvan gereinigd is;

    • d.

      voertuigen, met uitzondering van fietsen die op de openbare weg voor gebruik worden aangeboden.;

    • e.

      voorwerpen of stoffen waarop gedachten of gevoelens worden geopenbaard voor zover deze geen schade toebrengen aan de weg, gevaar opleveren voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering kunnen vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg;

    • f.

      evenementen als bedoeld in artikel 2:24;

      g terrassen als bedoeld in artikel 2:27, eerste lid;

    • h.

      standplaatsen als bedoeld in artikel 5:17;

    • i.

      winkelwagentjes;

    • j.

      vaste containers die van gemeentewege zijn geplaatst ten behoeve van de al dan niet gescheiden inzameling van huishoudelijk afval;

    • k.

      uitstallingen en voorwerpen ter verfraaiing van de entree indien:

    • I.

      deze binnen 100 cm van de gevel van het betreffende pand blijven en

    • II.

      de strook voor visueel gehandicapten en de ruimte 50 cm aan weerszijden van de strook vrij blijven van obstakels en

    • III.

      de resterende vrije- of stoepruimte minimaal 150 cm bedraagt, met uitzondering van de trottoirs van de Stationsweg, de Steenstraat, de Nieuwe Beestenmarkt(oostzijde), de Turfmarkt, het Kort Rapenburg (oostzijde), de Breestraat, de Korevaarstraat en de Doezastraat waar vanwege de belangrijke functie voor het voetgangersverkeer de vrije doorgang voor voetgangers minimaal 200 cm moet bedragen of zoveel het straatprofiel toelaat, en

    • IV.

      in voetgangersgebieden een minimale ruimte van 300 cm overblijft voor een ongehinderd passeren van het alarmverkeer en;

    • V.

      in overeenstemming zijn met het Modellen-boek gevelreclame en uitstallingen Leidse binnenstad.

    • l.

      containers, steigers, porta cabins e.d. ten behoeve van bouwactiviteiten mits de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m2 en de voorwerpen niet langer dan een maand worden geplaatst en de plaatsing geen gevaar of hinder voor personen of goederen oplevert;

    • m.

      containers, steigers, porta cabins e.d. ten behoeve van bouwactiviteiten mits de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m2 en de voorwerpen langer dan een maand maar niet langer dan zes maanden worden geplaatst en de plaatsing geen gevaar of hinder voor personen of goederen oplevert, mits van de plaatsing melding is gedaan aan het college;

    • n.

      borden, daaronder begrepen stoepborden, welke in opdracht van de burgemeester worden geplaatst ten behoeve van het veilig gebruik van een openbare plaats, dan wel ten behoeve van de veiligheid van personen of goederen.

    • o.

      e-laadpalen, mits geplaatst conform de vastgestelde beleidsregel

Artikel VII

Artikel 2:21, tweede lid, komt als volgt te luiden:

Artikel 2:21 Voorzieningen voor verkeer en verlichting

  • 1.

    De rechthebbende op een bouwwerk is verplicht toe te laten dat op of aan dat bouwwerk voorwerpen, borden of voorzieningen ten behoeve van het verkeer of de openbare verlichting worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Waterstaatswet 1900, de Onteigeningswet, de Belemmeringenwet Privaatrecht of de Verordening naamgeving van de openbare ruimte en nummering Leiden.

Artikel VIII

Artikel 2:24, tweede lid, komt als volgt te luiden:

Artikel 2:24 Begripsbepaling

  • 2.

    Onder evenement wordt mede verstaan:

    • a.

      een herdenkingsplechtigheid;

    • b.

      een braderie;

    • c.

      een optocht, niet zijnde een betoging als bedoeld in artikel 2:3, op de weg;

    • d.

      een feest, muziekvoorstelling of wedstrijd op of aan de weg;

    • e.

      een straatfeest of buurtbarbecue op een dag;

    • f.

      een snuffelmarkt.

Artikel IX

Artikel 2:25, eerste lid komt als volgt te luiden:

Artikel 2:25 Evenement

1.Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een evenement te houden of te doen houden.

1. De burgemeester kan categorieën evenementen aanwijzen waarvoor alleen een meldingsplicht geldt.

Artikel X

Artikel 2:25, vierde lid, onder b. komt als volgt te luiden:

  • 4.

    Op een aanvraag om een vergunning als bedoeld in het eerste lid wordt beslist:

    • b.

      binnen drie weken na ontvangst van de aanvraag met dien verstande dat de beslissing op de aanvraag uiterlijk twee weken voor aanvang van het evenement a de aanvrager wordt bekendgemaakt indien het een evenement betreft in categorie 1, anders dan onder a,;

Artikel XI

Artikel 2:25, negende lid, komt als volgt te luiden:

9.De vergunninghouder die een evenement organiseert of degene die er de feitelijke leiding bij heeft, is, indien de burgemeester een bevel geeft met het oog op het waarborgen van de in het tweede lid bedoelde belangen, verplicht daaraan gevolg te geven en, indien nodig, het evenement onmiddellijk te beëindigen, waarbij hij dan ook verplicht is ervoor te zorgen dat er geen publiek meer wordt toegelaten.

Artikel XII

Artikel 2:28, leden een, twee en drie komen als volgt te luiden:

Artikel 2:28 Terrasvergunning

  • 1.

    Het is verboden om zonder vergunning van het college of in afwijking van de nadere regels als bedoeld in het derde lid een terras in te richten, te exploiteren of in gebruik te geven op een openbare plaats, op openbaar water of op een voor publiek toegankelijk terrein.

  • 2.

    Een vergunning als bedoeld in het eerste lid wordt geweigerd indien:

    • a.

      een terras en/of een terras op het water niet is gesitueerd direct aangrenzend aan of in de directe nabijheid van de horeca-inrichting van de aanvrager;

    • b.

      blijkt dat het terras gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg en het openbaar water of voor het doelmatig beheer van de weg en het openbaar water;

    • c.

      blijkt dat het terras breder is dan de gevelbreedte van de horeca-inrichting, tenzij het college van oordeel is dat, gelet op onder meer de belangen van eigenaren/gebruikers van belendende percelen een afwijkende breedtemaat vereist of aanvaardbaar is;

    • d.

      de aanvraag betrekking heeft op een terras op een binnenplaats of binnenterrein, dat wil zeggen een plaats of een terrein dat omsloten is door woningen, tenzij het college van oordeel is dat door het verbinden van voorschriften aan de vergunning overlast voor eigenaren/gebruikers van belendende percelen kan worden voorkomen;

    • e.

      indien de aanvraag betrekking heeft op een terras dat op het water is gelegen wordt de aanvraag tevens geweigerd indien de vergunning wordt gevraagd voor het Rapenburg (met uitzondering van de locatie hoek Rapenburg/Noordeinde), de Herengracht, de Zoeterwoudse Singel, de Witte Singel, de Morssingel, de Rijnsburgersingel, de Maresingel, de Herensingel en de Zijlsingel;

    • f.

      het verlenen van de vergunning de rechten en/of vrijheden van anderen zal aantasten, dan wel ontoelaatbare overlast tot gevolg zal hebben;

    • g.

      voor het terras ook andere vergunningen, ontheffingen, vrijstellingen e.d. zijn vereist welke krachtens de desbetreffende wettelijke bepalingen niet kunnen worden verleend.

  • 3.

    Het college kan nadere regels vaststellen ten aanzien van:

    • a.

      het waarborgen van de verkeersveiligheid op en nabij het terras;

    • b.

      de inrichting van terrassen, inclusief het voeren van reclame op terrassen;

    • c.

      het voorkomen van overlast voor eigenaren/gebruikers van belendende percelen;

    • d.

      de veiligheid en gezondheid op het water vanwege een terras;

    • e.

      de inrichting van terrassen in relatie tot de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving.

Artikel XIII

Artikel 2:30, eerste lid, komt als volgt te luiden:

Artikel 2:30 Afwijking binnenkomst- of sluitingstijd; tijdelijke sluiting en andere bevelen

1.De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid of gezondheid of in geval van bijzondere omstandigheden voor een of meer openbare inrichtingen dan wel het daarbij behorende terras tijdelijk andere binnenkomstijden, dan wel andere sluitingstijden vaststellen, tijdelijke sluiting bevelen of andere bevelen geven die hij noodzakelijk acht ter bescherming van de in dit lid genoemde belangen.

Artikel XIV

Artikel 2:38 komt als volgt te luiden:

Artikel 2:38 Verschaffing gegevens nachtregister

Degene die in een inrichting nachtverblijf houdt of de kampeerder is verplicht de exploitant of feitelijk leidinggevende van die inrichting volledig en naar waarheid naam, woonplaats, dag van aankomst en de dag van vertrek te verstrekken.

Artikel XV

Artikel 2:47, derde lid komt als volgt te luiden:

Artikel 2:47 Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen

3.Het is verboden op of aan de weg dan wel openbaar water al dan niet in een voertuig, vaartuig, tent of soortgelijk tijdelijk onderkomen te overnachten.

Artikel XVI

Artikel 2:48 komt als volgt te luiden:

Artikel 2:48 Verboden drankgebruik

  • 1.

    Het is voor personen, die de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt, verboden op een openbare plaats, die deel uitmaakt van een door het college aangewezen gebied, alcoholhoudende drank te gebruiken of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben.

  • 2.

    Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voor:

    • a.

      een terras dat behoort bij een horecabedrijf, als bedoeld in artikel 1 van de Drank- en Horecawet;

    • b.

      de plaats, niet zijnde een horecabedrijf, als bedoeld onder a, waarvoor een ontheffing geldt krachtens artikel 35 van de Drank en Horecawet.

  • 3.

    Het is verboden op of aan de weg of op openbaar water, dan wel in voor publiek toegankelijke gebouwen alcoholhoudende drank te nuttigen indien dit gepaard gaat met gedragingen die de openbare orde verstoren, het woon- en leefklimaat aantasten of anderszins overlast veroorzaken. Het verbod geldt niet voor zover in het geregelde onderwerp wordt voorzien in artikel 27 van de Scheepsvaartverkeerswet.

Artikel XVII

Na artikel 2:48c wordt een nieuw artikel 2:48d toegevoegd dat als volgt komt te luiden:

Artikel 2:48d Verbod speelgoed- en nepwapens

Het is verboden op een weg of een openbare plaats die deel uit maakt van een door de burgemeester tijdelijk aangewezen gebied, een of meer speelgoed- of nepwapens te vervoeren of bij zich te hebben wanneer daardoor gevaar dreigt voor de openbare orde of veiligheid.

Artikel XVIII

Artikel 2:57 komt als volgt te luiden:

Artikel 2:57 Loslopende honden, verboden plaatsen, identificatie

  • 1.

    Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond op de weg te laten verblijven zonder voorzien te zijn van een deugdelijk middel waarop of waarin duidelijk de naam en het adres van de eigenaar of houder is aangegeven.

  • 2.

    Het is de eigenaar of houder van een hond voorts verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen:

    • a.

      zonder dat die hond aangelijnd is;

    • b.

      op een voor het publiek toegankelijke en kennelijk als zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak of speelweide dan wel heempark, schoolplein of op een andere door het college aangewezen plaats.

  • 3.

    Het tweede lid, aanhef en onder a, is niet van toepassing op door het college aangewezen plaatsen.

  • 4.

    Het tweede lid aanhef en onder a en b is niet van toepassing op de eigenaar of houder van een hond:

    • a.

      die zich vanwege zijn handicap door een geleidehond of sociale hulphond laat begeleiden; of

    • b.

      die deze hond aantoonbaar gekwalificeerd opleidt tot geleidehond of sociale hulphond; of

    • c.

      waarvan het opruimen vanwege zijn lichamelijke handicap redelijkerwijs niet gevergd kan worden.

Artikel XIX

Artikel 2:58, tweede lid, komt als volgt te luiden:

Artikel 2:58 Verontreiniging door honden

2.Ten behoeve van het onmiddellijk verwijderen zoals bedoeld in het eerste lid, dient de eigenaar of houder van een hond te allen tijde opruimmiddelen bij zich te hebben.

Artikel XX

Artikel 2:61 komt als volgt te luiden:

Artikel 2:61 Storend geluid/voederen van dieren

  • 1.

    Ieder, die de zorg voor een dier heeft, is verplicht al het mogelijke te doen om te voorkomen, dat dit voor de omgeving in ernstige mate storend geluid maakt.

  • 2.

    Het college kan voor nader te bepalen locaties en perioden een verbod instellen om dieren te voeren indien:

    • a.

      er door het voeren verkeersonveilige situaties ontstaan;

    • b.

      er door de frequente aanwezigheid van dieren problemen ontstaan door de uitwerpselen (stank en gladheid);

    • c.

      dieren ook ’s nachts op of bij voerplaatsen aanwezig blijven en dan geluidsoverlast veroorzaken;

    • d.

      er door de aanwezigheid van voer ook dieren aangetrokken worden die minder gewenst zijn (ratten, meeuwen);

    • e.

      er door een overdaad aan voer, gezondheidsproblemen voor de gevoerde dieren ontstaan (bij kinderboerderij en dierenweiden).

Artikel XXI

Artikel 2:72 komt als volgt te luiden:

Artikel 2:72 Ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk tijdens de verkoopdagen

(gereserveerd).

Artikel XXII

Artikel 2:73, eerste lid, komt als volgt te luiden:

Artikel 2:73 Bezigen van consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling

1.Het is verboden consumentenvuurwerk te bezigen op een door het college in het belang van de voorkoming van gevaar, schade of overlast aangewezen plaats.

Artikel XXIII

Artikel 2:74 komt als volgt te luiden:

Artikel 2:74 Drugshandel op straat

Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden op of aan de weg post te vatten of zich daar heen en weer te bewegen en zich op of aan wegen in of op een voertuig te bevinden of daarmee heen en weer of rond te rijden, met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.

Artikel XXIV

Artikel 2:74a komt als volgt te luiden:

Artikel 2:74a Openlijk drugsgebruik

Het is verboden op of aan de weg of op een andere openbare plaats of in een voor publiek toegankelijk gebouw middelen als bedoeld in de artikelen 2 of 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen voorhanden te hebben.

Artikel XXV

Artikel 4:2, vierde lid komt als volgt te luiden:

Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten

4.In een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid, kan het college het eindtijdstip bepalen en andere maximaal toelaatbare geluidniveaus vaststellen met dien verstande dat deze niet meer mogen bedragen dan 70 dB(A) én 82 dB(C), gemeten op de gevel van geluidgevoelige gebouwen

Artikel XXVI

Artikel 4:3, zesde en zevende lid komen als volgt te luiden:

Artikel 4:3 Kennisgeving incidentele festiviteiten

  • 6.

    Het equivalente geluidsniveau Leq,T veroorzaakt door de inrichting bedraagt niet meer dan 70 dB(A) en 82 dB(C), gemeten op de gevel van geluidgevoelige gebouwen, en 55 dB(A) in een geluidsgevoelige ruimte van een woning van derden, bij gesloten ramen en deuren van de woning.

  • 7.

    Op de dagen als bedoeld in het eerste lid wordt het ten gehore brengen van extra muziek - hoger dan de geluidsnorm als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit - van zondag tot en met donderdag uiterlijk om 24.00 uur beëindigd en op vrijdag en zaterdag uiterlijk om 01.00 uur beëindigd.

Artikel XXVII

Artikel 4:3, achtste lid vervalt onder vernummering van de leden negen, tien en elf tot

acht, negen en tien.

Artikel XXVIII

Artikel 4:8 komt als volgt te luiden:

Artikel 4:8 Natuurlijke behoefte doen

Het is verboden op een openbare plaats zijn natuurlijke behoefte te doen buiten daarvoor bestemde plaatsen.

Artikel XXIX

Artikel 4:16 aanhef en eerste, tweede, derde lid onder j. en zevende lid komen als volgt te luiden:

Artikel 4:16 Vergunningsplicht stadsschoon en handelsreclame

  • 1.

    Het is de eigenaar of gebruiker van een onroerend goed zonder vergunning van het college verboden dit goed, geheel of ten dele, al dan niet door middel van enig daarop aanwezig roerend goed, te gebruiken of het gebruik ervan te gedogen voor het daarop of daaraan aanbrengen van opschriften, aankondigingen of afbeeldingen, al dan niet zijnde handelsreclame, in welke vorm dan ook, dan wel van voorwerpen of inrichtingen, bestemd of gebruikt voor het aanbrengen van opschriften, aankondigingen of afbeeldingen.

  • 2.

    Onder opschriften, aankondigingen en afbeeldingen, al da niet zijnde handelsreclame, bedoeld in het eerste lid, worden alleen begrepen die opschriften, aankondigingen en afbeeldingen, welke zichtbaar zijn vanaf een openbare plaats, het openbaar water, enige andere voor het publiek toegankelijke plaats of vanaf de spoorbaan. Onder voorwerpen of inrichtingen, bestemd of gebruikt voor het aanbrengen van opschriften, aankondigingen of afbeeldingen, worden alleen begrepen die voorwerpen of inrichtingen, welke zichtbaar zijn vanaf plaatsen, in de vorige zin bedoeld.

  • 3.

    Het bepaalde in het eerste lidis niet van toepassing ten aanzien van:

    • j.

      opschriften, aankondigingen en afbeeldingen, aangebracht aan een gebouw en waarvoor een omgevingsvergunning voor de activiteit Bouwen als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is verleend en waarvoor in dat kader een positief welstandsadvies is gegeven.

  • 7.

    De aanvraag als bedoeld in het zesde lid dient vergezeld te gaan van een tekening of foto, voldoende duidelijk voor het beoordelen van de aanvraag, aangevende het opschrift, de aankondiging of de afbeelding, welke men wenst aan te brengen, alsmede een beschrijving daarvan, onder meer vermeldende de toe te passen materialen en kleuren. De hier bedoelde stukken dienen in tweevoud te worden overgelegd. Het college beslist binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag. Zij kan de beslissing met ten hoogste zes weken verdagen.

Artikel XXX

Artikel 5:6 eerste en tweede lid komen als volgt te luiden:

Artikel 5:6 Kampeermiddelen en dergelijke op de weg

  • 1.

    Het is verboden een voertuig dat voor recreatie wordt gebruikt:

    • a.

      langer dan op zeven achtereenvolgende dagen te plaatsen of te hebben op de weg;

    • b.

      op een door het college aangewezen plaats te parkeren, waar dit naar zijn oordeel schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente.

  • 2.

    Het is verboden een woonwagen, magazijnwagen, aanhangwagen, keetwagen of ander dergelijk voertuig dat niet voor recreatie doch anderszins voor andere dan verkeersdoeleinden wordt gebruikt:

    • a.

      langer dan gedurende drie achtereenvolgende dagen op de weg te plaatsen of te hebben;

    • b.

      op een door het college aangewezen plaats te parkeren, waar dit naar zijn oordeel schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente

Artikel XXXI

Artikel 5:8 komt als volgt te luiden:

Artikel 5:8 Parkeren van grote voertuigen

  • 1.

    Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van de lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter te parkeren anders dan op de daartoe door het college aangewezen wegen of parkeerterreinen.

  • 2.

    Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van de lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter te parkeren op een door het college aangewezen weg, waar dit parkeren naar zijn oordeel buitensporig is met het oog op de verdeling van beschikbare parkeerruimte.

  • 3.

    De verboden in het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op werkdagen van maandag tot en met vrijdag, dagelijks van 08.00 tot 18.00 uur.

  • 4.

    Het verbod in het tweede lid is voorts niet van toepassing op campers, kampeerauto’s, caravans en kampeerwagens, voor zover deze voertuigen niet langer dan zeven achtereenvolgende dagen op de weg worden geplaatst of gehouden.

  • 5.

    Het college kan van de in het eerste en tweede lid gestelde verboden ontheffing verlenen.

  • 6.

    Op de ontheffing als bedoeld in het vijfde lid is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Artikel XXXII

Artikel 5:15 komt als volgt te luiden:

Artikel 5:15 Beperking verspreiding dan wel aanbieden van producten of diensten

  • 1.

    Het is verboden producten of diensten op een door het college aangewezen openbare plaats te verspreiden dan wel op andere wijze aan te bieden.

  • 2.

    Het college kan gebieden aanwijzen waar en dagen en uren vaststellen waarop het verbod als bedoeld in het eerste lid niet geldt en kan daaraan voorschriften verbinden aan het verspreiden dan wel aanbieden van producten of diensten.

  • 3.

    Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op het venten met verspreiden dan wel op andere wijze aanbieden van gedrukte of geschreven stukken waarin gedachten en gevoelens worden geopenbaard.

  • 4.

    Het college kan ontheffing verlenen van het verbod in het eerste lid.

  • 5.

    Op een verzoek om ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Artikel XXXIII

Artikel 5:15a komt als volgt te luiden:

Artikel 5:15a Tijdelijk ventverbod

De burgemeester kan, in het belang van de openbare orde en veiligheid, locaties aanwijzen waar het tijdelijk verboden is om te venten.

Artikel XXXIV

Artikel 5:22 komt als volgt te luiden:

Artikel 5:22 Begripsbepaling

(gereserveerd)

Artikel XXXV

Artikel 5:23 komt als volgt te luiden:

Artikel 5:23 Organiseren van een snuffelmarkt

(gereserveerd)

Artikel XXXVI

Artikel 5:25, tweede lid, komt als volgt te luiden:

2.Behoudens het bepaalde in de Vaarwegenverordening Zuid-Holland is het verboden met een grotere snelheid te varen dan 6 km/uur.

Artikel XXXVII

Aan artikel 5:25 wordt een nieuw zesde lid toegevoegd dat als volgt komt te luiden:

  • 6.

    a. Het is verboden reparatie- en sloopwerkzaamheden te (laten) verrichten aan of op een vaartuig in het openbaar water.

    • b.

      Het verbod bedoeld onder a. geldt niet voor het in eigen beheer uitvoeren van geringe reparaties en noodzakelijk klein onderhoud.

B. Besluiten op grond van de artikelen 2:28, 2:48 en 2:73 die voor de inwerkingtreding van deze verordening door de burgemeester zijn genomen worden geacht te zijn genomen door het college van burgemeester en wethouders.

C. Dit besluit treedt in werking op de dag na bekendmaking.

Naar boven