Financiële verordening gemeente Vaals 2017 (artikel 212 Gemeentewet)

 

 

De raad van de gemeente Vaals;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 20 december 2016;

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen de Financiële verordening gemeente Vaals 2017:

1. Inleidende bepalingen

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    sector: iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie met een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan het college.

  • b.

    administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Vaals en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

  • c.

    inkomsten: totaal van de baten voor toevoegingen en onttrekkingen van reserves;

  • d.

    netto schuld per inwoner: bruto schuld minus de omvang van de geldelijke bezittingen gedeeld door het aantal inwoners op 31 december van het begrotingsjaar. Onder bruto schuld wordt verstaan het totaal van langlopende leningen, kortlopende schulden, crediteurenvorderingen en overlopende passiva. Onder geldelijke bezittingen wordt verstaan het totaal van leningen aan deelnemingen, leningen aan overige verbonden partijen, leningen aan derden, langlopende uitzettingen, kortlopende uitzettingen, debiteurenvorderingen, liquide middelen en overlopende activa.

  • e.

    onbenutte belastingcapaciteit OZB: verschil tussen de opbrengst OZB bij de tarieven die minimaal nodig zijn voor toegang tot de procedure artikel 12 van de Financiële-verhoudingswet en de (geraamde) opbrengst OZB.

  • f.

    overheidsbedrijf: onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin de gemeente, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt.

2. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Programma-indeling

  • 1.

    De raad stelt bij aanvang van een nieuwe raadsperiode een programma-indeling voor die raadsperiode vast.

  • 2.

    De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode op voorstel van het college de taakvelden per programma vast.

  • 3.

    De raad stelt op voorstel van het college per programma de beleidsindicatoren vast. Het voorstel van het college bevat ten minste de verplichte beleidsindicatoren, bedoeld in artikel 25, tweede lid, onder a, van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

  • 4.

    De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode vast over welke onderwerpen hij in extra paragrafen, naast de verplichte paragrafen, van de begroting en de jaarstukken kaders wil stellen en wil worden geïnformeerd.

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1.

    Bij de begroting en de jaarstukken wordt een overzicht gegeven van de toedeling van de taakvelden uit de taakveldenbegroting aan de programma’s van de programmabegroting.

  • 2.

    Bij de uiteenzetting van de financiële positie van de begroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven en wordt van de lopende investeringen het geautoriseerde investeringskrediet en de raming van de uitputting van het krediet in het lopende boekjaar weergegeven.

  • 3.

    In de jaarrekening wordt van de investeringen de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven en inkomsten weergegeven.

Artikel 4. Kaders begroting

  • 1.

    Het college biedt voor 15 juni aan de raad een nota aan met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en meerjarenraming. De raad stelt deze nota voor 15 juli vast.

  • 2.

    In de begroting wordt een post onvoorzien opgenomen die naar mening van het college toereikend is om onvoorziene uitgaven te dekken. De omvang wordt bepaald op basis van de uitputting van de post onvoorzien van de voorgaande jaren.

Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten en begrotingswijzigingen

  • 1.

    De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de baten en de lasten per programma.

  • 2.

    Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad aan van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd.

  • 3.

    Indien het college voorziet dat een geautoriseerd budget of investeringskrediet dreigt te worden overschreden, wordt dit door het college in de eerstvolgende raadsvergadering aan de raad gemeld.

    a. het college legt aan de raad overschrijdingen groter dan € 15.000 ten opzichte van de totale lasten van een programma vooraf voor;

    b. indien een investeringskrediet dreigt te worden overschreden met meer dan 15% van het gevoteerde krediet of meer dan € 50.000 zal niet eerder met de uitvoering worden gestart of doorgegaan, dan nadat de raad een aanvullend krediet beschikbaar heeft gesteld.

  • 4.

    Nieuwe investeringskredieten worden opgenomen in de programmabegroting, waarbij wordt aangegeven:

    a. jaar van uitvoering;

    b. investeringsbedrag (krediet);

    c. jaarlijkse kapitaallasten;

    d. looptijd afschrijving.

  • 5.

    Bij de behandeling van de tussenrapportages in de raad bedoeld in artikel 6 lid 1, doet het college voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde baten en lasten, het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten en het bijstellen van het beleid. In geval van investeringen met een meerjarig karakter doet het college indien nodig ook bij iedere begroting op grond van geactualiseerde ramingen voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten.

  • 6.

    Voor een investering waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd, legt het college voorafgaand aan het aangaan van de verplichtingen een investeringsvoorstel met een voorstel voor het vaststellen van een investeringskrediet aan de raad voor. Daarbij worden de aspecten uit lid 4 opgenomen. Bij investeringen groter dan € 1.000.000 informeert het college de raad in het voorstel tevens over het effect van de investering op de schuldpositie van de gemeente.

  • 7.

    In uitzondering op het zesde lid gelden investeringen tot € 25.000, welke noodzakelijk zijn voor de continuïteit van de reguliere bedrijfsvoering (going concern). Hiervan informeert het college wel de raad, uiterlijk in de eerstvolgende tussentijdse rapportage.

Artikel 6. Tussentijdse rapportage

  • 1.

    Het college informeert de raad minstens een keer per jaar door middel van een bestuursrapportage over de inhoudelijke en/of financiële realisatie van de begroting van de gemeente.

  • 2.

    De bestuursrapportage bevat een uiteenzetting over de uitvoering en de bijstelling van het beleid en een overzicht met de bijgestelde raming van:

    • a.

      Het saldo per programma,

    • b.

      Het overzicht van de algemene dekkingsmiddelen.

  • 1.

    In de bestuursrapportage worden afwijkingen op de oorspronkelijke ramingen van de baten en lasten in de begroting groter dan € 10.000 toegelicht.

  • 2.

    In de bestuursrapportage worden afwijkingen op de oorspronkelijke ramingen van investeringskredieten groter dan 10% met een minimum van € 10.000 toegelicht.

Artikel 7. Informatieplicht

  • 1.

    Het college besluit niet over:

    • a.

      het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties groter dan € 10.000; en

    • b.

      het verstrekken van kapitaal aan instellingen en ondernemingen,

      dan nadat de raad is geïnformeerd over het voornemen en hiertoe in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.

Artikel 8. EMU-saldo

Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

3. Financieel beleid

Artikel 9. Waardering en afschrijving vaste activa

Het college biedt de raad eens in de vier jaar een nota activabeleid aan. De raad stelt de nota vast. Deze nota stelt de kaders en richtlijnen hoe dient te worden omgegaan met waardering en afschrijving van vaste activa.

Artikel 10. Reserves en voorzieningen

Het college biedt de raad eens in de vier jaar een nota reserves en voorzieningen aan. De raad stelt de nota

vast. Deze nota stelt de kaders en richtlijnen omtrent de reserves- en voorzieningenportefeuille.

Artikel 11. Kostprijsberekening

  • 1.

    Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van goederen, werken en diensten van de gemeente, die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten de indirecte kosten betrokken, die rechtstreeks samenhangen met de door de gemeente verleende diensten.

  • 2.

    Bij de kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa en voor rioolheffing en afvalstoffenheffing de compensabele BTW en de kosten van het kwijtscheldingsbeleid.

  • 3.

    Voor de inzet van materiële activa worden naast directe kosten, indirecte kosten en afschrijvingskosten, de rente voor de financiering van het actief toegerekend. Deze rente is een vergoeding voor de inzet van vreemd vermogen en van eigen vermogen.

  • 4.

    Kosten van overhead worden centraal geadministreerd. Kosten die toe te rekenen zijn aan een taakveld worden op het betreffende taakveld geraamd en geboekt.

  • 5.

    De salarislasten van ambtelijke organisatie worden toebedeeld aan taakvelden. Salarislasten van overhead-medewerkers worden geraamd op taakveld overhead.

  • 6.

    Het saldo van het taakveld overhead wordt middels een extracomptabele berekening verdisconteert in heffingen die 100% kostendekkend zijn. Dit gebeurd middels de formule: ((lasten taakveld waarmee heffing gemoeid is / totale lasten begroting) * 100) * totale saldo taakveld overhead.

Artikel 12. Prijzen economische activiteiten

  • 1.

    Voor de levering van goederen, diensten of werken door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden waarbij de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt ten minste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de levering van de desbetreffende goederen, diensten of werken wordt gemotiveerd.

  • 2.

    Bij het verstrekken van leningen of garanties door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden worden ten minste de geraamde integrale kosten in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de lening of de garantie wordt gemotiveerd.

  • 3.

    Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van ten minste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.

Artikel 13. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

  • 1.

    Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor belastingen, rioolrechten, afvalstoffenheffing, etc.

  • 2.

    Het college biedt, indien het college dit noodzakelijk acht, de raad een nota aan met de kaders voor de prijzen voor de verhuur en verkoop van onroerende goederen en in het bijzonder de prijzen voor de uitgifte van gronden. De raad stelt de nota vast.

Artikel 14. Financieringsfunctie

Het college handelt bij het uitoefenen van de financieringsfunctie conform het door de raad vastgestelde treasurystatuut.

4 . Paragrafen

Artikel 15. Lokale heffingen

In de paragraaf lokale heffingen bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 10 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

  • a.

    de mate van kostendekkendheid van de rioolrechten en de afvalstoffenheffing;

  • b.

    de druk van de lokale belastingen en heffingen;

  • c.

    het kwijtscheldingsbeleid;

  • d.

    de kostentoerekening van de geraamde rentekosten en de geraamde overheadkosten aan de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht.

Artikel 16. Weerstandsvermogen en risicobeheersing

In de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing bij de begroting en de jaarstukken wordt naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 11 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten ingegaan op het risicomanagement, risico-inventarisatie, het opvangen van risico’s door verzekeringen, het weerstandsvermogen of anderszins. Tevens wordt in de paragraaf weerstandsvermogen de gewenste weerstandscapaciteit bepaald.

Artikel 17. Onderhoud kapitaalgoederen

  • 1.

    Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 12 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

    • a.

      een financiële vertaling van de beheersplannen voor het openbaar groen, rioleringen, wegen, openbare verlichting en gebouwen;

    • b.

      de omvang van het eventuele, achterstallige onderhoud voor het openbaar groen, rioleringen, wegen, openbare verlichting en gebouwen;

    • c.

      het meerjarig budgettair beslag gemoeid met het onderhoud voor het openbaar groen, rioleringen, wegen, openbare verlichting en gebouwen.

  • 1.

    Het college biedt de raad tenminste eens in de vijf jaar een rioleringsplan aan. Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud, de uitbreiding van de riolering en de kosten van het onderhoud en de eventuele uitbreidingen.

Artikel 18. Financiering

In de paragraaf financiering bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 13 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

  • a.

    de schulden met een looptijd korter dan een jaar en het verschuldigde rentepercentage;

  • b.

    de schulden met een looptijd langer dan een jaar en het verschuldigde rentepercentage;

  • c.

    de liquiditeitsplanning en de financieringsbehoefte voor de komende vier jaar;

  • d.

    de rentevisie voor de komende vier jaar.

Artikel 19. Verbonden partijen

In de paragraaf verbonden partijen bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 15 het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval van elke verbonden partij op:

  • a.

    de naam;

  • b.

    het financieel belang van de gemeente;

  • c.

    de zeggenschap van de gemeente;

  • d.

    het publiek belang dat wordt gediend met de deelname.

  • e.

    actuele ontwikkelingen van de deelneming.

Artikel 20. Grondbeleid

  • 1.

    In de paragraaf grondbeleid bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 16 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

    • a.

      de uitvoering van de nota grondbeleid;

    • b.

      financiële ontwikkelingen van de in ontwikkeling genomen projecten.

  • 1.

    Het college biedt de raad indien het college dit noodzakelijk acht een bijgestelde nota grondbeleid aan. De raad stelt de nota vast. In de nota wordt aandacht besteed aan:

    • a.

      de strategische visie van het toekomstig grondbeleid van de gemeente;

    • b.

      te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten;

    • c.

      de verwerving en uitgifte van gronden;

    • d.

      de uitgangspunten voor prijsstelling van de verkoop van gronden;

    • e.

      de waardering van gronden;

    • f.

      de methode van tussentijdse winstneming bij gronden.

Artikel 21. Bedrijfsvoering

In de paragraaf Bedrijfsvoering bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 14 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:a. de omvang, opbouw en ontwikkeling van het personeelsbestand en de loonkosten;

b. de overheadkosten.

5 . Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 22. Financiële organisatie

  • 1.

    De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij dienstbaar is voor:

    • a.

      het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de sectoren;

    • b.

      het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden, reserves en voorzieningen, enz.;

    • a.

      het verschaffen van informatie aan de budgethouders en voor het maken van kostencalculaties;

    • b.

      het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving;

    • c.

      de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

  • 2.

    Het college draagt zorg voor en legt vast:

    • a.

      een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie;

    • b.

      een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden en verantwoordelijkheden zodat aan de eisen

      van interne controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie aan beleids- en

      beheersorganen is gewaarborgd;’

    • c.

      de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende

      budgetten en investeringskredieten.

    • d.

      interne (beleids-)regels voor de inkoop en aanbesteding van goederen, werken en diensten;

    • e.

      interne (beleids-)regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke

      regelingen en eigendommen;

    • f.

      de regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende

      informatievoorziening van de financieringsfunctie.

Artikel 23. Interne controle

Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarstukken en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking, en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

6. Slotbepalingen

Artikel 24. Intrekken oude verordening, inwerkingtreding en overgangsrecht

  • 1.

    De financiële verordening gemeente Vaals 2013 wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking treedt en op de begroting, jaarstukken en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar dat samenvalt met het jaar waarin deze verordening in werking treedt.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang 7 februari 2017 en is voor het eerst van toepassing op de beleidscyclus 2018.

Artikel 25. Citeertitel

Deze verordening wordt in de gemeentelijke stukken aangehaald onder de naam ‘Financiële verordening gemeente Vaals 2017’.

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van 6 februari 2017.

mr. B.G.P. Hoevenagel drs. R.L.T. van Loo

Griffier Voorzitter

Bekendgemaakt in het Vaalser Weekblad en op de gemeentelijke website d.d. 10 februari 2017 Inwerkingsdatum: 7 februari 2017 .

 

Toelichting op de artikelen

Artikel 1. Definities

Voor de gehanteerde begrippen in de verordening gelden de definities uit de Gemeentewet, de Wet Financiering Decentrale Overheden (Fido), het Besluit begroting en verantwoording Provincies en Gemeenten (BBV), het Besluit accountantscontrole decentrale overheden (BADO) en de website www.waarstaatjegemeente.nl.

Artikel 2. Programma-indeling

Dit artikel bevat bepalingen over de inrichting van de begroting en de jaarstukken. De indeling van de programma’s worden bij aanvang van iedere raadsperiode door de raad vastgesteld. Het BBV bepaalt in aanvulling hierop dat het college de taakvelden aan de programma’s toewijst.

Het derde lid bepaalt dat het op voorstel van het college de raad beleidsindicatoren per programma vaststelt, naast de door het BBV verplicht gestelde beleidsindicatoren die als bijlage in de begroting en jaarstukken worden opgenomen.

Overigens bepaalt dit artikel niet dat elke nieuwe raadsperiode de gehele begroting en jaarstukken moet worden herzien. In de meeste gevallen is dat niet raadzaam. Als de indeling en gebruikte beleidsindicatoren de vorige raadsperiode goed zijn bevallen, kunnen deze ongewijzigd opnieuw worden vastgesteld. In andere gevallen zijn (kleine) bijstellingen of wijzigingen meestal voldoende.

Het BBV schrijft een aantal verplichte paragrafen voor. In een paragraaf wordt de raad integraal over een bepaald thema dat dwars door de begroting loopt, geïnformeerd. Het vierde lid bepaalt, dat de raad bij aanvang van een nieuwe raadsperiode kan aangeven, welke paragrafen hij nog meer wenst.

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

In dit artikel zijn in aanvulling op het BBV bepalingen opgenomen voor de inrichting van de begroting. Zo wordt onder andere in het tweede en derde lid de verplichting nader uitgewerkt om in de begroting aandacht te besteden aan de investeringen door te bepalen dat er bij de uiteenzetting van de financiële positie een overzicht van de investeringen wordt gegeven.

Artikel 4. Kaders begroting

Artikel 4 biedt de kaders voor het opstellen van de begroting en meerjarenraming. Hierin staan een aantal uitgangspunten die het college bij het opstellen van deze stukken in acht moet nemen. Dit in aanvulling op de bepalingen van de artikelen 189 en 193 van de Gemeentewet en het BBV.

Het eerste lid van het artikel bepaalt, dat de gemeenteraad vooraf aan het opstellen van de begroting een nota vaststelt, waarin de hoofdlijnen voor het beleid en de financiële kaders voor de komende jaren zijn vastgelegd. De kaders geven richting aan het college voor het opstellen van de begroting en de meerjarenraming. Deze nota kan worden gecombineerd met de 1e bestuursrapportage en draagt vaak de naam voorjaarsnota.

Artikel 8 van het BBV zegt, dat het bedrag voor onvoorzien moet zijn opgenomen in de begroting. In het tweede lid van artikel 4 wordt een nader invulling aan deze wettelijke verplichting gegeven door te bepalen dat de omvang per begroting wordt bepaald op basis van de ervaringen uit het recente verleden.

Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten

Artikel 5 bevat nadere regels voor de autorisatie van de begroting en investeringskredieten.

Op grond van artikel 189 Gemeentewet berust het budgetrecht bij de raad. De raad neemt uiteindelijk de beslissing welke bedragen zij voor taken en activiteiten op de begroting beschikbaar stelt. Gedurende het begrotingsjaar kan de raad op grond van artikel 192 Gemeentewet besluiten nemen tot wijziging van de begroting. De gemeente kan slechts uitgaven doen voor de bedragen die hiervoor op de begroting zijn gebracht (derde lid artikel 189 Gemeentewet).

Naast lopende uitgaven doet een gemeenten investeringen, waaronder investeringen in grondexploitaties. Ook uitgaven voor investeringen moeten worden geautoriseerd. De autorisatie van deze investeringskredieten wordt meegenomen bij de begrotingsbehandeling (lid 2). Wel kan de raad bij de begrotingsbehandeling aangegeven welke investeringskredieten hij op een later tijdstip wenst te autoriseren. Zo kan de raad de autorisatie van politiek belangrijke investeringen combineren met de behandeling van de inhoudelijke kant van het investeringsvoorstel. Het bedrag voor een dergelijke investering blijft wel op de begroting staan als voorziene uitgaaf, maar de raad autoriseert de uitgaaf nog niet. Het college is nog niet bevoegd verplichtingen voor de investering aan te gaan.

In lid 3 staan de spelregels voor overschrijdingen van geautoriseerde budgetten of investeringskredieten beschreven.

Meestal komen gedurende het begrotingsjaar nieuwe investeringsvoornemens op tafel die bij het opstellen van de ontwerp-begroting nog niet waren voorzien. Het laatste lid van het artikel regelt de autorisatie van de investeringskredieten voor deze investeringen.

Artikel 6. Tussentijdse rapportage

Een belangrijk onderdeel van de planning en controlcyclus voor de raad zijn de tussentijdse rapportages, de bestuursrapportages. Op basis van bestuursrapportages wordt de raad geïnformeerd over de uitputting van budgetten en investeringskredieten en de voortgang van de uitvoering van het beleid.

Een bestuursrapportage kan ook alleen een financiële bijstelling bevatten.

Artikel 7. Informatieplicht

In artikel 7 van de verordening is een nadere invulling gegeven van de informatieplicht van het college aan de raad. Het betreft een uitwerking van het vierde lid van artikel 169 van de Gemeentewet. Dat artikel verplicht het college voorafgaan aan het aangaan van bepaalde verplichtingen de raad inlichtingen te verstrekken, indien de raad daarom verzoekt of indien de uitoefening van deze bevoegdheden van het college ingrijpende gevolgen heeft voor de gemeente.

De bepalingen in dit artikel ontslaan het college niet van de informatieplicht in andere gevallen.

Artikel 8. EMU-saldo

Voor gemeenten is in de Wet houdbare overheidsfinanciën vastgelegd, dat ze een aandeel hebben in het plafond voor het totale EMU-tekort van Nederland. Wordt dit gemeentelijk aandeel in het EMU-tekort door de gezamenlijke gemeenten overschreden, dan kan dat tot een correctieve maatregel van het Rijk leiden of tot een boete uit Europa die naar gemeenten wordt doorberekend. Maar het kan ook zijn, dat de overschrijding niet tot aanvullend beleid van het Rijk of Europa leidt.

Gemeenten krijgen in het voorjaar van het Rijk bericht of het gemeentelijk aandeel in het nationale toegestane EMU-tekort met de lopende begroting dreigt te worden overschreden. Ook wordt dan duidelijk of daarop actie van gemeenten gewenst is. Pas als dit laatste het geval is, moeten gemeenten met een individueel EMU-saldo hoger dan de gemeentelijke EMU-referentiewaarde hun begroting neerwaarts bijstellen om de overschrijding van het collectieve aandeel ongedaan te maken.

In het artikel is opgenomen, dat het college de raad informeert als de gemeente van het Rijk een bericht heeft ontvangen dat het toegestane EMU-tekort voor alle gemeenten dreigt te worden overschreden. Als daarop actie nodig is van de gemeente, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

Artikel 9. Waardering en afschrijving vaste activa

In het tweede lid van artikel 212 Gemeentewet is onder letter a de uitdrukkelijke bepaling opgenomen dat de financiële verordening in elk geval de regels voor waardering en afschrijving van activa bevat. Hieraan is in artikel 9 invulling gegeven door te verwijzen naar de nota activabeleid, die eens in de vier jaren door het college ter vaststelling aan de raad wordt aangeboden.

Artikel 10. Reserves en voorzieningen

Artikel 10 gaat in op de reserves en voorzieningen. Het artikel bepaalt dat het college eens in de vier jaar een nota over de reserves en voorzieningen aan de raad aanbiedt. Met het vaststellen van deze nota stelt de raad de kaders vast voor o.a. de volgende aspecten:

- vorming en besteding;

- doel

- looptijd

- maximale hoogte.

Artikel 11. Kostprijsberekening

Artikel 212 Gemeentewet bepaalt in het tweede lid, onder b, dat de verordening in ieder geval de grondslagen bevat voor de berekening van de door het gemeentebestuur in rekening te brengen prijzen en van tarieven voor rechten als bedoeld in artikel 229b en heffingen als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer. De grondslagen voor de prijzen die de gemeente bij overheidsbedrijven en derden in rekening brengt, en voor de tarieven van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden gevormd door de opbouw van de kostprijs.

Met de herziening van het BBV met ingang van 2017 moeten de overheadkosten apart worden verantwoord. Ze worden bij de gemeente niet meer doorberekend aan de taakvelden. Daarmee vervalt de mogelijkheid om de integrale kostprijzen in de administratie van de baten en lasten op taakvelden van de beleidsbegroting, de financiële begroting, het jaarverslag en de jaarrekening in beeld te brengen. De kostprijzen moeten daarom extracomptabel worden berekend en vastgelegd.

Artikel 12. Prijzen economische activiteiten

Als een gemeente goederen, diensten of werken levert aan overheidsbedrijven of derden dan mag zij deze activiteiten niet bevoordelen als het economische activiteiten betreffen. Economische activiteiten zijn hier activiteiten waarmee de gemeenten in concurrentie met andere ondernemingen treedt.

Het bevoordelingsverbod houdt feitelijk in, dat ten minste een integrale kostprijs voor de levering van goederen, diensten werken en het verstrekken van leningen garanties en kapitaal in rekening moet worden gebracht.

Van deze verplichting kan worden afgeweken als de activiteiten worden ontplooid in het kader van het publiek belang. Daarvoor is wel nodig dat in een raadbesluit het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd. Het raadbesluit moet worden aangemerkt als een concretiserend besluit van algemene strekking. Het besluit moet worden bekendgemaakt in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad en moet open staan voor bezwaar en beroep.

Artikel 13. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

Het vaststellen van de tarieven voor belastingen, rechten, leges en heffingen is een bevoegdheid van de raad. Deze bevoegdheid kan niet worden gedelegeerd (artikel 156 van de Gemeentewet). Het eerste lid van artikel 14 bepaalt, dat de raad de tarieven voor de belastingen, rioolheffingen en afvalstoffenheffing jaarlijks vaststelt. Een gemeenteraad die ook voor andere rechten, leges en heffingen de tarieven jaarlijks wenst vast te stellen, kan het eerste lid met deze rechten, leges en heffingen uitbreiden. Het betekent, dat de bijbehorende verordeningen jaarlijks moeten worden herzien. Eventueel kan overwogen worden om ook de verordening ‘kwijtschelding gemeentelijke belastingen’ jaarlijks te herzien.

Het vaststellen van prijzen voor de levering van gemeentelijke goederen, diensten of werken die niet vallen onder artikel 229 van de Gemeentewet, is een privaatrechtelijke besluit. Deze besluiten zijn een bevoegdheid van het college (eerste lid, onder e, van artikel 160 van de Gemeentewet), maar hebben wel invloed op de hoogte van de inkomsten en raken daarom ook het budgetrecht van de raad.

Het tweede lid bepaalt, dat het college aan de raad een nota aanbiedt met daarin de kaders voor de te hanteren prijzen, huren en tarieven voor erfpacht wanneer het college dit noodzakelijk acht. De raad stelt deze nota vast.

Artikel 14. Financieringsfunctie

Artikel 14 gaat in op de financieringsfunctie. De financieringsfunctie (treasury) is een belangrijk onderdeel van het middelbeheer. Dit is uitgebreid beschreven in het door de raad vastgestelde treasurystatuut.

Artikel 15. Lokale heffingen

In het Besluit Begroting en Verantwoording Provincies en Gemeenten staat in artikel 10 welke informatie de paragraaf lokale heffingen in elk geval moet bevatten. Daarnaast is het wenselijk ook nog de aangegeven informatie in deze paragraaf op te nemen.

Artikel 16. Weerstandsvermogen en risicobeheersing.

In het Besluit Begroting en Verantwoording Provincies en Gemeenten staat in artikel 11 welke informatie de paragraaf weerstandsvermogen in elk geval moet bevatten.

Er is opgenomen dat de raad voor het vormen van een oordeel van het weerstandsvermogen in deze paragraaf ook wordt geïnformeerd over de ontwikkeling van de netto schuld per inwoner, de ontwikkeling van het saldo van baten en lasten als aandeel van de inkomsten en over de onbenutte belastingcapaciteit als aandeel van de inkomsten. Met deze aanvulling op de wettelijk verplichte financiële kengetallen komt de set financiële kengetallen overeen met die van www.waarstaatjegemeente.nl

Artikel 17 Onderhoud kapitaalgoederen

In het Besluit Begroting en Verantwoording Provincies en Gemeenten staat in artikel 12 welke informatie de paragraaf Onderhoud kapitaalgoederen in elk geval moet bevatten.

Lid 2 bevat daarnaast de bepaling dat het college tenminste eens in de vijf jaar de raad een beheersplan over het onderhoud riolering aanbiedt, conform artikel 4.22 van de Wet milieubeheer.

Artikel 18. Financiering

In het Besluit Begroting en Verantwoording Provincies en Gemeenten staat in artikel 13 welke informatie de paragraaf Financiering in elk geval moet bevatten.

Artikel 19 Verbonden partijen

In het Besluit Begroting en Verantwoording Provincies en Gemeenten staat in artikel 15 welke informatie de paragraaf Verbonden partijen in elk geval moet bevatten.

Artikel 20. Grondbeleid

In het Besluit Begroting en Verantwoording Provincies en Gemeenten staat in artikel 16 welke informatie de paragraaf Grondbeleid in elk geval moet bevatten. Het tweede lid bepaalt dat het college een bijgestelde nota grondbeleid aan de raad aanbiedt indien het college dit noodzakelijk acht. Met de nota kan de raad de kaders voor het toekomstig grondbeleid vaststellen.

Artikel 21. Bedrijfsvoering

In het Besluit Begroting en Verantwoording Provincies en Gemeenten staat in artikel 14 welke informatie de paragraaf Bedrijfsvoering in elk geval moet bevatten. Daarnaast is het wenselijk als informatiewaarde voor de raad ook informatie op te nemen over de opbouw en het verloop van het personeelsbestand, de loonkosten en de overheadkosten.

Artikel 22. Financiële organisatie

Onder artikel 22 zijn algemene bepalingen opgenomen voor de inrichting van de gemeentelijke administratie. Op hoofdlijnen wordt opgedragen welke gegevens systematisch moeten worden vastgelegd en aan welke eisen deze gegevens en de verslaglegging ervan moeten voldoen.

Artikel 23. Interne controle

De accountant toetst jaarlijks van de gemeenterekening of deze een getrouw beeld geeft van de gemeentelijke financiën en of de (financiële) beheershandelingen die eraan ten grondslag liggen rechtmatig zijn verlopen. Artikel 13 draagt het college op maatregelen te treffen opdat gedurende het jaar of vooraf aan de accountantscontrole de gemeente zelf nagaat of de cijfers in de administraties een getrouw beeld geven en of de financiële beheershandelingen die aan de baten en lasten en de balansmutaties ten grondslag liggen rechtmatig (zijn) verlopen.

Artikel 24. Intrekken oude verordening, inwerkingtreding en overgangsrecht

De financiële verordening gemeente Vaals 2013 blijft van toepassing op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking treedt en op de begroting, jaarstukken en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar dat samenvalt met het jaar waarin deze verordening in werking treedt.

Artikel 25. Citeertitel

Artikel 25 geeft de naam, waarmee in de gemeentelijke stukken naar deze verordening moet worden verwezen.

Naar boven