Verordening op de heffing en invordering van de toeristenbelasting 2018

De raad van de gemeente De Ronde Venen;

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders;

 

gelet op artikel 224 van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen de volgende verordening:

 

Verordening op de heffing en invordering van de toeristenbelasting 2018

Artikel 1. Belastbaar feit

Onder de naam 'toeristenbelasting' wordt een directe belasting geheven voor het houden van verblijf met overnachting binnen de gemeente tegen een vergoeding in welke vorm dan ook door personen die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen zijn ingeschreven.

Artikel 2. Belastingplicht

  • 1.

    Belastingplichtig is degene die gelegenheid biedt tot verblijf als bedoeld in artikel 1.

  • 2.

    De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene die verblijf houdt als bedoeld in artikel 1.

  • 3.

    Als er geen persoon is aan te wijzen die gelegenheid biedt tot verblijf, is degene belastingplichtig die verblijf houdt als bedoeld in artikel 1.

  • 4.

    De belastingplichtige is verplicht een nachtverblijfregister bij te houden.

Artikel 3. Vrijstellingen

De belasting wordt niet geheven voor het verblijf:

  • 1.

    van degene die verblijft in een toegelaten instelling als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet Toelating Zorginstellingen;

  • 2.

    van een vreemdeling als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, die rechtmatig in Nederland verblijft in de zin van artikel 8, letters c, d, f, g, h, van voornoemde wet, en voor zover deze persoon verblijf houdt als bedoeld in artikel 1 van de Verordening, onder verantwoordelijkheid van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers;

  • 3.

    van degene die verblijf houdt in een gemeubileerde woning voor welk verblijf forensenbelasting is verschuldigd;

  • 4.

    op vaartuigen voor welk verblijf watertoeristenbelasting is verschuldigd.

Artikel 4. Maatstaf van heffing

De belasting wordt geheven naar het aantal overnachtingen in het belastingjaar.

Artikel 5. Forfaitaire berekeningswijze van de maatstaf van heffing

  • 1.

    Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:

    • a.

      kampeermiddel: tent, tentwagen, kampeerauto, caravan dan wel enig ander onderkomen of ander voertuig of gewezen voertuig of een gedeelte daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde waarvoor een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel a, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

    • b.

      kampeerterrein: terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en volgens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen geheel of nagenoeg geheel ten behoeve van recreatief nachtverblijf.

    • c.

      vaste standplaats: een terrein of terreingedeelte dat deel uitmaakt van een kampeerterrein en dat ter beschikking wordt gesteld voor de plaatsing van eenzelfde kampeermiddel gedurende een seizoen of een jaar.

    • d.

      volgtijdige standplaats: een terrein of terreingedeelte dat deel uitmaakt van een kampeerterrein en dat ter beschikking wordt gesteld voor de volgtijdige plaatsing van verschillende kampeermiddelen.

    • e.

      woning: een huis, een naar aard en inrichting vergelijkbare ander onderkomen of een deel van een huis of een vergelijkbaar onderkomen.

    • f.

      particulier: een natuurlijk persoon die buiten de uitoefening van een bedrijf of beroep gelegenheid biedt tot verblijf.

    • g.

      particulier verhuurde woning: een woning die door een particulier ter beschikking wordt gesteld voor het houden van verblijf met overnachting tegen een vergoeding in welke vorm dan ook.

    • h.

      recreatiewoning: een woning die volgtijdig ter beschikking wordt gesteld in het kader van het vakantie- en recreatiebedrijf voor het houden van verblijf met overnachting tegen een vergoeding in welke vorm dan ook.

  • 2.

    Voor particulier verhuurde woningen en voor kampeermiddelen op vaste of volgtijdige standplaatsen kan het aantal overnachtingen bedoeld in artikel 4 op een bij de aangifte gedaan verzoek van de belastingplichtige forfaitair worden vastgesteld. Bij de forfaitaire vaststelling wordt het aantal overnachtingen gesteld op het aantal overnachtende personen vermenigvuldigd met het aantal nachten, overeenkomstig het bepaalde in het derde tot vijfde lid.

  • 3.

    Bij de forfaitaire berekening voor particulier verhuurde woningen/recreatiewoningen wordt per woning/recreatiewoning:

    • a.

      het aantal overnachtende personen gesteld op het aantal slaapplaatsen

    b.

    het aantal nachten gesteld op

    als een woning in het belastingjaar geschikt is voor gebruik of alleen mag worden gebruikt gedurende:

     

     

    meer dan

    maar niet meer dan

     

    1° 50 nachten

    -

    3 maanden

     

    2° 75 nachten

    3 maanden

    6 maanden

     

    3° 90 nachten

    6 maanden

    9 maanden

     

    4° 100 nachten

    9 maanden

    -

  • 4.

    Bij de forfaitaire berekening voor kampeermiddelen op vaste standplaatsen wordt per standplaats:

    • a.

      het aantal overnachtende personen gesteld op 3 personen

    b.

    het aantal nachten gesteld op

    als een woning in het belastingjaar geschikt is voor gebruik of alleen mag worden gebruikt gedurende:

     

     

    meer dan

    maar niet meer dan

     

    1° 50 nachten

    -

    3 maanden

     

    2° 75 nachten

    3 maanden

    6 maanden

     

    3° 90 nachten

    6 maanden

    9 maanden

     

    4° 100 nachten

    9 maanden

    -

Artikel 6. Belastingtarief

Per overnachting bedraagt het tarief € 0,90.

Artikel 7. Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 8. Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 9. Aanslaggrens

Belasting aanslagen van minder dan € 10,00 worden niet opgelegd.

Artikel 10. Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld, en de tweede termijn twee maanden later.

  • 2.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijnen.

Artikel 11. Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven voor de heffing en de invordering van de toeristenbelasting.

Artikel 12. Kwijtschelding

Ter zake de belasting, zoals bedoeld in deze verordening, wordt geen kwijtschelding als bedoeld in artikel 26 van de Invorderingswet 1990 verleend.

Artikel 13. Overgangsrecht

De ‘Verordening toeristenbelasting 2017’ wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 13, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 14. Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2018.

Artikel 15. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening toeristenbelasting 2018.

De voorzitter,

De griffier,

Naar boven