Beleidsregels: Subsidieregeling Groendaken en gevels Nijmegen 2018-2020

Het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen, overwegende dat het ter uitvoering van de Nijmeegse Kaderverordening Subsidieverstrekking 2011 gewenst is beleidsregels te stellen inzake het verlenen van subsidies voor klimaatbestendig maken van gebouwen; gelet op artikel 4, lid 3, van de Nijmeegse Kaderverordening Subsidieverstrekking 2011,

 

BESLUIT:

vast te stellen de Beleidsregels: ‘Subsidieregeling Groendaken en gevels Nijmegen 2018-2020’

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen en voorwaarden

Artikel 1.1 Doel van de subsidie

De subsidie wordt verstrekt om eigenaren of huurders van een woning of pand tegemoet te komen in de kosten van de realisatie van het klimaatbestendig maken van (de omgeving van) gebouwen met als doel een bijdrage te leveren aan het voorkomen van wateroverlast in het bebouwde gebied, het reduceren van de CO2-uitstoot door energiebesparing, het binden van fijnstof, het terugdringen van geluidshinder, het tegengaan van opwarming van de stad en het verhogen van de biodiversiteit. Deze regeling geldt alleen voor woningen en panden die zijn gelegen binnen de gemeentegrenzen van Nijmegen.

Artikel 1.2 Begripsomschrijvingen

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

  • a.

    Bestaande woning of bestaand pand: een reeds bestaand gebouw, inclusief eventuele nieuwe aanbouw, mits de aanbouw aansluit op het bestaande gebouw en onder de woon- of verblijfsbestemming valt;

  • b.

    Bijgebouw: losstaande of aansluitende gebouwen zonder woon- of verblijfsbestemming. Hieronder vallen tuinhuisjes, schuren, garages, pergola’s etc.

  • c.

    Eigenaar: eigenaar van een woning of pand. Hiertoe wordt tevens gerekend een opstaller, erfpachter, vruchtgebruiker of een Vereniging van Eigenaren.

  • d.

    Geveltuin: een strook begroeide openbare ruimte, die gelegen is voor een woning, een pand of een bijgebouw en onderhouden wordt door de bewoner van de woning of het pand. Een geveltuin mag niet breder uitsteken dan 0,5m (ca1,5 stoeptegel) in de openbare ruimte. Er moet minimaal 1,2m ruimte beschikbaar tussen de geveltuin en de stoeprand (of een paaltje, fietsklem, boom, wegrand). In winkelstraten mogen geen geveltuinen aangelegd worden;

  • e.

    Groendak: een begroeid dak bestaand uit ten minste vijf lagen (wortelwerende laag, drainagelaag, filtervlies, substraatlaag en vegetatielaag);

  • f.

    Extensief groendak: groendak waarvan de begroeiing zich zelf in stand houdt en beperkt is tot mossen, vetplanten, kruiden en grassen. De aantoonbare wateropslagcapaciteit is minimaal 25 liter per vierkante meter. Het gewicht van de daklaag is relatief gering, 30 tot 120 kg/m², waardoor geen aanpassing van de dragende (dak)constructie nodig is en derhalve geen omgevingsvergunning nodig is in tegenstelling tot een intensief groendak;

  • g.

    Intensief groendak: deze groendaken zijn vergelijkbaar met tuinen. De begroeiing bestaat meestal voor een groot deel uit grassen, kruiden, struiken en eventueel bomen. Ook zijn andere elementen zoals paden, terrassen en een vijver mogelijk. De aantoonbare minimale wateropslagcapaciteit is minimaal 50 liter per vierkante meter. Een dergelijke daklaag weegt al gauw 300 tot 1500 kg/m² en vergt een aangepaste dragende (dak)constructie, waarvoor een Omgevingsvergunning nodig is;

  • h.

    Groengevel: een gevelbegroeiing aan muren van een woning, een pand of bijgebouw, die volledig zichtbaar is vanuit de openbare ruimte (voorgevel of zijgevel bij hoekpand). Een groengevel bestaat uit planten die omhoog groeien tegen een bouwwerk vanuit de volle grond. Sommige klimplanten hebben een klimhulp nodig, zoals spandraden, gaaswerken of houten rasters, andere klimplanten hechten zich aan de gevel.

  • i.

    Huurder: bewoner van een woning of gebruiker van een pand en niet zijnde de eigenaar;

  • j.

    Nieuwbouwwoning of nieuwbouwpand: een gebouw dat nog niet is gebouwd of opgeleverd ten tijde van de subsidieaanvraag;

  • k.

    Pand: een gebouw met een verblijfsfunctie voor mensen, niet zijnde een woning;

  • l.

    Verhuurder: eigenaar van verhuurde woningen of panden;

  • m.

    Subsidieaanvrager: een eigenaar, zie lid c of huurder, zie lid i;

  • n.

    Verticale tuin: gevelbegroeiing als geïntegreerd deel van een woning of pand die volledig zichtbaar is vanuit de openbare ruimte (voorgevel of zijgevel bij hoekpand). Een verticale tuin bestaat uit verticaal geplaatste modules of panelen waarin beplanting wordt aangebracht. De modules zijn met een ophangsysteem bevestigd aan een bouwwerk, of zijn een zelfdragend onderdeel van de gevel. Hieronder vallen dus geen plantenbakken aan balkons. Een verticale tuin is altijd voorzien van een automatisch werkend water- en voedingssysteem dat de instandhouding van de planten bevordert;

  • o.

    Voorzieningen: onderdelen die bestemd zijn voor aanleg en instandhouding van het begroeide deel van een geveltuin (zoals benoemd onder c), van een groendak (ten minste bestaande uit de onderdelen zoals benoemd onder lid e), van een groengevel (tenminste bestaande uit de onderdelen zoals benoemd onder h) of een verticale tuin (ten minste bestaande uit de onderdelen zoals benoemd onder lid n);

  • p.

    Voorzieningenkosten: de door of namens het college van burgemeester en wethouders goedgekeurde kosten voor de aanleg van de geveltuin, groendak, groengevel of verticale tuin, alsmede de aanneemsom, de ontwerpkosten, de draagkrachtberekening en de verschuldigde en niet verrekenbare omzetbelasting.

  • q.

    Woning: ruimte met woonbestemming, een eigen toegang, waarbij de bewoners niet afhankelijk zijn van wezenlijke voorzieningen, welke buiten de woonruimte gelegen zijn.

Artikel 1.3 Toepassingsbereik

Het college kan op basis van deze beleidsregel aan een eigenaar of huurder van een woning of pand subsidie verlenen ter tegemoetkoming in de kosten van de aanleg van een geveltuin voor een woning of pand, een groendak op een woning of pand of een groengevel of verticale tuin aan een gevel van een woning of pand, indien de eigenaar of huurder een aanvraag tot het verlenen van subsidie heeft ingediend, die voldoet aan de bij deze beleidsregel gestelde eisen. Een huurder moet bij de aanvraag van de subsidie een akkoordverklaring van de verhuurder overleggen.

Artikel 1.4 Subsidiebedragen

  • 1.

    De subsidie bedraagt voor eigenaren en huurders 50% van de voorzieningenkosten tot een maximum van € 30,= per m2 aangelegde extensieve groendak voorziening;

  • 2.

    De subsidie bedraagt voor eigenaren en huurders 50% van de voorzieningenkosten tot een maximum van € 50,= per m2 aangelegde intensieve groendak voorziening;

  • 3.

    De subsidie bedraagt voor eigenaren en huurders 50% van de voorzieningenkosten tot een maximum van € 50,= per m2 aangelegde verticale tuin voorziening;

  • 4.

    De subsidie bedraagt voor eigenaren en huurders 50% van de voorzieningenkosten tot een maximum van € 30,= per m2 aangelegde groengevel voorziening;

  • 5.

    De subsidie bedraagt voor eigenaren en huurders 50% van de voorzieningenkosten tot een maximaal subsidiebedrag van € 100,= per aangelegde geveltuin. Als meerdere aangrenzende eigenaren en/of huurders een geveltuin aanleggen (minimaal 5 geveltuinen) geldt een subsidie van 75% van de voorzieningenkosten tot een maximaal subsidiebedrag van €150,- ;

  • 6.

    De subsidie bedraagt ten hoogste € 25.000,= voor een pand, waarbij per kadastrale locatie slechts voor één pand subsidie wordt verleend.

Artikel 1.5 Subsidieplafond

  • 1.

    Elk jaar stelt het College de verdeling van het totale GRP-krediet vast en daarbij wordt dus ook jaarlijks het subsidieplafond vastgesteld.

  • 2.

    De verdeling van subsidie geschiedt, met inachtneming van het subsidieplafond, op basis van de volgorde van ontvangst van de subsidieaanvragen.

  • 3.

    Zodra het subsidieplafond bereikt is komen de aanvragen op een reservelijst voor het volgende jaar.

Artikel 1.6 Voorwaarden en verplichtingen bij de subsidieverlening

Het college kan op basis van deze beleidsregel aan de eigenaar van een woning of een pand of een huurder van een woning of een pand ter tegemoetkoming in de kosten van de in artikel 1.3 genoemde voorzieningen subsidie verlenen, onder meer met de volgende voorwaarden en verplichtingen:

  • a.

    Er wordt voor bestaande woningen of panden alleen voor een groendak voorziening op platte daken met een beton- of houtconstructie een bijdrage verstrekt. Voor nieuwbouwwoningen of -panden kan ook een bijdrage verstrekt worden in de meerkosten voor een groendak voorziening ten opzichte van de aanleg van een gangbaar waterkerend dak; de subsidie geldt bij nieuwbouwwoningen en –panden ook voor hellende daken, mits dit akkoord is bevonden bij de aanvraag van de Omgevingsvergunning. Voor groendaken op bijgebouwen wordt geen subsidie verstrekt.

  • b.

    Er wordt alleen voor een geveltuin, groengevel of verticale tuin bij een woning of pand een bijdrage verstrekt, mits die volledig zichtbaar is vanuit de openbare ruimte (zie artikel 1.2 lid h en lid n);

  • c.

    De oppervlakte van een groendak voorziening bedraagt minimaal 10 m2 voor een woning en minimaal 50m2 voor een pand;

  • d.

    De oppervlakte van een groengevel of verticale tuin voorziening bedraagt minimaal 5 m2 voor een woning en minimaal 10m2 voor een pand;

  • e.

    Bij de aanleg van een groendak voorziening wordt het belang van het vasthouden en vertraagd afvoeren van regenwater in voldoende mate gediend, door een minimale wateropslag van 25 l/m2 bij een extensief groendak en bij een intensief groendak minimaal 50 l/m2;

  • f.

    Bij de aanleg van een groendak op een woning of een pand of een verticale tuin aan een woning of pand raadt de gemeente aan een draagkrachtbeoordeling van het bestaand dak of gevel uit te laten voeren door een bouwkundig adviesbureau (waarbij de regels van het Bouwbesluit in acht moeten worden genomen). Als blijkt dat de constructie aangepast moet worden, moet hiervoor een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen aangevraagd en verleend worden. In dat geval wordt de subsidie enkel verleend als de omgevingsvergunning wordt verleend;

  • g.

    Een groendak, geveltuin, groengevel of verticale tuin moet minstens 5 jaar in goede staat blijven; de verstrekte subsidie kan gedeeltelijk of geheel worden teruggevorderd indien dit niet gebeurt;

  • h.

    Ontwerp, aanleg en onderhoud van een groendak, geveltuin, groengevel of verticale tuin moeten deugdelijk en zorgvuldig worden uitgevoerd conform de in artikel 1.2 genoemde producteisen (lid d t/m h en lid n). Bij een groengevel of verticale tuin mag de begroeiing nooit overlast geven aan een aanpalend pand;

  • i.

    Uitvoering van de werkzaamheden, het treffen van de voorzieningen waarvoor subsidie wordt aangevraagd, voordat op de aanvraag is beslist door het college, gebeurt op eigen risico van afwijzing van de aanvraag;

  • j.

    Binnen zes maanden na datum van de subsidieverlening wordt met het treffen van de voorzieningen een aanvang gemaakt. Binnen 1 jaar na datum van subsidieverlening moeten de werkzaamheden zijn afgerond.

Hoofdstuk 2 Subsidieaanvraag

Artikel 2.1 Indiening aanvraag

  • 1.

    De aanvraag wordt via het digitaal loket (website www.nijmegen.nl) of schriftelijk ingediend voordat met de uitvoering van het werk begonnen wordt.

  • 2.

    Het college stelt een aanvraagformulier vast waarop tevens staat aangegeven welke bescheiden ingediend moeten worden.

  • 3.

    De subsidieaanvrager voegt bij het aanvraagformulier kopieën van:

    • a.

      indien de eigenaar geen natuurlijk persoon is, een document waaruit blijkt dat de subsidieaanvrager bevoegd is om namens de eigenaar een subsidieaanvraag in te dienen.

    • b.

      indien de subsidieaanvrager een huurder is, een document waaruit blijkt dat de eigenaar akkoord gaat met het aanvragen van de subsidie.

    • c.

      een verleende omgevingsvergunning ingeval de draagkrachtberekening dat vereist.

  • 4.

    Het college is bevoegd, het overleggen van andere bescheiden, die redelijkerwijs noodzakelijk zijn voor het beoordelen van de aanvraag, te verlangen.

  • 5.

    Het college beslist binnen 8 weken na ontvangst op de aanvraag.

Artikel 2.2 Informatieplicht

Indien voor hetzelfde project tevens subsidie is aangevraagd uit hoofde van een andere subsidieregeling of bij een ander bestuursorgaan, doet de aanvrager daarvan mededeling in de aanvraag. Eventuele bijdragen van derden worden op deze subsidie in mindering gebracht.

Artikel 2.3 Weigeringsgronden

De subsidie kan worden geweigerd als:

  • 1.

    Het subsidieplafond uit artikel 1.5 wordt overschreden.

  • 2.

    Niet wordt voldaan aan de producteisen, zoals gemeld in artikel 1.2 (lid d t/m h en n).

  • 3.

    Niet wordt voldaan aan de oppervlakte of waterbergingseisen, zoals gemeld in artikel 1.6 (lid e)

  • 4.

    Er geen omgevingsvergunning wordt afgegeven, zoals gevraagd in artikel 1.6 (lid f)

  • 5.

    Deze subsidie reeds eerder op hetzelfde adres voor dezelfde werkzaamheden is verstrekt, tenzij er in het geval van een groendak bij de eerdere subsidie, maar op een gedeelte van het dak een groendak is gerealiseerd.

Hoofdstuk 3 De Subsidievaststelling en Betaling

Artikel 3.1 Subsidievaststelling

  • 1.

    De subsidieontvanger dient binnen 6 maanden na oplevering van het werk een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders beslissen binnen 8 weken na ontvangst op de aanvraag.

Artikel 3.2 Betaling

De betaling vindt plaats binnen 6 weken na de subsidievaststelling.

Hoofdstuk 4 Intrekking

Artikel 4.1 Intrekking

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen de subsidieverlening intrekken, als het project waarvoor subsidie is verleend niet binnen 6 maanden na subsidieverlening in uitvoering is genomen.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen op verzoek ontheffing verlenen van de in het eerste lid genoemde termijn.

Hoofdstuk 5 Hardheidsclausule

Artikel 5.1. Hardheidsclausule

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in gevallen, waarin de toepassing van deze regeling naar hun oordeel leidt tot een bijzondere hardheid jegens aanvrager, af te wijken van de bepalingen van deze regeling.

Hoofdstuk 6 Inwerkingtreding en looptijd

Artikel 6.1  

  • 1.

    Deze regeling treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking in het Gemeenteblad.

  • 2.

    Deze regeling heeft een tijdelijk karakter en is van kracht van 1 januari 2018 tot en met 31 december 2020.

Aldus vastgesteld in de vergadering van:

De Gemeentesecretaris,

mr. drs. A.H. van Hout

De Burgemeester;

drs. H.M.F. Bruls

Naar boven