Gemeenteblad van Cuijk
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Cuijk | Gemeenteblad 2017, 213320 | Beleidsregels |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Cuijk | Gemeenteblad 2017, 213320 | Beleidsregels |
Reductieregeling 2018 Gemeente Cuijk
Hoofdstuk 1 – Algemene bepalingen
Met inachtneming van het vervallen van de verordeningsplicht op grond van artikel 8 lid 1 sub g WWB en de intrekking van de Verordening Reductieregeling 2012 Cuijk door de gemeenteraad op 16 maart 2015, heeft het college van Burgemeester en wethouders van de gemeente Cuijk gemeend de voorziening Reductieregeling te handhaven onder de Participatiewet in de vorm van de onderstaande beleidsregel bijzondere bijstand. Omwille van de naamsbekendheid van de Reductieregeling wordt deze beleidsregel dan ook aangeduid met de naam “Reductieregeling” in plaats van de gebruikelijk benaming, te weten: “Bijzondere bijstand voor kosten van sociaal culturele en educatieve activiteiten”.
Hieronder volgt de nadere uitwerking van de beleidsregel Reductieregeling:
Hoofdstuk 2 – Recht op tegemoetkoming in het kader van de Reductieregeling
In de motie Blanksma-Spekman c.s. vraagt de Tweede Kamer de regering om gemeenten financieel af te rekenen als zij onvoldoende bijdragen aan de doelstelling om het aantal kinderen uit arme gezinnen dat om financiële redenen maatschappelijk niet meedoet, met de helft terug te dringen. Bij de uitvoering van deze motie heeft de regering echter gekozen voor een uitwerking die recht doet aan het uiteindelijke doel van de motie, namelijk het stimuleren van gemeenten om het aantal kinderen uit arme gezinnen dat maatschappelijk om financiële redenen niet meedoet terug te dringen. Daartoe voorzag de wet op grond van artikel 8 lid 2 sub d WWB in een verordeningplicht voor gemeenteraden ten aanzien van artikel 35 lid 5 WWB. Met de inwerkingtreding van de Participatiewet is deze verplichting komen te vervallen. Het college van burgemeester en wethouders meent echter dat de maatschappelijke functie van de regeling als zodanig wel in stand dient te blijven en heeft daarom de Reductieregeling zoals die was opgenomen in de verordening vastgesteld als een beleidsregel onder het regime van bijzondere bijstand. Daarbij is gemeend dat het begrip Reductieregeling niet gewijzigd hoeft te worden, daar de waarde van de naamsbekendheid groot genoeg is om aanspraak op deze bijzondere bijstand niet aan te duiden met bijzondere bijstand voor de kosten van sociaal culturele en educatieve activiteiten. Daarom wordt, omwille van de leesbaarheid, voor de inhoud van deze beleidsregel ook het begrip regeling gebruikt.
Daarnaast heeft het college gemeend dat de maatschappelijke participatie van kinderen van groot belang is met het oog op een zelfredzame toekomst. In dat verband blijft het gewenst dat inkomensondersteuning ten behoeve van die participatie rechtstreeks aan zoveel mogelijk minderjarige kinderen van de doelgroep ten goede komt.
Er is voor gekozen om begrippen die al zijn omschreven in de Participatiewet, Awb of de Gemeentewet niet afzonderlijk te definiëren in deze regeling. Dit voorkomt dat in geval van wijziging van betreffende definities in de betreffende wetten ook deze regeling moet worden gewijzigd.
Ten aanzien van het beleid met betrekking tot de voorzieningen voor maatschappelijke participatie geldt dat deze uitsluitend betrekking mogen hebben op sociaal-culturele, educatieve of sportieve activiteiten. In artikel 1 lid 2 onderdeel d van deze regeling is bepaald dat onder sociaal-culturele, educatieve respectievelijk sportieve activiteit wordt verstaan: een maatschappelijke, educatieve, sportieve of culturele activiteit die beoogt een sociaal isolement te voorkomen of te doorbreken.
Er kan worden gedacht aan een lidmaatschap van een sportvereniging of toneelvereniging. Maar ook aan internet-, krant- of tijdschriftenabonnementen voor bijvoorbeeld senioren, waarmee deze op de hoogte blijven van de actualiteiten in- en om hen heen. Het college stelt een limitatieve lijst op met activiteiten waarvoor een tegemoetkoming gegeven kan worden. Zie hiervoor de toelichting bij artikel 5 van deze regeling.
Artikel 1, lid 2 sub e van deze regeling ziet erop toe dat uitsluitend kosten in verband met maatschappelijke participatie in aanmerking komen voor een tegemoetkoming op grond van deze regeling. Het doel van maatschappelijke participatie is het tegengaan of voorkomen van een sociaal isolement.
In dit artikel is de kring van rechthebbenden beschreven. Voor bepaling van het recht op tegemoetkoming zijn de bepalingen uit de Wet werk en bijstand van overeenkomstige toepassing. De belangrijkste daarvan zijn de leefvorm, inkomen, vermogen en rechtmatig verblijf in Nederland. Studenten komen niet in aanmerking voor een tegemoetkoming, omdat ze door hun studie al voldoende meedoen aan de maatschappij.
Ten aanzien van het inkomen, geldt dat er een inkomensgrens is waarboven men van deelname aan de Reductieregeling uitgesloten is. Deze inkomensgrens is voor wat betreft artikel 2 lid 3 van deze regeling gemaximeerd op 115% van de geldende bijstandsnorm, hetzelfde percentage dat geldt voor nagenoeg alle andere vormen van individuele bijzondere bijstand.
Ten aanzien van vermogen, geldt er een vermogensgrens gelijk aan artikel 34 lid 2 Participatiewet. Mensen met een vermogen dat hoger ligt dan de toepasselijke vermogensgrens worden in principe uitgesloten van deelname aan de Reductieregeling.
In artikel 3 zijn de voorwaarden opgenomen om in aanmerking te komen voor de deelname aan de Reductieregeling. Hierbij wordt de doelgroep nader gespecificeerd en aan welke voorwaarden deze moet voldoen. Het betreft:
In artikel 3 lid 2 van deze regeling is voorts bepaald dat uitsluitend kosten voor sociaal-culturele, educatieve respectievelijk sportieve activiteiten in verband met ‘maatschappelijke participatie’ zoals bedoeld in artikel 1 in aanmerking komen voor tegemoetkoming op grond van deze regeling. Zie in dit verband ook de toelichting bij artikel 1 van deze regeling.
Artikel 4. Maximale tegemoetkoming
Om de kosten van de Reductieregeling enigszins te kunnen beheersen is in artikel 4 onder lid 1 van deze regeling de maximale tegemoetkoming per gezinslid per kalenderjaar vastgelegd voor gezinnen, alleenstaande ouders en alleenstaanden.
Het belang van buitenschoolse activiteiten, zoals deelname aan een introductiekamp of het hebben van een muziekinstrument wordt onderkend. Daarom wordt in artikel 4 lid 2 van deze regeling een éénmalige, aanvullende tegemoetkoming vastgelegd voor de maatschappelijke participatie van kinderen tijdens hun schoolcarrière.
Omdat de uitvoering van het verstrekken van een tegemoetkoming is opgedragen aan het college worden ten behoeve van de uitvoering nadere beleidsregels gesteld. Deze beleidsregels dienen als handvat voor de uitvoering.
In artikel 5 lid 2 van deze regeling is bepaald dat de beleidsregels in ieder geval bepalingen van de te verstrekken kosten bevatten.
Hierbij kan worden gedacht aan de kosten van:
In artikel 5 lid 3 is neergelegd dat een tegemoetkoming enkel verstrekt wordt op vertoon van bewijs van de kosten. Hierdoor wordt er gericht een tegemoetkoming verstrekt voor daadwerkelijke kosten en wordt het doel van de regeling, het maatschappelijke participeren, ook meetbaar en controleerbaar.
Artikel 5 lid 4 betreft een hardheidsclausule, onder verwijzing naar artikel 16 Participatiewet, waarbij het college bevoegd blijft om, in afwijking van deze regeling, indien de situatie daartoe noodzaakt, alsnog een tegemoetkoming te verstrekken op grond van deze regeling. Hiermee wordt de mogelijkheid gecreëerd voor het college om maatwerk te leveren in situaties die als zeer schrijnende betiteld kunnen worden en er in beginsel eigenlijk geen recht is op een tegemoetkoming. Dit wordt altijd individueel beoordeeld aan de hand van de situatie.
Deze regeling treedt in werking met ingang van de eerste dag na publicatie en geldt met terugwerkende kracht tot 1 januari 2018.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2017-213320.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.