Erfgoedbeleid Purmerend 2017

 

De raad van de gemeente Purmerend,

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 19 september 2017,

 

gelet op de artikelen 3.16 en 9.1 van de Erfgoedwet, gelezen in samenhang met de artikelen 12, 15 en 38 van de Monumentenwet 1988 en de artikelen 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

 

overwegende dat:

 

  • 1.

    het wenselijk is om beleid te hebben op het gebied van het erfgoed, waarmee dit erfgoed beter behoed en onder de aandacht gebracht kan worden,

  • 2.

    ten behoeve van de gemeentelijke monumenten, het van kracht zijn van een verordening waarin regels hieromtrent worden gesteld, noodzakelijk is;

  • 3.

    dat de huidige Monumentenverordening Purmerend 2010, als gevolg van gewijzigde wetgeving verouderd is;

  • 4.

    dat de Erfgoedverordening Purmerend 2017 aansluit bij een bredere benadering van de zorg voor onroerend erfgoed;

 

B E S L U I T:

  

Vast te stellen:

 

het Erfgoedbeleid Purmerend 2017

  

Voorwoord

 

Het erfgoed van Purmerend is belangrijk voor de aantrekkelijkheid van onze gemeente. Dat geldt niet alleen voor de bewoners maar ook voor gasten van buiten. Het rijke verleden speelt een rol in de beleving van onze gemeente. Het kan ook als inspiratiebron voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dienen. Om onze monumenten voor de lange termijn te behouden en te behoeden voor verval en aantasting, is gemeentelijk beleid noodzakelijk. De gemeente kent naast de bijzondere gebouwen ook andere cultuurhistorisch waardevolle sporen van het verleden, zoals wegen, waterlopen en andere sporen in het landschap. Het is ook om deze reden dat we in plaats van monumentenbeleid liever spreken van erfgoedbeleid. Met veel voldoening presenteer ik u dan ook het eerste erfgoedbeleid van Purmerend.

Nieuwe wettelijke taken en ontwikkelingen maakten het opstellen van dit beleid nodig. De wet kent de verplichting om cultuurhistorie te betrekken bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.

De inwerkingtreding van de Erfgoedwet is de aanleiding om een nieuwe Erfgoedverordening vast te stellen. Het monumentenbeleid en het archeologiebeleid, voorheen nog gescheiden van elkaar, komen in het erfgoedbeleid samen.

In dit beleid legt Purmerend ook haar visie op en ambities met het erfgoed neer. Het erfgoed getuigt van ons verleden en geeft karakter en identiteit aan onze leefomgeving. Bovendien geeft het herkenning voor bewoners en verrassing voor bezoekers. Het is daarom belangrijk dat we de kansen zoeken en benutten om onze kwaliteiten te koesteren en uit te dragen en bij nieuwe ontwikkelingen te betrekken om de identiteit van Purmerend te versterken.

Mijn doel is het de komende jaren de rijkdom aan schatten goed te behoeden, te benutten én uit te dragen voor onze toekomstige aantrekkelijke leefomgeving.

Ik spreek hierbij mijn waardering uit voor de inzet van alle partijen en iedereen die zich inzet voor de vergroting en de verspreiding van kennis over het erfgoed van Purmerend.

 

Hans Krieger

Wethouder van Purmerend

 

Samenvatting nota

 

Purmerend heeft een lange geschiedenis. Hoewel het grootste deel van de stad pas in de tweede helft van de twintigste eeuw gebouwd is, kent Purmerend toch vele verhalen en genoeg historische gebouwen en objecten om als een historische stad beschouwd te worden. Vele monumenten en verhalen uit het Purmerendse verleden getuigen hiervan. Deze geschiedenis is echter lang niet bij iedereen kenbaar en vaak ook niet zichtbaar in de openbare ruimte.

Onze visie is dat erfgoed waardevol is voor de stad, om meerdere redenen. Onze ambitie is de beleving van het erfgoed voor en door bewoners en bezoekers te verbeteren. We willen dit bereiken op een aantal wijzen. ‘Behoud door ontwikkeling’ betekent dat we het erfgoed in stand willen houden door ontwikkelingen toe te laten. Erfgoed is niet statisch en onaantastbaar maar kan veranderen, mits het ‘verhaal’ van het object herkenbaar blijft. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moet aansluiting worden gezocht bij het erfgoed of het verhaal van een locatie. De kenbaarheid van het erfgoed moet worden vergroot, zodat meer mensen er kennis van kunnen nemen. Dit willen we samen met de burgers en bedrijven van onze gemeente doen, ‘van buiten naar binnen’.

Om de ambitie te verwerkelijken vormen de nieuwe erfgoedkaarten en website belangrijke instrumenten. De erfgoedkaarten bestaan uit digitaal, via internet raadpleegbare kaarten, waar het erfgoed van Purmerend, bestaand én verdwenen, op is afgebeeld en beschreven. Dit vormt een grote bron van kennis voor de geschiedenis van onze stad. De bestaande instrumenten die de monumenten, archeologische waarden en het overige erfgoed beschermen, blijven we gebruiken. Deze variëren van verordeningen tot subsidieregelingen, bestemmingsplannen en andere regelgeving. Samen met dit erfgoedbeleid wordt een nieuwe Erfgoedverordening vastgesteld.

Op het gebied van herbestemming van monumentale panden ondernemen we geen extra actie. Purmerend kent weinig leegstaande monumentale panden, bovendien leert de ervaring dat leegkomende monumenten snel weer een nieuwe gebruiker vinden.

Op het gebied van erfgoedpromotie gebeurt al veel in Purmerend. Particuliere organisaties als de Vereniging Historisch Purmerend en de Archeologische Werkgroep Purmerend bestaan uit enthousiaste vrijwilligers die het erfgoed van de stad onder de aandacht van het publiek brengen. Als gemeente ondernemen we ook vele acties op dat vlak. Hier gaan we mee door, particuliere initiatieven blijven we in principe positief bejegenen, onder het motto van ‘Van buiten naar binnen’.

Op verschillende manieren wordt in de regio samengewerkt op het gebied van erfgoed. In MRA (Metropoolregio Amsterdam)- verband wordt onderzoek gedaan naar de mogelijkheden om in de regio het toerisme te bevorderen, het erfgoed speelt daarbij een belangrijke rol.

Erfgoed gaat ook ingezet worden op andere beleidsterreinen, zoals toerisme en recreatie en stadspromotie.

De klimaatdoelen van de overheid hebben hun weerslag op het erfgoed. We moeten rekening houden met de wens tot duurzaamheid en de energietransitie, ook in verband met monumenten en erfgoed.

Handhaving van de instandhoudingsplicht is belangrijk om de monumenten in goede staat te houden. We gaan het toezicht op deze plicht planmatig uitvoeren. De komst van de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen wijzigt de praktijk van het houden van toezicht, in hoeverre is nog niet te zeggen.

Er wordt geen structureel extra budget ingezet voor erfgoed. De reeds bestaande budgetten voor monumenten en archeologie zijn toereikend voor de doelen die we onszelf gesteld hebben.

Uit dit erfgoedbeleid vloeit een aantal concrete vervolgacties voort, te weten: een cultuurhistorische verkenning naar de Westerweg, het ontwikkelen van een verdeelsleutel bij excessieve kosten van archeologische onderzoeken, een onderzoek naar de monumentwaardigheid van een twaalftal bouwwerken en een onderzoek naar subsidiëringsmogelijkheden vanuit de Metropoolregio Amsterdam.

Hoofdstuk 1 Inleiding

 

In het eerste hoofdstuk beschrijven we wat de aanleiding was voor het opstellen van dit beleid, wat we onder ‘erfgoed’ verstaan en hoe dit beleid tot stand is gekomen. We geven daarna aan hoe deze nota is opgebouwd.

1.1 Aanleiding voor nieuw beleid

Het opstellen van dit integrale erfgoedbeleid heeft verschillende aanleidingen. Het bestaande beleid voor monumenten en archeologie stamt uit respectievelijk 2004 (aangepast in 2010) en 2008 en is toe aan een evaluatie en vernieuwing. Het erfgoedveld heeft daarnaast de afgelopen jaren bepaald niet stil gestaan. Enkele trends zijn:

  • het meenemen van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening;

  • gebiedsgericht erfgoedbeleid in plaats van objectgericht. In de jaren negentig is de monumentenzorg van een object verbreed naar de ruimtelijke ordening en is “behoud door ontwikkeling” geïntroduceerd. Met de beleidsvisie van het Rijk “Kiezen voor karakter” heeft opnieuw een verbreding plaatsgevonden en is een gebiedsgericht erfgoedbeleid gelanceerd. Daarin wordt gepleit om de monumentenzorg te verbinden met andere regionale ontwikkelingsopgaven op het terrein van bijvoorbeeld economie, veiligheid en duurzaamheid.

  • de erfgoedzorg ‘vermaatschappelijkt’, wat wil zeggen: burgers en bedrijven krijgen meer ruimte voor de omgang met cultureel erfgoed;

  • erfgoed moet meer publiek bezit worden, burgers moeten er meer bij betrokken worden;

  • een grote nadruk op herbestemming: nieuwe gebruikers vinden voor erfgoed, wat het voortbestaan van het erfgoed bevordert;

  • erfgoed wordt meer betrokken bij andere beleidsterreinen, bijv. toerisme en recreatie.

We hechten verder een steeds groter belang aan het in stand houden van en het zorgvuldig omgaan met het Purmerendse erfgoed. Dit erfgoed draagt bij aan de identiteit van onze stad, draagt bij aan een aantrekkelijke woonomgeving en is van belang voor het toerisme en recreatie. In hoofdstuk 3 vertellen we hier meer over. Purmerend heeft een rijke, eeuwenoude geschiedenis. We moeten echter constateren dat dit lang niet bij iedereen bekend is. Buiten de gemeente niet, maar ook veel inwoners van Purmerend zijn er niet van op de hoogte. Het verleden is vaak ook niet meer zichtbaar. Hoewel veel historische objecten bewaard zijn gebleven, is ook veel verdwenen. Van de vele markten die Purmerend kende of van het industriële verleden van de negentiende eeuw is in het straatbeeld weinig tot niets meer te zien. Dit willen we veranderen.

1.2 Definitie

‘Erfgoed’ is een breed begrip. Wij willen daarom duidelijk maken wat wij in deze nota hieronder verstaan. De rijksoverheid omschrijft cultureel erfgoed als:

 

sporen uit het verleden in het heden, die zichtbaar en tastbaar aanwezig zijn. Dat kunnen voorwerpen zijn in musea, archeologische vondsten, archieven, monumenten en landschappen. Maar ook de daaraan verbonden gebruiken, verhalen en gewoonten. Aldus wordt ook wel onderscheid gemaakt tussen het materieel en immaterieel cultureel erfgoed. 1

 

In deze nota wordt alleen ingegaan op het materiële cultureel erfgoed zoals gebouwen, wegen en terreinen. Hierbij kijken we niet alleen naar erfgoed dat uit een ver verleden stamt. Ook uit het meer recente verleden kunnen bijzondere erfgoedwaarden overgeleverd zijn. We hebben daarom ook gekeken naar de wederopbouwperiode en de groeiperiode van Purmerend, ruwweg gezegd de periode na 1945.

1.3 Totstandkoming beleid

We hebben ervoor gekozen om dit beleid niet in een groot participatietraject met de bevolking van Purmerend op te stellen. Concrete keuzes over hoe om te gaan met bepaalde erfgoedobjecten worden in dit beleid namelijk niet gemaakt. In dit stadium zijn de cultuurhistorische waarden geïnventariseerd, beschreven en in kaart gebracht. Het uitgangspunt is dat erfgoed betrokken wordt bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Op welke manier dat gebeurt, is in dit stadium niet aan te geven. Bij ieder project zal maatwerk geleverd moeten worden en bekeken worden hoe erfgoed ingezet kan worden. Dan wordt de Purmerendse bevolking, conform de ‘van buiten naar binnen’-gedachte, om input gevraagd. Tijdens het opstellen van de erfgoednota is wel dankbaar gebruik gemaakt van de kennis die aanwezig was bij de verschillende verenigingen en instellingen die zich bezig houden met de geschiedenis van Purmerend zoals de Vereniging Historisch Purmerend (VHP), de archeologische werkgroep (AWP), het Purmerends Museum en het Waterlands Archief.

Bij het formuleren van de visie en ambitie van de gemeente hebben we rekening gehouden met uitspraken die vanuit ons eigen bestuur en vanuit de bevolking de afgelopen jaren zijn gedaan. In de afgelopen tijd is duidelijk geworden dat zowel bij bestuur als bevolking, een groot belang wordt gehecht aan zorg voor het historische erfgoed. Met name het historisch centrum wordt van groot belang geacht voor de uitstraling van de stad.

De wens tot deregulering is tevens meegenomen in dit beleid. We hechten aan het verminderen van de regeldruk voor burgers en ondernemers. Deze wens hebben we afgewogen tegen de wens om goed voor het historisch erfgoed te zorgen. Een ander uitgangspunt is dat er geen extra financiën beschikbaar worden gesteld voor maatregelen in het kader van erfgoed.

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 vertellen we eerst over het Purmerendse erfgoed: hoe ziet dat er eigenlijk uit? In het derde hoofdstuk geven we aan wat onze visie en ambitie is op het gebied van erfgoed. Hoofdstuk 4 gaat in op de instrumenten die we al hadden en die we hebben ontwikkeld om onze ambitie waar te maken. Over het onderwerp herbestemming van monumentale panden hebben we het in hoofdstuk 5. Erfgoedpromotie en de wijzen waarop we het erfgoed onder de aandacht willen brengen, komt aan bod in hoofdstuk 6. In hoofdstuk 7 bespreken we op welke manieren we in de regio willen samenwerken om onze ambities te bereiken. Hoofdstuk 8 verkent de manieren waarop we erfgoed op andere beleidsterreinen, zoals toerisme en recreatie, kunnen inzetten. Het steeds belangrijker wordende onderwerp duurzaamheid en energietransitie en wat dat betekent voor het erfgoed, komt in hoofdstuk 9 aan de orde. In hoofdstuk 10 beschrijven we hoe we gaan toezien op naleving van de regelgeving rond erfgoed en hoe er gehandhaafd wordt. Hoofdstuk 11 bespreekt de financiën. Het twaalfde en laatste hoofdstuk bevat een samenvatting van de concrete vervolgacties die we in gang gaan zetten.

Hoofdstuk 2 Het Purmerendse erfgoed

 

In 2010 vierde Purmerend een jaar lang dat het precies zes eeuwen eerder, in 1410, stadsrechten kreeg. In zes eeuwen tijd kun je als stad een rijke geschiedenis opbouwen en dat is wat in Purmerend is gebeurd. Over onze stad zijn vele verhalen te vertellen en verhalen vormen de bouwstenen van een moderne erfgoedzorg. Een uitgebreid overzicht van de geschiedenis van Purmerend is als bijlage 1 opgenomen, hier volgt een kort overzicht.

2.1 De verhalen van Purmerend

Allereerst is er het verhaal van de marktstad. Purmerend was eeuwenlang de plaats waar mensen uit de omliggende landbouwgebieden naartoe kwamen om vee en landbouwproducten te verhandelen. Purmerend was een bloeiende handelsstad, met bierbrouwerijen, pakhuizen en monumentale panden aan de Bierkade, de Weerwal en het Venediën.

In de negentiende eeuw komt daar het verhaal van de industrialisering bij. Centraal in dit verhaal staat de naam Brantjes. De familie Brantjes stichten vele bedrijven en industrieën, waaronder een rederij, een traankokerij en een houthandel. Purmerend is geruime tijd het centrum van de houthandel in Noord-Holland boven het IJ geweest. In die eeuw worden ook een aantal gebouwen gebouwd die nu nog monumentale blikvangers in de stad zijn: de Koepelkerk (1853), de Kaaswaag (1883) en de Lutherse Kerk (1880). De familie Brantjes laat aan het eind van de eeuw drie kapitale villa’s bouwen, Villa Clementine, Villa Houtheuvel en Huize Louise.

Aan het begin van de twintigste eeuw ontstaat het verhaal van het Purmerends plateel. In verschillende plateelbakkerijen wordt Jugendstil sieraardewerk vervaardigd, dat internationale vermaardheid krijgt.

Drie geboren Purmerenders zouden in de eerste helft van de twintigste eeuw wereldberoemde architecten worden: Ko (J.J.P.) Oud, Jan Stuyt en Mart Stam. De modernist en mede-oprichter van De Stijl Oud en de meer traditionele Stuyt hebben door het hele land én in het buitenland vele mooie gebouwen ontworpen. Mart Stam is wereldberoemd geworden met zijn revolutionaire buisstoel.

Later in de twintigste eeuw wordt Purmerend een groeikern, breidt qua omvang enorm uit en wordt de woonplaats van vele duizenden mensen die veelal vanuit het overbevolkte Amsterdam naar Purmerend toe trekken. De wijken Overwhere, Wheermolen, de Gors, de Purmer-Noord en -Zuid en uiteindelijk Weidevenne komen tot stand.

2.2 Het erfgoed van Purmerend

Hoewel een groot deel van de bebouwing in Purmerend uit de tweede helft van de twintigste eeuw stamt, hebben we toch ook veel historisch erfgoed. Purmerend telt 30 rijksmonumenten en 127 gemeentelijke monumenten. Omdat het historisch aanzien van een gemeente niet alleen berust op monumentale panden, is in 2006 een groot aantal panden in de binnenstad aangewezen als behoudenswaardig pand.

Behalve gebouwd erfgoed kent Purmerend ook zogenaamd historisch-geografisch erfgoed. Oude waterlopen zoals de Where, het Noord-Hollands Kanaal en de Beemster- en Purmerringvaart zijn al eeuwenoud en van groot belang geweest in de ontwikkeling en geschiedenis van de stad. De Westerweg in de Purmer stamt uit de 17e eeuw, hierlangs staat een groot aantal beeldbepalende stolpboerderijen met bijbehorende grote erven, karakteristiek voor Noord-Holland. De zuidoostelijke, nog onbebouwde hoek van de zeventiende-eeuwse droogmakerij De Purmer vormt een bijzonder cultuurlandschap. Oude verbindingswegen als de Purmerender Gouw (nu: Melkweg), de Overweersepolderdijk, de Purmerweg en het Oudelandsdijkje bestaan ook nog steeds.

Niet meer aanwezig, maar zeker belangrijk om rekening mee te houden, is het verdwenen erfgoed. Dit is een inspiratiebron bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Daarom is het belangrijk om te weten waar oude fabrieken, stadspoorten, molens en andere bebouwing hebben gestaan. We rekenen het in de achttiende eeuw gesloopte Slot Purmersteijn, het St. Ursulaklooster en de niet meer bestaande marktplaatsen ook tot het Purmerends erfgoed. Zij vertellen de verhalen over het verleden van onze stad.

Samenvatting:

Purmerend heeft een lange geschiedenis. Hoewel het grootste deel van de stad pas in de tweede helft van de twintigste eeuw gebouwd is, kent Purmerend toch vele verhalen en genoeg historische gebouwen en objecten om als een historische stad beschouwd te worden.

Hoofdstuk 3 Visie en ambitie

 

In dit hoofdstuk beschrijven we wat onze visie op het Purmerends erfgoed is. Hoe kijken we tegen erfgoed aan en wat zien we als de waarde ervan? Daarna zetten we uiteen wat onze ambitie met het erfgoed is, op welke manier we ermee om willen 3.1 gaan.

3.1 Visie

Erfgoed geeft karakter, variëteit en betekenis aan een stad. De aanwezigheid van cultureel erfgoed bepaalt mede de aantrekkelijkheid van een woonomgeving en is een factor bij de keuze van mensen om zich ergens te vestigen. Woonhuizen met een monumentenstatus zijn aanzienlijk gewilder dan vergelijkbare woningen die deze status niet hebben. Uit onderzoek blijkt dat woningen in de directe omgeving van monumenten meer waard zijn, vooral als er meerdere monumenten in de nabijheid zijn. 2 Erfgoed trekt daarnaast toeristen aan. De aanwezigheid van een oude binnenstad en een bijzonder cultuurlandschap maakt een gemeente aantrekkelijker als bestemming voor een dagtrip of een binnenlandse vakantie. De belangstelling voor cultuur en cultuurhistorie is de afgelopen vijfentwintig jaar sterk gestegen. Het benutten van historische elementen en objecten is daarnaast een goede manier om ze te bewaren. Cultuurhistorie is een bron van inspiratie voor nieuwe (ruimtelijke) ontwikkelingen. Erfgoed is kortom van grote waarde voor onze gemeente.

3.2 Ambitie

We willen dat de beleving van het Purmerendse erfgoed voor en door bewoners en bezoekers verbetert. We willen deze ambitie op vier wijzen realiseren:

  • 1.

    Behoud door ontwikkeling

We willen dat de karakteristieke historische waarden van Purmerend behouden blijven. Behoud van fysieke artefacten is het uitgangspunt. Het oorspronkelijke historische element is de sterkste tot de verbeelding sprekende verwijzing naar het verleden. Uit het “echte” relict spreekt de geschiedenis ons rechtstreeks toe. Een stenen wand die de eeuwen zichtbaar getrotseerd heeft is altijd sprekender dan een plaquette die verwijst naar een verwijderd pand. Tegelijkertijd beseffen we dat erfgoed niet onaantastbaar moet zijn. Niet alle oude gebouwen en andere elementen kunnen te allen tijde bewaard blijven. Ook behoud van het erfgoed in de oorspronkelijke vorm, met andere woorden het ‘bevriezen’ van erfgoed in de tijd, is geen wenselijke en haalbare zaak.  Om erfgoed in stand te houden is het vaak onvermijdelijk om er nieuw gebruik in te vestigen en dat houdt in het aanpassen van het erfgoed aan moderne gebruikseisen. Dit wordt bereikt door de term ‘behoud door ontwikkeling’, hét motto in de moderne erfgoedzorg. Dynamiek en verandering blijven toelaatbaar. Het verhaal van het object staat daarbij centraal, we willen dat dit herkenbaar blijft. Ons streven is om de verhalen van Purmerend duidelijker zichtbaar te laten worden. In hoofdstuk 2 is al over deze verhalen geschreven. Ontwikkeling kan ook kansen bieden voor erfgoed: een herstructurering van openbaar gebied kan aanleiding zijn om een historische waterloop beter beleefbaar te maken in het landschap.

  • 2.

    Versterking

We willen dat de historische waarden van onze stad versterkt worden door bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen een relatie met het erfgoed te leggen. Bouwplannen op bijzondere historische locaties die geen enkele connectie vertonen met deze historie vinden we ongewenst. Overigens zien we dat ontwikkelaars vaak al uit zichzelf het erfgoed nadrukkelijk in hun ontwerp betrekken. Zij zien ook dat een verwijzing naar het verleden hun project interessanter en kwalitatief beter maakt en daardoor aantrekkelijker voor potentiële kopers. Dit vinden we een goede ontwikkeling, die we graag verder stimuleren. We verankeren dit in onze interne werkprocessen.

Op welke manier deze link met het verleden gelegd wordt, schrijven we in dit beleid niet voor. Dit zal per locatie en per bouwplan verschillend zijn, er is ook niet één juiste manier. Hoe een link met het verleden gelegd kan worden, kunnen we wellicht het beste aangeven aan de hand van enkele voorbeelden van recente ruimtelijke ingrepen in Purmerend. Hierbij is het verhaal van de locatie behouden gebleven, teruggebracht in de nieuwe situatie of (weer) zichtbaar gemaakt.

  • Bij de renovatie van de Koemarkt is er niet voor gekozen het plein in zijn oorspronkelijke staat te behouden, om zodoende de bruikbaarheid ervan te vergroten. Het plein is grondig gerenoveerd, maar de verhalen die over dit plein te vertellen zijn, zijn wel op verschillende manieren zichtbaar gemaakt. De bewaard gebleven balies en perken en het nieuwe standbeeld van de koeien vertellen het verhaal van de veemarkt die hier lange tijd gehouden is.

  • Bij de reconstructie van het Tramplein is de oorspronkelijke indeling van dit historische terrein niet gehandhaafd, uit de wens om de publieke ruimte rondom het station beter aan te laten sluiten bij de aanlanding van de Melkwegbrug. Het verhaal van het Tramplein is echter gerespecteerd door de vorm en constructie van het oude busstation te behouden. In het gebouw is een collage van historische beelden aangebracht die verwijst naar de geschiedenis van dit plein.

  • Bij de ontwikkeling van het bouwplan Het Plateel in de wijk Overwhere is in de naamgeving verwezen naar het verleden. Ook zijn op de kopgevels van een van de gebouwen met witte bakstenen bloemmotieven aangebracht die herinneren aan het Purmerends plateel.

  • 3.

    Vergroten van de kenbaarheid

Behoud en versterking zijn echter niet mogelijk als het niet bekend is welke objecten tot het erfgoed gerekend kunnen worden en waarom het historisch waardevol is. Daarom vinden we het van groot belang dat de kennis over het erfgoed voor iedereen toegankelijker wordt.

  • 4.

    Van buiten naar binnen

We werken ‘van buiten naar binnen’. In het geval van het erfgoed wil dat zeggen dat we samen met de Purmerendse burgers en ondernemers werken aan onze ambitie. Zij hebben al veel ondernomen om het erfgoed te versterken. Monumentale panden als De Ark aan de Wilhelminalaan, de Doopsgezinde kerk aan de Kanaalstraat en Villa Clementine aan de Plantsoengracht zijn door hun eigenaren opgeknapt en hebben een nieuwe functie gekregen. De historische verenigingen doen veel aan het verspreiden van kennis over het erfgoed. De aanstaande Omgevingswet zorgt ervoor dat er nog meer ruimte gegeven kan worden aan initiatieven van buiten. Als burgers en ondernemers initiatieven ontwikkelen om het erfgoed van Purmerend te versterken of meer kenbaar en zichtbaar te maken, nemen wij hier een positieve grondhouding in aan.

Samenvatting:

we vinden erfgoed waardevol en willen het bestaande erfgoed behouden en versterken. Verandering moet echter mogelijk blijven, erfgoed is niet onaantastbaar. We willen dat bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen erfgoed een inspiratiebron vormt en dat aansluiting wordt gezocht bij het erfgoed of het verhaal van een locatie. We willen de kenbaarheid van het erfgoed vergroten, zodat meer mensen kennis kunnen nemen van dit erfgoed. Dit willen we samen met de burgers en bedrijven van onze gemeente doen, ‘van buiten naar binnen’.

Hoofdstuk 4 Beleidsinstrumenten

 

Dit hoofdstuk beschrijft welke middelen we tot onze beschikking hebben om de ambitie waar te maken. We hebben onze eigen instrumenten, zoals verordeningen, bestemmingsplannen en beleidsstukken, maar we moeten daarbij altijd rekening houden met de landelijke en provinciale kaders. Deze beschrijven we hier als eerste, daarna geven we een overzicht van wat we zelf aan instrumenten hebben om onze ambi ti e te bereiken .

4.1 Landelijk beleid

De visie van het rijk is vastgelegd in verschillende documenten, zoals de Visie Erfgoed en Ruimte en de Nationale Onderzoeksagenda Erfgoed en Ruimte. De voor erfgoed en ruimte belangrijkste wettelijke kaders op rijksniveau zijn de Erfgoedwet, de Wet ruimtelijke ordening, het Besluit ruimtelijke ordening en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. De gemeente moet bij de verankering en uitwerking van haar beleid rekening houden met deze juridische en bestuurlijke kaders.

Invoering van de Omgevingswet staat gepland voor over enkele jaren, de exacte datum is nog niet bekend. Deze wet richt zich op de zorg voor de fysieke leefomgeving en gaat een groot deel van de bestaande wetten op het gebied van ruimtelijke ordening vervangen. In de Omgevingswet wordt cultureel erfgoed uitdrukkelijk genoemd als een van de belangen die in de fysieke leefomgeving spelen. Dit verbreedt de monumentenzorg tot de zorg voor cultureel erfgoed. De Omgevingswet verplicht elke gemeente een omgevingsplan te maken waarin de regels voor het cultureel erfgoed worden opgenomen. In een vroeg stadium moet inzicht komen in het aanwezige cultureel erfgoed. Dit moet daarna voldoende beschermd worden. Het belang moet, naast andere belangen, uitdrukkelijk worden meegewogen bij het vaststellen van omgevingsplannen. De aanwezigheid van cultureel erfgoed kan van invloed zijn op onder meer de toedeling van functies aan locaties of op de inhoud van in het omgevingsplan op te nemen beschermende regels of beoordelingsregels voor afwijkactiviteiten. Ook kan cultureel erfgoed onderdeel zijn van een milieueffectrapport. Hiervoor gelden dan ook de specifieke mer-vereisten, wat ook leidt tot doorwerking in het omgevingsplan. De rijks- en gemeentelijke monumenten en hun beschermingsregime moeten eveneens in het omgevingsplan worden opgenomen. Dit gaat niet meer via de erfgoedverordening lopen. De verordening zoals die met dit erfgoedbeleid wordt vastgesteld, wordt dan geïntegreerd in het omgevingsplan. De Omgevingswet gaat ook voorschrijven dat de omgeving van een rijksmonument beschermd moet worden. Dit leidt tot gebiedsgerichte bescherming. Niet alleen het specifieke pand wordt dan beschermd, maar ook de omgeving van dit pand en de samenhang tussen de verschillende panden. In het omgevingsplan kunnen daarnaast regels omtrent het behoud van beeldbepalende panden worden opgenomen. Verder komen in de Omgevingswet de meer specifieke regels over de instandhouding van monumenten, de omgang met de fysieke leefomgeving en de verlening van vergunningen.

4.2 Provinciaal beleid

De Provincie Noord-Holland heeft haar erfgoedbeleid vastgelegd in de Structuurvisie Noord-Holland 2040, de Provinciale Ruimtelijke Verordening en de Leidraad landschap en cultuurhistorie. In de beleidsnota Cultuur in ontwikkeling 2017-2020 schrijft de provincie dat zij wil dat de kenmerkende (cultuur)kwaliteiten het uitgangspunt zijn voor de verdere ontwikkeling van de provincie.

4.3 Gemeentelijk beleid

We hebben als gemeente zelf ook instrumenten om voor het erfgoed te zorgen. Een deel daarvan heeft betrekking op monumenten, een ander deel is specifiek voor archeologie, een derde deel richt zich op erfgoed in het algemeen.

  • 4.3.1

    Monumenten

Monumentenbescherming

De rijksmonumenten worden beschermd door de Erfgoedwet en de Omgevingswet, zodra deze laatste in werking treedt. De gemeentelijke monumenten vonden al bescherming in de Monumentenverordening Purmerend 2010. Deze vervalt en wordt opgevolgd door de eerdergenoemde Erfgoedverordening gemeente Purmerend 2017, die samen met deze nota wordt vastgesteld. De Erfgoedverordening regelt o.a. de aanwijzing en bescherming van gemeentelijke monumenten, de aanwijzing van beschermde gemeentelijke cultuurgoederen en verzamelingen en de aanwijzing van beschermde stadsgezichten.

Onderhoud aan monumenten en aan panden binnen een beschermd stads- en dorpsgezicht is vaak vergunningvrij. De stelregel in de omgang met monumenten is dat als de monumentale waarde van een monument niet wijzigt, de werkzaamheden tot het reguliere onderhoud behoren en vergunningsvrij kunnen worden uitgevoerd. Bij grootschalige restauraties, bijvoorbeeld van de constructieve onderdelen of bij het geheel vervangen van de dakbedekking of het voegwerk, zijn de werkzaamheden wel vergunningplichtig. Hierbij wordt uitgegaan van de regels zoals vastgesteld door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. De Erfgoedcommissie van MOOI Noord-Holland adviseert omtrent vergunningaanvragen met betrekking tot monumenten. Dit onafhankelijke advies van deskundigen is een verplichting die in de Erfgoedwet en de gemeentelijke Erfgoedverordening is opgenomen. De Erfgoedcommissie treedt ook op als sparring partner bij meer algemene erfgoedvragen, en adviseert ook in een eerder stadium (preadvies). Ook vindt afstemming plaats tussen het advies van de Erfgoedcommissie en de Welstandscommissie. Bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet gaan de regels voor de vergunningverlening die nu in het overgangsrecht van de Erfgoedwet zijn opgenomen over naar de Omgevingswet.

Subsidieregelingen voor monumenten

De bestaande Subsidieverordening gemeentelijke monumenten Purmerend 2013 regelt voor de gemeentelijke monumenten dat subsidie kan worden verkregen voor instandhoudings- en restauratiewerkzaamheden. Eén maal in de vijf jaar is per monument 5.000,00 euro subsidie beschikbaar voor het sober en doelmatig uitvoeren van onderhoud- en restauratiewerkzaamheden. Voor rijksmonumenten die geen woonhuizen zijn, zoals kerken, kastelen en molens, kan een beroep worden gedaan op de landelijke Subsidieregeling instandhouding monumenten. De instandhoudingssubsidie is bestemd voor sober en doelmatig onderhoud over een periode van zes jaar, op basis van een instandhoudingsplan. Eigenaren van een rijksmonumentaal woonhuis kunnen bij het Nationaal Restauratiefonds tegen lage rente een Restauratiefonds-hypotheek aanvragen. De Restauratiefondsplus-hypotheek is een lening verstrekt door het Nationaal Restauratiefonds met een lage rente, voor grootschalige restauraties en herbestemming van rijksmonumenten. Ook provincies hebben budget beschikbaar voor instandhouding. Eigenaren van een provinciaal of rijksmonument (zonder woonfunctie) kunnen een subsidie aanvragen om hun monument te restaureren of te onderhouden. Ook is een Monumentenhypotheek aan te vragen bij aankoop van een monument of restauratie. Voor deze lening geldt een hoger rentepercentage dan voor de Restauratiefondshypotheek. Het maakt hierbij niet uit of het gaat om een gemeentelijk of rijksmonument. Zowel de Restauratiefondshypotheek als de Monumentenhypotheek kunnen worden aangevraagd bij het Nationaal Restauratiefonds. Sinds mei 2017 is er ook de Uitvoeringsregeling subsidie onderzoeken duurzaam benutten monumenten Noord-Holland 2017. Doel van deze regeling is het bevorderen van de publiekstoegankelijkheid en de duurzaamheid van monumenten.

Uitvoeringsrichtlijn bij restauratie

Werken aan monumenten vereist specifieke deskundigheid. Als bij een ingreep cultuurhistorische waarden worden behouden of versterkt en deze ingreep technisch gezien functioneel en degelijk wordt uitgevoerd, is sprake van restauratiekwaliteit. Bij de uitvoering van een restauratie is de zwakste schakel bepalend voor de totale kwaliteit. Om de kwaliteit te borgen heeft de RCE een algemene Beoordelingsrichtlijn Onderhoud en Restauratie opgesteld en heeft de stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg (ERM) technische uitvoeringsrichtlijnen vastgesteld voor het onderhoud en de restauratie van monumenten. 4 De ERM-uitvoeringsrichtlijnen zijn praktische richtlijnen die voor en door de beroepsgroep zijn gemaakt. Zij zijn qua doel en totstandkoming vergelijkbaar met normalisatienormen, zoals NEN en ISO. Er zijn al veel richtlijnen vastgesteld zoals voor historisch metselwerk, restauratievoegwerk, historische schilderwerk en timmerwerk.

Aan de omgevingsvergunning voor monumenten worden voorschriften verbonden die nodig zijn met het oog op het belang dat voor de betrokken activiteit is aangegeven in of krachtens de artikelen 2.10 tot en met 2.20 Wabo. Een voorbeeld is het voorschrift dat de werkzaamheden moeten worden uitgevoerd volgens de in de beroepsgroep geldende ERM-richtlijnen. Het aangeven van eisen als noodzaak, publicatiedatum en reikwijdte van de ERM-richtlijnen is daarbij relevant. De ERM-richtlijnen kunnen en worden ook o.g.v. artikel 4:38 Awb opgenomen als voorwaarde in de subsidiebeschikking voor de instandhouding van gemeentelijk monumenten. Als in vergunningvoorschriften of subsidiebeschikkingen niet expliciet naar de ERM-richtlijnen wordt verwezen hebben zij geen bindend karakter. Ze zijn dan wel nuttig bij de uitleg/interpretatie van algemener geformuleerde normen (zoals het verbod in art 11 lid 1 Monumentenwet om een monument te beschadigen of te ontsieren), vergunningvoorschriften of subsidieverplichtingen.

  • 4.3.2

    Archeologie

In 2008 heeft Purmerend voor het eerst een eigen archeologiebeleid vastgesteld. Dit beleid wordt in dit erfgoedbeleid opgenomen en vrijwel ongewijzigd voortgezet. Het enige verschil is dat enkele waterlopen in de gemeente nu ook als een archeologische verwachtingszone opgenomen zijn. Bij ingrepen in de waterbodem, met uitzondering van onderhoudswerkzaamheden, moet een archeologisch bureauonderzoek worden verricht.

In de bestemmingsplannen is opgenomen dat op plaatsen met een middelhoge of hoge verwachtingswaarde voor archeologie, onderzoek gedaan moet worden als het om grotere bouwprojecten gaat. Een uitgebreide toelichting op dit beleid is opgenomen in bijlage 2.

Bij ruimtelijke ontwikkelingen in gebieden met een hoge archeologische verwachtingswaarde moet vanaf een bepaald oppervlak aan bodemverstoring archeologisch onderzoek worden gedaan. Het komt voor dat de kosten van archeologisch onderzoek onevenredig hoog zijn in verhouding tot het bouwplan dat ontwikkeld wordt. We gaan onderzoek doen naar een methodiek voor de financiering van onevenredig hoge kosten.

  • 4.3.3

    Bestemmingsplannen

Al het overige erfgoed wordt beschermd via de bestemmingsplannen. Het Besluit ruimtelijke ordening zegt in artikel 3.1.6, vijfde lid, dat bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen rekening moet worden gehouden met deze waarden. In de toelichting van de bestemmingsplannen moet hier verantwoording over worden afgelegd. Zoals in hoofdstuk 3 al aangegeven, is het niet de bedoeling om nieuwe ontwikkelingen ter plaatse van deze waarden onmogelijk te maken. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen blijven mogelijk, er zal alleen wel goed gemotiveerd moeten worden op welke wijze er rekening met het aanwezige erfgoed gehouden wordt. De gemeentelijke werkprocessen worden zó ingericht dat erfgoed in de beginfase van het planproces een inspiratiebron voor het ontwerp kan zijn.

  • 4.3.4

    Erfgoedkaart

Een goed beheer en bescherming van het erfgoed begint bij kennis. Niet alleen kennis ván het erfgoed, maar eerst en vooral kennis dát een object cultuurhistorische waarde heeft. Tot nu toe was er geen gemeentebreed beeld van de cultuurhistorische waarden. De monumenten, de behoudenswaardige panden in de binnenstad en de archeologie waren wel in beeld, maar andere erfgoedwaarden, zoals historische wegen, waterlopen en terreinen, waren nooit systematisch geïnventariseerd. Om deze reden hebben we de Erfgoedkaart opgesteld. Dit is een digitale, via de website van de gemeente raadpleegbare kaart, waarop het erfgoed van de gemeente Purmerend getoond en beschreven wordt. We maken de kennis over het Purmerendse erfgoed hiermee voor iedereen toegankelijk.

De Erfgoedkaart is onderverdeeld in vier themakaarten:

  • De Cultuurhistorische waardenkaart toont het bovengrondse erfgoed van Purmerend en is een bron van informatie over het Purmerendse verleden en zijn objecten. De kaart wordt ingezet als kennisbron bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen en om burgers en professionals te informeren over de geschiedenis van de stad. Op deze kaart hebben we het volgende opgenomen:

    • 0

      Het bestaande erfgoed van Purmerend: rijks- en gemeentelijke monumenten, behoudenswaardige panden in de binnenstad, stolpboerderijen en historisch-geografische elementen zoals oude waterlopen, wegen, terreinen en groen. Maar ook moderne bouwwerken, zoals de Melkwegbrug over het Noord-Hollands Kanaal en de Stokkenbrug in Weidevenne staan op deze kaart. Deze objecten hebben de potentie om in de toekomst uit te groeien tot waardevol cultureel erfgoed. Cultuurhistorisch adviesbureau Vestigia heeft objectieve criteria voor de waardering van deze waarden opgesteld.

    • 0

      Een selectie van het verdwenen erfgoed. Dit zijn: de voormalige marktplaatsen, stadspoorten en bouwwerken die een rol van betekenis hebben gespeeld in de geschiedenis van Purmerend zoals het Slot Purmersteijn en het St. Ursulaklooster. Deze elementen zijn een inspiratiebron voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.

    • 0

      Een selectie van gebouwen die om een of andere reden als bijzonder zijn aan te merken in het licht van de Purmerendse geschiedenis. Hier behoren o.a. de nog bestaande panden toe die aan het begin van de twintigste eeuw ontworpen zijn door de beroemde Purmerendse architecten Ko Oud en Jan Stuyt. De Cultuurhistorische Waardenkaart is een dynamische kaart. Dat wil zeggen dat deze na vaststelling door de raad niet onveranderlijk is. Beschrijvingen kunnen worden aangepast als nieuwe, relevante informatie beschikbaar komt. Ook kunnen nieuwe elementen aan de kaart worden toegevoegd, als deze voldoen aan de criteria.

  • De Archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart was al opgesteld bij het archeologiebeleid dat in 2009 werd vastgesteld. Deze kaarten zijn nu in aangepaste en geactualiseerde vorm overgenomen.

  • Op de themakaart Stedenbouwkundige perioden hebben we van iedere wijk in Purmerend uiteengezet wat de stedenbouwkundige principes waren in de tijd dat ze ontstonden en in hoeverre deze principes in de wijken zijn doorgevoerd. Bij toekomstige ingrepen in de wijken wordt met deze informatie rekening gehouden.

  • De themakaart Straten van Purmerend bevat informatie over de geschiedenis van de straten in het historische centrum en in de nabije omgeving daarvan.

  • 4.3.5

    Website

We hebben een speciale website ontwikkeld, www.erfgoedpurmerend.nl. Hier hebben we de Erfgoedkaart op geplaatst. Ook geven we hier informatie over de historie van Purmerend, informatie over monumentensubsidies, links naar historische kaarten en verenigingen, alles wat interessant kan zijn voor het Purmerends erfgoed, monumenteneigenaren en iedereen die geïnteresseerd is in het verleden van Purmerend.

  • 4.3.6

    Welstandsnota

De welstandsnota bevat regels over het uiterlijk van gebouwen en bouwwerken. In de welstandsnota is de historische binnenstad aangewezen als bijzonder welstandsgebied waar zware welstandseisen gelden, om de historische kwaliteit zo goed mogelijk te bewaken. De centrale doelstelling voor dit gebied is hierin als volgt geformuleerd:

 

“het versterken van de herkenbaarheid en specifieke identiteit van de stedenbouwkundige samenhang van de binnenstad in het algemeen en het maximaal behoud van het historische karakter van de gebouwen in het bijzonder.” 5

 

Een opvolger van de welstandsnota, de nota ruimtelijke kwaliteit, is in voorbereiding. Hierin zal zoals het er nu naar uitziet voor de binnenstad gelijkwaardige normen worden opgenomen qua welstand als waarvan sprake in de huidige welstandsnota. De rol en samenstelling van de welstands- en de erfgoedcommissie zal met het oog op de komende Omgevingswet in deze nota nader ingevuld worden.

Samenvatting:

Om de ambitie te verwezenlijken vormen de nieuwe erfgoedkaarten en website belangrijke instrumenten. De nieuwe erfgoedkaarten en de website maken de informatie over het Purmerendse erfgoed digitaal toegankelijk. De bestaande instrumenten die de monumenten, archeologische waarden en het overige erfgoed beschermen, blijven we gebruiken.

Hoofdstuk 5 Herbestemming

 

Herbestemmen is een belangrijk onderwerp in de hedendaagse erfgoedzorg. Het wil zeggen : het zoeken van een nieuwe functie voor een leeggekomen pand. Dit hoofdstuk verkent hoe de situatie in Purmerend is en of er extra maatregelen op het gebied van herbestemming nodig zijn.

5.1 Algemeen

In veel gemeenten in het land is de leegstand van kerken, boerderijen, schoolgebouwen en industriële gebouwen een probleem. Als een pand leeg staat, vindt er geen onderhoud meer aan plaats en treedt het verval in. Het vinden van een nieuwe functie is daarom van groot belang om het pand bruikbaar te houden. Vervallen panden doen afbreuk aan hun omgeving, ook daarom is het van belang zo weinig mogelijk leegstaande panden te hebben.

5.2 Situatie in Purmerend

De monumenten in Purmerend betreffen voor het overgrote deel woningen, winkel- of horecapanden in het centrum en de Zuiderpolder. Het is in eerste instantie aan de eigenaar van het pand zelf om hier een nieuwe invulling voor te vinden. Gaat het om woonhuizen waar geen nieuwe koper voor gevonden wordt, dan is hier geen rol voor de gemeente weggelegd. Gaat het om panden met een bedrijfsmatige functie (winkels, horeca), dan is langdurige leegstand wellicht te wijten aan een niet meer actuele bestemming van het pand. Heeft de eigenaar een nieuw gebruik gevonden dat niet in het bestemmingsplan past, dan kan hij bij de gemeente verzoeken om afwijking van het bestemmingsplan. Per geval onderzoekt de gemeente dan zorgvuldig of het nieuwe gebruik past in de omgeving en bij het pand.

In de afgelopen jaren hebben verschillende monumentale panden leeg gestaan. Al deze panden hebben echter weer een nieuwe eigenaar gevonden die het erfgoed een nieuwe invulling heeft gegeven, met behoud van de monumentale waarden. Voorbeelden zijn Villa Clementine (Plantsoengracht 8), de Doelenstallen (Koemarkt 52-54) het oude postkantoor (Emmakade 1), voormalig Rijks HBS De Ark (Wilhelminalaan 1) en de Doopsgezinde kerk (Kanaalstraat 10). In een aantal gevallen is dit gepaard gegaan met een opknapbeurt van het pand wat uitermate fraaie resultaten heeft opgeleverd. We hebben geen grote aantallen monumentale gebouwen die al langere tijd leegstaan.

5.3 Conclusie

Purmerend heeft niet of nauwelijks een probleem met het herbestemmen van monumentale panden. We vinden het dan ook niet nodig om extra maatregelen op dit punt te nemen. Verzoeken tot het wijzigen van de bestemming van monumentale panden blijven, zoals gebruikelijk, welwillend in behandeling genomen worden.

Samenvatting:

herbestemming van monumentale panden vormt in Purmerend geen probleem. We gaan hier dan ook geen extra maatregelen voor nemen.

Hoofdstuk 6 Erfgoedpromotie

 

Bekendheid van het aanwezige erfgoed is niet alleen van belang voor (toekomstige)bewoners vanwege het prettige vestigingsklimaat, maar ook voor ontwikkelaars en bedrijven, vanwege het positieve economische klimaat. Het is daarom van belang dat we de kansen zoeken en benutten om onze kwaliteiten uit te dragen en bij nieuwe ontwikkelingen te betrekken. In dit hoofdstuk beschrijven we wat er in Purmerend op dit vlak wordt gedaan .

6.1 Particuliere initiatieven

Uitgangspunt is dat bij het uitdragen van het erfgoed een grote rol is weggelegd voor vrijwilligers, stichtingen, bedrijven en andere niet-overheidsorganisaties. Dit past goed in het landelijke – en Purmerendse - beleid dat meer aan de burgers en de maatschappij overgelaten moet worden en dat de gemeente niet meer alles naar zich toe trekt. ‘Van buiten naar binnen’ is daarbij het motto. Hieronder volgt een – niet uitputtende - opsomming van particuliere initiatieven die het erfgoed van Purmerend onder de aandacht van het publiek brengen.

  • De Vereniging Historisch Purmerend (VHP) is in het bezit van een grote collectie beeldmateriaal, kaarten plattegronden en schilderijen, een groeiende bibliotheek en een verzameling objecten die de herinnering aan Purmerenders en Purmerendse bedrijven levend houdt. De VHP organiseert lezingen, geeft een tijdschrift uit en verzamelt informatie over het verleden van Purmerend. Ook is zij actief met het digitaliseren van (oude) foto’s voor de beeldbank van het Waterlands Archief.

  • De Archeologische Werkgroep Purmerend (AWP) verzamelt kennis op het gebied van de archeologie van Purmerend en draagt deze uit. De AWP bezoekt incidenteel scholen om kennis te delen over de geschiedenis en archeologie van Purmerend. Ook stelt de vereniging regelmatig in de vitrines in de hal van het stadhuis archeologische vondsten tentoon. Door de zichtbaarheid van de vondsten wordt draagvlak gecreëerd voor (verplicht) archeologisch onderzoek.

  • Het Purmerends Museum heeft een permanente collectie die de geschiedenis van Purmerend toont. Ook worden regelmatig tijdelijke tentoonstellingen ingericht.

  • Het Waterlands Archief is de bewaarplaats voor historische informatie zoals (overheids)documenten, afbeeldingen, kaarten, boeken, tijdschriften en kranten. Het Waterlands Archief wil de belangstelling voor en het onderzoek naar cultuurhistorie in Waterland stimuleren. De collectie wordt beschikbaar en toegankelijk gemaakt voor het publiek. Ook worden tentoonstellingen en lezingen georganiseerd.

  • Het Gilde verzorgt rondleidingen met gidsen door de binnenstad.

  • In de bibliotheek Waterland is een vast informatiepunt ingericht met boeken en tijdschriften over de geschiedenis van de hele regio Waterland, inclusief Purmerend.

  • Purmerend telt een aantal (amateur)stadshistorici die regelmatig bijdragen leveren aan het verspreiden van kennis over Purmerends historie via krantenartikelen en het publiceren van boeken.

6.2 Gemeentelijke initiatieven

We hebben als gemeente zelf ook een rol bij het promoten van erfgoed. Dit is wat we zelf doen:

  • Tijdens de Open Monumentendag besteden we jaarlijks aandacht aan het erfgoed in Purmerend in de vorm van tentoonstellingen, lezingen, klassendag, muziek en activiteiten in monumenten.6 Ook werken we mee aan de Nationale Archeologiedagen.

  • We verzorgen een Facebookpagina over de geschiedenis en cultuur van Purmerend.

  • Op een aantal plaatsen in het centrum en langs de Melkweg hebben we bordjes geplaatst die informatie geven over bepaalde gebouwen of plaatsen.

  • We hebben apps ontwikkeld voor de smartphone met een audiotour-rondleiding langs de marktplaatsen van Purmerend en een audiotour-rondleiding langs de iconen en symbolen van Purmerend.

  • We werken sturend en coördinerend mee aan het organiseren van evenementen rond erfgoed en dragen financieel bij aan erfgoedpromotie. In 2016 is bijvoorbeeld meegewerkt aan het organiseren van activiteiten rond 100 jaar watersnoodramp. Voor 2017 is gewerkt aan activiteiten rond de in 1917 opgerichte kunstenaarsgroep De Stijl, waar de beroemde Purmerendse architect J.J.P. Oud een belangrijke rol in heeft gespeeld.

  • Het digitaal publiekelijk raadpleegbaar maken van de erfgoedkaart zorgt voor het delen van kennis over het verleden van Purmerend. Verder komt op de nieuwe erfgoedwebsite informatie te staan over het aanvragen van monumentenvergunningen, monumentensubsidies. Ook worden er links op geplaatst naar andere websites die informatie over de geschiedenis en het erfgoed van Purmerend bevatten.

6.3 Conclusie

Er gebeurt al veel op het gebied van het promoten van het Purmerendse erfgoed. We willen doorgaan met het delen van kennis over het erfgoed. Particuliere initiatieven daartoe zullen we in principe positief ontvangen.

Samenvatting:

er gebeurt al veel op het gebied van het promoten van het Purmerendse erfgoed. We blijven dit stimuleren.

Hoofdstuk 7 Samenwerking in de regio

 

Is Purmerend op zichzelf al een stad met historie, het ligt ook nog middenin een gebied met veel cultuurhistorie. Het vormt het hart van de regio Waterland, temidden van de schilderachtige dorpen in de Beemster, de Wormer, Waterland en Edam-Volendam. Het nationale landschap Laag-Holland ligt in de buurt, evenals de twee (!) werelderfgoederen Beemster en (delen van) de Stelling van Amsterdam. Samenwerking met omliggende gemeenten op het gebied van erfgoed ligt voor de hand. Dit hoofdstuk beschrijft op welke manieren samenwerking nu al plaats vindt en waar er ruimte is voor aanvulling.

7.1 Erfgoedpromotie

In hoofdstuk 5 hebben we al beschreven op welke manieren we samenwerken in het kader van erfgoedpromotie. Op het gebied van Open Monumentendag werken we samen met omliggende gemeenten. Afhankelijk van het jaarlijkse thema worden de programma’s met activiteiten, bijvoorbeeld een fietsroute, afgestemd. Ook leveren we bijdragen aan samenwerking rond evenementen rond historische gebeurtenissen. We blijven dergelijke themagebonden samenwerkingsverbanden doorzetten.

7.2 NMF Erfgoedadvies

NMF Erfgoedadvies is de regioarcheoloog voor de Gemeente Purmerend. Met hen hebben we altijd goed contact onderhouden, ook vaak themagebonden. NMF Erfgoedadvies is voortgekomen uit de fusie per 1 januari 2017 van de Stichting Cultuurcompagnie Noord-Holland met de Stichting Nationaal Museumfonds (NMF). NMF is de exploitant van Archeologiecentrum Huis van Hilde, gevestigd te Castricum. Met de nieuwe stichting, NMF Erfgoedadvies, wordt de samenwerking op het gebied van archeologie en cultuurhistorie voortgezet.

7.3 Steunpunt Monumenten en Archeologie

Het Steunpunt Monumenten en Archeologie wordt in opdracht van de provincie Noord-Holland en de RCE uitgevoerd door NMF en MOOI Noord-Holland. De missie van het Steunpunt is gemeenten te ondersteunen bij alle wettelijke taken op het gebied van erfgoed. Het Steunpunt biedt kennis en mogelijkheid tot netwerken met andere gemeenten en professionals.

7.4 Werelderfgoederen

Er is een nauwe samenwerking tussen drie werelderfgoederen die in de omgeving van Purmerend liggen, namelijk De Beemster, de Stelling van Amsterdam en de Amsterdamse Grachtengordel. De drie werelderfgoederen ontwikkelen gezamenlijk promotiemateriaal, maar ook fietstochten. De fietstocht van Amsterdam naar de Beemster komt ook door Purmerend. Ondernemers in de drie werelderfgoederen worden betrokken bij de samenwerking om het draagvlak voor het erfgoed, maar ook de bekendheid ervan te vergroten. Onderzocht zal worden hoe het voor onze gemeente interessant is om te onderzoeken hoe hier voordeel uit gehaald kan worden. Unesco is een sterk merk en kan ook ter promotie van Purmerend worden ingezet en om geïnteresseerden in cultuurhistorie naar Purmerend en omstreken te trekken.

7.5 Metropoolregio Amsterdam

We werken binnen de Metropoolregio Amsterdam (MRA) samen met regiogemeenten op het gebied van cultuur en cultuurhistorie. 7 De ‘Cultuurimpuls’ richt zich op afstemming en versterking van het cultuuraanbod en op toeristische profilering op MRA-schaal. Hierbij wordt ook gekeken hoe cultuurhistorie kan bijdragen aan het bepalen van de identiteit van de MRA. Onderzocht wordt of het mogelijk is om de MRA-identiteit te bepalen aan de hand van één historisch verhaal door het bundelen van de verhalen van de diverse deelregio’s en het opstellen van een kaart waarop alle cultuurhistorische waarden van de regio zijn weergegeven. Deze kaart kan worden gebruikt als waardenkaart, kansenkaart en attentiekaart bij ruimtelijke ontwikkelingen, keuze voor woonmilieus en toerisme. Een dergelijke kaart biedt kansen voor Purmerend en sluit nauw aan op dit integrale erfgoedbeleid en bijbehorende erfgoedkaart. Als de regionale MRA-kaart daadwerkelijk wordt opgesteld en de cultuurhistorische waarden van Purmerend hierin ook worden opgenomen, zal het erfgoed van Purmerend bredere bekendheid verwerven. Dit biedt vervolgens ook kansen op het gebied van toerisme en het trekken van meer bezoekers naar de stad.

Het project ‘Amsterdam bezoeken, Holland Zien’ tracht toeristen te verleiden om naast Amsterdam ook de regio te bezoeken. Vanuit dit MRA-project zijn subsidies beschikbaar voor het stimuleren van het toerisme in de regio en het aanpakken van knelpunten die de toeristische aantrekkelijkheid belemmeren. We gaan onderzoeken of er een koppeling gemaakt kan worden tussen het Purmerendse erfgoed en de regionale samenwerkingsverbanden op het gebied van toerisme en of daar subsidie voor kan worden verkregen.

Samenvatting:

we blijven samenwerken met omliggende gemeenten en samenwerkingsverbanden om het erfgoed te promoten en te stimuleren. We gaan onderzoeken of er subsidie verkregen kan worden vanuit de Metropoolregio Amsterdam om erfgoed en toerisme aan elkaar te koppelen.

Hoofdstuk 8 Inzet erfgoed op andere beleidsterreinen

 

Erfgoed staat niet op zichzelf. Het is ook onderdeel van andere beleidsterreinen. Dit hoofdstuk beschrijft op welke manieren de gemeente Purmerend erfgoed op andere beleidsterreinen inzet.

8.1 Ruimtelijke ordeningsbeleid

Het Besluit ruimtelijke ordening verplicht gemeenten om in haar bestemmingsplannen aan te geven op welke manier rekening is gehouden met cultuurhistorische waarden. Erfgoed maakt op die manier dus al integraal onderdeel uit van het beleidsveld ruimtelijke ordening. Zoals in hoofdstuk 3 al is aangegeven toen het ging over onze visie op het erfgoed, is het ons streven om de cultuurhistorische waarden meer in de openbare ruimte zichtbaar te laten worden en een inspiratiebron te laten zijn bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Erfgoed wordt daarmee nog belangrijker als deel van ons ruimtelijke ordeningsbeleid.

Als gevolg van de invoering van de Omgevingswet, waarvan het nog onduidelijk is op welke datum deze zal worden ingevoerd, zal de gemeente een omgevingsvisie (moeten) opstellen. De eerste aanzet hiertoe is gegeven met de begin 2017 uitgebrachte Agenda Purmerend 2040. Hierin wordt een integrale visie voor (de ontwikkeling van) de fysieke leefomgeving op de lange termijn gegeven en erfgoed zal hiervan een onderdeel zijn.

8.2 Toerisme- en recreatiebeleid

In het algemeen geldt dat hoe meer erfgoed er in de vorm van rijksmonumenten, beschermd stadsgezicht en musea op de bestemming aanwezig is, hoe groter de kans dat een bestemming wordt gekozen voor een vakantie of dagtrip. 8 Erfgoed is dan ook van grote waarde voor het toerisme en de recreatie in een gemeente. In de gemeentelijke Nota Toerisme 2011-2020, vastgesteld in 2010, hebben we al onderkend dat de ligging nabij de werelderfgoederen Beemster en (delen van) de Stelling van Amsterdam kansen biedt op toeristisch en recreatiegebied. Het historische centrum wordt als van zeer grote waarde voor Purmerend gezien 9 . Hierin hebben we uitgesproken dat bij toeristische evenementen aangesloten moet worden bij de historie. In de verdere ontwikkeling van het toerismebeleid zal het erfgoed van Purmerend en de omgeving dan ook worden betrokken. Ook in de Agenda Purmerend 2040 hebben we aangegeven dat Purmerend zich als een aantrekkelijke verblijfsstad wil profileren, dat de historische binnenstad daar een van de ingrediënten voor is en dat we inzetten op recreatie en toerisme.

De Nota Toerisme 2011-2020 zet al in op het ontwikkelen van een wervende, promotionele website waarin de historie van Purmerend en omgeving verhalend wordt uitgelicht. Via deze website worden dan alle toeristisch relevante zaken gecommuniceerd. De website van de VVV in Purmerend, bereikbaar via de website www.laagholland.com, is hieruit voortgekomen. De historische informatie die hierop is weergegeven is echter beperkt. De erfgoedpagina op de website die in het kader van dit erfgoedbeleid is opgezet, biedt een veel uitgebreider overzicht van het erfgoed van Purmerend.

8.3 Stadspromotie

Erfgoed is een belangrijke speler in het kader van de stadspromotie. De historie van Purmerend en de omliggende cultuurlandschappen zijn een sterke troef in het promoten van de stad en het verbeteren van het imago.  Het historisch centrum en het erfgoed wordt ingezet in het kader van de citymarketing. In het verleden zijn verschillende evenementen georganiseerd waarin het erfgoed en de geschiedenis van Purmerend een rol speelden. De cultuurhistorische waardenkaart en de overige kaarten die informatie geven over het verleden en het erfgoed van Purmerend, kunnen hierbij ingezet worden.

Samenvatting:

erfgoed is een integraal onderdeel van andere beleidsterreinen. Erfgoed zetten we in bij ruimtelijke ontwikkelingen, toerisme, recreatie en stadspromotie.

Hoofdstuk 9 Duurzaamheid en energietransitie

 

Fossiele brandstoffen als kolen, olie en gas raken op termijn uitgeput. De afspraken uit het klimaatakkoord en de overgang naar een andere energievoorziening hebben voor erfgoed grote gevolgen. Ook monumenten moeten verduurzamen en dat zal een extra opgave zijn voor eigenaren. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de gevolgen van deze doelstellingen voor de monumenten en het erfgoed.

9.1 Duurzaamheid van monumenten

Monumenten scoren in materieel opzicht hoog op de duurzaamheidsschaal. Hun bouwstoffen hebben al een lange levensduur en zullen niet gauw als sloopmateriaal het milieu belasten. Duurzaamheid en innovatie lijken namelijk een bedreiging voor de monumentale waarden van het monument. Goed monumentenbehoud en het aanpassen aan hedendaagse gebruiks- en energienormen is niet gemakkelijk te realiseren. Met passende kennis van zaken (monumenteninstandhouding, bouwfysica en installatietechniek) is bijna altijd goede milieuwinst en energiebesparing te bereiken. Als gevolg van energiebesparende maatregelen kan de energierekening van een monument omlaag, waardoor het verdienmodel van een herbestemming sterk kan verbeteren. Door slimme aanpassing of vervanging van installatietechniek kan de energie-efficiëntie extra verhoogd worden. Ook behoort duurzame energieopwekking meestal tot de mogelijkheden. Het gebouw zelf bepaalt daarbij telkens de kansen en beperkingen.

Verduurzamingsmaatregelen zijn het beste uit te voeren tijdens een restauratie of onderhoudsbeurt. Dan kunnen ingrepen gecombineerd worden en ontstaat een integrale en toekomstbestendige kwaliteit van monumenteninstandhouding. Eigenaren van rijksmonumentale woningen kunnen een tegemoetkoming krijgen voor energiebesparende maatregelen tijdens de restauratie. De regeling is ondergebracht bij het Nationaal Restauratiefonds. Eigenaren van rijksmonumenten kunnen uit het fonds een lening met lage rente krijgen, waarvan de opbrengsten weer terugvloeien in het fonds.

Tijdens het vooroverleg van de aanvraag omgevingsvergunning en/of instandhoudingsubsidie worden eigenaren geïnformeerd en geadviseerd over het verduurzamen van monumenten.

Op de erfgoedpagina van de gemeente wordt informatie over verduurzaming opgenomen en een link aangebracht met het Duurzaam bouwloket. Ook wordt onderzoek gedaan naar de mogelijkheden om als gemeente aan te sluiten bij de Groene Menukaart. De Groene Menukaart is een website (www.degroenemenukaart.nl) met een tool voor bewoners van historische panden om te bekijken hoe zij hun pand kunnen verduurzamen. Aan deze website nemen allerlei gemeenten en overheden deel die actief aan de slag zijn met het verduurzamen van hun historische panden voorraad.

Recent is door de rijksdienst in samenwerking met een aantal provincies en andere (monumenten)organisaties de toolkit duurzaam erfgoed gerealiseerd. De toolkit geeft informatie over technieken, materialen en inzichten op het gebied van verantwoorde duurzame maatregelen in beschermde monumenten. De oplossingen sluiten aan bij de toetsingskaders van Monumentenzorg en bieden houvast bij de beoordeling van bouwplannen. De nadruk van de toolkit ligt op de praktische uitvoerbaarheid. De link naar de toolkit is opgenomen op de gemeentelijk website.

Te zijner tijd zullen we afwegen of de Groene Menukaart meerwaarde heeft boven de toolkit duurzaam erfgoed.

9.2 Energietransitie

De energietransitie zal de inrichting van het land en het cultuurlandschap veranderen door de aanleg van windmolenparken zonne-energie. 10 Het is een grote uitdaging om klimaatneutraal te gaan leven en alleen duurzame energie op te wekken. Erfgoed kan hier een positieve rol spelen. Als energiemaatregelen op een zorgvuldige manier worden opgenomen in de omgeving zorgt dat voor meer maatschappelijk draagvlak. Het cultuurlandschap kan ingezet worden bij windenergie, zonne-energie en bio-energie (biomassa) projecten. Er zijn drie ontwerpstrategieën om duurzame energie in te passen in het cultuurlandschap: in stand houden, inpassen en transformeren. Het inpassen van duurzame energievormen in het cultuurlandschap is altijd maatwerk. Elke locatie vraagt om een andere ontwerpoplossing. Voor alle strategieën geldt dat duurzame energievormen reversibel zijn en dus ook weer zijn terug te draaien. We volgen de ontwikkelingen op het gebied van energie en duurzaamheid en kiezen de voor het erfgoed passende oplossingen en mogelijkheden.

Samenvatting:

De klimaatdoelen van de overheid hebben ook hun weerslag op het erfgoed. We volgen de ontwikkelingen op het gebied van energie en duurzaamheid en kiezen de voor het erfgoed passende oplossingen en mogelijkheden.

Hoofdstuk 10 Toezicht en handhaving

 

Naleving van de wetgeving op het gebied van erfgoedzorg en handhaving in het geval er iets schort aan die naleving, is essentieel voor een goede erfgoedzorg. In dit hoofdstuk beschrijven we onze voornemens op het gebied van handhaving en toezicht .

10.1 Instandhoudingsplicht monumenten

In de nota Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving Purmerend 2016-2019 (vastgesteld op 22 december 2015) hebben we de bestuurlijke uitgangspunten en beleidskeuzes over de regelgeving op het gebied van het omgevingsrecht, APV en bijzondere wetten beschreven. Monumenten en archeologie maken hier ook onderdeel van uit. In de nota hebben we prioriteiten en operationele doelstellingen voor de vergunningverlening, toezicht en handhaving geformuleerd. Ook hebben we beschreven op welke wijze we ervoor zorgdragen dat wet- en regelgeving wordt nageleefd.

We willen een veilige, schone en gezonde woon-, werk- en leefomgeving voor onze burgers en bedrijven. Dat willen we bereiken door de duurzaamheid, veiligheid en leefbaarheid te vergroten en te waarborgen. Belangrijke waarden hierbij zijn 'schoon, heel, gezond en veilig'. Een servicegerichte, professionele dienstverlening op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving levert hieraan een belangrijke bijdrage. In het collegewerkprogramma 2014-2018 is aangegeven dat we “van buiten naar binnen” werken. In de aanpak van problemen krijgen de eigen verantwoordelijkheid en betrokkenheid van burgers en bedrijven een belangrijke rol. We zetten sterk in op wijkgerichte of gebiedsgerichte handhaving en gaan in gesprek met burgers en bedrijven.

Met de inwerkingtreding van de Erfgoedwet is de instandhoudingsplicht voor rijksmonumenten in de wet geregeld. In de bij deze nota vast te stellen erfgoedverordening is een expliciete instandhoudingsplicht voor gemeentelijke monumenten en een strafbepaling opgenomen.

Belangrijk bij handhaving van de instandhoudingsplicht is dat de mate van handhaving in verhouding staat tot de overtreding. Proportioneel is het opleggen van (tijdelijke) maatregelen om monumenten wind- en waterdicht te houden.

We gaan het toezicht op de monumenten planmatig uitvoeren. De mate van onderhoud van de monumenten wordt geïnventariseerd, om inzichtelijk te maken hoe het met het onderhoud is gesteld. Hierdoor handhaven we doelmatig de instandhoudingsplicht en voorkomen we op een effectieve manier verdere schade aan monumenten. 11

10.2 Monumentenzorg en de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen

Elk bouwwerk dat vergunningplichtig is op grond van de Wabo, krijgt met de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb) te maken. Het Bouwbesluit is na invoering van de Wkb geen onderdeel meer van de toetsing vooraf door de gemeente en de gemeente houdt tijdens de uitvoering ook geen toezicht meer op de naleving van het Bouwbesluit. Bij vergunningplichtige bouw moet de aanvrager van de omgevingsvergunning straks een ‘kwaliteitsborger’ aantrekken, die gerechtigd is een voor het bouwwerk geschikt ‘instrument’ toe te passen, waarmee de kwaliteit wordt geborgd. Het instrument is de beschrijving van een werkwijze die de kwaliteitsborger moet toepassen op het bouwplan en bouwwerk, zodanig, dat er reden is voor ‘gerechtvaardigd vertrouwen’ dat het bouwwerk voldoet aan het Bouwbesluit.

De aanvraag omgevingsvergunning wordt nog wel door de gemeente getoetst aan het bestemmingsplan en de welstandsnota. Ook verandert de toetsing door de gemeente van de monumentale waarden niet. Nieuw is dat de aanvraag door de gemeente wordt getoetst op het toegepaste instrument van kwaliteitsborging en de ingeschakelde kwaliteitsborger.

In geval van conflicterende en/of strijdige eisen gaat de omgevingsvergunning, activiteit monument, vóór het Bouwbesluit. De monumentendeskundige van de gemeente zal bij strijdige eisen moeten worden geraadpleegd. Dit kan zich gedurende de gehele uitvoeringsfase voordoen, omdat de echte monumentale waarden vaak tijdens de uitvoering zelf te beoordelen zijn op hun aanwezigheid, hun cultuurhistorische en bouwtechnische kwaliteit. Goede en vroegtijdige afstemming tussen de gemeente en de kwaliteitsborger is noodzakelijk om spanning tussen beide belangen (het toezicht op de monumentale waarden versus het toezicht op het Bouwbesluit) te voorkomen. Afwijken van het Bouwbesluit is alleen toegestaan als door het voldoen aan die regels een strijdigheid met de omgevingsvergunning, activiteit monument, ontstaat.

Bij gereedmelding van het bouwwerk levert de kwaliteitsborger een verklaring waarin inzicht wordt gegeven welk kwaliteitsniveau is gerealiseerd in relatie tot de monumentale waarden. Wanneer is afgeweken van het Bouwbesluit vanwege de monumentale waarden moet de noodzaak daartoe specifiek blijken uit de omgevingsvergunning of een aanvulling daarop. Deze toestemming door de gemeente moet blijken uit een verklaring of bijlage. De geplande invoering van de Wkb is 1 januari 2018 12 . De komst van de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen wijzigt de praktijk van het houden van toezicht en mogelijk ook het toezicht op monumenten. Op welke manier dit zich zal ontwikkelen is op dit moment nog niet te zeggen.

Samenvatting:

Handhaving van de instandhoudingsplicht is belangrijk om de monumenten in goede staat te houden. We gaan het toezicht op deze plicht planmatig uitvoeren. De komst van de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen wijzigt de praktijk van het houden van toezicht en mogelijk ook het toezicht op monumenten. Op welke manier dit zich zal ontwikkelen is op dit moment nog niet te zeggen.

Hoofdstuk 11 Financiën

 

In dit hoofdstuk beschrijven we welke financiële middelen we ter beschikking hebben voor de erfgoedzorg.

11.1 Particuliere initiatieven

Regelmatig krijgen we subsidieaanvragen van instellingen of particulieren die een initiatief op erfgoedgebied willen ontplooien. Het gaat dan vaak over het ontsluiten van erfgoed voor publiek door middel van exposities, publicaties etc. Dergelijke initiatieven vanuit de samenleving behandelen we integraal. Dit betekent dat vanuit erfgoed, toerisme, economie en kunst en cultuur wordt beoordeeld of subsidieverstrekking mogelijk is. Voor dit soort initiatieven is geen structureel budget beschikbaar, maar als het gaat om erfgoed wordt dit uit de bestaande budgetten voor archeologie en monumenten betaald.

11.2 Archeologie

In de begroting is voor archeologie een structureel budget opgenomen. Dit budget wordt onder andere ingezet voor archeologische onderzoek, het opstellen van programma’s van eisen voor archeologisch onderzoek, de (wettelijk verplichte) publicaties van archeologisch onderzoek en de inhuur van de regioarcheoloog van NMF. Om de lastendruk van archeologisch onderzoek bij de initiatiefnemers (verstoorders van de bodem) te beperken worden de programma’s van eisen voor archeologisch onderzoek in opdracht en op kosten van de gemeente opgesteld. De invoering van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (2007) is gepaard gegaan met een uitkering in het gemeentefonds als bestuurslastenvergoeding en een bijdrage voor excessieve kostenuitkering vanuit het Rijk. Dit bedrag maakt onderdeel uit van het reeds bestaande budget voor archeologie.

11.3 Monumenten

Voor het subsidiëren van restauratie en onderhoud aan gemeentelijke monumenten hebben we in de begroting een structureel budget opgenomen. In deze nota wordt voorgesteld dat een aantal nog niet beschermde objecten, grotendeels uit de periode na 1940, wordt gewaardeerd. Na architectuur- en bouwhistorisch onderzoek volgt hieruit mogelijk bescherming op basis van de Erfgoedverordening. Naar verwachting leidt een eventuele uitbreiding van het aantal gemeentelijke monumenten vooralsnog niet tot consequenties voor de hoogte van het jaarlijkse subsidiebudget.

Samenvatting:

Er wordt geen structureel extra budget ingezet voor erfgoed. De reeds bestaande budgetten voor monumenten en archeologie zijn toereikend voor de doelen die we onszelf gesteld hebben.

Hoofdstuk 12 Concrete vervolgacties

 

In het kader van dit erfgoedbeleid gaan we een aantal concrete acties ondernemen . Enkele hiervan zijn in deze nota al eerder genoemd, enkele nog niet. We hebben ze hier voor de overzichtelijkheid bij elkaar gezet.

Cultuurhistorische verkenning Westerweg

Met het oog op de toekomstige nota ruimtelijke kwaliteit wordt een historische verkenning voor de Westerweg opgesteld. Deze weg stamt uit de tijd van de droogmaking van de Purmer (1622) en heeft een karakteristiek aanzien vanwege de vele stolpboerderijen die hier langs staan. In het recente verleden is een aantal verzoeken ingediend om op percelen langs de Westerweg bebouwing op te richten. Er is behoefte aan een kader voor ruimtelijke ontwikkelingen langs deze weg. Dit kader zou een cultuurhistorische verkenning van de Westerweg moeten bevatten. Dit onderzoek kan vervolgens als input dienen voor de omgevingsnota.

Financiering excessieve kosten archeologisch onderzoek

We gaan een methodiek ontwikkelen voor de financiering van onevenredig hoge kosten bij archeologische onderzoeken.

Onderzoek naar monumentwaardigheid verscheiden bouwwerken

In 2011 is voor het laatst een groot aantal panden aangewezen als gemeentelijk monument. Deze panden bevinden zich allen in de historische binnenstad. Bij de inventarisatie is ook alleen naar dit gebied gekeken. Uit de inventarisatie die in het kader van dit erfgoedbeleid en het opstellen van de Cultuurhistorische Waardenkaart is gedaan, blijkt dat in de rest van Purmerend zich ook een aantal historische en karakteristieke gebouwen en bouwwerken bevinden die een beeldbepalende rol hebben in hun omgeving. Een groot deel hiervan betreft objecten van na de jaren 1940, met name uit de wederopbouwperiode. Het gaat hier om:

  • a.

    Doopsgezinde Kerk (vml. kapel van de St. Liduinastichting), Liduinatuin 44, uit 1912;

  • b.

    Marijkeschool, Violenstraat 6, uit 1956;

  • c.

    Taborkerk, Maasstraat 2, uit 1971;

  • d.

    Purmerkerk, Westerweg 50, uit 1959;

  • e.

    Hoogstraat 42 (vanwege houtskelet uit 16e/17e eeuw);

  • f.

    Apostolische kerk, Zonnelaan 4, uit 1972;

  • g.

    Een tegelwand van het station Purmerend, uit 1958;

  • h.

    Een weidemolen in de Purmer, bouwjaar onduidelijk;

  • i.

    Een gemaal aan het Oudelandsdijkje uit 1879;

  • j.

    De begraafplaats aan de Overweersepolderdijk, eind 19e eeuw;

  • k.

    De begraafplaats aan de Nieuwstraat, 17e eeuw;

  • l.

    Beemsterburgwal 2-3, eind 19e eeuw.

Als deze panden/objecten blijken te voldoen aan de criteria voor monumentwaardigheid, is het doel instandhouding. We gaan onderzoek doen naar de monumentwaardigheid van de genoemde bouwwerken.

Onderzoek naar subsidiëringsmogelijkheden vanuit Metropoolregio Amsterdam

We gaan onderzoeken of er een koppeling gemaakt kan worden tussen het Purmerendse erfgoed en de regionale samenwerkingsverbanden op het gebied van toerisme. Een resultaat kan zijn subsidiering vanuit de MRA van het toeristisch aanbod.

Colofon

 

Uitgave

Gemeente Purmerend

Purmersteenweg 42

1441 DM Purmerend

Postbus 15

1440 AA Purmerend

T (0299) 45 24 52

E info@purmerend.nl

 

Projectgroep

Martin Deinum, Atie Schenk, Marc Jansen, Merle Pijlman, Janneke van Dijk, Claire Troost, Myra Zweers, Frans Koelemeijer, Fia Sanders

 

Technische ondersteuning

Marco Wijers, Tekin Uslu

 

Foto's

Martin Deinum, Waterlands Archief, gemeente Purmerend

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van de gemeente Purmerend, 2 november 2017

De voorzitter,

D. Bijl

de griffier,

R.J.C. van der Laan

Bijlage 1 De geschiedenis van Purmerend

Geschiedenis van Purmerend

Middeleeuwen

Rond 1000 na Chr. was de omgeving van Purmerend tot enkele meters boven zeeniveau met veen bedekt. Het gebied waterde via de veenrivier, de (latere) Where, af op het Almere, de latere Zuiderzee (afbeelding 1, links). De ontginning van het veenland van Noord-Holland, vanaf de 9e en 10e eeuw na Chr. ging gepaard met ontwatering, inklinking en oxidatie van de veenbodem. Hierdoor trad een maaivelddaling op van (uiteindelijk) enkele meters. Het land kwam beneden zeeniveau te liggen. Vanaf 1100 na Chr. breidde het Almere en de Zuiderzee zich uit ten koste van het omringende

veenland. In het veenlandschap van Noord-Holland boven het IJ ontstond een aantal zich snel uitbreidende meren (afbeelding 1 , rechts)

.

Afbeelding 1 Links: reconstructiekaart van het Noorderkwartier rond ca. 800 na Chr. De kaart laat de situatie zien voor het begin van de ontginning. De grote binnenmeren moesten nog ontstaan. Er waren nog geen dijken. Rechts: reconstructiekaart van Noord-Holland rond ca. 1350 na Chr. Het gebied is volledig ontgonnen en in cultuur gebracht. Grote binnenmeren zijn ontstaan in het veen en dijkringen zijn aangelegd.

De veenarchipel stond via de Beemster, de Purmer Ee, de Zaan en de Krommenije in open verbinding

met het zoute water van de Zuiderzee (afbeelding 1, rechts). Het veengebied kwam uiteindelijk zo laag te liggen dat een volledige overstroming dreigde. Een stelsel van dijken moest worden opgeworpen om het buitenwater te keren. De Westfriese Omringdijk en de dijk Alkmaar-Bergen langs de Rekere werden gevolgd door de Waterlandse Zeedijk. Deze dijk begon ten noorden van Monnickendam en eindigde aan de grens van de banne Oostzaan en werd rond het jaar 1000 aangelegd. In de latere Middeleeuwen werd deze dijk voortgezet langs het IJ tussen de Zaan en de Zuiderzee en vanaf de Zaan via Beverwijk naar de Beemster en ontstond de Waterlandse Dijkring. Een belangrijke stap in de waterbeheersing was de afdamming van die waterlopen die in open verbinding met de zee stonden. De bodem van de Beemster en de Purmer ligt op ca. 3,5 tot 4 m beneden NAP. Al het veen is in deze latere droogmakerijen verdwenen waardoor de kleiondergrond tevoorschijn is gekomen.

Purmerend ontstaat tussen 1200 en 1300 als een klein dorpje van vissers en boeren. Het ligt aan de Where, een verbinding tussen het Beemstermeer en het Purmermeer. Een hoger gelegen stuk land, waar nu de Kaasmarkt ligt, zal het eerste begin van het dorp vormen die ‘aan ’t eynde van de Purmer’ ligt en daarom Purmeryndt wordt genoemd. Het dorp ligt op een kruispunt van verbindingswegen, wat nu nog zichtbaar is in het assenkruis dat het belangrijkste kenmerk vormt van het oude stratenpatroon. De nabijheid van de grote meren biedt de vissers werk, de boeren houden zich bezig met ontginning van het veengebied en het verbouwen van gewassen. De allereerste schriftelijke vermelding van Purmerend stamt uit een oorkonde uit 1327. Ook in de 14e eeuw begint men aan de westzijde van de huidige Koemarkt met de bouw van een klooster, het St. Ursulaklooster. Het begint als een huis voor arme devoten en vijf priesters aan de Nieuwe Koestraat en groeit uit tot een vrouwengemeenschap en tenslotte een nonnenklooster.

Vijftiende eeuw

In 1410 krijgt Purmerend stadsrechten, wanneer de Amsterdamse koopman Willem Eggert leenheer wordt van Purmerend. De Where vormt de noordelijke stadsgrens. Purmerend telt dan ca. 500 inwoners. Willem Eggert laat tussen 1410 en 1413 Slot Purmersteijn bouwen, ongeveer op de plaats van het huidige Slotplein. Tot 1605 is het slot de vesting van de Heeren van Purmerend.

Afbeelding 2: Willem Eggert, leenheer van Purmerend /Slot Purmersteijn, prent van Claes Jansz. Visscher, ca. 1625

Een van deze Heren, Jan van Egmond, verleent in 1484 marktrechten aan de stad. 1484 is daarmee een uiterst belangrijk jaartal in de geschiedenis van de stad. Purmerend kan hierdoor uitgroeien tot een volwaardige stad en dé marktstad van de regio. Twee keer per jaar, in mei en in oktober, wordt een jaarmarkt gehouden en iedere zaterdag een weekmarkt. Purmerend wordt daardoor het handelscentrum van de omgeving. Naast vis handelt men vooral in fruit en zuivelproducten. In de omgeving is de melkveehouderij de belangrijkste agrarische activiteit. Deze sector wordt na de drooglegging van de Beemster, de Purmer en de Wormer nog meer vergroot. De visserij verdwijnt weliswaar, maar de veeteelt en de daaruit voorvloeiende melk- en kaashandel worden belangrijker. Halverwege de zeventiende eeuw is Purmerend het centrum voor de handel in akkerbouw-, tuinbouw- en veeteeltproducten in Waterland. In deze periode bereikt de stad het hoogtepunt van haar welvaart. De weekmarkt is al in 1572 verschoven naar de dinsdag. Tot op de dag van vandaag wordt het op die dag gehouden.

Afbeelding 3: De oorkonde van 21 april 1484 waarmee Johan van Egmond Purmerend het marktrecht verleent.

Zestiende eeuw

Op 23 juli 1519 gaat door een grote stadsbrand een groot deel van de stad in vlammen op. Van de 210 huizen blijven er slechts 60 à 70 gespaard. Ook het St. Ursulaklooster en Slot Purmersteijn blijven bewaard. Dit is waarschijnlijk ook het moment dat de stadsmuren zijn afgebroken.

In 1572-1573 gaat Purmerend over op het protestantisme. Geuzenleider Sonoy neemt Purmerend in en laat het St. Ursulaklooster verwoesten. Zo komt er ruimte vrij voor een ossenmarkt. Het bekendste en belangrijkste plein van de binnenstad doet vanaf dat moment dienst als koemarkt en krijgt later ook die naam.

Afbeelding 4: de groei van de kern, ontleend aan Purmerend en het water, B. de Lange, Purmerend 1996.

De stad heeft in de zestiende en zeventiende eeuw verschillende uitbreidingen ondergaan. In de bovenstaande afbeelding zijn deze aangegeven. De kern was vóór het uitbreken van de Tachtigjarige Oorlog (1568) al uitgebreid aan de oostzijde. Na 1568 is de stad in fasen vergroot.

Uitbreiding I (1572): aan de zuidzijde worden de huidige bouwblokken Plantsoensteeg, Nieuwstraat, Schoolplein en Nieuwgracht aangebouwd. Een jaar later krijgt de stad ook een aarden wal en een brede stadsgracht, de eerste verdedigingswerken.

Uitbreiding II (1574): aan de noordzijde worden de Hoornsche buurt, Tuinstraat en Molenplantsoen gebouwd. Het zogeheten Hoornsche eiland ontstaat.

Uitbreiding III (1614): aan de westzijde komen de terreinen die nu bekend staan als Westerstraat, Kanaalschans en Neckerdijk, Kanaalstraat, Kanaalkade, Beemsterburgwal, Wagenbeurs en Gedempte Singelgracht bij de stad. Slot Purmersteijn komt hierdoor binnen de grachtengordel te liggen.

Uitbreiding IV (1614): aan de noordzijde wordt de Hoornsche buurt uitgebreid en komen de bouwblokken Venediën, Bierkade, Houttuinen en Whereplantsoen bij de stad.

Uitbreiding V (1645): het gebied ten zuidoosten van de stad wordt gebouwd. Tevens wordt een singel aangelegd met vijf bastions.

Zeventiende eeuw

Door de vele overstromingen vormen de meren een grote bedreiging voor de omwonenden. Men besluit daarom om het Beemstermeer droog te leggen (1612). Het Purmermeer (1622) en het Wormermeer (1625) volgen. Door de drooglegging ontstaat een grote hoeveelheid landbouwgrond en veranderen de belangen van de bevolking en de stad. Purmerend krijgt een steeds belangrijkere functie als marktstad en als centrum voor het omliggende gebied. Tijdens de Gouden Eeuw met haar economische groei, neemt het inwonertal van de marktstad toe. In 1645 verlenen de Staten van Holland en West-Friesland aan Purmerend toestemming om het stadsgebied te vergroten. Hiermee is de uitbreiding van Purmerend voorlopig voltooid.

Afbeelding 5: Purmerend in 1680, plattegrond van Frederick de Wit. De stad zal tot het begin van de twintigste eeuw niet groter worden dan hier afgebeeld.

In de zeventiende eeuw komt Purmerend economisch tot bloei. De stad kent drie bierbrouwerijen, een zeepziederij, een zoutkeet, een kruitfabriek en verschillende molens: korenmolens, een schelpzandmolen, een oliemolen en drie houtzaagmolens. De Bierkade werd een vestigingsplaats voor bierhandelaren, vandaar ook de naam. De Where was vol van schepen die de grondstoffen voor de fabrieken en de molens aanvoerden.

In 1660 besluiten de stadsbesturen van Amsterdam, Purmerend, Monnickendam, Edam en Hoorn over te gaan tot aanleg van wegen en trekvaarten tussen deze steden, de ‘zesstedenvaart’. Het resultaat hiervan voor wat Purmerend betreft is de Jaagvaart op Ilpendam en Buiksloot. In 1663 wordt begonnen met het graven ervan. De stad kent twee aanlegsteigers: bij de Beemsterpoort en de Amsterdamse Poort, vanwaar men zes keer per dag naar Amsterdam en Hoorn kan varen.

Afbeelding 6: Purmerend in het jaar 1674 – uit Thooneel der steden ende sterckten van ‘t Vereenight Nederlandt met d’aengrensende plaetsen van Jan Peeters en Gaspar Bouttats

Achttiende eeuw

In de jaren 1701-1800 lijkt er weinig opzienbarends gebeurd te zijn. De stad breidt zich de hele eeuw niet meer uit voorbij de vestingwerken. Zoals in het hele land het geval is, zal ook deze eeuw een periode van economische achteruitgang zijn geweest. Een grote uitbraak van veepest in 1714 bezorgt de veesector een enorme klap, in Purmerend is dit ook te merken. In 1741 wordt het tot een ruïne vervallen Slot Purmersteijn gesloopt. Het is de tijd waarin een van de bekendste Purmerenders ooit geleefd heeft: de internationaal vermaarde arts en filosoof Bernard Nieuwentijt (1654-1718). Nieuwentijt is, naast enige malen burgemeester van Purmerend te zijn geweest, ook filosoof en de grondlegger van de zgn. fysico-theologie: een filosofische stroming die Gods bestaan of eigenschappen beoogt af te leiden uit de bestudering van de natuur. Daarmee wordt hij een van de grote namen uit de Nederlandse Verlichting. Zijn boek Het regt gebruik der wereldbeschouwingen uit 1715 geniet enorm gezag in het hele land en daarbuiten.

Negentiende eeuw

Zoals overal in Nederland, brengt de negentiende eeuw ook in Purmerend vooruitgang en grote vernieuwingen met zich mee. De opening van het Noord-Hollands Kanaal in 1824 zorgt voor nieuwe welvaart en een opbloei van de economie. De al bestaande trekvaart naar Amsterdam wordt hiervoor verdiept en verbreed. Daarmee herkrijgt Purmerend de middeleeuwse functie van proviandering van passerende schepen. Eveneens in 1824 koopt ondernemer Klaas Brantjes een houtzaagmolen langs de Where. Hij ziet het Noord-Hollands Kanaal als een goede aanvoerroute voor houttransporten. Zijn houthandelsbedrijf zorgt ervoor dat Purmerend in de tweede helft van de negentiende eeuw uitgroeit tot het centrum van de houthandel in Noord-Holland boven het IJ. Brantjes wordt een belangrijke naam in de industriële ontwikkeling van Purmerend. Leden van deze familie openen een traankokerij, een ovensteenfabriek en een rederij. Later in de eeuw, na de opening van het Noordzeekanaal in 1876 neemt de betekenis van het Noord-Hollands Kanaal voor Purmerend af. Het aantal schepen dat Purmerend aandoet, vermindert. Daarnaast neemt de concurrentie van stoomschepen toe, waardoor het bedrijf van Brantjes het steeds moeilijker krijgt. Dit leidt tot verbreding van de activiteiten: aan de Overweersepolderdijk wordt een portlandcementfabriek opgericht, die later omgezet wordt naar een stoomwasserij en weer later naar een aardewerkfabriek.

Afbeelding 7: Prent van het Noord-Hollands Kanaal bij Purmerend, ca. 1860

De negentiende eeuw brengt ook de slechting van de aarden stadswallen. Hiervoor in de plaats komen grotendeels plantsoenen in de plaats en wordt, voor de eerste keer sinds 1645 stadsuitbreiding mogelijk. Maar voorlopig wordt alleen binnen de voormalige vestingwerken gebouwd. Op de plaats waar tot 1850 een laatgotische kerk staat, wordt tussen 1851 en 1853 de Sint-Nicolaaskerk gebouwd, nu beter bekend als de Koepelkerk. Vandaag de dag bevat deze kerk drie eeuwenoude orgels: het Garrelsorgel en het Bätzorgel, beiden uit de achttiende eeuw, en het Witte orgel, uit de negentiende eeuw. Hier vlakbij verrijst in 1882-1883 de Kaaswaag. Eerder zijn al in 1861 de Doopsgezinde kerk aan de Kanaalstraat en in 1880 de Lutherse kerk in de Hoogstraat gebouwd. Tussen 1860 en 1885 wordt een groot aantal grachten om hygiënische redenen gedempt.

De spoorlijn Amsterdam-Zaanstad-Purmerend opent in 1884. Het station ligt op enige afstand van de stad, met het oog op eventuele toekomstige stadsuitbreiding. Tien jaar later vertrekt vanaf het Tramplein voor de eerste keer een tram naar Amsterdam. Tot 1949 blijft deze lijn in stand. In 1896 wordt de Afslagvereniging Beemster, Purmerend & Omstreken (B.P.&O), opgericht. Eerst wordt deze groenteveiling langs De Where, aan het Venediën gehouden. In 1905 verhuist deze naar de Beemsterburgwal en in 1953 weer naar een locatie aan de pas aangelegde Burg. D. Kooijmanweg. Hier blijft de veiling in bedrijf tot aan 1980.

1890 is het jaar van de komst van melkfabriek Arcade langs de Jaagweg, later overgenomen door Hollandia. Deze wordt een belangrijke werkgever voor Purmerend. In 1895 bouwt de weduwe Brantjes een plateelfabriek, die het beroemde Purmerendse plateel voort zou brengen. Het Purmerends Museum bevat nu nog een grote hoeveelheid van dit plateel. De familie Brantjes laat aan het eind van de negentiende eeuw drie kapitale villa’s bouwen: Villa Clementine en Huize Louise aan de Plantsoengracht en Villa Houtheuvel aan de Purmersteenweg.

De negentiende eeuw is ook de tijd waarin in Purmerend enkele wereldberoemd geworden architecten worden geboren, als de kerkenbouwer Jan Stuyt (1868-1934), de pionier van ‘Het Nieuwe Bouwen’ Jacobus Johannes Pieter Oud (1860-1963) en de ontwerper van de stalen buisstoel Mart Stam (1899-1986). Piet Oud (1886-1968), de jongere broer van J.J.P. Oud, werd tweemaal burgemeester van Rotterdam en Tweede-Kamerlid.

Twintigste eeuw

In de twintigste eeuw groeit Purmerend explosief, aan het eind van de eeuw is het grondgebied verveelvoudigd ten opzichte van het begin van de eeuw. Het begint al direct in het tweede jaar van de eeuw: in 1902 wordt voor het eerst buiten de grachtengordel gebouwd. Tussen 1905 en 1910 ontstaan de Herengracht, Julianastraat, Julianaplein, Vooruitstraat en Bernard Nieuwentijtstraat. Architect Jan Stuyt ontwerpt een nieuw stadhuis voor de Kaasmarkt, wat in 1911-1912 gebouwd wordt. Het is nu nog de blikvanger van de Kaasmarkt, later is hier het Purmerends Museum in gevestigd. In 1912 krijgt de architect H.P. Berlage de opdracht een uitbreidingsplan te ontwerpen, dat de terreinen tussen de stad en het station bestrijkt. Dit plan wordt echter nooit uitgevoerd. In plaats daarvan krijgt de stedenbouwkundige Wieger Bruin de opdracht een plan voor de Zuiderpolder te ontwerpen. De verkaveling van dit plan sluit aan op de bestaande richtingen en straten als de Vooruitstraat en de Korte Herengracht.

In de ochtend van 14 februari 1916 breekt het water door de Zuiderzeedijk. De hele regio Waterland, dus ook Purmerend, loopt onder water.

Afbeelding 8: Watersnood in de Vooruitstraat, foto uit 1916

Purmerend komt de Tweede Wereldoorlog redelijk ongeschonden door. De jaren ’50 en ’60 staan in veel steden in het teken van cityvorming. Grote delen van oude binnensteden gaan tegen de vlakte in het kader van krotopruiming. Kantoren en winkelcentra verrijzen op de vrijkomende percelen. In Purmerend resulteert dit in de sloop van een deel van de oude, veelal vervallen bebouwing in de binnenstad om plaats te maken voor het Willem Eggert Centrum (W.E.C.). Op 4 april 1979 wordt dit geopend.

In 1953 verhuist de groentenveiling van de Beemsterburgwal naar een terrein wederom aan de Where, maar nu aan de pas aangelegde Burg. D. Kooijmanweg. In 1955 verrijzen de eerste woningen in de Hazepolder, bedoeld voor werknemers van snel expanderende scheepsbouwbedrijven in Amsterdam-Noord. Een jaar later ontstaan de eerste plannen voor demping van De Where. De stad kampt met een parkeerprobleem, een slechte staat van de kades van De Where en verouderde bruggen naar de Hoornsche Buurt. Ook de aanleg van Overwhere speelt mee in de afweging. Tien jaar later, in 1966, vindt de demping plaats. Het Hoornsche eiland komt daardoor aan de rest van Purmerend vast te liggen.

De wijk Overwhere is de eerste grote naoorlogse uitbreiding van Purmerend en bestaat uit twee delen. Overwhere-Zuid wordt gebouwd in de jaren 1957-1969. De gemeentegrens met de toenmalige gemeente Kwadijk vormt een belemmering voor verdere ontwikkeling. Daarom wordt tussen 1964 en 1971 aan de oostzijde van Purmerend eerst de wijk Wheermolen ontwikkeld. Na een grenswijziging in 1970 kan Overwhere-Noord worden gebouwd, in 1981 is deze wijk af. In deze tijd zijn binnen Purmerend veel sociale woningen gebouwd, onder andere om de grote woningvraag op te vangen. Bij de vele woningen die in deze tijd werden gebouwd ligt het accent in de eerste jaren op vier lagen portiek- en galerijflats en daarna op hoogbouwgalerijflats.

Een nog spectaculairdere fase van stadsuitbreiding breekt aan in 1966, met de vaststelling van de Tweede Nota Ruimtelijke Ordening. Hierin wordt o.a. Purmerend aangewezen als ‘groeikern’. Het begrip ‘gebundelde deconcentratie’ staat hierin centraal: groei wordt gefaciliteerd buiten de grote steden (deconcentratie), maar wel op een beperkt aantal locaties (gebundeld). Basis daarvoor is dat de toenmalige woningnood kan worden opgelost door een aantal steden te laten groeien. Amsterdam heeft een groot woningtekort en wil dit in de omgeving oplossen. Daarnaast is het draagvlak voor de voorzieningen in Purmerend (winkels, scholen en culturele centra) te klein. Alles bij elkaar leidt dit er toe dat Purmerend door het rijk aangewezen wordt als groeikern.

In de jaren ’70 en ‘80 worden de wijken De Gors en de Purmer gebouwd. Op dat moment is de gedachte nog dat Purmerend moet uitgroeien tot een stad van 100.000 inwoners. In dat licht wordt in het Structuurplan Purmerend 1972 de Purmer aangewezen als uitbreidingslocatie. Dit structuurplan gaat uit van bebouwing van Purmer-West tot aan de Middentocht. De taakstelling voor Purmerend wordt in het streekplan van 1974 echter bijgesteld tot 65.000 inwoners en men kiest voor een beperktere uitbreiding in De Purmer, tot aan de Westerweg. Veel Amsterdammers vinden in deze tijd een nieuwe woonplaats in Purmerend. In 1980 komt nog een grenswijziging tot stand met de gemeente Edam-Volendam en Ilpendam.

Afbeelding 9: De Purmer-Zuid in aanbouw, jaren ‘80

In de Vierde Nota Extra (1989) wordt het groeikernenbeleid beëindigd. De groei van Purmerend is hiermee echter nog niet voorbij. In deze Nota wordt weliswaar besloten dat de woningbehoefte van Amsterdam voornamelijk binnen de eigen gemeente zal moeten worden ingevuld, maar ook zonder Amsterdam blijft er een grote woningbehoefte binnen Purmerend en de regio Waterland. Daarom wordt besloten tot een stadsuitbreiding aan de westzijde van de stad, aan de overkant van het Noord-Hollands Kanaal. Hiervoor vindt een aantal grenswijzigingen plaats met Ilpendam en Landsmeer. In 1998 wordt gestart met de bouw van de Vinex-wijk Weidevenne.

Eenentwintigste eeuw

De eenentwintigste eeuw begint slecht voor Purmerend. In 2001 komt door de uitbraak van de MKZ-crisis een eind aan de eeuwenoude wekelijkse veemarkt op de Koemarkt in de open lucht. De handel in kalveren wordt doorgezet in de NuKa-hal totdat deze in februari 2008 wordt gesloopt. De veehandel verplaatst zich daarna naar het bedrijventerrein De Baanstee. Een gebied ten noorden van de N244 wordt aangewezen als nieuw bedrijventerrein, Baanstee-Noord. De Koemarkt wordt grondig heringericht. De meeste ‘koeienruggen’, de rijen bulten met hekken waaraan de koeien werden gebonden, verdwijnen. Van het parkeerterrein wordt een uitgaansplein gemaakt. Op 11 oktober 2009 is de vernieuwde Koemarkt geopend voor publiek, op tijd voor de viering van het 600-jarig bestaan van Purmerend in 2010.

Selectie van gebruikte literatuur:

Dehé, J., Otsen, J., Besseling, S. Purmerend in vijftig portretten. Geschiedenis 600 jaar stad (Purmerend 2010).

Doornberg, F.D., Otsen, J,P., Berkhout, J.G., Purmerend Jugendstil aardewerk 1895-1907, uitgave van het Purmerends Museum (Purmerend 1995).

Huurdeman, P., De geschiedenis van Purmerend (Purmerend 1975).

Lange, B. de, Purmerend en het water (Purmerend 1996).

Lange, B. de, Een wandeling door een veranderd Purmerend 1945-1975 (Zaltbommel 2004).

Nieuwe Noordhollandsche Courant, Purmerend Groeikern. Een botsing van belangen, 1988.

Nijenhuis, V., Purmerend een stad uit het veen (Purmerend 2010).

Schaik, R. van, ‘“Het stadje” verandert, de invloed van de stadsuitbreiding op de oude binnenstad van Purmerend’ (Masterscriptie, Rijksuniversiteit Leiden augustus 2010).

Uitgeverij Huys, De 117 monumenten van Purmerend. Een ode aan het culturele erfgoed van Purmerend. Unieke gevels, bijzondere details en gepassioneerde bewoners (Purmerend 2010).

 

Bijlage 2 Archeologie in Purmerend

Archeologie in Purmerend

Inhoudsopgave

Hoofdstuk 1. 1

1.1 Hogere regelgeving. 1

1.2 Doel 2

1.3 Uitgangspunten. 2

1.4 Taken rijksoverheid. 2

1.5 Taken/instrumenten provincie. 2

Hoofdstuk 2. 3

2.1 Archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart 3

2.2 Selectiebeleid. 5

2.3 Archeologische onderzoeksprocedure en omgevingsvergunning. 6

2.4 Nieuw certificeringsstelsel Erfgoedwet 8

2.5 Beleidsinstrumenten en maatregelen. 10

2.6 Uitgangspunt: de verstoorder betaalt 11

2.7 Gemeentelijk budget 12

Hoofdstuk 3. 12

3.1 Gemeentelijke organisatie. 12

3.2 Samenwerking. 12

3.3 Communicatie en participatie. 13

Hoofdstuk 1

Deze bijlage bij het Erfgoedbeleid Purmerend 2017 beschrijft het beleid op het onderdeel archeologie. Archeologie is de wetenschap die het leven van mensen in het verleden bestudeert, reconstrueert en verklaart aan de hand van sporen die zij in de bodem hebben achtergelaten. Sporen uit het verleden kunnen ons veel vertellen over het gebied waar deze worden gevonden en over hoe de mens daar vroeger woonde en leefde. Deze sporen kunnen variëren van huishoudelijk afval, gereedschap, munten, en botten tot akkersystemen en houten of stenen funderingen van gebouwen. Het bodemarchief is als het ware de basis voor de historische identiteit van een stad en naar inwoners.

1.1 Hogere regelgeving

Om het bodemarchief te beschermen is in 1992 het Verdrag van Malta door Nederland getekend. De essentie van het verdrag is dat bodemingrepen vooraf moeten worden gegaan door een zorgvuldig onderzoek naar archeologische waarden. Ook beoogt het verdrag een goede afstemming tussen de archeologie en ruimtelijke ordening te bewerkstelligen. Belangrijk uitgangspunt daarbij is dat ‘de verstoorder betaalt’ .

De uitgangspunten van het verdrag zijn geïmplementeerd in de Nederlandse wet- en regelgeving. Gemeenten zijn, conform de Erfgoedwet, verplicht een eigen archeologiebeleid vast te stellen en uit te voeren. In 2009 is de Beleidsnota Archeologie in Purmerend vastgesteld. In 2014 is het archeologiebeleid geëvalueerd (kenmerk 1159171) .

1.2 Doel

Archeologiebeleid is onderdeel van het ruimtelijk beleid. De kernactiviteit binnen het archeologiebeleid is het produceren van informatie voor de besluitvorming over beheer, behoud en ontwikkeling van het bodemarchief.

In deze bijlage wordt, net als in de Beleidsnota Archeologie in Purmerend uit 2009, aangegeven welke beleidsinstrumenten worden ingezet om een juiste afweging te kunnen maken tussen het te beschermen bodemarchief en de verschillende maatschappelijke belangen.

1.3 Uitgangspunten

Archeologische resten zijn een onderdeel van ons historisch (stede)bouwkundig en landschappelijk erfgoed. Het bodemarchief bevat veel karakteristieke en bijzondere elementen die de basis vormen voor de historische identiteit van de gemeente en haar inwoners. Door het uitvoeren van het archeologiebeleid is er een betere bescherming en inpassing van archeologische overblijfselen bij bouwprojecten. Het behoud en de ontsluiting van veel cultuurhistorische, en met name archeologische, kwaliteiten kan allen met actief beleid en samenwerking van alle betrokkenen worden gegarandeerd. Hierbij geldt een gedeelde verantwoordelijkheid van rijk, provincies, gemeenten, waterschappen en particuliere organisaties.

Het veroorzakerprincipe is een belangrijk element, Initiatiefnemers tot bodemverstorende activiteiten, particuliere exploitanten of (lokale) overheden, worden verplicht de kosten van het benodigde archeologisch onderzoek voor hun rekening te nemen.

1.4 Taken rijksoverheid

De rijksoverheid heeft als taak de wettelijke bescherming van archeologische monumenten en het beheer van het landelijk archeologisch informatiesysteem ARCHIS. In dit systeem vindt ondermeer de melding van archeologische vondsten en de registratie van vindplaatsen plaats. Uit een bewerking van alle Nederlandse archeologische gegevens is de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) ontstaan. Op deze kaart is globaal voor heel Nederland aangegeven waar de kans op archeologische overblijfselen het grootst is.

De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed richt zich op de functie van kenniscentrum op het gebied van de archeologische monumentenzorg.

De Erfgoedinspectie houdt toezicht op het archeologiebestel, archeologische opgravingen, de omgang met vondsten en archeologische monumenten. Ze let daarbij op de toepassing van de juiste vergunningvoorschriften en beroepsnormen. Met betrekking tot het archeologiebestel ziet zij specifiek toe op het stelsel van certificering.

1.5 Taken/instrumenten provincie

De provincie heeft de wettelijke taak om:

  • 1.

    vindplaatsen in de bodem te beschermen;

  • 2.

    archeologisch onderzoek te doen wanneer een mogelijke vindplaats verstoord wordt;

  • 3.

    archeologische vondsten toegankelijk te maken voor een groot publiek.

Centraal uitgangspunt in het provinciaal beleid ten aanzien van landschap en cultuurhistorie in Noord-Holland is ‘behoud door ontwikkeling’[1].

De provincie heeft de regio Waterland (hiertoe behoort ook Purmerend) aangewezen als archeologisch gebied van provinciaal belang. Als in dit gebied het maatschappelijke belang dusdanig groot is dat de waardevolle archeologische vindplaatsen aangetast moeten worden, moet aangegeven worden op welke wijze archeologische waarden door compenserende maatregelen in het plan zijn ondergebracht. Dit kan bestaan uit een extra bescherming van waardevolle gebieden elders in het gebied of de archeologische waarden mee te nemen in het ruimtelijke ontwerp van het plan.

Boven op de wettelijke verplichting, is de compensatie bedoeld om in de door de provincie aangegeven archeologische gebieden extra aandacht te hebben voor het archeologische erfgoed (zowel in behoud als in het benutten van de aanwezige waarden bij de inrichting van een gebied).

De provincie ziet er bij de aangegeven archeologische gebieden op toe dat:

  • .

    het besluit en het archeologische onderzoek conform wetgeving wordt uitgevoerd;

  • .

    de motivering waarom een bodemingreep noodzakelijk is (aantonen noodzakelijk

  • .

    maatschappelijk belang);

  • .

    de onderbouwing voor compenserende maatregelen.

De provincie kan algemeen verbindende regels uitvaardigen met eisen waaraan bestemmingsplannen in het algemeen of in specifieke gebieden moeten voldoen (Wro).

De provincie is bevoegd gezag bij het afgeven van ontgrondingenvergunningen en milieueffectrapportages. In beide situaties kan de provincie aan initiatiefnemers de eis stellen dat archeologisch onderzoek wordt uitgevoerd.

De provincie onderhoudt een archeologisch depot. Het Huis van Hilde, archeologisch depot en informatiecentrum van de provincie Noord-Holland, is in 2014 geopend. Archeologische vondsten uit Purmerend worden bewaard in dit depot. De provincie voert een deel van de taak op het gebied van het registreren en natrekken van vondstmeldingen uit.

De provincie ondersteunt de gemeenten op het gebied van archeologie. In Noord-Holland is met subsidie van de provincie de Cultuurcompagnie (voorheen Cultureel Erfgoed Noord-Holland) opgericht. De Cultuurcompagnie adviseert de gemeenten op het gebied van archeologie, monumenten en historische geografie.

Hoofdstuk 2

In dit hoofdstuk wordt het Purmerendse archeologiebeleid uiteengezet. Dit beleid gaat uit van het in het Verdrag van Malta en het beleid van de rijksoverheid vastgelegde uitgangspunt: behoud van de archeologische waarden ‘in situ’ (in de bodem). Zijn behoud en bescherming van archeologische waarden niet realiseerbaar dan zullen deze op deskundige wijze onderzocht en gedocumenteerd worden. Het archeologiebeleid moet ervoor zorgen dat tijdens het ruimtelijk planvormingsproces voldoende informatie over de aanwezige archeologische waarden in Purmerend bekend is zodat verantwoorde besluitvorming mogelijk is.

2.1 Archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart

De archeologische waarden van Purmerend zijn door ADC Heritage in 2008 in kaart gebracht[2]. Deze verwachtings- en beleidsadvieskaart is in 2009 samen met de Beleidsnota Archeologie in Purmerend door de gemeenteraad vastgesteld. Vanaf dat jaar wordt in de bestemmingsplannen de dubbelbestemming Waarde-Archeologie opgenomen, waarbij uitgegaan wordt van de archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart. Bij het verlenen en handhaven van de omgevingsvergunning (bouwen, slopen, aanleggen) wordt getoetst aan deze bestemmingsplannen. Door het vastleggen van de archeologische waarden in een bestemmingsplan is het mogelijk de archeologische waarden te reguleren en te voorkomen dat deze waarden zonder enige vorm van onderzoek worden verstoord.

De resultaten van het archeologisch (voor)onderzoek bepalen of een omgevingsvergunning wordt verleend. Op basis van het bestemmingsplan kunnen voorschriften m.b.t. archeologische waarde(n) worden opgenomen in de omgevingsvergunning. De omgevingsvergunning kan verleend worden met het voorschrift dat een archeologische begeleiding tijdens de bodemverstoring of een archeologische opgraving voorafgaande aan de bodemverstoring moet worden uitgevoerd.

ADC Archeoprojecten heeft in 2016[3] deze archeologische verwachtings- en beleidskaart geactualiseerd op de volgende punten:

  • 1.

    Actualisatie op basis van nieuwe inzichten naar aanleiding van sinds 2008 uitgevoerd archeologisch onderzoek.

  • 2.

    Opnemen van het onderzoeksthema ‘ Archeologie van begraven waterbodems’ in de verwachtings- en beleidskaart.

  • 3.

    Aanleveren van digitale GIS-bestanden voor verwerking in bestemmingsplannen (omgevingsplan) en cultuurhistorische waarden kaart.

Ad 1. Sinds 2008 zijn 66 onderzoeksmeldingen geregistreerd in Archis[4]. In de archeologische rapporten van deze onderzoeken werd de archeologische verwachtingskaart onderschreven voor het betreffende plangebied en was aanpassing van de verwachtingswaarden niet nodig. Echter in de binnenstad is op een aantal locaties, na uitvoering van een archeologische opgraving tot in het archeologisch relevante niveau, de bodem verstoord. Dit, en een aantal onderzoeksmeldingen[5], gaven aanleiding om de verwachtingswaarden op de kaart aan te passen.

Ad 2. Naast het cultuurlandschap op land bestaat ook het maritiem cultuurlandschap met archeologische resten boven en onder water (zoals o.a. scheepsresten, sluizen, bruggen en dammen). Voor de archeologie van Purmerend zijn de vaarroutes en het transport dat daarover plaatsvond van belang. Op een deel van het huidige oppervlaktewater werd en wordt van oudsher ook scheepvaart bedreven. Dit geldt vooral voor de Where, dat voor de 17e-eeuwse drooglegging van de Beemster en de Purmer beide meren met elkaar verbond en voor het in het begin van de 19e eeuw speciaal voor de scheepvaart gegraven Noordhollands Kanaal. De ringvaarten rond de Beemster, Purmer en Wormer hebben ook een scheepvaartfunctie gekend, evenals de grachten in en ronde de stad Purmerend. Hetzelfde gold oorspronkelijk voor de sloten in het veengebied van de polder Purmerland, de Zuiderpolder en de Overweerse Polder, met name de sloten die langs de ontginningsassen waren gelegen. Naast resten van wrakken van schuiten en scheepjes kunnen mogelijk ook aan de scheepvaartnavigatie gerelateerde elementen (zoals boeien en bakens) verwacht worden. De periode vanaf wanneer maritieme vondsten verwacht kunnen worden is de Late Middeleeuwen. Op de verwachtings- en beleidskaart is onderscheid gemaakt tussen huidig water dat op historisch kaartmateriaal ook reeds op dezelfde plek aanwezig was en daarom een verwachting kent voor maritieme resten van voor ca. 1800, en waterpartijen die op historisch kaartmateriaal wel als water zijn gekarteerd, maar later gedempt zijn. De archeologische verwachting is voor beide eenheden gelijk, maar gezien de aard van de meest voorkomende civiele werkzaamheden in huidige waterpartijen (b.v. baggeren) zijn aan beide eenheden andere te treffen beleidsmaatregelen gekoppeld. Op de archeologische verwachtings- en beleidskaart worden ook recentelijk aangelegde waterpartijen aangegeven; het betreft voor een groot deel waterpartijen die tijdens de naoorlogse stadsuitbreiding zijn aangelegd en aanpassingen/kanalisaties van bestaande sloten en vaarten. Hiertoe behoren ook enkele op historisch kaartmateriaal aanwezige sloten, waarvan niet wordt aangenomen dat deze regelmatig voor scheepvaart zijn benut.

Ad 3. De geactualiseerde kaarten zijn gemaakt in het GIS programma Mapinfo en gebaseerd op één kaartlaag. De kaarten zijn onderdeel van de erfgoedkaart van Purmerend en via internet toegankelijk.

2.2 Selectiebeleid

Bij bodemverstoringen van enige omvang weegt de gemeente het behoud van archeologische waarden af tegen andere maatschappelijke belangen. Door het toepassen van een selectiebeleid op de archeologische onderwerpen en gebieden die de gemeente wel en niet wenst te onderzoeken ontstaat transparantie in de uitvoering en wordt recht gedaan aan het belang van de archeologie.

Het selectiebeleid is gebaseerd op:

  • 1.

    Het vrijstellen van het doen van archeologisch onderzoek binnen het kader van de Erfgoedwet.

  • 2.

    De archeologische verwachtings- en beleidskaart Purmerend.

  • 3.

    De beheers- en onderzoeksonderwerpen.

Ad 1. Archeologisch onderzoek is (wettelijk) niet nodig: wanneer, aangetoond wordt dat geen archeologische (verwachtings)waarden aanwezig zijn; (bouw)werkzaamheden worden uitgevoerd zonder verstoring van het bodemarchief; het te verstoren oppervlak niet groter is dan 100 m². Archeologische onderzoek is (wettelijk) wel nodig: In gebieden van archeologische waarde die weergegeven zijn op de AMK (Archeologische Monumenten Kaart[6]) en de IKAW[7] (Indicatieve Kaart Archeologische Waarden); het te verstoren oppervlak groter is dan 100 m².

Ad 2. De archeologische verwachtings- en beleidskaart Purmerend is onderverdeeld in een gegevenskaart[8], een verwachtings- en een beleidskaart. De hoge, middelhoge en lage archeologische verwachtingswaarden worden in gebieden op de kaart aangegeven. Bij bodemingrepen in deze gebieden worden de van toepassing zijnde beperkende beleidsmaatregelen aangegeven. De oppervlaktegrenzen voor bodemingrepen zijn gebaseerd op de archeologische informatiewaarde van het gebied. Hieronder volgt een schematische beschrijving van de verwachtingszones en de van toepassing zijnde maatregelen.

  

 

Gebied

Beleidsmaatregel

Geen archeologische verwachting

Verstoorde gebieden

geen

Hoge archeologische verwachting

Bebouwde historische kern (bebouwing en tuinen)

 

Bodemingreep groter dan 30 m² archeologisch vooronderzoek

Hoge archeologische verwachting

Boerderijplaatsen in de Purmer

Bodemingreep groter dan 100 m² en dieper dan 50 cm –mv

archeologisch vooronderzoek

Middelhoge archeologische verwachting

Historische kern stratenpatroon (onbebouwd)

Bodemingreep groter dan 100 m² archeologisch vooronderzoek

Middelhoge archeologische verwachting

Middeleeuwse veenontginningsassen

 

Bodemingreep groter dan 500 m² en dieper dan 50 cm –mv archeologisch vooronderzoek

Lage archeologische verwachting

Landbouwgronden droogmakerij de Purmer

geen

Maritiem

Recentelijk aangelegde waterpartij

geen

Maritiem

Gedempt water

Bodemingreep groter dan 500 m² en dieper dan 50 cm –mv archeologisch vooronderzoek

Maritiem

Huidig water (Noordhollandsch kanaal, Where)

Bij ingrepen in de waterbodem (m.u.v. onderhoudswerkzaamheden) archeologisch bureauonderzoek conform KNA Waterbodems

 

Ad 3. Een algemene behoudsdoelstelling is in de praktijk (vaak) niet uitvoerbaar. Er is een dilemma bij de keuze tussen behoud ‘in situ’ of onderzoek. Wanneer op grond van de archeologische verwachtings- en beleidskaart Purmerend archeologische waarden aanwezig zijn, dan moet een keuze gemaakt worden tussen ‘behoud en geen archeologisch onderzoek’ of ‘archeologisch onderzoek en de vorm daarvan’. Wanneer behoud niet mogelijk blijkt en archeologisch onderzoek moet plaatsvinden zal alleen een opgraving worden verricht als de te beschermen archeologische waarden binnen de opgesomde onderwerpen, onderdeel van het Purmerendse selectiebeleid, vallen. Doelgericht archeologisch onderzoek op kansrijke locaties in Purmerend kan in de toekomst waardevolle informatie opleveren. De beheers- en onderzoeksonderwerpen zijn op basis van de bewoningsgeschiedenis geselecteerd om beter en samenhangend onderzoek te kunnen laten plaatsvinden. Onderzoek naar de betreffende onderwerpen moet inzicht verschaffen in de aard, kwaliteit en continuïteit van de bewoningsgeschiedenis[9] van de plekken die representatief zijn voor het bodemarchief en voor de diversiteit aan archeologische waarden. De geselecteerde onderwerpen zijn:

  • .

    historische kern

  • .

    de middeleeuwse ontginningsassen

  • .

    de ontwikkelingsgeschiedenis van Purmerend voor 1400

  • .

    de boerderijplaatsen in de Purmer

  • .

    de molengangen in de Pumer

  • .

    de structuur van oude weg- en waterwerken

2.3 Archeologische onderzoeksprocedure en omgevingsvergunning

Om op archeologische vindplaatsen te bouwen, is bijna altijd een omgevingsvergunning nodig. Dit is geregeld in de bestemmingsplannen van de gemeente Purmerend. De status van een gebied op de archeologische verwachtings- en beleidskaart, en overgenomen in de Purmerendse bestemmingsplannen, bepaalt of de archeologische onderzoekprocedure in werking treedt. De archeologische onderzoeksprocedure bestaat uit een aantal onderzoekstappen, waarderingen en selectiemomenten. Iedereen die een omgevingsvergunning aanvraagt voor slopen, bouwen of aanleggen kan op basis van het bestemmingsplan verplicht worden een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het te verstoren terrein in ‘voldoende mate’ is vastgesteld. Deze rapporten moeten voldoen aan de ‘Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie’ (KNA). Burgemeester en wethouders nemen op basis van de onderzoeksinformatie in de rapporten een selectiebesluit. Uit ervaring is gebleken dat het belangrijk is om de archeologische onderzoeksprocedure al vroeg in de ruimtelijke planvormingsfase te starten, voordat de aanvragen voor de verschillende vergunningen worden ingediend. Hieronder worden de te nemen stappen in de archeologische onderzoeksprocedure beschreven.

Stap 1. Interne gemeentelijke archeologische deskundigheid inbrengen bij het ontstaan van startnotities voor bestemmingsplannen, bouwplannen, ontwikkelingsplannen, herinrichtingsplannen en andere plannen voor bodemingrepen. Het selectiebeleid vormt het kader en levert belangrijke informatie.

Stap 2. Bureauonderzoek, uitgevoerd door een archeologisch onderzoeksbureau, waarin het effect van de geplande bodemingreep op de archeologische waarden in het plangebied wordt aangegeven. Het bureauonderzoek bevat:

  • .

    een samenvatting van wat er archeologisch en aardwetenschappelijk bekend is over het plangebied

  • .

    een catalogus van bekende archeologische vindplaatsen of vondstmeldingen

  • .

    inzicht in en advies over de archeologische verwachting

Stap 3. Inventariserend veldonderzoek (IVO), uitgevoerd door een archeologisch onderzoeksbureau. Hierbij worden de archeologische vindplaatsen opgespoord, in kaart gebracht en gewaardeerd. Het IVO kan in drie fases worden gesplitst: de verkennende, de karterende en de waarderende fase. De waarderende fase heeft als doel om archeologische vindplaatsen die in een van de eerdere fasen zijn opgespoord te waarderen. Specifiek wordt ook de behoudenswaardigheid van de archeologische vindplaats vastgesteld.

Afhankelijk van de uitkomsten van het bureauonderzoek kunnen stappen in de onderzoeksprocedure worden overgeslagen of is vervolgonderzoek niet meer noodzakelijk en kan het plangebied worden vrijgegeven.

Het eindresultaat van de onderzoeken in stap 1 t/m 3 moet altijd een waardenstelling van het plangebied zijn. De archeologische waarde van het plangebied moet in voldoende mate zijn vastgesteld. Bij de selectie van archeologische waarden wordt getoetst aan de volgende criteria:

  • .

    eerder selectieadvies

  • .

    onderzoeksvragen en antwoorden bij het huidige onderzoek

  • .

    vergelijking van de conclusies in een eerder selectieadvies met latere resultaten

  • .

    zeldzaamheid van de vindplaats

  • .

    informatiewaarde, de betekenis van een vindplaats als bron van kennis over het verleden

  • .

    ensemblewaarde of meerwaarde van een vindplaats

  • .

    archeologische context, de aan- of afwezigheid van nabijgelegen, in ruimte of tijd

  • .

    gerelateerde archeologische objecten

  • .

    landschappelijke context, mogelijkheden voor fysisch-geografische reconstructies, eventuele recente verstoringen

  • .

    representativiteit, de mate waarin een bepaald type vindplaats karakteristiek is voor een periode en/of een gebied

  • .

    de aard en het formaat van de bedreiging van de vindplaats en de (on)mogelijkheden tot behoud, dan wel de noodzaak van vervolgonderzoek

Stap 4. Burgemeester en wethouders nemen op basis van de verkregen informatie over de archeologische waarde van de vindplaats, zoals beschreven in de stappen 1 t/m 3 een selectiebesluit. Het selectiebesluit is een gemotiveerd besluit tot het al dan niet behouden van een bepaalde archeologische waarde, meestal in het kader van ruimtelijke ontwikkeling. Bij de selectie van archeologische waarden is een keuze uit de volgende opties mogelijk:

  • .

    vrijgeven

  • .

    behoud in situ

  • .

    opgraven of begeleiden

Burgemeester en wethouders bepalen in het selectiebesluit ook de vorm van het archeologisch vervolgonderzoek. Het selectiebesluit kan ook opgenomen worden als voorschrift in de omgevingsvergunning. Bij een ‘opgraving’ of ‘begeleiding’ worden de archeologische waarden uit de bodem gehaald. Een selectie van de vondsten zal worden bewaard in het provinciaal depot.

De combinatie van het instrument selectiebeleid, de onderzoeksprocedure en het selectiebesluit vormt een trechtermodel met duidelijke beslismomenten. Onderzoek vindt plaats van grootschalig en grofmazig naar kleinschalig en fijnmazig waardoor delen van het plangebied, zonder archeologische waarden, buiten de vervolgprocedure vallen.

2.4 Nieuw certificeringsstelsel Erfgoedwet 

In de Erfgoedwet is de opgravingsvergunning voor archeologen vervangen door een wettelijk geregelde certificering. Opgravingen moeten volgens professionele normen worden uitgevoerd. Archeologieprofessionals, verenigd in het Centraal College van Deskundigen Archeologie (CCvD), hebben deze normen uitgewerkt. Het certificaat kan door archeologen worden aangevraagd. Via audits wordt gecontroleerd of de aanvrager daadwerkelijk voldoet aan de gestelde normen. Archeologen hadden tot 1 juli 2017 de gelegenheid een certificaat te verkrijgen. Voor de gemeente en aanvrager omgevingsvergunning is het belangrijk om bij het verstrekken van een opdracht tot opgraven te controleren of het archeologisch bedrijf of de zelfstandig archeoloog gecertificeerd is.

Bron: www.cultureelerfgoed.nl 

In de Erfgoedwet staan ook de voorwaarden waaronder het is toegestaan om op te graven zonder certificaat. Verenigingen van vrijwillige archeologen, zoals de Archeologische Werkgroep Purmerend (AWP), mogen zelfstandig opgraven op locaties waar de gemeente heeft vastgesteld dat de archeologie niet behoudenswaardig is. Toestemming van de eigenaar van het terrein is noodzakelijk en er zijn een aantal andere voorwaarden aan de vrijstelling verbonden. Zij moeten de start van een opgraving melden bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, de vondsten overdragen aan het archeologisch depot van de provincie Noord-Holland en rapporteren over hun bevindingen aan de Rijksdienst. Onderzoek door vrijwillige archeologen, de AWP, mag geen alternatief zijn voor professioneel onderzoek.

Bron: www.cultureelerfgoed.nl

2.5 Beleidsinstrumenten en maatregelen

Sinds de vaststelling van de Beleidsnota Archeologie in Purmerend in 2009 worden de volgende beleidsinstrumenten en maatregelen ingezet:

  • .

    Bestemmingsplan. Het archeologiebeleid is en wordt vertaald naar voorschriften in alle Purmerendse bestemmingsplannen. Hierdoor wordt archeologie vroegtijdig betrokken in de planfase en ruimtelijke besluitvormingsprocessen en bij de uitvoering van civiele werken en bodemsaneringen.

  • .

    Aanlegvergunning. Een aanlegvergunningstelsel is ontwikkeld voor alle bodemverstorende werkzaamheden waarvoor geen omgevingsvergunning, activiteit bouwen, vereist is zoals o.a. grondwerkzaamheden, de aanleg van leidingen en de aanleg van wegen. In alle bestemmingsplannen zijn aanlegvoorschriften opgenomen.

  • .

    Omgevingsvergunning activiteit slopen en activiteit bouwen. In de omgevingsvergunning worden, indien van toepassing, voorschriften ter bescherming van archeologische waarden opgenomen. Zonder omgevingsvergunning is het slopen (zoals funderingen) beneden het maaiveld verboden in archeologisch waardevolle gebieden.

  • .

    Wettelijke meldingsplicht. In de omgevingsvergunning (sloop-, bouw- en aanleggen) wordt, indien van toepassing, het voorschrift opgenomen dat archeologische toevalsvondsten moeten worden gemeld bij de bevoegde overheid conform art. 5.10 Erfgoedwet.

  • .

    Toezicht en handhaving. Door gemeentelijke toezichthouders (bouwinspecteurs) wordt gecontroleerd of werkzaamheden worden uitgevoerd conform de verleende omgevingsvergunning. Indien noodzakelijk zal handhavend worden opgetreden[10]

  • .

    Communicatie. Inwoners, planontwikkelaars en medewerkers van de gemeente worden op verschillende manieren geïnformeerd over het gemeentelijk archeologiebeleid. Zie ook hoofdstuk 6 van de erfgoednota.

  • .

    Toerisme, recreatie en monumentenzorg. De door archeologisch onderzoek verkregen kennis heeft bijgedragen aan het toeristisch recreatief aanbod. Er zijn informatiepanelen, plaquettes, QR-codes en wandelroutes ontwikkeld. Tijdens de jaarlijkse Open Monumentendag wordt door het organiseren van activiteiten aandacht besteed aan het Purmerendse bodemarchief.

  • .

    Onderwijs. De AWP geeft incidenteel voorlichting over archeologie aan basisschoolleerlingen in Purmerend.

Bron: www.cultureelerfgoed.nl

2.6 Uitgangspunt: de verstoorder betaalt

De kosten van noodzakelijke archeologische werkzaamheden komen voor rekening van de initiatiefnemer tot de bodemverstorende activiteit. Het uitgangspunt ‘de verstoorder betaalt’ is in de wetgeving vastgelegd. Dat geldt zowel voor gemeentelijke overheden als particuliere ontwikkelaars.

(Project)ontwikkelaars verwerken de kosten van archeologisch onderzoek in de exploitatie van de verschillende projecten. Bij kleinere bouw- en ontwikkelingsprojecten bestaat de mogelijkheid dat de kosten van archeologische maatregelen tot een zodanige excessieve kostenstijging leiden dat een totale exploitatie in gevaar komt. In dat geval kan de gemeente een bijdrage in de kosten leveren. Het gemeentelijk archeologiebudget zorgt voor de noodzakelijke financiële ondersteuning.

Er is geen speciale compensatieregeling vastgesteld om verstoorders te compenseren. Verstoorders worden in Purmerend wel gecompenseerd voor de kosten van een vooronderzoek zoals het opstellen van een Pve voor een archeologisch onderzoek. In opdracht van de gemeente, en zonder kosten hiervoor in rekening te brengen bij de verstoorder, stelt de Cultuurcompagnie deze Pve’s op. Incidenteel wordt aan de hand van specifieke omstandigheden per geval een bijdrage verstrekt in de kosten van een archeologisch onderzoek (proefsleuven, opgraving of begeleiding). Hierbij wordt gekeken naar draagkracht van de verstoorder, de moeite die de verstoorder heeft genomen om kosten te voorkomen en naar alternatieven heeft gezocht, het maatschappelijk belang van de archeologie, het maatschappelijk belang van de ontwikkeling. Indien de verstoorder ondanks de kosten van het archeologisch onderzoek over voldoende financiële middelen beschikt om het project af te ronden zal een bijdrage van de gemeente niet snel worden toegekend. Het komt voor dat de kosten van archeologisch onderzoek onevenredig hoog zijn in verhouding tot het bouwplan dat ontwikkeld wordt. Het is wenselijk om een methodiek te ontwikkelen om onevenredig hoge kosten (gedeeltelijk) te kunnen financieren. Het college gaat onderzoeken hoe een dergelijke methodiek eruit zou moeten zien.

Voor kosten die samenhangen met de opgraving, wetenschappelijke uitwerking en publiekspresentatie van uitzonderlijke archeologische vondsten van (inter)nationaal belang heeft de Tweede Kamer in de cultuurbegroting 2016 een bedrag van € 250.000,- vrijgemaakt. Gemeenten kunnen hier aanspraak op maken voor het dekken van extra kosten.[11]

2.7 Gemeentelijk budget

Vanaf 2007 wordt van rijkswege structureel geld aan het gemeentefonds toegevoegd voor de bescherming van het archeologisch erfgoed. Ter compensatie voor de bestuurslasten voor archeologie krijgt de gemeente Purmerend € 28.986,77 en voor excessieve kosten van opgravingen € 5497,49. In 2016 en 2017 is het budget voor archeologie € 35.168,44[12]. Hieruit worden o.a. de volgende kosten betaald: waarnemingen door de AWP, het laten opstellen van Pve’s, bijdragen in de kosten van archeologisch onderzoek, kosten van archeologisch onderzoek op initiatief van de gemeente, realiseren van publicaties, bijdragen in de kosten van publicaties, actualisatie van verwachtings- en beleidskaart, informatiebijeenkomsten, lezingen, tentoonstellingen, tentoonstellingsmaterialen en informatiepanelen.

Hoofdstuk 3 

3.1 Gemeentelijke organisatie

De (wettelijke) taken en werkzaamheden op het gebied van archeologie worden uitgevoerd door medewerkers van het ruimtelijk domein. Archeologie is geïmplementeerd in het gemeentelijk plan- en vergunningenproces.

Binnen de gemeentelijke organisatie is geen ‘archeologische dienst’ zoals bij een aantal grote gemeenten in Noord-Holland (Zaanstad, Amsterdam). Voor specifieke archeologische kennis en het opstellen van Programma’s van eisen (Pve’s) voor een inventariserend veldonderzoek, begeleiding of opgraving wordt tegen betaling gebruik gemaakt van de kennis en diensten van NMF Erfgoedadvies. Deze fungeert als regioarcheoloog voor diverse gemeenten in de regio Waterland. Ook worden diensten ingekocht bij archeologische bedrijven zoals het actualiseren van de archeologische verwachtings-en beleidskaart (zie ook hoofdstuk 7 van de erfgoednota).

3.2 Samenwerking

De provincie Noord-Holland archiveert en bewaart archeologische vondsten uit opgravingen. In het provinciaal depot, het Huis van Hilde in Castricum, worden Purmerendse vondsten bewaard en tentoongesteld. Veel archeologisch veldonderzoek wordt gedaan door archeologische bedrijven. Zij hebben de wettelijke plicht de vondsten en documenten van archeologisch onderzoek over te dragen aan het provinciaal depot.

Ook de AWP en de inwoners dragen bij aan het verzamelen van informatie door waarnemingen en het melden van toevalsvondsten.

De AWP vervult een belangrijke rol op het gebied van archeologie in Purmerend. De amateurarcheologen voeren zelfstandig waarnemingen uit en verlenen ondersteuning bij archeologische opgravingen en begeleidingen. Ook vervullen zij de ‘oog en oor functie’ voor de gemeente bij illegale verstoringen van het Purmerendse bodemarchief. Zij beschikken over veel lokale kennis. In Pve’s voor een opgraving of begeleiding wordt standaard de aanbeveling opgenomen dat de AWP, vanwege hun kennis en vaardigheden, ingezet kan worden bij het veldwerk. De AWP mag zelfstandig geen opgravingen of begeleidingen uitvoeren. In gebieden die onder de vrijstellingsgrens vallen[13] of gebieden die zijn vrijgegeven voor ontwikkeling mag de AWP een waarneming uitvoeren. De AWP wordt hierover door de gemeente geïnformeerd. Over de uitvoering van de waarneming wordt met de initiatiefnemer/ontwikkelaar afgestemd.

Samenwerking of het inkopen van diensten bij gemeenten met een eigen archeologische dienst is afhankelijk van de beschikbaarheid, de kosten, kwaliteit, continuïteit en snelheid van dienstverlening. De samenwerking met de regioarcheoloog van NMF Erfgoedadvies functioneert naar tevredenheid. Bij regionale ontwikkelingsprojecten (zoals het aanleggen van wegen den dijkversterkingen) zal per project worden onderzocht en afgewogen of samenwerking met regiogemeenten mogelijk is. De samenwerking betreft dan de archeologische onderzoeks- en omgevingsvergunningprocedure.

3.3 Communicatie en participatie

Erfgoed is spannend en spreekt de behoefte aan om te onderzoeken en het onbekende te ontdekken. Archeologisch erfgoed inspireert ruimtelijke kwaliteit. Inwoners zijn over het algemeen nieuwsgierig naar de geschiedenis en de resultaten van archeologisch onderzoek in hun woonomgeving. Het erfgoedbeleid en de cultuurhistorische waardenkaart kunnen hierin een belangrijke rol spelen. In het erfgoedbeleid is al uiteengezet op welke manieren over het erfgoed en de archeologie gecommuniceerd wordt.

[1]De waarde van cultuur. Cultuurbeleid Provincie Noord-Holland 2013-2016; Uitvoeringsprogramma 2016.

[2] De archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart voor de gemeente Purmerend, rapportage en kaarten, 2008.

[3] Actualisatie archeologische verwachtings- en beleidskaart gemeente Purmerend, J. Huizer, 2016.

[4] Peildatum 20 januari 2016.

[5] Actualisatie archeologische verwachtings- en beleidskaart gemeente Purmerend, J. Huizer, 2016, p. 2.

[6] Op de AMK staan terreinen van archeologische monumentale waarde aangeduid, waarbij onderscheid wordt gemaakt in de hoogte van de waardering. Ook wordt onderscheid gemaakt tussen wettelijk beschermde en niet-beschermde archeologische monumenten. Voor de niet-beschermde AMK-terreinen geldt vanuit de rijksoverheid geen specifiek beschermingsbeleid. Sinds 2014 wordt de kaart niet meer bijgehouden door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

[7] De IKAW is een kaart van Nederland gebaseerd op de statistische relatie tussen archeologische vondsten en de bodemopbouw. De kaart geeft een globaal beeld van de trefkans op archeologische resten in de bodem en onder water. Op de kaart wordt onderscheid gemaakt in zones met lage, middelhoge en hoge indicatieve waarden (ofwel de verwachte aanwezigheid van archeologische waarden). De kaart toont de actuele situatie vanuit Archis.De kaart is bedoeld als instrument voor de ruimtelijke ordening, voor het beheer en de bescherming van archeologische informatie die in de bodem bewaard is gebleven. De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed maakt op dit moment binnen het project Kenniskaart archeologie een begin met archeologische verwachtingskaarten in lagen. Het streven is om op deze kaarten de kans op archeologie in de Nederlandse bodem uit te splitsen naar periode en diepte.

[8] De gegevenskaart bevat o.a. informatie over geologie en geomorfologie, gegevens op basis van analyse oude kaarten, bekende archeologische waarden uit ARCHIS en van AMK.

[9] Op de archeologische gegevenskaart is een overzicht opgenomen van de ARCHIS-waarnemingen, AMK-terreinen en eerder uitgevoerd archeologisch onderzoek.

[10] Zie Nota Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving 2016-2019 en jaarlijks opgesteld Uitvoeringsprogramma Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving.

[11] Kamerbrief 20 juni 2016, 1005212. Bij de behandeling van de cultuurbegroting 2016 heeft de Tweede Kamer via het amendement van het lid Van Veen c.s. (34300 VIII 118) een bedrag van €250.000,- vrijgemaakt voor 'een fonds of subsidieregeling voor archeologie’.

[12] Begroting gemeente Purmerend.

[13] Zie archeologische verwachtings- en beleidskaart Purmerend.

 

Naar boven