Subsidieverordening Erfgoedfonds Alphen aan den Rijn

De raad van de gemeente Alphen aan den Rijn;

Gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders;

Gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

 

B E S L U I T vast te stellen de:

Subsidieverordening Erfgoedfonds Alphen aan den Rijn

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze nadere regels wordt verstaan onder:

a) Activiteit: werkzaamheden waaronder voorzieningen, investeringen, onderzoeken, opdrachtverleningen die in het kader van het te subsidiëren project uitgevoerd worden;

b) Asv 2014: Algemene subsidieverordening Gemeente Alphen aan den Rijn 2014;

c) Awb: Algemene wet bestuursrecht;

d) Behoud van cultureel erfgoed: het in stand houden van zowel materieel als immaterieel cultureel erfgoed, waarbij de activiteiten aantoonbaar noodzakelijk zijn om te voorkomen dat het erfgoed ophoudt te bestaan;

e) Beleving van cultureel erfgoed: het ondervinden en meemaken van cultureel erfgoed. Dit impliceert dat ook sprake is van kennisverspreiding over cultureel erfgoed en het toegankelijk maken ervan;

f) College: het College van B&W van Gemeente Alphen aan den Rijn;

g) Cultureel erfgoed: cultureel erfgoed zoals gedefinieerd in de Erfgoedwet 2015 (te vinden op: http://wetten.overheid.nl/BWBR0037521/2016-07-01);

h) Deelplafond: een extra subsidieplafond binnen het totale subsidieplafond dat geldt voor een specifieke categorie projecten;

i) De-minimisverklaring: verklaring waarin aangegeven wordt hoeveel de-minimissteun ontvangen is;

j) Erfgoedcommissie: de commissie zoals bedoeld in de Verordening Erfgoedcommissie Alphen aan den Rijn 2015 en die mede zorg draagt voor de inhoudelijke toetsing van de projecten en hierin een adviserende rol vervult (te vinden op: http://decentrale.regelgeving.overheid.nl/cvdr/xhtmloutput/historie/Alphen%20aan%20den%20Rijn/395251/395251_1.html);

k) Exploitatiekosten: kosten die gemaakt worden bij de reguliere bedrijfsvoering en die ook zonder de uitvoering van het project gemaakt zouden worden;

l) Interne loonkosten: loonkosten van personeel werkzaam bij één van de projectdeelnemers, in het geval van zelfstandigen zonder personeel wordt de inzet van de zzp’er tevens hiertoe gerekend. Stagevergoeding wordt niet gezien als zijnde interne loonkosten;

m) Organisatie zonder winstoogmerk: een organisatie die zich inzet voor maatschappelijke doeleinden en geen winstoogmerk heeft;

n) Structurele werkzaamheden: werkzaamheden gericht op onderhoud van onroerend erfgoed die een regelmatig terugkerend karakter hebben. Hiertoe behoren in ieder geval binnen vijf jaar terugkerende werkzaamheden;

o) Subsidieplafond: de maximaal beschikbare subsidie ter uitvoering van deze verordening.

 

Artikel 2 Van toepassing zijnde regelgeving

1. De Asv 2014 is van toepassing tenzij daarvan in deze regelgeving uitdrukkelijk wordt afgeweken.

2. De subsidies die op grond van deze verordening worden verstrekt, zijn eenmalige subsidies, zoals bedoeld in artikel 1, aanhef en onder e, van de Asv 2014.

 

Hoofdstuk 2 Subsidieprogramma

Artikel 3 Doel

Het doel van deze verordening is projecten ondersteunen die een bijdrage leveren aan het ervaren van cultureel erfgoed door de inwoners van de gemeente Alphen aan den Rijn.

 

Artikel 4 Subsidiabele activiteiten binnen projecten

1. Subsidie kan uitsluitend worden verleend voor activiteiten die bijdragen aan:

a. Het behoud van cultureel erfgoed dat verbonden is met de gemeente Alphen aan den Rijn of;

b. Het beleefbaar maken van cultureel erfgoed dat verbonden is met de gemeente Alphen aan den Rijn.

2. Hierbij gelden de volgende vereisten:

a. De activiteiten vinden plaats binnen de gemeentegrenzen van de gemeente Alphen aan den Rijn;

b. De activiteiten dragen bij aan de ervaring van het cultureel erfgoed door de inwoners van de gemeente Alphen aan den Rijn;

c. De activiteiten dienen in overwegende mate het publieksbelang en zijn niet overwegend gericht op particulier gebruik; en

d. De activiteiten zijn geen structurele werkzaamheden.

3. Indien het doel van het project behoud van cultureel erfgoed is, dient het erfgoed openbaar toegankelijk te zijn.

 

Artikel 5 Criteria voor de aanvrager

1. Subsidie kan uitsluitend verleend worden aan een instelling met volledige rechtspersoonlijkheid.

2. Per aanvrager kan gedurende de looptijd van deze verordening maximaal tweemaal een subsidie worden verleend, met een maximum van één subsidie voor het behoud van cultureel erfgoed. Een eventuele tweede subsidieaanvraag kan pas worden ingediend nadat de subsidie van het eerdere subsidieproject is vastgesteld.

3. Subsidie kan niet worden verleend aan natuurlijke personen.

4. In afwijking van artikel 14 van de Asv 2014 kan aan ondernemingen met een winstoogmerk subsidie worden verleend.

 

Artikel 6 Aanvraag

1. Een aanvraag om subsidie wordt schriftelijk ingediend conform het beschikbaar gestelde aanvraagformulier.

2. Bij de aanvraag worden in ieder geval de volgende stukken overgelegd:

a. Het beschikbaar gestelde aanvraagformulier;

b. Een sluitende begroting van het project, inclusief dekking van de begrote kosten;

c. Betaalbewijs of kopie van de bankpas van de bankrekening waarop de subsidie overgemaakt dient te worden indien de subsidie wordt toegekend;

d. Een de-minimisverklaring indien een onderneming aan de voorwaarden van de de-minimisverordening voldoet;

e. Indien het een samenwerkingsverband betreft, een getekende samenwerkingsovereenkomst;

f. Indien het doel van het project behoud van cultureel onroerend erfgoed is, objectief bewijs dat het erfgoed structureel 1 keer per week openbaar toegankelijk is; en

g. Eventueel andere benodigde bescheiden op verzoek van het College.

 

Artikel 7 Subsidieplafond en verdeelcriteria

1. Het subsidieplafond van deze verordening bedraagt € 100.000.

2. Het deelplafond voor projecten met het doel het beleven van cultureel erfgoed is € 50.000.

3. Het deelplafond voor projecten met het doel het behouden van cultureel erfgoed is € 50.000.

4. Het College kan de bovengenoemde subsidieplafonds wijzigen.

 

Artikel 8 Hoogte van de subsidie

1. Subsidie voor projecten met als doel het beleven van cultureel erfgoed bedraagt ten hoogste 100% van de subsidiabele kosten, met een maximum van € 5.000 per project.

2. Subsidie voor projecten met als doel het behouden van cultureel erfgoed bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten, met een maximum van € 15.000 per project.

3. Van lid 1 en 2 wordt afgeweken indien het subsidieplafond zoals opgenomen in artikel 7 wordt bereikt.

 

Artikel 9 Subsidiabele kosten

1. Kosten die gemaakt zijn ten behoeve van de realisatie van het project zijn subsidiabel.

2. Inkomsten die worden gegenereerd binnen het project, worden in mindering gebracht op de subsidiabele kosten.

3. In afwijking van lid 1 zijn de volgende kosten niet subsidiabel:

a. Exploitatiekosten;

b. Interne loonkosten;

c. Kosten die worden gemaakt ten behoeve van aankoop van onroerend goed;

d. Kosten voor rente, leges, juridische bijstand, boetes en accountancy;

e. Verrekenbare BTW;

f. Kosten die worden gemaakt voordat de subsidie is verleend; en

g. Kosten die worden gemaakt na de einddatum van het project.

4. Indien een organisatie zonder winstoogmerk de aanvrager is en de subsidie verstrekt is voor behoud van cultureel erfgoed komt de inzet van vrijwilligers voor subsidie in aanmerking. Hierbij geldt:

a. De inzet komt voor € 35 per uur voor subsidie in aanmerking;

b. De inzet kan enkel worden gebruikt voor de dekking van de verplichte eigen bijdrage;

c. De werkelijke arbeidstijd moet geregistreerd en gecontroleerd kunnen worden; en

d. De te verlenen subsidie bedraagt niet meer dan de subsidiabele kosten met de inzet van vrijwilligers daarop in mindering gebracht.

 

Artikel 10 Wijze van verdeling

1. Verstrekking van subsidie vindt plaats op volgorde van ontvangst van complete aanvragen, totdat het voor de betrokken subsidie vastgestelde subsidieplafond is bereikt.

2. Als de aanvrager krachtens artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, geldt als datum van ontvangst van de aanvraag de datum waarop de aangevulde aanvraag is ontvangen.

3. Indien het vastgestelde subsidieplafond dreigt te worden overschreden of wordt overschreden als gevolg van het aantal aanvragen dat op dezelfde dag wordt ontvangen, worden de aanvragen die op die dag ontvangen zijn door middel van loting gerangschikt.

 

Artikel 11 Beslistermijn

1. Het College is bevoegd te besluiten op de ingediende subsidieaanvragen.

2. Het College besluit binnen 6 weken nadat de eerste aanvraag om subsidie is ingediend.

3. Deze termijn wordt opgeschort gedurende de aan de aanvrager geboden hersteltermijn indien de aanvraag niet volledig is of aanvullende informatie is opgevraagd die vereist is om de subsidieaanvraag te beoordelen.

4. Het College kan deze termijn indien nodig eenmaal met 6 weken verlengen. De subsidieaanvrager wordt hiervan tijdig op de hoogte gesteld.

5. Het College kan, alvorens het besluit te nemen, aan de Erfgoedcommissie een inhoudelijk advies vragen.

 

Artikel 12 Aanvullende weigeringsgronden

Aanvullend op artikel 14 van de Asv 2014 kan subsidieverlening worden geweigerd als sprake is van één van de onderstaande situaties:

1. Niet voldaan wordt aan de criteria en voorwaarden van deze verordening;

2. Het project het behouden van molens als zijnde cultureel erfgoed als doel heeft;

3. Het project het behouden van onroerend goed betreft dat overwegend wordt ingezet voor commercieel gebruik;

4. Gemeente Alphen aan den Rijn het project op een andere wijze (mede)financiert;

5. De activiteit gestart is voordat de aanvraag om subsidie is ingediend;

6. De aanvrager in de voorgaande twee jaar niet heeft voldaan aan één of meer aan een subsidie verbonden voorwaarden of verplichtingen en deze subsidie door de Gemeente Alphen aan den Rijn is verleend;

7. Ten aanzien van de subsidieaanvrager een uitstaand bevel geldt tot terugvordering van onrechtmatig verleende staatssteun;

8. Het verlenen van subsidie zou leiden tot het onrechtmatig verlenen van staatssteun;

9. Niet wordt voldaan aan een verzoek tot het verstrekken van -aanvullende- gegevens;

10. Er geen redelijk verband bestaat tussen de hoogte van de gevraagde subsidie en de activiteiten en prestaties waarvoor de subsidie wordt aangevraagd, dan wel de resultaten die hiermee behaald worden en/of in welke mate een bijdrage wordt geleverd aan de doelstellingen van deze verordening;

11. Niet is aangetoond dat de subsidie noodzakelijk is voor het verrichten van de activiteiten waarvoor deze wordt gevraagd;

12. De aanvrager niet alle benodigde vergunningen en ontheffingen ten behoeve van de gesubsidieerde activiteiten heeft of zal kunnen verkrijgen, of het project anderzijds in strijd is met de geldende regelgeving.

 

Artikel 13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Voor de subsidieontvanger gelden de volgende verplichtingen:

1. Het project start binnen 3 maanden na subsidieverlening;

2. Het project is uiterlijk binnen 12 maanden na subsidieverlening volledig uitgevoerd;

3. Met de uitvoering van het project mag niet eerder worden begonnen dan nadat de subsidie is verleend en de eventueel vereiste vergunningen zijn verleend; en

4. Bij publicatie omtrent het project zal uitdrukkelijk worden vermeld dat het project mede mogelijk is gemaakt met financiële middelen vanuit het Erfgoedfonds van Gemeente Alphen aan den Rijn. Indien mogelijk zal tevens het logo van Gemeente Alphen aan den Rijn worden toegevoegd.

 

Artikel 14 Betalen van voorschotten

1. Bij subsidieverlening tot en met € 5.000 betaalt het College het gehele subsidiebedrag als voorschot uit bij het verlenen van de subsidie.

2. Bij subsidieverlening boven € 5.000 betaalt het College 70% van het subsidiebedrag als voorschot uit bij het verlenen van de subsidie.

 

Artikel 15 Subsidievaststelling

1. In afwijking van artikel 15 lid 1 van de Asv 2014 dient de subsidieontvanger binnen twee maanden na afloop van het project een aanvraag tot subsidievaststelling in.

2. Bij de aanvraag tot subsidievaststelling rapporteert de subsidieontvanger over de behaalde resultaten en gemaakte kosten conform het beschikbaar gestelde format.

3. Het College kan aanvullende stukken opvragen ter onderbouwing van de ingediende aanvraag tot subsidievaststelling.

4. Het College stelt binnen 10 weken na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling de subsidie vast.

5. Na subsidievaststelling wordt het eventueel resterende subsidiebedrag waar de subsidieontvanger recht op heeft door het College uitbetaald.

 

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen

Artikel 16 Hardheidsclausule

Het College kan in bijzondere gevallen van het bepaalde in deze verordening afwijken of bepalingen buiten toepassing laten, voor zover toepassing ervan leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

 

Artikel 17 Looptijd en citeertitel

Deze nadere regels worden officieel aangehaald als “Subsidieverordening Erfgoedfonds Alphen aan den Rijn” en gaan in op de dag volgende op de dag van bekendmaking en vervallen met ingang van 31 december 2022.

 

Toelichting op de Subsidieverordening Erfgoedfonds Alphen aan den Rijn

 

Inleiding

De gemeente Alphen aan den Rijn heeft als gemeente verschillende vormen van cultureel erfgoed. De gemeente wil haar inwoners het erfgoed meer laten ervaren. Met deze verordening kunnen partijen een subsidie aanvragen voor projecten die een bijdrage leveren aan het behoud of de beleving van het cultureel erfgoed.

Er is € 100.000 door de raad beschikbaar gesteld, waarvan de helft à € 50.000 gelabeld is voor projecten die zich richten op het behoud van cultureel erfgoed. Omdat restauraties over het algemeen hoge kosten met zich meebrengen, bedraagt een subsidie voor deze projecten maximaal € 15.000. Dit betekent dat er een beperkt aantal projecten kan worden gesubsidieerd. Om de subsidie ten goede te laten komen van alle inwoners van de gemeente Alphen aan den Rijn, is ertoe besloten dat aan projecten die betrekking hebben op monumenten die enkel particulier gebruikt worden, geen subsidie verleend kan worden. Het behoud van die panden dient het publieksbelang immers in veel mindere mate dan het behoud van monumentale panden die openbaar toegankelijk zijn. Mochten er in de toekomst meer financiële middelen beschikbaar komen, dan kan de afweging over het al dan niet uitsluiten van deze categorie opnieuw worden gemaakt. Zie hiervoor ook in het bijzonder artikel 4 en 8 van deze verordening.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit artikel zijn de begrippen uitgelegd die van belang zijn om de inhoud en voorwaarden van de verordening te begrijpen.

Cultureel erfgoed kan in materiële en immateriële vorm bestaan. In deze verordening wordt aangesloten bij het begrip zoals opgenomen in de Erfgoedwet 2015. In de Erfgoedwet 2015 wordt de volgende definitie aangehouden: “uit het verleden geërfde materiële en immateriële bronnen, in de loop van de tijd tot stand gebracht door de mens of ontstaan uit de wisselwerking tussen mens en omgeving, die mensen, onafhankelijk van het bezit ervan, identificeren als een weerspiegeling en uitdrukking van zich voortdurend ontwikkelende waarden, overtuigingen, kennis en tradities, en die aan hen en toekomstige generaties een referentiekader bieden”. Daarbij is het belangrijk om te benoemen dat materieel en immaterieel erfgoed niet strikt van elkaar kunnen worden onderscheiden. Veel immaterieel erfgoed heeft immers materiële uitingen, en ook andersom staat of valt veel materieel erfgoed bij de niet-tastbare herinnering die het met zich meedraagt. Centraal staat dat erfgoed iets is uit het verleden, waaraan mensen waarde hechten in het heden en dat mensen willen behouden voor de toekomst. Niet alleen traditionele zaken als monumenten, archeologie, museale collecties en archieven vallen onder de noemer cultureel erfgoed. Het gaat ook om zaken als foto’s en films, stadsgezichten en landschappen, literatuur en tekeningen, voorstellingen en muziek, volkstradities en ambachten, herdenkingen en vieringen en nog veel meer. Een belangrijk onderdeel van cultureel erfgoed is de herinnering aan gebeurtenissen uit het verleden.

Het bovenstaande in acht nemend kan aldus geen limitatieve opsomming worden gegeven van wat wel en wat niet binnen deze verordening onder cultureel erfgoed wordt verstaan. Op basis van alle omstandigheden van het geval zal bepaald worden of het cultureel erfgoed betreft. De genoemde aspecten zullen wel als indicatoren worden meegenomen.

Projecten die als doel hebben bij te dragen aan het behoud van cultureel erfgoed komen voor subsidie in aanmerking. Deze activiteiten richten zich op het in stand houden van het erfgoed. Voor behoud is het vereist dat het project aantoonbaar noodzakelijk is om het erfgoed in stand te houden. Het project moet hierbij een incidenteel karakter hebben.

De tweede categorie projecten die voor subsidie in aanmerking komen wordt gevormd door projecten die als doel hebben bij te dragen aan de beleefbaarheid van cultureel erfgoed. Deze projecten richten zich op het ondervinden en meemaken van het cultureel erfgoed. Dit impliceert dat bij beleven ook sprake is van kennisverspreiding over het cultureel erfgoed en het toegankelijk maken ervan.

Interne loonkosten zijn loonkosten van personeel dat in dienst is bij één van de projectdeelnemers. Stagevergoedingen gelden niet als zijnde interne loonkosten. Exploitatiekosten hebben betrekking op kosten die worden gemaakt in het kader van de reguliere bedrijfsvoering. Dit zijn kosten die ook gemaakt zouden worden als het project niet uitgevoerd zou worden. Te denken valt bijvoorbeeld aan de huur van het bedrijfspand en de energiekosten.

 

Artikel 3 Doel

Het doel van deze verordening is de inwoners van de gemeente Alphen aan den Rijn het erfgoed dat binnen hun gemeentegrenzen aanwezig is meer te laten ervaren door incidentele projecten die hieraan bijdragen (mede) mogelijk te maken. Hiervoor is enerzijds vereist dat het bestaande erfgoed behouden blijft, en anderzijds dat het bestaande erfgoed door de inwoners van Alphen beleefd kan worden.

Met deze verordening wil Gemeente Alphen aan den Rijn projecten stimuleren die een bijdrage leveren aan het behouden en/of beleefbaar maken van cultureel erfgoed. In artikel 1 is toegelicht wanneer er sprake is van het behouden en beleefbaar maken van cultureel erfgoed. Indien een project hier niet aan bijdraagt, kan geen subsidie voor het project worden verleend.

In artikel 4 zijn hier nadere eisen aan verbonden.

 

Artikel 4 Subsidiabele activiteiten

In artikel 4 zijn de eisen opgenomen waaraan de subsidiabele activiteiten moeten voldoen. Het moet cultureel erfgoed betreffen dat verbonden is met de gemeente Alphen aan den Rijn. Activiteiten die betrekking hebben op cultureel erfgoed waarbij geen link is met de gemeente Alphen aan den Rijn, komen niet voor subsidie in aanmerking. Naast het feit dat het project moet bijdragen aan het behoud en/of beleefbaar maken van cultureel erfgoed zijn in lid 2 aanvullende vereisten opgenomen. Als eerste is van belang dat de activiteiten plaatsvinden binnen de gemeentegrenzen van de gemeente Alphen aan den Rijn. Een project dat wordt uitgevoerd buiten de gemeentegrenzen komt daarmee niet voor subsidie in aanmerking. Hierbij gaat het om de uitvoering van het project. Het is dus toegestaan dat één of meerdere projectdeelnemers buiten de gemeentegrenzen zijn gevestigd.

Daarnaast moeten de activiteiten bijdragen aan de ervaring van het cultureel erfgoed door de inwoners van de gemeente Alphen aan den Rijn. Dit betekent dat het project te allen tijde onder de aandacht gebracht dient te worden bij de inwoners van de gemeente. Hiermee samenhangend is de eis dat de activiteiten in overwegende mate het publieksbelang moeten dienen en niet gericht mogen zijn op particulier gebruik. Hiermee wordt invulling gegeven aan het doel om ervaring van erfgoed te vergroten bij de inwoners van de gemeente Alphen aan den Rijn. Behoud van een monumentaal pand dat enkel particulier gebruikt wordt, draagt niet in overwegende mate bij aan het publieksbelang, zodat daarvoor geen subsidie verleend zal worden.

Het doel van de verordening is om incidentele projecten te subsidiëren. Structurele werkzaamheden en regulier onderhoud komen dus niet voor subsidie in aanmerking. Voor deze activiteiten bestaan andere (fiscale) regelingen waarvan gebruikgemaakt kan worden. Als structurele werkzaamheden geldt onder andere binnen 5 jaar terugkerend onderhoud.

Ook in het geval van behoud van cultureel erfgoed dient het project aldus een publieksbelang te dienen. Vereist is dat gebouwd erfgoed openbaar toegankelijk is. Gebouwd erfgoed wordt gezien als openbaar toegankelijk als het erfgoed structureel ten minste 1 keer per week opengesteld is voor publiek. Op grond van artikel 12 worden projecten met als doel het behouden van molens geweigerd, omdat daar een aparte regeling voor bestaat.

 

Artikel 5 Criteria voor de aanvrager

Subsidie wordt enkel verleend aan instellingen met volledige rechtspersoonlijkheid. Hiermee worden natuurlijke personen uitgesloten. In tegenstelling tot hetgeen in de Asv 2014 is opgenomen, kan op grond van deze verordening wel subsidie verleend worden aan ondernemingen met een winstoogmerk. Aan een aanvrager kan gedurende de looptijd van deze verordening maximaal tweemaal een subsidie worden verleend, waarvan maximaal één subsidie voor behoud van cultureel erfgoed. Aan een aanvrager kan aldus niet tweemaal een subsidie voor behoud van cultureel erfgoed worden verleend. Het is wel mogelijk om tweemaal een subsidie voor het beleefbaar maken van cultureel erfgoed te verlenen. Indien een aanvrager een tweede subsidieaanvraag in wil dienen, dient de eerder verleende subsidie vastgesteld te zijn en voor zover mogelijk voldaan te zijn aan de gestelde subsidieverplichtingen.

 

Artikel 6 Aanvraag

In dit artikel is beschreven op welke wijze een aanvraag gedaan kan worden. In lid 2 is opgenomen welke stukken daarbij dienen te worden overgelegd. Het College kan aanvullende stukken opvragen indien dit nodig is voor een juiste afhandeling van de aanvraag. Na ontvangst van de aanvraag zal beoordeeld worden of deze compleet is. Indien dit niet het geval is, dan krijgt de aanvrager de mogelijkheid om de aanvraag aan te vullen.

 

Artikel 7 Subsidieplafond en verdeelcriteria

In dit artikel zijn het subsidieplafond en de verdeelcriteria opgenomen. Het subsidieplafond bedraagt € 100.000. Voor subsidies met het doel het behouden van cultureel erfgoed geldt een deelplafond van € 50.000. Dit geldt ook voor subsidies met het doel het beleven van cultureel erfgoed. Het College is bevoegd om het subsidieplafond en de deelplafonds te wijzigen.

 

Artikel 8 Hoogte van de subsidie

Subsidie voor projecten met als doel het beleven van cultureel erfgoed bedraagt ten hoogste 100% van de subsidiabele kosten. Een eigen bijdrage van de projectdeelnemers is aldus niet (per se) vereist. Wel geldt hierbij een maximum van € 5.000 per project.

Subsidie voor projecten met als doel het behouden van cultureel erfgoed bedraagt ten hoogste

€ 15.000 per project met een maximum van 50% van de subsidiabele kosten. Dit betekent dat in ieder geval een eigen bijdrage van 50% is vereist. Het is niet vereist dat de projectdeelnemers zelf de eigen bijdrage beschikbaar stellen, deze kan ook gedekt worden middels financiering door derden.

Van het bovenstaande wordt afgeweken als de subsidieplafonds zoals opgenomen in artikel 7 worden bereikt.

 

Artikel 9 Subsidiabele kosten

Kosten die zijn gemaakt ten behoeven van de realisatie van het project zijn subsidiabel. Deze kosten dienen in direct verband te staan met het project. Gedacht kan worden aan kosten voor inhuur, eenmalige startkosten, kosten voor aanschaf van materialen, e.d.. Als er inkomsten binnen het project worden gegenereerd, worden deze in mindering gebracht op de subsidiabele kosten.

In lid 3 zijn een aantal kostensoorten uitgesloten. Kosten die worden gemaakt voordat de subsidie is verleend, dan wel na de einddatum van het project, zijn niet subsidiabel. Hiermee dient de aanvrager rekening te houden bij het bepalen van de projectperiode. Ook zijn structurele kosten en exploitatiekosten niet subsidiabel. Dit betekent dat kosten die binnen de reguliere bedrijfsvoering worden gemaakt niet als subsidiabele kosten kunnen worden meegenomen.

Interne loonkosten zijn niet subsidiabel. Indien het een organisatie zonder winstoogmerk betreft is de inzet van vrijwilligers wel subsidiabel. Het te hanteren uurtarief bedraagt € 35 en de inzet kan alleen worden gebruikt voor dekking van de verplichte eigen bijdrage. Deze uitzondering geldt enkel voor projecten met het doel het behouden van cultureel erfgoed. De te verlenen subsidie kan hierbij niet meer kan zijn dan de out-of-pocket-kosten.

 

Artikel 10 Wijze van verdeling

De subsidieaanvragen worden behandeld op volgorde van binnenkomst. Dit betekent dat de subsidieaanvraag die het eerste (volledig) wordt ingediend als eerste voor subsidie in aanmerking komt. Een aanvraag is volledig, wanneer de aanvrager het juiste formulier volledig heeft ingevuld en de volgens het aanvraagformulier vereiste bescheiden heeft meegezonden. Eerst wanneer de aanvraag voldoet aan de gestelde eisen zal inhoudelijk beoordeeld worden of subsidie aan het project verleend kan worden. Zodra het betreffende deelplafond bereikt is kunnen aanvragen die daarna worden ingediend niet meer gehonoreerd worden.

Indien een aanvraag wordt ingediend die nog niet volledig is, zal de aanvrager een hersteltermijn worden geboden van twee weken waarbinnen de aanvraag volledig gemaakt kan worden. Indien de aanvrager dit nalaat, zal de aanvraag op grond hiervan niet in behandeling worden genomen. Aanvulling van de aanvraag binnen de hersteltermijn leidt tot een latere datum van ontvangst. Dit zou kunnen leiden tot afwijzing van de aanvraag omdat het subsidieplafond tussen het indienen van de aanvraag en het compleet maken ervan is bereikt.

In het geval dat een deelplafond bereikt wordt als gevolg van meerdere aanvragen die op dezelfde dag worden ingediend, worden de aanvragen door middel van blinde loting gerangschikt. De loting zal door een financieel controller worden uitgevoerd waarbij gewaarborgd zal worden dat de loting objectief uitgevoerd wordt.

 

Artikel 11 Beslistermijn

In dit artikel is bepaald dat het College binnen 6 weken nadat de eerste aanvraag om subsidie is ingediend een besluit neemt op de aanvraag. Gedurende een eventuele hersteltermijn wordt deze beslistermijn opgeschort. Bij elke aanvraag wordt door de Erfgoedcommissie advies gegeven over of deze aanvraag wel of niet erfgoed betreft dat van belang is voor de inwoners van de gemeente Alphen aan den Rijn. Daarnaast kan er op extra deelaspecten advies worden gevraagd. Een door de Erfgoedcommissie afgegeven advies wordt meegenomen in de verdere beoordeling van de aanvraag. Het advies is niet bindend, het College kan van het advies afwijken in haar besluitvorming.

 

Artikel 12 Aanvullende weigeringsgronden

Als een project het doel heeft het behouden van cultureel erfgoed, en dit erfgoed molens betreft, dan zal geen subsidie verleend worden. De aanvrager zal gewezen worden op andere mogelijkheden voor financiële bijstand die speciaal ter beschikking zijn gesteld voor het behoud van molens. Ook mag de subsidie niet “gestapeld” worden. Als Gemeente Alphen aan den Rijn ook op een andere wijze financieel bijdraagt aan hetzelfde project, dan is subsidie vanuit deze verordening niet meer mogelijk.

Subsidieaanvragen voor het behoud van onroerend erfgoed dat overwegend wordt ingezet voor commercieel gebruik kunnen tevens worden geweigerd. Hierbij kan worden gedacht aan bijvoorbeeld horecagelegenheden en winkels die gevestigd zijn in monumentale panden.

Lid 5 stelt dat het project niet gestart mag zijn voor het moment van subsidieverlening. Van belang is dat hier voorbereiding van het project niet onder valt. Hieronder wordt bijvoorbeeld verstaan het houden van bijeenkomsten ten behoeve van het eventueel indienen van een subsidieaanvraag, het aanvragen van offertes en het laten uitvoeren van een verkennend onderzoek. Dit lid hangt samen met lid 11 waarin het noodzakelijkheidsvereiste is opgenomen.

Lid 6 is van toepassing als Gemeente Alphen aan den Rijn reeds eerder een subsidie heeft verstrekt en de aanvrager de daaraan verbonden voorwaarden niet in acht neemt of verplichtingen niet nakomt. Dit geldt niet alleen voor subsidies die verstrekt zijn in het kader van deze verordening, maar ook voor eventuele andere subsidies die door de Gemeente Alphen aan den Rijn zijn verleend. In dat geval kan het College besluiten subsidieverlening te weigeren. Lid 7 en 8 zijn weigeringsgronden die gebaseerd zijn op Europese staatssteunregelgeving. In lid 10 wordt de proportionaliteit van de aangevraagde subsidie gewaarborgd. De subsidieverlening kan geweigerd worden als de aangevraagde subsidie niet in redelijk verband staat met de resultaten die met het project behaald zullen worden. De hoogte van de aangevraagde subsidie moet in verhouding staan tot de mate waarin het project een bijdrage levert aan het doel van deze verordening. Indien het project wel aan alle overige voorwaarden van deze verordening voldoet, kan het College desalniettemin de subsidieverlening weigeren als niet aangetoond kan worden dat de subsidie noodzakelijk is voor het uitvoeren van het project. In lid 11 is het noodzakelijkheidsvereiste opgenomen. Tenslotte kan het College de subsidieverlening weigeren als de aanvrager niet kan aantonen dat hij over alle benodigde ontheffingen en vergunningen beschikt, of dat hij deze zal kunnen verkrijgen. Indien deze wel zijn aangevraagd, maar nog niet zijn verleend, dan zal het College de subsidie verlenen onder de ontbindende voorwaarde dat deze wel verkregen worden. Het verlenen van een subsidie leidt niet direct tot het verlenen van een vergunning.

 

Artikel 13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

In dit artikel staan de verplichtingen van de subsidieontvanger opgenomen. Lid 1, 2 en 3 hebben betrekking op het tijdspad van de uitvoering van het project. Het project moet redelijk snel starten na de subsidieverlening. Dit kunnen ook voorbereidende werkzaamheden zijn. Indien de subsidieverlener langer wacht met de uitvoering van het project, dan bestaat de mogelijkheid om de subsidieverlening in te trekken en het uitgekeerde voorschot terug te vorderen. Het project moet hiernaast ook binnen 12 maanden na subsidieverlening volledig uitgevoerd zijn. In lid 4 is de publicatieverplichting opgenomen. Indien mogelijk zal ook het logo van Gemeente Alphen aan den Rijn worden toegevoegd, bijvoorbeeld op geplaatste borden of op de website van het project.

 

Artikel 14 Betalen van voorschotten

Een subsidie tot en met € 5.000 wordt bij subsidieverlening volledig als voorschot uitbetaald. Voor een subsidie van meer dan € 5.000 wordt bij subsidieverlening een voorschot van 70% uitbetaald. Het restant wordt uitbetaald na de subsidievaststelling. De subsidieontvanger zal dus bij een subsidieverlening van meer dan € 5.000 een deel van de subsidiabele kosten zelf moeten voorschieten.

 

Artikel 15 Subsidievaststelling

In dit artikel is de wijze waarop subsidievaststelling moet plaatsvinden omschreven. Nadat het project is afgelopen, dient de subsidieontvanger binnen twee maanden een aanvraag tot subsidievaststelling in. Hiervoor wordt het beschikbaar gestelde format gebruikt. Bij de aanvraag tot subsidievaststelling dienen alle gemaakte subsidiabele kosten door de projectdeelnemers te zijn uitbetaald. Indien er nog openstaande facturen zijn, dan kunnen deze niet worden opgevoerd als subsidiabele kosten.

Na subsidievaststelling van projecten met een subsidieverlening van meer dan € 5.000 wordt de resterende subsidie waar de subsidieontvanger recht op heeft uitbetaald.

Vastgesteld in de openbare raadsvergadering van Alphen aan den Rijn op 23 november 2017,

de griffier, de voorzitter,

drs. J.A.M. Timmermans, mr. drs. J.W.E. Spies

Naar boven