Intrekken van de Verordening Toeristenbelasting 1999 en vaststellen van de Verordening Toeristenbelasting 2018 (2017, nr. 302/1321)

 

Nummer 302/1321

Agendapunt 13

Datum besluit B&W 3 oktober 2017

Onderwerp

Intrekken van de Verordening Toeristenbelasting 1999 en vaststellen van de Verordening Toeristenbelasting 2018

De gemeenteraad van Amsterdam

Gezien de voordracht van burgemeester en wethouders van 3 oktober 2017 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1321);

Gelet op de artikelen 216 en 224 van de Gemeentewet,

Besluit:

  • I.

    De Verordening Toeristenbelasting 1999, vastgesteld bij raadsbesluit van 25 november 1998, nr. 700 (Gemeenteblad 1998, afd. 3, nr. 132) en laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 6 november 2014 (Gemeenteblad 2014, afd. 3A 261/893), in te trekken;

  • II.

    Vast te stellen de volgende verordening:

Verordening Toeristenbelasting 2018

Art. 1 Begripsomschrijving

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    vakantieonderkomens: woningen, stacaravans en andere verblijven, niet zijnde mobiele kampeeronderkomens, in hoofdzaak bestemd voor en gebezigd als verblijf voor recreatieve doeleinden;

  • b.

    mobiele kampeeronderkomens: tenten, vouwwagens, kampeerauto's, toercaravans, caravans en soortgelijke onderkomens dan wel soortgelijke voertuigen welke zijn bestemd voor dan wel worden gebezigd als verblijf voor recreatieve doeleinden;

  • c.

    niet beroepsmatig verhuurde ruimten: woningen en andere verblijven of gedeelten daarvan, niet-zijnde mobiele kampeeronderkomens, welke niet in hoofdzaak zijn bestemd als verblijf voor recreatieve doeleinden, doch wel in bepaalde perioden van het jaar voor die doeleinden worden verhuurd dan wel te huur aangeboden;

  • d.

    vaste standplaats: een terrein of terreingedeelte dat is bestemd voor het gedurende een seizoen of een jaar plaatsen van eenzelfde mobiel kampeeronderkomen of stacaravan.

  • e.

    Bed & Breakfast: het gedeeltelijk gebruiken van een zelfstandige woonruimte voor verblijf in de zin van art. 2 van deze verordening bij de hoofdbewoner van die woonruimte, al dan niet met ontbijt.

  • f.

    Short Stay: verblijf in de zin van art. 2 van deze verordening in een zelfstandige woonruimte voor een periode van ten minste zeven nachten en maximaal zes maanden.

Art. 2 Aard van de belasting en belastbaar feit

Ter zake van het houden van verblijf met overnachten binnen de gemeente tegen vergoeding, in welke vorm dan ook, in hotels, pensions, appartementen, vakantieonderkomens, mobiele kampeeronderkomens, niet beroepsmatig verhuurde ruimten, op vaste standplaatsen, alsmede hiermee op één lijn te stellen ruimten en watervlakten, door personen die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen zijn ingeschreven, wordt onder de naam toeristenbelasting een directe belasting geheven.

Art. 3 Belastingplicht

  • 1.

    Belastingplichtig is degene die gelegenheid biedt tot verblijf als bedoeld in art. 2.

  • 2.

    De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene terzake van wiens verblijf de belasting wordt verschuldigd.

  • 3.

    Indien met toepassing van het eerste lid geen belastingplichtige is aan te wijzen, is belastingplichtig degene die overeenkomstig het bepaalde in art. 2 verblijf houdt.

Art. 4 Maatstaf van heffing

  • 1.

    De belasting wordt berekend over de vergoeding die ter zake van het verblijf met overnachten in rekening wordt gebracht, de toeristenbelasting daaronder niet begrepen.

  • 2.

    Als vergoeding kan worden aangemerkt het bedrag dat als verschuldigd wegens logies aan de heffing van omzetbelasting is onderworpen.

Art. 5 Tarief

  • 1.

    De belasting bedraagt 4 procent.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid bedraagt de belasting 6 procent in geval van verblijf in de zin van art. 2 van deze verordening in de stadsdelen Centrum; Zuid; West; en Oost (met uitzondering van IJburg (M35,M51,M50) en het Zeeburgereiland en camping Zeeburg M34)). Afbakening is conform de bij deze verordening behorende kaarten en conform het besluit van 9 juni 2015 tot wijziging statistische buurtindeling van Amsterdam per 1 januari 2015 (gepubliceerd in het Gemeenteblad 2015, nr 56979, d.d. 25 juni 2015).

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid, bedraagt de belasting ter zake van het houden van verblijf in niet beroepsmatig verhuurde ruimten en woonruimten waarbij sprake is van Bed & Breakfast of Short Stay 6%.

Art. 6 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Art. 7 Vrijstellingen

De belasting wordt niet geheven ter zake van het verblijf door degene die:

  • 1.

    op de dag waarop de eerste overnachting plaatsvindt, nog niet de leeftijd van drie jaren heeft bereikt;

  • 2.

    als verzorgde in een van overheidswege erkende inrichting tot verzorging van zieken, gebrekkigen, hulpbehoevenden dan wel bejaarden verblijft.

Art. 8 Wijze van heffing

De belasting wordt geheven bij wege van aanslag.

Art. 8a Betaaltermijnen

  • 1.

    De aanslag moet worden betaald in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet, en de tweede één maand later.

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste lid is een voorlopige aanslag invorderbaar in zo veel gelijke termijnen als er na de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld, nog maanden van het jaar overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen tenminste twee bedraagt. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3.

    Met betrekking tot een ingevolge art. 2, tweede lid, onderdeel c, van de Invorderingswet1990 met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een bestuurlijke boete is het eerste lid van overeenkomstige toepassing, voor zover deze gelijktijdig wordt opgelegd met de vaststelling van de genoemde aanslagen.

Art. 9 Kwijtschelding

Van deze belasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Art. 10 Nadere regels door het College van Burgemeester en Wethouders

Het College van Burgemeester en Wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van toeristenbelasting.

Art. 11 Inwerkingtreding, overgangsbepaling en citeertitel

  • 1.

    Met ingang van de in het derde lid vermelde datum vervalt de Verordening Toeristenbelasting 1999, vastgesteld bij raadsbesluit van 25 november 1998, nr. 700 (Gemeenteblad 1998, afd. 3, nr. 132) en laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 6 november 2014 (Gemeenteblad 2014, afd. 3A /261/893) met dien verstande dat deze van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voordien hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van heffing is 1 januari 2018.

  • 4.

    Deze verordening kan worden aangehaald als Verordening Toeristenbelasting 2018.

    • III.

      Te bepalen dat de besluiten onder I en II worden gepubliceerd in het Gemeenteblad.

      Aldus besloten door de gemeenteraad voornoemd

      in zijn vergadering op 9 november 2017.

De plv. voorzitter

E.Ünver

De raadsgriffier

mr. M. Pe MEC

Naar boven