Verordening rioolheffing 2018 gemeente Amersfoort

De raad van de gemeente Amersfoort;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 24 oktober 2017, DIR/BEL

(nr. 5621528);

 

gelet op de artikel 228a van de Gemeentewet;

 

 

b e s l u i t:

 

 

vast te stellen de volgende verordening:

 

 

Verordening rioolheffing 2018

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1.

    Voor de toepassing van deze verordening wordt:

    • a.

      onder gemeentelijke riolering verstaan een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij of voor rekening van de gemeente;

    • b.

      onder water verstaan huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater of grondwater;

    • c.

      onder eigendom verstaan een onroerende zaak of een zelfstandig deel daarvan;

    • d.

      als onroerende zaak wordt aangemerkt de onroerende zaak, bedoeld in Hoofdstuk III van de Wet waardering onroerende zaken.

Artikel 2 Aard van de belasting

Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:

  • a.

    de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater; en

  • b.

    de inzameling van afvloeiend hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.

Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht

  • 1.

    Onder de naam ‘rioolheffing’ wordt een directe belasting geheven:

    • a.

      van degene die bij het begin van het belastingjaar het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een eigendom dat direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering, en

    • b.

      van de gebruiker van een eigendom van waaruit afvalwater direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd.

  • 2.

    Met betrekking tot de heffing bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt, ingeval het eigendom een onroerende zaak is, als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het belastingjaar als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

  • 3.

    Met betrekking tot de heffing als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, wordt als gebruiker aangemerkt:

    • a.

      degene die naar de omstandigheden beoordeeld het eigendom al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt;

    • b.

      ingeval een onzelfstandig gedeelte van een eigendom ten gebruike is afgestaan: degene die dat gedeelte in gebruik heeft afgestaan.

Artikel 4 Maatstaf van heffing

  • 1.

    De rioolheffing worden geheven naar de waarde in het economische verkeer van het eigendom..

  • 2.

    Ingeval het eigendom een onroerende zaak is, is de waarde in het economisch verkeer de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken voor de onroerende zaak vastgestelde waarde voor het tijdvak waarbinnen het belastingjaar valt.

  • 3.

    Ingeval voor het eigendom geen waarde op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken is vastgesteld, wordt de heffingsmaatstaf van dat eigendom bepaald met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18 en 20, tweede lid, van de Wet waardering onroerende zaken, naar de waarde die het eigendom op 1 januari voorafgaand aan het belastingjaar heeft en naar de staat waarin het eigendom op 1 januari van het belastingjaar verkeert.

Artikel 5 Vrijstellingen

De op de Wet WOZ van toepassing zijnde vrijstellingen, zoals genoemd in de Uitvoeringsregeling uitgezonderde objecten, zijn onverkort van toepassing op deze rioolheffing.

Artikel 6 Belastingtarieven

  • 1.

    Het tarief van de heffing bedraagt een percentage van de heffingsmaatstaf. Het percentage bedraagt voor:

    • a.

      de heffing als bedoeld in artikel 3, eerste lid onder b,

      • 1.

        voor onroerende zaken die in hoofdzaak tot woning dienen 0,0222%

      • 2.

        voor onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen 0,0616%, met dien verstande dat het aanslagbedrag niet meer dan € 50.000,- bedraagt

    • b.

      de heffing als bedoeld in artikel 3, eerste lid onder a,

      • 1.

        voor onroerende zaken die in hoofdzaak tot woning dienen 0,0275%

      • 2.

        voor onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen 0,0830%, met dien verstande dat het aanslagbedrag niet meer dan € 50.000,- bedraagt

  • 2.

    Het bedrag van de belasting wordt per aanslagregel naar beneden afgerond op gehele euro’s.

  • 3.

    Belastingaanslagen van minder dan € 10,- worden niet opgelegd.

  • 4.

    Voor de toepassing van het bepaalde in het derde lid wordt het totaal van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen rioolheffing of andere heffingen aangemerkt als één belastingaanslag.

Artikel 7 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 8 Wijze van heffing

De rioolheffing worden geheven bij wege van aanslag.

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    De rioolheffing bedoeld in artikel 3, eerste lid, zijn verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht met betrekking tot het eigendom voor het recht bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b, in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de heffing verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde heffing als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalender maanden overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht met betrekking tot het eigendom voor de heffing bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b, in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde heffing als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 10,-.

Artikel 10 Termijnen van betaling

  • 1.

    Indien het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen rioolheffing of andere heffingen € 5.000,- of meer bedraagt, moet het verschuldigde bedrag worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de maand volgend op de maand welke in de dagtekening is vermeld.

  • 2.

    Ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen rioolheffing of andere heffingen minder dan € 5.000,- bedraagt, moet het verschuldigde bedrag worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op die welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede termijn twee maanden later.

  • 3.

    In afwijking in zoverre van het voorafgaande lid, geldt, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen rioolheffing of andere heffingen minder dan € 5.000,- bedraagt en zolang het verschuldigde bedrag door middel van automatische betalingsincasso van de betaalrekening van de belastingschuldige kan worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in tien termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later. Eventuele afrondingsverschillen moeten in de laatste termijn worden betaald.

Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de rioolheffing.

Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De 'Verordening rioolrechten 2017’ van 20 december 2016, wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op belastbare feiten die zich hebben voorgedaan voor de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2018.

  • 4.

    Deze verordening wordt aangehaald als 'Verordening rioolheffing 2018'.

 

Vastgesteld in de openbare vergadering van 7 november 2017.

de griffier, de voorzitter,

Naar boven