Erfgoedverordening Leiden 2017

 

Op 7 november 2017 heeft de gemeenteraad de Erfgoedverordening Leiden 2017 vastgesteld. Deze verordening vervangt de Monumentenverordening 2008 vanaf het moment van inwerkingtreding. In de Erfgoedverordening wordt onder meer geregeld de aanwijzing en bescherming van gemeentelijke monumenten en gemeentelijk beschermd stadsgezicht. De nieuwe verordening maakt ook de aanwijzing van gemeentelijke (roerende) cultuurgoederen mogelijk. De Erfgoedverordening bevat een aantal aanpassingen die mede zijn gebaseerd op de nieuwe Erfgoedwet, zoals de instandhoudingsplicht voor gemeentelijke monumenten.

De verordening treedt in werking op de achtste dag na bekendmaking.

 

RAADSBESLUIT

De raad van de gemeente Leiden:

Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders (raadsvoorstel 17.0064 van 2017), mede gezien het advies van de commissie,

 

BESLUIT:

Gelet op de artikelen 3.16 en 9.1 van de Erfgoedwet, gelezen in samenhang met de artikelen 12, 15 en 38 van de Monumentenwet 1988 en de artikelen 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, vast te stellen de navolgende

 

Erfgoedverordening Leiden 2017

 

Hoofdstuk 1

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop berustende voorschriften wordt, tenzij anders is bepaald,

verstaan onder:

  • a.

    Adviescommissie Cultuurhistorie Leiden:

    de door burgemeester en wethouders ingestelde commissie of aangewezen instantie, met als taak burgemeester en wethouders conform het Reglement voor de Adviescommissie Cultuurhistorie Leiden te adviseren over de aanwijzing van monumenten, de toepassing van de Erfgoedwet, deze verordening en het monumentenbeleid; daaronder niet inbegrepen het uitbrengen van adviezen over de verlening van vergunningen bij wijziging, verbouw of sloop van monumenten;

  • b.

    beschermd gemeentelijk cultuurgoed:

    roerend object dat is aangewezen op grond van deze verordening en deel uit maakt van cultureel erfgoed;

  • c.

    beschermd gemeentelijk monument:

    een onroerend monument dat is aangewezen op grond van deze verordening en

    • 1.

      een zaak betreft die van algemeen belang is vanwege haar schoonheid, betekenis voor de wetenschap of (cultuur)historische waarde; of

    • 2.

      een terrein betreft dat van algemeen belang is wegens de daar aanwezige overblijfselen, voorwerpen of andere sporen van menselijke aanwezigheid in het verleden, met inbegrip van die overblijfselen, voorwerpen en sporen (archeologisch monument).

  • d.

    cultureel erfgoed:

    uit het verleden geërfde materiële en immateriële bronnen, in de loop van de tijd tot stand gebracht door de mens of ontstaan uit de wisselwerking tussen mens en omgeving, die mensen, onafhankelijk van het bezit ervan, identificeren als een weerspiegeling en uitdrukking van zich voortdurend ontwikkelende waarden, overtuigingen, kennis en tradities, en die aan hen en toekomstige generaties een referentiekader bieden;

  • e.

    gemeentelijk beschermd stadsgezicht:

    groepen van onroerende zaken die op grond van deze verordening als gemeentelijk stadsgezicht zijn aangewezen, omdat deze van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang dan wel hun wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde;

  • f.

    minister:

    Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

  • g.

    sloopvergunning:

    omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • h.

    vergunning:

    omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • i.

    verzameling:

    cultuurgoederen die uit cultuurhistorisch of wetenschappelijk oogpunt bij elkaar horen;

  • j.

    Welstands- en Monumentencommissie Leiden:

    de op basis van art. 15, lid 1 Monumentenwet 1988 ingestelde commissie of aangewezen instantie, met als taak burgemeester en wethouders conform het Reglement van orde voor de Welstands- en monumentencommissie Leiden te adviseren over het verlenen van vergunningen bij wijziging, verbouw of sloop van monumenten;

  • k.

    religieus monument: onroerend monument, dat eigendom is van een religieus genootschap dat uitsluitend of voor een overwegend deel wordt gebruikt voor de uitoefening van godsdienst.

Artikel 2 Gemeentelijk erfgoedregister

  • 1.

    Burgemeester en wethouders houden een door een ieder te raadplegen gemeentelijk register bij van krachtens deze verordening onherroepelijk aangewezen cultureel erfgoed (gemeentelijk erfgoedregister).

  • 2.

    Het gemeentelijk erfgoedregister bevat:

    • a.

      gegevens over de inschrijving en ter identificatie van het aangewezen gemeentelijk cultureel erfgoed, waaronder de gemeentelijke monumenten;

    • b.

      gegevens over door burgemeester en wethouders van de minister ontvangen afschriften van de inschrijving van een rijksmonument in het rijksmonumentenregister als bedoeld in artikel 3.3, vijfde lid, van de Erfgoedwet.

Artikel 3 Het gebruik van het monument

Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het gebruik van het monument.

 

Hoofdstuk 2: Beschermde gemeentelijke monumenten  

Paragraaf 1: De aanwijzing als beschermd gemeentelijk monument en de registratie in het gemeentelijk erfgoedregister.

Artikel 4 De aanwijzing tot beschermd gemeentelijk monument

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, een onroerende zaak of terrein als bedoeld in artikel 1, sub c, onder 1 en 2aanwijzen als beschermd gemeentelijk monument.

  • 2.

    Een voornemen tot aanwijzing wordt door burgemeester en wethouders schriftelijk bekend gemaakt aan alle zakelijk gerechtigden op de onroerende zaak die vermeld staan in de openbare registers, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Kadasterwet.

  • 3.

    Voordat burgemeester en wethouders over de aanwijzing een besluit nemen, vragen zij advies aan de Adviescommissie Cultuurhistorie Leiden.

  • 4.

    De zakelijk gerechtigden worden gedurende een termijn van vier weken na de bekendmaking van de agenda van de Adviescommissie Cultuurhistorie Leiden in de gelegenheid gesteld een schriftelijke reactie op het voornemen tot aanwijzing bij burgemeester en wethouders in te dienen.

  • 5.

    Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de aanwijzing als beschermd gemeentelijk monument van een onroerende zaak of terrein als bedoeld in artikel 1, sub c, onder 1 en 2, bepalen dat een nader waardestellend onderzoek wordt verricht.

  • 6.

    Dit artikel is niet van toepassing op:

    • a.

      rijksmonumenten en

    • b.

      monumenten en archeologische monumenten die zijn aangewezen op grond van de provinciale erfgoedverordening als bedoeld in 3.17, eerste lid, van de Erfgoedwet.

Artikel 5 Termijn advies en aanwijzingsbesluit

  • 1.

    De Adviescommissie Cultuurhistorie Leiden adviseert schriftelijk binnen twaalf weken na ontvangst van het verzoek van burgemeester en wethouders.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders beslissen binnen veertien weken na ontvangst van het advies van de Adviescommissie Cultuurhistorie Leiden, maar in ieder geval binnen zesentwintig weken na ontvangst van de aanvraag dan wel bekendmaking van het voornemen als bedoeld in artikel 4.2.

Artikel 6 Voorlopige aanwijzing bij spoed

  • 1.

    In spoedeisende gevallen kunnen burgemeester en wethouders zonder toepassing van artikel 4, tweede, derde en vierde lid, een onroerende zaak aanwijzen als voorlopig gemeentelijk monument.

  • 2.

    Paragraaf 2 van hoofdstuk 2 van deze verordening is van toepassing vanaf het moment dat belanghebbenden schriftelijk in kennis worden gesteld van het besluit van burgemeester en wethouders tot voorlopige aanwijzing van de onroerende zaak of terrein als gemeentelijk monument.

  • 3.

    De voorlopige aanwijzing vervalt na zesentwintig weken of zoveel eerder wanneer burgemeester en wethouders een definitief besluit nemen over de aanwijzing.

  • 4.

    Artikel 4 is bij de voorbereiding van het definitieve besluit over de aanwijzing van overeenkomstige toepassing.

Artikel 7 Bekendmaking en registratie

  • 1.

    De aanwijzing als bedoeld in artikel 4, eerste lid, en in artikel 6, eerste lid, wordt schriftelijk bekendgemaakt aan alle zakelijk gerechtigden op de onroerende zaak die vermeld staan in de openbare registers, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Kadasterwet.

  • 2.

    Zodra een aanwijzing onherroepelijk is geworden wordt deze onverwijld opgenomen in het gemeentelijk erfgoedregister.

  • 3.

    Het register bevat in ieder geval de plaatselijke aanduiding van het gemeentelijk monument, de datum van de aanwijzing en een beschrijving van het gemeentelijk monument.

Artikel 8 Wijzigen van de aanwijzing

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen de aanwijzing ambtshalve of op aanvraag van een belanghebbende wijzigen.

  • 2.

    Artikel 4, lid 2 t/m 5, alsmede artikel 5 zijn van overeenkomstige toepassing op de wijziging.

  • 3.

    Indien de wijziging naar het oordeel van burgemeester en wethouders van ondergeschikte betekenis is, blijft overeenkomstige toepassing van artikel 4, lid 2 t/m 5, alsmede artikel 5 achterwege.

  • 4.

    De inhoud en de datum van de wijziging worden in het gemeentelijk erfgoedregister aangetekend.

Artikel 9 Intrekken en vervallen van de aanwijzing

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen de aanwijzing intrekken.

  • 2.

    Indien burgemeester en wethouders de aanwijzing intrekken, zijn artikel 4, lid 2 t/m 5,

    alsmede artikel 5 van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    De aanwijzing van het gemeentelijk monument vervalt met ingang van de dag waarop het is ingeschreven in het rijksmonumentenregister of in een provinciaal erfgoedregister als bedoeld in artikel 3.17, derde lid, van de Erfgoedwet.

  • 4.

    De intrekking of het vervallen van de aanwijzing van het gemeentelijk monument wordt in

    het gemeentelijkerfgoedregister aangetekend.

Paragraaf 2: Vergunningen tot wijziging of afbraak van beschermde gemeentelijke monumenten

Artikel 10 Verbodsbepalingen en vergunning

1.Het is verboden een beschermd gemeentelijk monument te beschadigen of te vernielen of

daaraan onderhoud te onthouden dat voor de instandhouding daarvan noodzakelijk is.

  • 2.

    Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders of in strijd met bij zodanige vergunning gestelde voorschriften:

    • a.

      een beschermd gemeentelijk monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of te wijzigen;

    • b.

      een beschermd gemeentelijk monument te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een dusdanige wijze, dat het wordt aangetast, ontsierd of in gevaar gebracht.

  • 3.

    Het verbod en de vergunningplicht, als bedoeld in het tweede lid, gelden niet indien:

    • a.

      burgemeester en wethouders nadere regels stellen met betrekking tot de wijze waarop werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd of;

    • b.

      de activiteit betrekking heeft op normaal onderhoud, voor zover detaillering, profilering, vormgeving, materiaalsoort, kleur en aanleg (in geval van een tuin, park of andere aanleg) niet wijzigt of;

      c. de activiteit uitsluitend leidt tot inpandige veranderingen van een onderdeel van het monument dat uit het oogpunt van monumentenzorg geen waarde heeft.

Artikel 11 Toetsingscriterium

De vergunning kan slechts worden verleend indien het belang van de monumentenzorg zich daartegen niet verzet. Bij de beslissing houden burgemeester en wethouders rekening met het gebruik van het monument.

Artikel 12 Religieus monument

Het bevoegd gezag geeft met betrekking tot een beschermd religieus monument geen

beschikking ingevolge de bepalingen van artikel 10 dan in overeenstemming met de eigenaar,

indien en voor zover het een beschikking betreft, waarbij wezenlijke belangen van de

godsdienstuitoefening in het monument in het geding zijn.

Artikel 13 Advies van de Welstands- en Monumentencommissie Leiden

  • 1.

    Burgemeester en wethouders vragen advies aan de Welstands- en Monumentencommissie Leiden voordat zij beslissen op de aanvraag van de vergunning.

  • 2.

    Indien de aanvraag een gemeentelijk archeologisch monument betreft, dan betrekt de Welstands- en Monumentencommissie Leiden een extern deskundig senior archeoloog bij haar advies.

Artikel 14 Intrekken van de vergunning

  • 1.

    De vergunning kan door burgemeester en wethouders worden ingetrokken indien:

    • a.

      blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;

    • b.

      blijkt dat de vergunninghouder devoorwaarden als bedoeld in artikel10 niet naleeft;

    • c.

      de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd, dat het belang van het monument zwaarder dient te wegen;

    • d.

      gedurende zesentwintig weken geen handelingen zijn verricht met gebruikmaking van de vergunning;

    • e.

      de vergunninghouder hierom verzoekt en het belang van het monument zich hiertegen niet verzet.

       

Hoofdstuk 3 : Beschermde rijksmonumenten

Artikel 15 Advies omgevingsvergunning beschermd rijksmonument

Burgemeester en wethouders zenden onverwijld een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om omgevingsvergunning voor een beschermd rijksmonument als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht voor advies aan de Welstands- en Monumentencommissie Leiden (WML).

Hoofdstuk 4: Beschermde gemeentelijk stadsgezichten

Artikel 16 De aanwijzing tot beschermd gemeentelijk stadsgezicht

  • 1.

    De gemeenteraad kan, op voorstel van burgemeester en wethouders, groepen van onroerende zaken als bedoeld in artikel 1, sub e, aanwijzen als gemeentelijk beschermd stadsgezicht.

  • 2.

    Voordatde gemeenteraad over de aanwijzing een besluit neemt, vragenburgemeester en wethoudersadvies aan de Adviescommissie Cultuurhistorie Leiden. In spoedeisende gevallen kan het vragen van dit advies achterwege blijven.

  • 3.

    De aanwijzing kan geen stadsgezicht betreffen dat is aangewezen op grond van artikel 35 van de Monumentenwet 1988 of dat is aangewezen op grond van een provinciale verordening.

Artikel 17 Termijn advies en aanwijzingsbesluit en registratie in het erfgoedregister

  • 1.

    De Adviescommissie Cultuurhistorie Leiden adviseert schriftelijk binnen twaalfweken na ontvangst van het verzoek van burgemeester en wethouders.

  • 2.

    De gemeenteraad beslist binnen veertien weken na ontvangst van het advies van de Adviescommissie Cultuurhistorie Leiden, maar in ieder geval binnen zesentwintig weken na de adviesvraag.

  • 3.

    Een aangewezen gemeentelijk stadsgezicht wordt onverwijld opgenomen in het gemeentelijk erfgoedregister.

Artikel 18 Wijziging, intrekking en vervallen van de aanwijzing als beschermd gemeentelijk stadsgezicht

  • 1.

    De gemeenteraad kan, op voorstel van burgemeester en wethouders, een besluit tot

    aanwijzing als bedoeld in artikel 16, eerste lid, wijzigen of intrekken. Artikel 16, tweede lid en artikel 17, tweede lid, zijn hierop van overeenkomstige toepassing, tenzij het een aanpassing van ondergeschikte betekenis betreft of het stadsgezicht waarop de aanwijzing betrekking heeft als zodanig is tenietgegaan.

  • 2.

    Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag waarop het stadsgezicht waarop de aanwijzing betrekking heeft wordt aangewezen als:

    • a.

      beschermd stadsgezicht als bedoeld in artikel 35, eerste lid, van de Monumentenwet 1988, of

    • b.

      beschermd stadsgezicht op grond van een provinciale erfgoedverordening;

  • 3.

    Zodra de wijziging, intrekking of het vervallen van een aanwijzing onherroepelijk is geworden, wordt dat onverwijld opgenomen in het gemeentelijk erfgoedregister.

Artikel 19 Vaststellen beschermend bestemmingsplan

  • 1.

    De gemeenteraad stelt, ter bescherming van een beschermd gemeentelijk stadsgezicht, een bestemmingsplan vast als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening. Bij besluit tot aanwijzing van een beschermd gemeentelijk stadsgezicht wordt hiertoe een termijn gesteld.

  • 2.

    Bij het besluit tot aanwijzing van een beschermd gemeentelijk stadsgezicht wordt door burgemeester en wethouders bepaald in hoeverre geldende bestemmingsplannen als beschermende plannen in de zin van het eerste lid kunnen worden aangemerkt, dan wel of een beheersverordening als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening kan worden vastgesteld.

Artikel 20 Verbodsbepaling en aanvraag sloopvergunning

  • 1.

    Het is in een beschermd gemeentelijk stadsgezicht verboden om zonder omgevingsvergunning een bouwwerk geheel of gedeeltelijk te slopen.

  • 2.

    De omgevingsvergunning kan in ieder geval worden geweigerd als naar het oordeel van burgemeester en wethouders niet aannemelijk is dat op de plaats van het te slopen bouwwerk een ander bouwwerk kan of zal worden gebouwd.

  • 3.

    Het eerste lid is niet van toepassing op het slopen

    • a.

      ingevolge een verplichting als bedoeld in de artikelen 13, 13a of 13b van de Woningwet;

    • b.

      waarvoor op grond van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht geen vergunning is vereist.

Artikel 21 Intrekken van de vergunning voor sloop in beschermd gemeentelijk stadsgezicht

De vergunning kan door burgemeester en wethouders worden ingetrokken indien:

  • a.

    blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;

  • b.

    binnen een bij de vergunning te bepalen termijn na dagtekening van de vergunning geen begin met de werkzaamheden is gemaakt;

  • c.

    de werkzaamheden langer dan een in de vergunning te bepalen termijn zijn gestaakt;

  • d.

    in strijd wordt gehandeld met beperkingen waaronder de vergunning is verleend of met de voorwaarden die aan de vergunning zijn verbonden.

Hoofdstuk 5 Aanwijzing van beschermde gemeentelijke cultuurgoederen

en verzamelingen

Artikel 22 Aanwijzing als beschermd gemeentelijke cultuurgoed of beschermde gemeentelijke verzameling

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen ambtshalve besluiten een cultuurgoed dat van bijzondere cultuurhistorische of wetenschappelijke betekenis of uitzonderlijke schoonheid is en dat als onvervangbaar en onmisbaar behoort te worden behouden voor het gemeentelijk cultuurbezit en dat in eigendom is van de gemeente of dat aan de zorg van de gemeente is toevertrouwd aan te wijzen als beschermd gemeentelijk cultuurgoed.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen ambtshalve besluiten een verzameling van bijzondere cultuurhistorische of wetenschappelijke betekenis, die als geheel of door een of meer van de cultuurgoederen die een wezenlijk onderdeel van de verzameling zijn, als onvervangbaar en onmisbaar behoort te worden behouden voor het gemeentelijk cultuurbezit en die in eigendom van de gemeente is of die aan de zorg van de gemeente is toevertrouwd aan te wijzen als beschermde gemeentelijk verzameling.

  • 3.

    Voor de aanwijzing van een cultuurgoed dat of een verzameling die aan de zorg van de gemeente is toevertrouwd is toestemming van de eigenaar vereist.

  • 4.

    Over het voornemen van een aanwijzing, bedoeld in het eerste of tweede lid, alsmede over de vervreemding van een beschermd gemeentelijk cultuurgoed of een beschermde gemeentelijke verzameling of over het afstand doen van de zorg daarvoor vragen burgemeester en wethouders advies aan een commissie als bedoeld in artikel 4.18 van de Erfgoedwet.

  • 5.

    Zodra de aanwijzing van een beschermd cultuurgoed of verzameling onherroepelijk is geworden wordt het onverwijld opgenomen in het gemeentelijk erfgoedregister.

  • 6.

    Dit artikel is niet van toepassing op:

    • a.

      beschermde cultuurgoederen en beschermde verzamelingen als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet, en

    • b.

      cultureel erfgoed dat is aangewezen op grond van een provinciale erfgoedverordening als bedoeld in artikel 3.17, eerste lid, van de Erfgoedwet.

Artikel 23 Wijziging, intrekking en vervallen van de aanwijzing als beschermd gemeentelijk cultuurgoed of beschermde gemeentelijke verzameling

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen een besluit tot aanwijzing als bedoeld in artikel 22, eerste of tweede lid, ambtshalve wijzigen of intrekken. Artikel 22, vierde lid, is hierop van overeenkomstige toepassing, tenzij het een aanpassing van ondergeschikte betekenis betreft of het cultuurgoed of de verzameling waarop de aanwijzing betrekking heeft als zodanig is tenietgegaan.

  • 2.

    Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag waarop het cultuurgoed of de verzameling waarop de aanwijzing betrekking heeft wordt aangewezen als:

    • a.

      beschermd cultuurgoed of beschermde verzameling als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet, of

    • b.

      beschermd cultureel erfgoed op grond van een provinciale erfgoedverordening als bedoeld in artikel 3.17, eerste lid, van de Erfgoedwet.

  • 3.

    Zodra de wijziging, intrekking of het vervallen van een aanwijzing onherroepelijk is geworden wordt dat onverwijld opgenomen in het gemeentelijk erfgoedregister.

Hoofdstuk 6: Slot- en overgangsbepalingen

Artikel 24 Strafbepaling

Indien overtreding van enig artikel van deze verordening niet strafbaar is gesteld krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt overtreding van het bij of krachtens de in deze verordening genoemde artikelen gestraft met een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 25 Opsporingsbevoegdheid

De opsporing van de in artikel 24 strafbaar gestelde feiten is, naast de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, opgedragen aan hen die door burgemeester en wethouders met de zorg voor de naleving van deze verordening zijn belast, ieder voor zover het de feiten betreft die in de aanwijzing zijn vermeld.

Artikel 26 Binnentreden

Zo dikwijls de zorg voor de naleving van deze verordening dit vereist, wordt hierbij de machtiging verstrekt al dan niet besloten ruimten en plaatsen, met uitzondering van woningen, desnoods tegen de wil van de rechthebbende, bewoner of gebruiker, te betreden, aan hen die en voor zover zij door het bevoegd gezag belast zijn met het toezicht op de naleving van deze verordening.

Artikel 27 Intrekken oude verordening

De Monumentenverordening 2008 wordt ingetrokken.

Artikel 28 Overgangsrecht

  • 1.

    Een krachtens de Monumentenverordening 2008 aangewezen en geregistreerd gemeentelijk monument, wordt geacht aangewezen en geregistreerd te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.

  • 2.

    Aanvragen om vergunningen die zijn ingediend voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze verordening worden afgehandeld met inachtneming van de Monumentenverordening 2008.

Artikel 29 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de achtste dag na bekendmaking.

  • 2.

    Deze verordening kan worden aangehaald als Erfgoedverordening Leiden 2017.

Naar boven