Gemeenteblad van Brielle
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Brielle | Gemeenteblad 2017, 19978 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Brielle | Gemeenteblad 2017, 19978 | Verordeningen |
Verordening handhaving, maatregelen en boeten 2016.
Onderwerp: Verordening handhaving, maatregelen en boeten Brielle 2016
De raad van de gemeente Brielle;
Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 11 oktober 2016;
8, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Participatiewet, artikel 35 van de IOAW en artikel 35 van de IOAZ;
het advies van de cliëntenraad SoZaWe van 26 oktober 2016.
vast te stellen de navolgende: Verordening handhaving, maatregelen en boeten 2016.
Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen
Deze verordening verstaat onder:
Zeer ernstige misdragingen : het op een dusdanige wijze bejegenen van het college, dan wel personen die in diens opdracht de wet uitvoeren, dat deze zich op een fysieke en/of psychische wijze bedreigd voelen. Dit is krachtens artikel 9, zesde lid, een bijzondere vorm van het niet nakomen van de aan de bijstand verbonden verplichtingen.
Hoofdstuk 2: Handhaving en fraudebestrijding
Artikel 2: Opdracht aan het college
Hoofdstuk 3: Algemene bepalingen maatregelen
Artikel 3: Het besluit tot het opleggen van een maatregel
Artikel 4: Het horen van belanghebbende
Artikel 5: Berekening maatregel
Artikel 6: Afzien van een maatregel
Indien de opgelegde maatregel niet of niet geheel ten uitvoer kan worden gebracht als gevolg van beëindiging of intrekking van de bijstand wordt (het restant van) de maatregel ten uitvoer gebracht indien de belanghebbende binnen een termijn van twaalf maanden na bekendmaking van het besluit tot het opleggen van de maatregel opnieuw een bijstandsuitkering ontvangt.
Hoofdstuk 4. Niet nakomen van niet-geüniformeerde verplichtingen met betrekking tot arbeidsinschakeling
Artikel 9: Het niet of onvoldoende nakomen van arbeidsverplichtingen Participatiewet
Het niet of onvoldoende nakomen van arbeidsverplichtingen als bedoeld in de artikelen 9, 9a en 55 van de Wet worden in de volgende categorieën onderscheiden:
1˚ het zich niet tijdig laten registreren of het niet tijdig verlengen van de registratie als werkzoekende bij het UWV.
1˚ het niet of in onvoldoende mate meewerken aan het opstellen, uitvoeren en evalueren van een plan van aanpak, waaronder in ieder geval begrepen een plan van aanpak als bedoeld in artikel 44a van de Wet;
2˚ het zich niet of in onvoldoende mate houden aan de vastgestelde afspraken welke zijn opgenomen in een plan van aanpak met betrekking tot de termijnen en procedures voor ziek- en betermeldingen ingeval van re-integratieactiviteiten;
3˚ het in onvoldoende mate gebruik maken van een door het college aangeboden voorziening, waaronder begrepen sociale activering, gericht op arbeidsinschakeling, voor zover dit niet heeft geleid tot het geen doorgang vinden of tot het voortijdig beëindigen van deze voorziening;
4˚ het onvoldoende nakomen van verplichtingen als bedoeld in artikel 9, eerste lid, of artikel 55 van de Wet, voor zover het gaat om een belanghebbende jonger dan 27 jaar, gedurende 4 weken na de melding als bedoeld;
5˚ het niet of niet tijdig verschijnen op een oproep door het college of een door het college aangewezen bedrijf of instantie in verband met een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling, het uitvoeren van een tegenprestatie of een onderzoek naar de beheersing van de Nederlandse taal;
6˚ het niet of in onvoldoende mate verrichten van een tegenprestatie, waaronder begrepen het onderzoek naar de mogelijkheden tot het verrichten van een tegenprestatie;
7˚ het zich anderszins onvoldoende inzetten voor arbeidsinschakeling op grond van de artikelen 9, 9a en 55 van de Wet voor zover deze verplichtingen niet voortvloeien uit artikel 18 vierde lid van de Wet, waaronder het niet of in onvoldoende mate verkrijgen of gebruik maken van een flankerende voorziening;
8˚ het uit diens houding en gedrag door een alleenstaande ouder, die een ontheffing heeft als bedoeld in artikel 9a, eerste lid van de Wet, ondubbelzinnig laten blijken de verplichtingen als bedoeld in artikel 9, eerste lid onderdeel b niet te willen nakomen.
1˚ Het niet naar vermogen verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid, voor zover deze verplichting niet voortvloeit uit artikel 18 vierde lid van de Wet;
Artikel 10: Het niet of onvoldoende nakomen van arbeidsverplichtingen IOAW en IOAZ
Het niet of onvoldoende nakomen van arbeidsverplichtingen als bedoeld in de artikelen 37 en 38 van de IOAW en de artikelen 37 en 38 van de IOAZ worden in de volgende categorieën onderscheiden:
1˚ het zich niet tijdig laten registreren of het niet tijdig verlengen van de registratie als werkzoekende bij het UWV.
1˚ het niet of in onvoldoende mate meewerken aan het opstellen, uitvoeren en evalueren van een plan van aanpak;
2˚ het zich niet houden aan de vastgestelde afspraken welke zijn opgenomen in een plan van aanpak met betrekking tot de termijnen en procedures voor ziek- en betermeldingen ingeval van re-integratieactiviteiten;
3˚ het in onvoldoende mate gebruik maken van een door het college aangeboden voorziening voor zover dit niet heeft geleid tot het geen doorgang kunnen vinden van de voorziening of tot voortijdige beëindiging van de voorziening;
4˚ het niet of in onvoldoende mate verkrijgen of gebruik maken van een flankerende voorziening;
5˚ het niet verschijnen op een oproep voor een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling of het uitvoeren van een tegenprestatie;
6˚ het niet of in onvoldoende mate meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling of een tegenprestatie;
7˚ het niet of in onvoldoende mate verrichten van een tegenprestatie;
8˚ het uit diens houding en gedrag door een alleenstaande ouder, die een ontheffing heeft als bedoeld in artikel 38, eerste lid IOAW of artikel 38, eerste lid IOAZ, ondubbelzinnig laten blijken de verplichtingen als bedoeld in artikel 37, eerste lid onderdeel e IOAW of artikel 37, eerste lid onderdeel e IOAW niet te willen nakomen.
1˚ Het niet naar vermogen verkrijgen, behouden of aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid.
2˚ het niet gebruik maken van een door het college aangeboden voorziening waarbij dit heeft geleid tot het geen doorgang kunnen vinden van de voorziening of tot voortijdige beëindiging van de voorziening.
Artikel 11: Hoogte en duur van de maatregel
De hoogte van de maatregel bedraagt:
Hoofdstuk 5. Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid en zeer ernstige misdragingen
Artikel 12: Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid
Wanneer een belanghebbende tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan betoont wordt een maatregel opgelegd ter hoogte van:
Artikel 13: Zeer ernstige misdragingen
Een belanghebbende die zich zeer ernstig misdraagt tegenover personen en instanties die belast zijn met de uitvoering van de Wet, de IOAW en IOAZ wordt een maatregel opgelegd ter hoogte van:
Hoofdstuk 6. Niet nakomen van de geüniformeerde verplichtingen met betrekking tot arbeidsinschakeling en re-integratie
Artikel 14: Hoogte en duur van de maatregel
Wanneer een belanghebbende zich niet onderwerpt aan een door het college verplicht gestelde behandeling van medische aard, als bedoeld in artikel 55 van de Wet, noodzakelijk voor het naar vermogen verkrijgen, behouden of aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid wordt een maatregel opgelegd van 100% gedurende 1 maand;
Wanneer bijzondere omstandigheden dit rechtvaardigen kan de maatregel als bedoeld in het tweede lid, voor zover het een gedraging betreft als bedoeld in artikel 18, vierde lid onderdeel c, d, e en f worden toegepast over drie opeenvolgende maanden, waarbij aan iedere maand een derde van de maatregel wordt toebedeeld.
Hoofdstuk 7. Samenloop en recidive
Artikel 15: Samenloop van gedragingen
Wanneer er sprake is van één gedraging die schending oplevert van meerdere in deze verordening of de in artikel 18, vierde lid, van de Participatiewet genoemde verplichtingen, wordt één maatregel opgelegd. Voor het bepalen van de hoogte en duur van de maatregel wordt uitgegaan van de gedraging waarop de hoogste verlaging is gesteld.
Wanneer er sprake is van meerdere verplichtingen die schending opleveren van één of meerdere in deze verordening of artikel 18, vierde lid, van de Participatiewet genoemde verplichtingen, wordt voor iedere gedraging een afzonderlijke maatregel opgelegd. Deze maatregelen worden gelijktijdig opgelegd, tenzij dit gelet op de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en de omstandigheden van de belanghebbende niet verantwoord is.
Wanneer er sprake is van één gedraging die schending oplevert van zowel een in deze verordening of artikel 18, vierde lid, van de Participatiewet genoemde verplichting alsmede een in artikel 17, eerste lid, van de Participatiewet genoemde verplichting, wordt geen maatregel opgelegd, voor zover voor die gedraging een bestuurlijke boete wordt opgelegd.
Wanneer er sprake is van meerdere gedragingen die schending opleveren van zowel een in deze verordening of artikel 18, vierde lid, van de Participatiewet genoemde verplichting alsmede een in artikel 17, eerste lid, van de Participatiewet genoemde verplichting, voor zover voor die gedragingen geen bestuurlijke boete wordt opgelegd, wordt voor iedere gedraging een afzonderlijke maatregel opgelegd, tenzij dit gelet op de ernst van de verplichting, de mate van verwijtbaarheid en de omstandigheden van de belanghebbende niet verantwoord is.
Hoofdstuk 8. Blijvende en tijdelijke weigering IOAW en IOAZ
Artikel 17: Samenloop bij weigeren bijstand IOAW en IOAZ
Wanneer er sprake is van een gedraging die schending oplevert van een in deze verordening genoemde verplichting, wordt geen maatregel opgelegd, voor zover het college de inkomensvoorziening op grond van artikel 20, eerste lid van de IOAW of artikel 20, eerste lid van de IOAZ tijdelijk of blijvend weigert.
Artikel 18: Verrekenen recidiveboete
Artikel 19: Eerder opgelegde bestuurlijke boetes
Artikel 18 is van overeenkomstige toepassing op de verrekening van de bestuurlijke boete, bedoeld in artikel 18a, eerste lid van de wet of artikel 20 a eerste lid van de IOAW/IOAZ , indien en voor zover deze boete nog niet is betaald op het moment van verrekening van de recidiveboete.
Het college van burgemeester en wethouders kan in bijzondere gevallen ten gunste van belanghebbende gemotiveerd afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing ervan leidt tot kennelijke onredelijkheid en/of onbillijkheid.
Deze verordening treedt in werking op 17 november 2016
Artikel 22: Intrekken oude verordening
Door vaststelling van deze verordening wordt de verordening handhaving, maatregelen en boeten Brielle 2015 ingetrokken.
Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening handhaving, maatregelen boeten Brielle 2016
Aldus besloten door de gemeenteraad van Brielle
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2017-19978.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.