Gemeenteblad van Bunschoten
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Bunschoten | Gemeenteblad 2017, 198576 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Bunschoten | Gemeenteblad 2017, 198576 | Verordeningen |
Huisvestingsverordening 2018 - 2021 van de gemeente Bunschoten
Woonruimteverdeling en Urgentie
De raad van de gemeente Bunschoten;
Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 12 september 2017, nr. 1123149.
Gelet op de artikelen 4, eerste lid, aanhef en onder a en b, 5,7,9 tot en met 14,17,20 tot en met 22, 24 en 35 van de Huisvestingswet 2014;
Overwegende dat het gewenst is regels te stellen om tot een evenwichtige en rechtvaardige verdeling van de beschikbare woonruimte in de gemeente Bunschoten te komen;
Overwegende dat in de gemeente Bunschoten sprake is van schaarste van sociale huurwoningen, zoals onderbouwd in de toelichting op deze verordening;
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
In deze verordening wordt verstaan onder:
mantelzorg: hulp ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen opvang, jeugdhulp, het opvoeden en opgroeien van jeugdigen en zorg en overige diensten als bedoeld in de Zorgverzekeringswet, die rechtstreeks voortvloeit uit een tussen personen bestaande sociale relatie en niet wordt verleend in het kader van een hulpverlenend beroep.
wet: Huisvestingswet 2014;
woningcorporatie: toegelaten instelling als bedoeld in artikel 19 van de Woningwet die feitelijk werkzaam is in de gemeente;
huisvestingsvergunning: de vergunning als bedoeld in artikel 7 eerste lid en artikel 8 van de Huisvestingswet. Gemeentelijke toestemming om woonruimte in gebruik te nemen voor bewoning;
Economische binding: de situatie dat de woningzoekende met het oog op de voorziening in het bestaan een redelijk belang heeft zich in de woningmarktregio te vestigen. Hieronder wordt verstaan het duurzaam (tenminste 19 uur per week) verrichten van arbeid binnen of vanuit de woningmarktregio. Er moet eveneens sprake zijn van een duurzame relatie tussen arbeid en betrokken gebied. Het duurzaam volgen van een dagopleiding in de woningmarktregio wordt hiermee gelijk gesteld;
Maatschappelijke binding: De situatie dat de woningzoekende een redelijk, met de plaatselijke samenleving verband houdend belang heeft zich in de woningmarktregio te vestigen. Hieronder wordt in deze verordening verstaan de ingezetene die gedurende tenminste één jaar onafgebroken in de basisregistratie personen (Brp) van één van de gemeenten in de woningmarktregio is ingeschreven en in die gemeente daadwerkelijk zijn/haar hoofdverblijf heeft conform de wet Brp, de woningzoekende die gedurende de voorafgaande tien jaar tenminste zes jaar onafgebroken ingezetene is geweest van de woningmarktregio en de mantelzorger die conform de definitie uit deze verordening, mantelzorg verleent aan een inwoner van de woningmarktregio;
Huishoudinkomen: gezamenlijke verzamelinkomens als bedoeld in artikel 2.3 van de Wet op de inkomstenbelasting 2001 van de aanvragers van een huisvestingsvergunning voor een bij huisvestingsverordening aangewezen woonruimte, met uitzondering van kinderen in de zin van artikel 4 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, met dien verstande dat in het eerste lid van dat artikel voor «belanghebbende» telkens wordt gelezen «aanvrager»;
toegelaten instelling: instelling als bedoeld in artikel 70 van de Woningwet;
Vergunninghouder: vreemdeling die in Nederland een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft aangevraagd en als gevolg daarvan een verblijfsvergunning heeft ontvangen als bedoeld in artikel 8, onderdeel a, b, c, of d, van de Vreemdelingenwet 2000.
HOOFDSTUK 2. TOEPASSINGSBEREIK VERGUNNINGSPLICHT
Een woonruimte met een huurprijs beneden de huurtoeslaggrens als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag, mag niet zonder huisvestingsvergunning in gebruik gegeven en genomen worden in die gevallen, waarbij een woningzoekende voor de gemeente Bunschoten in aanmerking komt voor de desbetreffende woonruimte;
HOOFDSTUK 3 WOONRUIMTEVERDELING
Artikel 4 Aanwijzing categorie woningen waarvoor urgentie geldt
Voor woonruimten met een huurprijs beneden de huurtoeslaggrens als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag, kunnen woningzoekenden worden aangewezen als urgent.
Het eerste lid is niet van toepassing op:
woonruimte als bedoeld in artikel 15, eerste lid, onder a tot en met c, van de Leegstandwet;
Artikel 4.1 Toekenning urgentie
Bij meerdere aanmeldingen van urgentiekandidaten voor een bepaalde leeggekomen woning vindt volgordebepaling plaats als volgt:
In die gevallen waarbij de urgentiekandidaat, in het kader van de uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning, een verklaring heeft voor één specifieke vooraf aangewezen woning zoals bedoeld in dit artikel, lid 3, sub c, gaat deze kandidaat voor op andere urgentiekandidaten.
Artikel 4.2 Aanvragen van een urgentieverklaring
De in lid 6 van dit artikel genoemde vergoeding is niet van toepassing op de in artikel 12, lid 3, van de wet genoemde woningzoekenden.
Artikel 4.3 Criteria voor urgentieverklaring
Aanleiding voor verlening van een urgentieverklaring als vermeld in artikel 4.1 kan bestaan in de volgende situaties, waarbij voldaan wordt aan de daarbij gestelde criteria:
Doelgroepen op grond van wetgeving of dwingend beleidsmatige redenen, waartoe in ieder geval behoren:
woningzoekenden die mantelzorg als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning verlenen of ontvangen. Daarbij moet worden aangetoond dat door verhuizing van de mantelzorgverlener of -ontvanger de mantelzorger beter in staat is om de mantelzorg te blijven bieden en het gebruik van een mantelzorgwoning aantoonbaar geen oplossing biedt;
Van medische indicatie is sprake indien, op advies van een door burgemeester en wethouders in te schakelen onafhankelijk medisch adviesorgaan, is vastgesteld dat -in afwijking van de reguliere methode- een snellere oplossing van het huisvestingsprobleem uit medisch oogpunt noodzakelijk is. Voor het verkrijgen van een medische indicatie wordt de procedure gevolgd als genoemd in bijlage 1 en is de vermogenstoets in bijlage 3 van toepassing.
Van een sociale indicatie kan sprake zijn in de volgende situaties:
Van echtscheiding in de sfeer van urgentie bij de afgifte van een huisvestingsvergunning is slechts sprake, indien:
het huishouden (ad c) waartoe het minderjarige kind behoort/de minderjarige kinderen behoren, het recht dan wel de mogelijkheid de echtelijke woning te blijven bewonen ontbeert. De woning moet dus noodgedwongen worden verlaten en er is geen mogelijkheid om zelfstandig te voorzien in alternatieve woonruimte; en
Er kan slechts één urgentie per scheidend echtpaar/koppel worden verleend. Deze wordt verleend aan die ouder die daadwerkelijk de dagelijkse zorg voor het minderjarig kind/de minderjarige kinderen op zich neemt. In geval van co-ouderschap bij verzorging van de kinderen is het hoofdverblijf van een kind leidend bij een beoordeling voor urgentie. Voor het verkrijgen van deze indicatie wordt de procedure gevolgd als genoemd in bijlage 1 en is de vermogenstoets in bijlage 3 van toepassing.
Bij onaanvaardbare situaties moet het gaan om ernstige, levensbedreigende problemen in de relatie tot de huidige woning, waarbij naar het oordeel van burgemeester en wethouders geen andere mogelijkheid bestaat om het woonruimteprobleem op te lossen. Burgemeester en wethouders bepalen wanneer sprake is van een onhoudbare situatie.
Voor het verkrijgen van een sociale indicatie wordt de procedure gevolgd als genoemd in bijlage 1 en worden de criteria toegepast als genoemd in bijlage 2 en is de vermogenstoets in bijlage 3 van toepassing.
Artikel 4.4 Actieve en brede opstelling urgentiekandidaten
Woningzoekenden die beschikken over een urgentieverklaring op grond van artikel 4.1, lid 3 dienen na de datum van urgentieverlening zelf actief en breed te reageren op vrijkomende passende woonruimte.
HOOFDSTUK 5 VERDERE BEPALINGEN
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in gevallen waarin de toepassing van deze verordening naar hun oordeel tot een bijzondere hardheid leidt ten gunste van de aanvrager af te wijken van deze verordening. Bij hun oordeel zullen zij zich uitsluitend laten leiden door overwegingen betrekking hebbende op de evenwichtige en rechtvaardige verdeling van schaarse woonruimte. Een urgentie huisvesting die wordt verleend op basis van de hardheidsclausule is alleen geldig in de gemeente van afgifte.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de uitoefening van bevoegdheden krachtens hoofdstuk 3 en 4 te mandateren aan de partijen die met de uitvoering van de woonruimteverdeling belast zijn.
Artikel 5.3 Status toelichting en bijlagen
De bij deze verordening behorende toelichting en bijlagen worden geacht een onlosmakelijk deel uit te maken van de verordening.
Artikel 5.4 Bestuurlijke boete
Overtreding van het verbod bedoeld in de artikel 8 van de Huisvestingswet, kan worden beboet met een bestuurlijke boete.
De boete voor overtreding van artikel 8, eerste lid van de wet bedraagt voor de eerste overtreding € 350,- en voor herhaalde overtreding binnen drie jaar € 1.000,-.
De boete voor overtreding van artikel 8 tweede lid van de wet bedraagt voor de eerste overtreding € 3.000,- en voor herhaalde overtreding binnen 3 jaar € 4.500,-.
Deze verordening kan worden aangehaald als Huisvestingsverordening 2018 - 2021 van de gemeente Bunschoten.
Artikel 6.2 Inwerkingtreding en intrekking
Op de datum van inwerkingtreding vervalt de Urgentieverordening 2017 van de gemeente Bunschoten;
De intrekking van de Urgentieverordening Bunschoten 2017 heeft geen gevolgen voor de geldigheid van vergunningen of ontheffingen -hoe ook genaamd- dan wel krachtens die verordening gestelde beleidsregels, voorschriften en beperkingen -hoe ook genaamd;
Op een aanvraag voor vergunning of ontheffing, een verzoek om inschrijving, verlening van urgentie of toestemming anderszins, welke is ingediend voor het tijdstip waarop deze verordening van kracht wordt en waarop op genoemd tijdstip nog niet onherroepelijk is beschikt, blijven de bepalingen van de urgentieverordening 2017 die golden op het moment van indiening van het verzoek van toepassing, tenzij de aanvrager de wens te kennen geeft dat de gewijzigde bepalingen worden toegepast.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Bunschoten van 26 oktober 2017
de plv. griffier,
M. de Graaf
de voorzitter,
M. van de Groep
TOELICHTING HUISVESTINGSVERORDENING
Op 1 januari 2014 is de Huisvestingswet 2014 in werking getreden. De Huisvestingswet 2014 biedt gemeenten instrumenten om te sturen in de woonruimteverdeling en in wijzigingen in samenstelling van de woningvoorraad. Een huisvestingsverordening kan bestaan uit drie onderdelen: woonruimteverdeelregels, urgentieregels en regels voor wijzigingen in samenstelling van de voorraad. In deze verordening van de gemeente Bunschoten worden alleen woonruimteverdeelregels en urgentieregels vastgesteld.
De belangrijkste punten uit de nieuwe wet zijn:
De overheid mag alleen nog sturen in de woonruimteverdeling door middel van een huisvestingsverordening, in convenanten tussen gemeenten en corporaties mogen geen woonruimteverdeelregels meer zijn opgenomen. Gemeenten mogen geen ‘nadere regels’ (beleidsregels) meer opstellen bij een huisvestingsverordening. De beleidsregels zijn daarom nu geïntegreerd in de huisvestingsverordening.
De bindingseisen vervallen. Met een verordening kan voor een deel van de vrijkomende voorraad wel voorrang worden gegeven aan mensen met een regionale of lokale binding. De wet maakt het mogelijk dat maximaal 50% van de vergunningplichtige woonruimte met voorrang kan worden aangeboden aan huishoudens met binding aan de regio en maximaal de helft daarvan met voorrang aan huishoudens met binding aan de gemeente.
Een urgentieregeling kan ook worden opgesteld als er geen sprake is van schaarste. Gemeenten zijn vrij om urgentiecategorieën te bepalen, maar áls de gemeente een urgentieregeling hanteert, dan zijn drie urgentiecategorieën verplicht: woningzoekenden die verblijven in een voorziening voor tijdelijke opvang voor personen die hun woning hebben moeten verlaten in verband met relationele problemen of geweld, woningzoekenden die mantelzorg ontvangen of verlenen.
In de gemeente Bunschoten is sprake van schaarste aan huurwoningen tot aan de liberalisatiegrens. Dit onderbouwen wij als volgt.
TOELICHTING ALGEMENE BEPALINGEN
Het aantal definities van artikel 1 is beperkt aangezien de wet (in artikel 1) al een flink aantal definities kent die ook bindend zijn voor deze verordening. Voor de duidelijkheid zijn een aantal belangrijke wettelijke definities in dit artikel weergegeven.
TOELICHTING DE VERGUNNINGSPLICHTIGE VOORRAAD
Deze bepalingen zijn een uitwerking van artikel 7 van de wet, waarin is bepaald dat de gemeenteraad in de verordening categorieën goedkope woonruimte kan aanwijzen die niet voor bewoning in gebruik mogen worden genomen of gegeven als daarvoor geen huisvestingsvergunning is verleend.
TOELICHTING WOONRUIMTEVERDELING
Gelet op vorenstaande concluderen wij dat er in Bunschoten gesproken kan worden van schaarste op de sociale woningmarkt. Dit maakt het mogelijk om woonruimteverdeelregels te hanteren. In de woonruimteverdeelregels is lokaal maatwerk opgenomen.
In deze artikelsgewijze toelichting worden enkel die bepalingen die nadere toelichting behoeven behandeld.
Artikel 3.1 Aanbod van woonruimte
De verordening heeft betrekking op alle zelfstandige huurwoningen onder de huurliberalisatiegrens. Koopwoningen mogen niet meer onder een verordening vallen. Met de huisvestingsvergunning (zie artikel 2) wordt geregeld dat huurwoningen onder de huurtoeslaggrens terecht komen bij doelgroepen met een inkomen onder de voor woningcorporaties geldende inkomensgrens van € 36.165 (prijspeil 2017). Verder moeten woningzoekenden Nederlander zijn of beschikken over een geldige verblijfstitel.
Artikel 3.2 Bekendmaking aanbod van woonruimte
De corporaties zijn verantwoordelijk voor het inschrijfsysteem. Iedereen kan zich inschrijven. De corporaties leggen bepaalde gegevens vast en verstrekken een inschrijfbewijs. Verder is bepaald dat het woningaanbod kosteloos digitaal moeten worden bekendgemaakt en aangeboden door middel van het aanbod model. In bijzondere gevallen kan worden toegewezen door middel van directe toewijzing. Deze gevallen zijn specifiek in de verordening benoemd.
Artikel 3.3 Labeling woningen voor bepaalde doelgroepen
Bepaalde woningen zijn meer geschikt voor bepaalde doelgroepen dan andere.
Artikel 3.4 Voorrang bij economische of maatschappelijke binding
De schaarste en de maatregelen die daartegen worden genomen vanuit de aangepaste woonvisie, maken het mogelijk om voor ten hoogste 50% van het woningaanbod voorrang te geven aan woningzoekenden met een economisch of maatschappelijk binding aan de woningmarktregio.
Dit gebied omvat de gemeenten Amersfoort, Baarn, Bunschoten, Eemnes, Leusden, Nijkerk, Soest en Woudenberg. Bij ten hoogste de helft van dit woningaanbod kan voorrang worden gegeven aan woningzoekenden met een economische of maatschappelijk binding aan Bunschoten. De bindingseisen zijn geen toelatingscriterium meer voor de huisvestingsvergunning maar een rangordecriterium.
Artikel 3.5 Voorrang van een bepaalde aard, grootte of prijs
Dit artikel maakt het mogelijk om bepaalde categoriën woningen aan te wijzen, waarvoor het college een specifieke manier van toewijzing geregeld wil hebben. In dit geval zijn nieuwbouwwoningen die voor het eerst worden toegewezen benoemd. De insteek is om hierover in overleg met de woningcorporaties nadere toewijzingsregels vast te stellen om o.a de doorstroming te bevorderen.
Artikel 3.6 Rangorde woningzoekenden
Dit artikel beschrijft de rangorde van toewijzing waarbij o.a. urgenten altijd nog voorrang hebben op andere woningzoekenden. De rangorde binnen urgenten is beschreven in artikel 4.1.4.
Artikel 3.7 Vruchteloze aanbieding
Dit bevat de vruchteloze aanbiedingsprocedure, waarbij na twee keer vruchteloos adverteren de woning kan worden toegewezen waarbij van de doelgroepbepaling en van de rangordebepalingen kan worden afgeweken.
In de verordening is het experimenten artikel opgenomen. Dit geeft de mogelijkheid tijdelijk af te wijken van de verordening. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een experiment om doorstroming te bevorderen.
Geconstateerd wordt dat er categorieën woningzoekenden zijn die zodanig urgent zijn dat zij bij voorrang moeten worden geholpen. Op grond van de wet is een urgentieverordening of huisvestingsverordening met urgentiecriteria hiervoor het instrument. Daarom is in deze verordening geregeld dat het college aan in de gemeente Bunschoten ingeschreven woningzoekenden een urgentie kan toekennen. De verordening regelt de procedure voor het indienen van een aanvraag, de behandeling van een aanvraag en de uiteindelijke beslissing.
Algemene uitgangspunten en randvoorwaarden
De eigen verantwoordelijkheid van de woningzoekende staat voorop. Deze bepaalt zelf of hij/zij al dan niet wil verhuizen en naar welke woonruimte/woonbuurt/gemeente door te reageren op aanbiedingen op WoningnetEemvallei
Om aan de grote vraag te kunnen voldoen moeten zoveel mogelijk woningen in het nieuwe woningsysteem beschikbaar te komen voor alle woningzoekenden. Dit systeem werkt goed en rechtvaardig als er zo weinig mogelijk uitzonderingen worden gemaakt. De wetgever heeft bepaald dat als een gemeente in een verordening urgentie regelt dit in ieder geval geldt voor de categorieën mantelzorgers en personen die vanwege huiselijk geweld de gezamenlijke woning hebben moeten verlaten. Nu de wettelijke urgentie voor vergunninghouders (statushouders) komt te vervallen, wordt deze categorie door de raad geschaard onder automatische urgentie op basis van dwingend beleidsmatige redenen. Ze behouden daarmee dezelfde status als voorheen wettelijk was geregeld.
Daarnaast wordt een beperkt aantal woningzoekenden voorrang gegeven door hem/haar urgent te verklaren.
Voor het toekennen van urgentie is een aantal criteria vastgelegd in deze verordening. Het hoofduitgangspunt is dat een urgentieverklaring alleen wordt toegekend indien sprake is van een noodsituatie op het gebied van het wonen, die het noodzakelijk maakt dat direct dan wel op korte termijn (binnen zes maanden), maar uiterlijk binnen 12 maanden een (andere) woonruimte beschikbaar komt.
Verder worden de volgende algemene uitgangspunten en randvoorwaarden gehanteerd:
Ter verduidelijking wordt in bijlage 1 de ‘procedure aanvragen medische en sociale urgentie’ toegelicht en wordt in bijlage 2 de uitwerking van een aantal criteria voor toekenning van een sociale indicatie uiteengezet. In bijlage 3 tenslotte wordt uitleg gegeven aan het financiële criterium, de vermogenstoets.
Artikel 4 Aanwijzing categorie woningen waarvoor urgentie geldt
Hiermee wordt de groep woningen aangemerkt waarvoor urgentie van toepassing kan worden verklaard. Het betreffen de sociale huurwoningen met een huurprijs beneden de huurtoeslaggrens.
Artikel 4.1 Toekenning urgentie
Voorrang bij woonruimte van een bepaalde aard, grootte of prijs. Deze bepaling is een uitwerking van artikel 11 van de wet, waarin is bepaald dat de gemeenteraad in de verordening kan bepalen dat voor een of meer daarbij aangewezen categorieën woonruimte in verband met aard, grootte of prijs van die woonruimte bij het verlenen van huisvestingsvergunningen voorrang wordt gegeven aan een daarbij aangewezen gedeelte van de overeenkomstig artikel 10, eerste lid, van de wet (artikel 2 van de verordening) aangewezen categorieën woningzoekenden.
De wet biedt de mogelijkheid een urgentieregeling op te stellen, ook wanneer geen sprake is van schaarste aan goedkope woonruimte (artikel 12 van de wet). Ook zonder schaarste kan er immers behoefte bestaan om sommige woningzoekenden met voorrang te kunnen huisvesten. In de urgentieverordening kan overeenkomstig artikel 12 van de wet bepaald worden dat voor een of meer daarbij aangewezen categorieën woonruimte -welke niet dezelfde hoeven te zijn als aangewezen in artikel 3 van de verordening- bij het verlenen van huisvestingsvergunningen voorrang wordt gegeven aan woningzoekenden waarvoor de voorziening in de behoefte aan woonruimte noodzakelijk is.
De bepalingen in dit artikel zijn een uitwerking van artikel 13 van de wet, waarin is bepaald dat burgemeester en wethouders beslissen over de indeling van woningzoekenden in de urgentie-categorieën. Hierbij is expliciet bepaald dat burgemeester en wethouders van deze bevoegdheid mandaat kunnen verlenen (artikel 13 lid 1 van de wet)
In het vierde lid van dit artikel is, in aansluiting op de urgentieregels van deze verordening, een rangorde voor toewijzing van woonruimte gegeven voor de gevallen waarin er meer dan één gegadigde is voor een bepaalde woonruimte.
Urgentie is uitsluitend bedoeld voor ingezetenen (met uitzondering van de in artikel 12 van de wet aangewezen woningzoekenden). Om deze reden is lid 5 van dit artikel opgenomen.
In het achtste lid van dit artikel is bepaald dat, als de urgentiekandidaat zich actief en breed heeft opgesteld conform artikel 4.4 en dit niet geleid heeft tot woningtoewijzing binnen de urgentietermijn, het college kan besluiten de urgentieverklaring te verlengen tot de eerstvolgende passende en geschikte woonruimte. Het college zal dat alleen kunnen doen als er geen aantoonbare passende of geschikte woonruimte binnen de urgentietermijn voorhanden is geweest. Passend wil daarbij zeggen dat een woning past bij de grootte en het inkomen van het huishouden.
Artikel 4.2 Aanvragen van een urgentieverklaring
Bij aanvragen op zowel sociale als medische gronden kan het college nader advies opvragen bij derden. Om de woningzoekende te activeren eerst zelf woonruimte te zoeken, moet deze bovendien minimaal één maand als woningzoekende ingeschreven staan (derde lid).
De woningzoekende heeft in principe een eigen verantwoordelijkheid als het gaat om het vinden van andere woonruimte. In veel gevallen kan er binnen een redelijke termijn worden voorzien in de woningbehoefte, maar het is aan de woningzoekende zelf om te reageren op het woningaanbod. In de praktijk komt het nogal eens voor dat een woningzoekende denkt in aanmerking te komen voor een voorrangsverklaring, maar nog niet eens heeft gereageerd op geadverteerde woningen. Zelfs staat de betreffende persoon in een aantal gevallen nog niet eens ingeschreven als woningzoekende. Het is in de laatstbedoelde gevallen geen uitzondering dat zo iemand zich laat registreren als woningzoekende en dezelfde avond bij de Woonruimtecommissie ter vergadering verschijnt om voorrang aan te vragen.
Er zijn altijd gevallen denkbaar dat het hanteren van deze minimale inschrijvingsduur onredelijk zou zijn. Op grond van artikel 5.1 (hardheidsclausule) kan dan ook in voorkomende gevallen van dit derde lid worden afgeweken.
Temslotte kan er niet meerdere malen op dezelfde gronden urgentie worden aangevraagd.
Artikel 4.3 Criteria voor urgentieverlening
In dit artikel zijn de criteria vastgelegd volgens welke de urgent woningzoekenden worden ingedeeld in urgentiecategorieën. Personen die in blijf-van-mijn-lijfhuizen verblijven en woningzoekenden die mantelzorg verlenen of ontvangen, behoren in ieder geval tot de urgente woningzoekenden (artikel 12, derde lid, van de wet). Deze groepen kunnen dus niet van indeling in een urgentiecategorie worden uitgesloten. Dit geldt voor alle gemeenten, dat wil zeggen dat een woningzoekende die valt onder deze verplichte urgentiecategorieën in elke gemeente met urgentie moet worden behandeld. Bij mantelzorgers is er voor gekozen aanvullende voorwaarden ten aanzien van de mantelzorg te stellen, aangezien niet iedere mantelzorgverlener of -ontvanger onder urgent behoeft te vallen. Vergunninghouders krijgen vanwege dwingend beleidsmatige redenen in de gemeente Bunschoten dezelfde status als urgente woningzoekende.
Voorts is bepaald dat de gemeenteraad in de verordening stelt op welke gronden urgentie kan worden aangevraagd. Voor een advies als bedoeld in het tweede lid, kunnen burgemeester en wethouders bij een verzoek om een medische indicatie een medisch adviseur aanwijzen die de Woonruimtecommissie adviseert, met inachtneming van de vermogenstoets in bijlage 3 bij deze verordening. De Woonruimtecommissie kan ook bij aanvragen op sociale gronden, bedoeld in lid 3 nader advies inwinnen bij een onafhankelijk orgaan. De procedure van de aanvragen conform het tweede en derde lid is beschreven in bijlage 1, behorend bij deze verordening.
Urgentie wordt in principe pas verleend na een positieve indicatie en na een vermogenstoets. Uitgangspunt is dat eerst eigen middelen worden ingezet, alvorens urgentie wordt verstrekt. Dat kan zijn door het huren op de particuliere woningmarkt of het kopen van een andere woning, hetzij het aanpassen van de bestaande woning. Op deze wijze wordt de druk op de huurwoningmarkt verlicht.
Voor het verkrijgen van een urgentie op sociale gronden ex artikel 4.3 lid 3B (onaanvaardbare situaties) van deze verordening worden de criteria toegepast volgens bijlage 2 en 3, behorend bij deze verordening.
Bijlagen 1, 2 en 3 van deze verordening zijn niet van toepassing op de doelgroepen op grond van wetgeving of dwingend beleidsmatige redenen volgens het eerste lid van dit artikel
Artikel 4.4 Actieve en brede opstelling urgentiekandidaten
Om hun urgentiestatus te behouden dienen urgenten zich breed en actief op te stellen.
Woningzoekenden met een urgentieverklaring die zelf reageren op vrijkomende woningen krijgen voorrang op de overige woningzoekenden en komen zo versneld aan de beurt. Zij moeten zich hierbij actief en flexibel ofwel breed opstellen. De vraag is echter: wat is een actieve opstelling en wat is een brede opstelling?
Een brede opstelling wil zeggen dat de urgentiekandidaat reageert op alle woningen die voldoen aan de gestelde criteria in de urgentieverklaring ten aanzien van het woningtype, het aantal personen en de huurprijs. In principe speelt locatievoorkeur daarbij geen rol. Het gaat immers om de versnelde oplossing van een woonprobleem en dus niet om bevordering van de wooncarrière. Er zijn echter situaties denkbaar dat het vanuit sociaal oogpunt niet redelijk is van de urgentiekandidaat te verlangen dat deze reageert op een bepaalde, in principe passende, woning die echter op een voor hem ongewenste locatie is gesitueerd. Denkbaar is bijvoorbeeld de situatie voor ouderen dat zij niet naar een woning in een complex of buurt verhuizen waar alleen jongeren wonen. De Woonruimte-commissie dient dergelijke, mogelijk relevante informatie over een passende woning binnen een passende woonomgeving (wijk of complex) mee te wegen in de advisering aan het college. De urgentieverklaring kan, indien van toepassing, dan aangeven welke wijken of complexen in ieder geval als passend worden beschouwd.
Ten aanzien van de actieve opstelling: dit ligt in het verlengde van een brede opstelling. Men moet altijd actief reageren op passend woningaanbod.
Artikel 4.5 Intrekking en het vervallen
Lid 1 van dit artikel onder e sluit aan bij artikel 4.4: bij het achterwege blijven van een brede en actieve opstelling kunnen burgemeester en wethouders de urgentieverklaring intrekken.
Conform artikel 13, lid 1, van de wet, zijn burgemeester en wethouders bevoegd de uitvoering van de bevoegdheden, zoals aangegeven in de hoofdstukken 3 en 4 van deze verordening, i.e. het verstrekken van huisvestingsvergunningen en urgentieverklaringen, te mandateren aan de partijen die met de uitvoering van de woonruimteverdeling belast zijn.
Artikel 6.5 Wijziging bijlagen
De drie bijlagen bij de verordening: de procedure voor het aanvragen van een medische of sociale indicatie (bijlage 1), de uitwerking van de criteria voor het toekennen van een sociale indicatie (bijlage 2) en de vermogenstoets (bijlage 3) zijn uitvoeringsgericht. Dit is de reden waarom burgemeester en wethouders de bevoegdheid moeten hebben om deze te wijzigen op grond van praktijkervaringen.
Bijlage 1: Procedure aanvragen medische en sociale indicatie
De “Regeling commissies van advies aan het college 2011” omvat ook de regels op hoofdlijnen met betrekking tot de Woonruimtecommissie. In de praktijk adviseert de Woonruimtecommissie het college van burgemeester en wethouders over aanvragen om urgentie op medische of sociale gronden of een combinatie daarvan (artikel 4.3, lid 2 en 3 van de verordening). De Woonruimtecommissie vergadert maandelijks in het gemeentehuis en houdt daar ook spreekuur. Onderstaande richtlijnen beogen de aanvragen om urgentie van de meest voorkomende urgenties te stroomlijnen, zodat er een voor alle betrokken partijen eenduidige procedure (inclusief termijnen van orde) ontstaat.
Medische indicatie (art. 4.3, lid 2)
Woningzoekenden kunnen een aanvraag voor een medische indicatie tot verhuizing indienen bij het Zorgloket. Het Zorgloket stuurt de aanvraag door naar het gecontracteerde onafhankelijk medisch adviesorgaan. In 2015 is dat Trompetter en Van Eeden, Huis ter Heide. De procedure:
De aanvrager dient de aanvraag te komen toelichten in de eerstvolgende vergadering van de Woonruimtecommissie. De Woonruimtecommissie heeft op deze wijze de gelegenheid om rekening te houden met eventuele persoonlijke omstandigheden bij het bepalen van wat een ‘passende of geschikte’ woning is voor de aanvrager;
Bijlage 2: Uitwerking criteria voor toekenning voorrang op sociale gronden
Ter verduidelijking wordt hieronder een aantal voorbeelden gegeven van omstandigheden, waarbij de aanvrager in het algemeen NIET in aanmerking komt voor een urgentie.
De verordening omschrijft in artikel 4.3 lid 3 wanneer sprake is van sociale indicatie: "indien is vastgesteld dat, in afwijking van de reguliere methode, een snellere oplossing van het huisvestingsprobleem vanuit sociaal oogpunt noodzakelijk is". Deze omschrijving is zodanig breed en voor velerlei uitleg vatbaar gebleken in de praktijk dat het wenselijk is om hier enige uitwerking aan te geven. De voorwaarden voor het verkrijgen van urgentie wegens echtscheiding/beëindiging samenleving (ook een sociale indicatie) worden hier niet nogmaals vermeld, deze staan beschreven in de verordening (artikel 4.3 lid 3A).
Onderstaande opsomming van criteria is niet limitatief. Maatwerk blijft in voorkomende gevallen mogelijk. Daarnaast is bijlage 3 van toepassing.
Hiervoor wordt allereerst verwezen naar de artikelen 4.4 (actieve en brede opstelling urgentiekandidaten en 4.5 (intrekking en het vervallen) van de verordening met de bijbehorende toelichting. Verder is een indicatie niet bedoeld om ‘wooncarrière’ te maken.
Toets vooraf (door de Woonruimtecommissie i.o.m. Het Gooi)
1. Eigen mogelijkheden op de woningmarkt
Het is van belang om het woonruimteverdeling systeem niet onnodig te verstoren door het gemakkelijk verstrekken van urgentieverklaringen. Immers, het hebben van voldoende vrijkomende woningen is een hiervan onafhankelijke factor, maar tegelijk wel een belangrijke voorwaarde om het urgentiesysteem te kunnen uitvoeren. Er moet dus zeer zorgvuldig met het afgeven van urgentie worden omgesprongen. In elk geval is uitgangspunt dat de aanvrager niet kan worden geacht binnen de gewenste korte termijn zelfstandig in zijn woningbehoefte te voorzien.
Van belang bij de beoordeling van de noodsituatie zijn de omstandigheden waarin de aanvrager verkeert. Waar woont hij/zij nu? Is de huidige woonsituatie al dan niet voldoende om de woonproblemen op te vangen?
Dit kunnen allerlei aspecten zijn, zoals contacten met buren, sociaal werk, woonomgeving en veiligheid van de woonsituatie.
Er zijn situaties denkbaar dat het raadzaam is om de deskundigheid van hulpverlenende instanties in te roepen. Zij hebben soms een jarenlange ervaring met de aanvrager. Bij dit aspect gaat het ook om de weerbaarheid van de persoon. Uitdrukkelijk is het niet de bedoeling om zonder meer mee te gaan met het hulpverlenersadvies. Zeker in geval de aanvrager al bekend was bij de hulpverleningsinstantie is het sociaal rapport niet 100% objectief. Expliciet geldt hierbij dat de indicatie-beoordeling gericht moet zijn op woon-problemen en aangeeft dat andere, zelfstandige woonruimte een voorwaarde is om problemen (helpen) op te lossen.
5. Is de situatie zelf gecreëerd?
Indien de woonsituatie waarin de aanvrager zich bevindt geheel of ten dele het gevolg is van door de aanvrager gemaakte keuzen, waarbij deze had kunnen voorzien dat daardoor een problematische situatie zou kunnen ontstaan, zal in principe geen urgentieverklaring worden verstrekt. Is de situatie zelf gecreëerd met het doel een urgentieverklaring te verkrijgen, dan wordt deze in geen geval verstrekt.
Hieronder wordt voor een aantal situaties aangegeven in hoeverre het college van burgemeester en wethouders (op advies van de Woonruimtecommissie) een sociale indicatie zal vaststellen, resulterend in een urgentieverklaring. De opsomming is bedoeld als handreiking bij de beoordeling, en dus niet uitputtend. Het college behoudt zich het recht voor om in zeer bijzondere situaties af te wijken van deze criteria.
Indien door brand, instorting, ontploffing etc. de woning onbewoonbaar is geworden, wordt een hoge sociale indicatie toegekend (< 6 maanden). Dakloosheid ten gevolge van situaties welke aan het begin van deze bijlage worden genoemd (voorbeelden 1 tot en met 18) leiden niet tot een urgentieverklaring.
Indien er sprake is van ontwrichting van het huishouden door mishandeling door de (ex-)partner van de andere (ex-)partner of van (een) inwonend kind(eren) vanaf 18 jaar en er duidelijk geen mogelijkheden zijn tot opvang elders, wordt een hoge sociale indicatie toegekend. Voorwaarde is dat er een verklaring van een medicus is vereist en er schriftelijke aangifte bij de politie is gedaan, waarvan bewijzen kunnen worden overlegd.
Huuropzegging van de woning door de verhuurder wegens dringend eigen gebruik
Belangrijk is in dit geval of men als huurder onder de Wet op de Huurbescherming valt. Deze Wet beschermt huurders van zelfstandige woonruimte. Een huuropzegging is dan slechts geldig wanneer deze bekrachtigd is door de kantonrechter of wanneer de huurder aangeeft met de huuropzegging akkoord te gaan.
Als een woning wordt gehuurd door meer dan één persoon, dan mag één van de huurders niet zo maar instemmen met het akkoord van het opzeggen van de huur door een andere huurder. Als men urgentie aanvraagt bij de gemeente voor een sociale huurwoning, dan moet dus blijken uit relevante stukken dat men (juridische) stappen heeft ondernomen om ontbinding van een huurcontract te voorkomen, ook al is een medehuurder hiermee akkoord gegaan. Urgentie is pas mogelijk als er een rechtelijke uitspraak Ïs (vonnis tot ontbinding huurcontract). Er geldt dan een hoge sociale indicatie.
Anders ligt dit voor huurders van een zgn. dienstwoning. Hiervoor geldt geen huurbescherming.
Of er al dan niet sprake is van een dienstwoning blijkt uit het huurcontract of anders bij inspectie uit het feit dat de woning geen eigen opgang heeft en men dus alleen via het bedrijf de woning kan betreden.
In dit geval wordt in principe bij (aangetoonde) gedwongen beëindiging van het dienstverband een hoge sociale indicatie vastgesteld, als het dienstverband door de rechter ontbonden is en er geen verwijtbaar gedrag aan ten grondslag ligt.
Ook bij de huur van een recreatiewoning e.d. geldt de Wet op de Huurbescherming niet. Dergelijke bewoning is in principe als tijdelijk bedoeld. Van de huurder wordt verondersteld dat men wist waar men in dat opzicht aan begon en er zal dan ook geen voorrang toegekend worden wanneer men de woning moet verlaten.
Bij tijdelijke verhuur in het kader van de Leegstandwet geldt de Wet op de Huurbescherming ook niet. Aanvrager is immers bekend met het tijdelijk karakter van het huurcontract en er zal dan ook geen voorrang toegekend worden wanneer men de woning moet verlaten.
Verkoop van de woning door de verhuurder
(Ver)koop breekt geen huur. Het huurcontract moet dan ook door de nieuwe eigenaar voortgezet worden. E.e.a. levert geen voorrang voor de zittende huurder op.
Ontwrichting in financiële zin
Wanneer er sprake is van ontwrichting van het huishouden in financiële zin, de aanvrager in principe geen schuld treft, er geen andere oplossingen op financieel gebied zijn èn de aanvrager de woonlasten niet meer kan opbrengen, wordt een hoge sociale indicatie vastgesteld. De aanvrager moet deze situatie zelf aantonen met bewijsstukken bij de secretaris van de Woonruimtecommissie. Over het algemeen betreft het gevallen van onvoorziene, niet verwijtbare inkomensterugval (veelal arbeidsongeschiktheidsverklaring of faillissement door teruggang in de bedrijfstak). Echtscheidingen vallen hier niet onder; hiervoor biedt de regeling in artikel 4.3, lid 3A de mogelijkheid van urgentieverlening.
Indien men reeds zelfstandig woont, wordt geen voorrang toegekend bij een kamertekort. Men heeft hierin een eigen verantwoordelijkheid. Over het algemeen is er voldoende woningaanbod, waarop men kan reageren om zo binnen een redelijke termijn andere woonruimte te vinden.
Bij verhuizing van de ouders naar een kleinere woning, wordt er vanuit gegaan dat de ouders de verantwoordelijkheid nemen voor onderdak van de inwonende kinderen en wordt er geen voorrang toegekend, tenzij men bijvoorbeeld aantoonbaar uit medische noodzaak naar een kleinere woning diende te verhuizen. Afhankelijk van de tijdsdruk wordt dan een beperkte (< 12 maanden) of hoge (< 6 maanden) sociale indicatie bepaald.
Het ervaren van overlast leidt in principe niet tot een urgentie. Ten eerste zou met het verhuizen van de gehinderde het overlastprobleem blijven bestaan en bovendien staan voor het oplossen van dit probleem andere mogelijkheden open. De verhuurder is bereid te bemiddelen wanneer het een huurwoning betreft. Desnoods kan de politie of uiteindelijk zelfs de rechter ingeschakeld worden.
Mochten dergelijke interventies echter niet baten en tegelijkertijd duidelijk zijn dat het probleem niet op korte termijn opgelost kan worden, terwijl dit voor de (psychische) gezondheid van aanvrager wel noodzakelijk is, dan kan in zeer incidentele gevallen tot het toekennen van een sociale urgentie worden overgegaan. E.e.a. afhankelijk van de tijdsdruk. Daarbij moet ook duidelijk zijn dat er van de gehinderde geen inspanningen meer verwacht kunnen worden om het overlastprobleem aan te pakken. Tevens is dan een rapport vereist van een professionele maatschappelijke hulpverlener (niet de huisarts) waaruit de noodzaak tot verhuizing blijkt.
Verzoek zelfstandige woonruimte vanuit inwoningsituatie
Alleen in uitzonderlijke omstandigheden kan urgentie worden toegekend. Deze omstandigheden moeten blijken uit sociaal onderzoek waarvan rapportage door een professionele maatschappelijke hulpverlener (niet de huisarts) een belangrijk deel uit maakt. Uit dit sociaal onderzoek moet blijken dat wat in eerste instantie meestal een relatie-/gezins-/of opvoedingsprobleem is, verworden is tot een huisvestingsprobleem, nadat alle andere mogelijkheden tot een oplossing aantoonbaar onderzocht zijn (o.a. de kamermarkt) en er van aanvrager geen verdere inspanningen meer verwacht kunnen en mogen worden en de situatie voor aanvrager en/of huisgenoten onhoudbaar is geworden. Afhankelijk van de ernst van de situatie en daarmee de tijdsdruk kan dan een sociale indicatie worden toegekend.
Over het algemeen gaat het hier om ernstig en langdurig verstoorde gezinsrelaties in combinatie met bepaalde psychische of psychosomatische problematiek bij een van de betrokkenen.
In geval van mishandeling, incest of dergelijke dat middels rapportage van de hulpverlener aannemelijk kan worden gemaakt, wordt een hoge sociale indicatie vastgesteld.
Bij noodgedwongen vertrek uit een complex voor begeleid zelfstandig wonen in verband met het bereiken van de meerderjarigheid wordt er vanuit gegaan dat aanvrager niet terug kan naar de ouder(s) en wordt afhankelijk van de tijdsdruk, die uit rapportage van de begeleidende instantie moet blijken, een sociale indicatie vastgesteld. Uiteraard moet aanvrager dan wel als zelfredzaam kunnen worden beschouwd.
Negatieve ervaringen in en associaties met de huidige woning
Met name wanneer er sprake is van pathologische rouw, waarbij de woning en/of woonomgeving aanvrager voortdurend confronteert met het verlies en dit blijkens rapportage van de hulpverlener (niet de huisarts)belemmerend werkt voor een goede rouwverwerking, kan overgegaan worden tot afgeven van een beperkte sociale urgentie.
Op basis van de rapportage van de Reclassering kan hier eventueel een sociale indicatie vastgesteld worden. In feite moet hierin duidelijk gemaakt worden dat betrokkene al de nodige inspanningen voor resocialisatie verricht heeft en het verkrijgen van zelfstandige woonruimte een voorwaarde is voor een positieve afronding. Verwacht wordt dat betrokkene zich reeds bij aanvang van de detentie in heeft laten schrijven als woningzoekende. Inplaatsing kan bijzondere aandacht vereisen. De hoogte van de sociale indicatie is afhankelijk van de tijdsdruk.
Ontslag uit alcohol- of drugverslaving kliniek
Ook hier dient uit rapportage van de kliniek te blijken dat betrokkene de nodige inspanningen heeft verricht om tot een positief eindresultaat van de behandeling te komen en zelfstandige huisvesting de nog ontbrekende voorwaarde voor een nieuwe start is. Extra aandacht voor de inplaatsing is veelal wenselijk. Als voorwaarde kan gesteld worden dat er een (woon)begeleidingscontract wordt afgesloten met het CAD. De hoogte van de sociale indicatie is afhankelijk van de tijdsdruk.
Ontslag uit een psychiatrische kliniek of instelling voor beschermd wonen.
Rapportage van de instelling waarin zelfstandig wonen geïndiceerd wordt is ook hier een vereiste voor een sociale indicatie. Door de aanvrager gepleegde inspanningen t.b.v. een goed behandelingsresultaat hebben hier in principe minder de nadruk dan bij ontslag uit detentie. Inplaatsing is ook hier een belangrijk aandachtspunt. De hoogte van de sociale indicatie is afhankelijk van de tijdsdruk.
Bij de beoordeling door de Woonruimtecommissie of een woningzoekende voldoende eigen mogelijkheden op de woningmarkt heeft, worden, naast de mogelijkheden in de huursector, ook de mogelijkheden in de koopsector betrokken in de beoordeling. Hierbij worden o.a. het vermogen, de waarde van een eigen huis, inkomen uit arbeid of uit andere bron, bijvoorbeeld alimentatie, alsmede de mogelijkheden tot hypotheekverstrekking betrokken. Ook worden in relatie tot de financiële middelen de mogelijkheden tot woningaanpassing betrokken. Indien het vermogen op € 100.000,= of meer wordt of kan worden geschat, wordt de aanvrager in elk geval geacht zelfstandig in zijn woningbehoefte te kunnen voorzien. Deze toetsing wordt door de secretaris van de Woonruimtecommissie uitgevoerd.
De aanvrager dient dergelijke gegevens eveneens schriftelijk te (kunnen) overleggen aan de Stichting Woningcorporaties Het Gooi en Omstreken op het moment dat een woning wordt toegewezen. Mocht dan blijken dat de eerder aan de gemeente verstrekte gegevens onjuist of onvolledig waren en op grond daarvan voorrang is verstrekt, dan kunnen deze aanleiding zijn tot het intrekken van de urgentieverklaring door de gemeente. Intrekking volgt in ieder geval bij overschrijding van de vermogensgrens.
De toets is van toepassing op alle vormen van urgenties genoemd in artikel 4.3, lid 2 en lid 3 van de verordening. Hantering van de vermogenstoets laat onverlet de mogelijkheid om artikel 5.1 van de verordening toe te passen (hardheidsclausule).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2017-198576.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.