Gemeenteblad van Smallingerland
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Smallingerland | Gemeenteblad 2017, 19640 | Overige besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Smallingerland | Gemeenteblad 2017, 19640 | Overige besluiten van algemene strekking |
Aanpassing Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Smallingerland 2015
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Smallingerland heeft de volgende wijzigingen vastgesteld:
- het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning is aangepast om in bijzondere en complexe situaties een hoger Pgb-tarief te kunnen toekennen:
In het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning wordt aan artikel 3.7.2 een nieuw lid toegevoegd, luidende:
"Indien het tarief zoals genoemd onder artikel 3.7 lid 2 naar het oordeel van het college niet toereikend is, dan kan een hoger, toereikend tarief worden afgesproken."
Toelichting op dit nieuwe lid:
"Het tarief dat van toepassing is voor een pgb is gebaseerd op het laagste tarief waarvoor de voorziening beschikbaar is op de markt. Het kan in uitzonderingsgevallen echter voorkomen dat zorg in natura niet passend is en het PGB tarief niet toereikend is voor deze bijzondere voorziening. Dit kan bijvoorbeeld zijn wanneer er bij kortdurend verblijf met heel kleine groepen moet worden gewerkt of dat er 1 op 1 begeleiding in een groep noodzakelijk is. Of als er een mengvorm is van voorzieningen zoals behandeling en begeleiding. De noodzaak van een hoger tarief wordt door het college vastgesteld. Hierbij is niet de exploitatie van de zorgaanbieder leidend, maar de ondersteuningsvraag van de jeugdige."
- De Pgb-tarieven voor behandeling en verblijf jeugd zijn vastgesteld;
Burgemeester en wethouders van Smallingerland,
M. Schomper drs. T. van Bekkum
Hieronder staat de tekst van de regeling met daarin de wijzigingen verwerkt.
Hoofdstuk 2 Algemene bepalingen
Artikel 2.2 Kosten minder dan € 45,-
Artikel 2.4 Inlichtingen , onderzoek , advies
Artikel 2.5 Algemeen gebruikelijke voorziening
Artikel 2.6 Meldingsregeling calamiteiten en geweld
Artikel 2.7 Periodiek onderzoek
Hoofdstuk 3 Bijzondere regels over persoonsgebonden budget , eigen bijdrage en
Artikel 3.1 Toekenning persoonsgebonden budget
Artikel 3.2 Weigering persoonsgebonden budget
Artikel 3.3 Beëindiging van het persoonsgebonden budget
Artikel 3.4 Nadere regels bij verstrekking van een persoonsgebonden budget
Artikel 3.5 Controle persoonsgebonden budget
Artikel 3.6 Betaling van een persoonsgebonden budget
Artikel 3.7 Hoogte van een persoonsgebonden budget
Artikel 3.8 Eigen bijdrage en eigen aandeel
Artikel 3.9 Niet opleggen van de eigen bijdrage
Hoofdstuk 4 Huishoudelijke hulp
Artikel 4.1 Huishoudelijke hulp
Artikel 4.2 Omvang van persoonsgebonden budget voor huishoudelijke hulp
Hoofdstuk 5 Extramurale begeleiding individueel en groep en kortdurend verblijf
Artikel 5.1 Begeleiding individueel
Artikel 5.2 Omvang van persoonsgebonden budget begeleiding individueel
Artikel 5.4 Omvang van persoonsgebonden budget begeleiding groep
Artikel 5.5 Kortdurend verblijf
Artikel 5.6 Omvang van persoonsgebonden budget kortdurend verblijf
Artikel 6.1 Type woonvoorzieningen
Artikel 6.2 Omvang van het persoonsgebonden budget of van een financiële
Artikel 6.3 Gemeenschappelijke ruimten
Artikel 6.4 Financiële tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten
Artikel 6.5 Vergoeding bij “ ontruiming” aangepaste woningen
Artikel 6.6 Vergoeding voor een bouwkundige of woontechnische
Artikel 6.7 Voorwaarden voor het verstrekken van een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening
Artikel 6.8 Hoogte vergoeding voor een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening
Artikel 6.13 Kosten van onderhoud en reparatie
Artikel 6.14 Kosten in verband met tijdelijke huisvesting
Artikel 6.15 Kosten in verband met huurderving
Artikel 6.16 Het verwijderen van woonvoorzieningen
Artikel 6.18 Uitbetaling van een woonvoorziening
Artikel 6.19 Terugbetaling bij eigendomsoverdracht
Hoofdstuk 7 Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel
Artikel 7.1 Vervoersvoorziening in natura
Artikel 7.2 Vervoersvoorziening als financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden
Artikel 7.3 Het recht op een vervoersvoorziening
Artikel 7.4 Bepalingen ten aanzien van de verstrekking
Artikel 7.5 Hoogte van de verstrekking
Hoofdstuk 8 Verplaatsing in en rond de woning
Artikel 8.1 Soorten rolstoelvoorzieningen
Artikel 8.2 Rolstoelvoorziening in natura
Artikel 8.3 Accessoires in natura
Artikel 8.4 Rolstoelvoorziening in de vorm van een persoonsgebonden
Artikel 9.2 Beslissing college in gevallen waarin het Besluit niet voorziet
Burgemeester en wethouders van de gemeente Smallingerland.
gelet op artikel 2.1.3 , artikel 2.1.4 , eerste , tweede , derde en zevende , artikel 2.3.6 vierde lid en artikel 2.6.6 , eerste lid van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de artikelen 11 , tweede lid , artikel 13 , vijfde , zesde en achtste lid , artikel 14 , tweede lid , artikel 15 , tweede lid en artikel 25 . tweede lid van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Smallingerland 2015, besluit vast te stellen het volgende:
BESLUIT VOORZIENINGEN MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING GEMEENTE SMALLINGERLAND 2015
1.1 Alle begrippen die in dit Besluit niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, in de Algemene wet bestuursrecht en in de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Smallingerland 2015.
1.2 In dit besluit wordt verstaan onder:
Degene die voor zich zelf een voorziening heeft aangevraagd of aanvraagt of degene voor wie door zijn of haar gemachtigde een voorziening is of wordt aangevraagd;
Een echtgeno(o)t(e) zoals bedoeld in artikel 1.1.2 van de Wet;
Auto die op naam staat van de aanvrager of zijn/haar partner, waarbij minimaal één van beiden in het bezit is van een geldig rijbewijs;
Bouwkundige of woontechnische belemmering, die aantoonbaar in de weg staat bij het normale gebruik van de woonruimte en die rechtstreeks ondervonden wordt als gevolg van lichamelijke functionele beperkingen van de aanvrager. Eén en ander voor zover de belemmering niet voortvloeit uit de aard van de gebruikte materialen;
Een bijdrage ineens die los van het inkomen en los van de werkelijke kosten van een voorziening wordt verstrekt, al dan niet met inachtneming van de inkomensgrens.
Een vergoeding in de kosten van een voorziening die tot een vastgesteld maximum
wordt verstrekt, al dan niet met inachtneming van een inkomensgrens.
g. Gemeenschappelijke ruimte(n)
Gedeelte(n) van een woongebouw, niet-behorende tot de onderscheiden woonruimten, bestemd en noodzakelijk om de woning van de gehandicapte vanaf de toegang van het woongebouw te bereiken;
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Smallingerland
Een instelling als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet Langdurige Zorg (WLZ) (Staatsblad 2014, nr. 494);
een door de gemeente aangewezen ligplaats welke door een woonschip wordt
Het tweede kalenderjaar, voorafgaande aan het jaar waarin de maatschappelijke
ondersteuning, het persoonsgebonden budget of de financiële tegemoetkoming
Verzorgenden die kinderbijslag ontvangen voor het pleegkind;
Een voorziening die kan bestaan uit:
een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen waarop voorzieningen
aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven , van andere
instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten;
De Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Smallingerland 2015;
Vervoer per auto door particulieren, niet zijnde de aanvrager zelf;
Een voorziening die gericht is op het opheffen of verminderen van beperkingen die een
aanvrager bij zich lokaal verplaatsen ondervindt;
Op de behoeften , persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd
geheel van diensten , hulpmiddelen en andere maatregelen waaronder huishoudelijk
hulp, extramurale begeleiding individueel en begeleiding groep, kortdurend verblijf, beschermd wonen en opvang, een woonvoorziening, een vervoervoorziening en een rolstoelvoorziening;
De Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 ( wet van 9 juli 2014, Staatsblad 2014, Nr. 280)
elk vaartuig dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebezigd als, of te oordelen naar zijn
constructie of inrichting uitsluitend of in hoofdzaak bestemd is tot dag- of nachtverblijf
Elke voorziening die verband houdt met een maatregel die gericht is op het opheffen of
verminderen van beperkingen die een aanvrager bij het normale gebruik van zijn
woonruimte ondervindt met dien verstande dat bij ingrepen van bouwkundige of
woontechnische aard in of aan de woonruimte slechts dan een voorziening als
woonvoorziening wordt aangemerkt indien de voorziening:
Voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn
geheel of in delen kan worden verplaatst.
Bedrag dat de aanvrager maximaal aan de eigen bijdrage of het eigen aandeel, per
periode van 4 weken, moet betalen. De bedragen zijn vastgelegd in het (landelijk)
Het inkomen zoals bedoeld in artikel 3.9 van het (landelijk) Uitvoeringsbesluit Wmo 2015
Hoofdstuk 2 Algemene bepalingen
Artikel 2.2 Kosten minder dan € 45,-
1. Voor voorzieningen waarvan de kosten minder bedragen dan € 45,-- wordt geen financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget verleend.
Artikel 2.3 Verhaal schade , Terugvordering
Artikel 2.4 Inlichtingen, onderzoek, advies
Artikel 2. 5 Algemeen gebruikelijke voorziening
Een cliënt kan geen beroep doen op een maatwerkvoorziening indien een algemeen gebruikelijke voorziening resulteert in voldoende zelfredzaamheid en participatie van de cliënt.
Voorbeelden hiervan zijn (geen limitatieve opsomming) :
Artikel 2. 6 meldingsregeling calamiteiten en geweld
De gemeente draagt aanbieders met wie een contract is afgesloten voor Wmo-dienstverlening op een meld code huiselijk geweld en kindermishandeling vast te stellen. Iedere aanbieder dient hiervoor een protocol in acht te nemen en een aandachtsfunctionaris binnen de organisatie aan te wijzen.
Artikel 2. 7 Periodiek her onderzoek
1.Het college voert op grond van artikel 2.3.9 van de Wet periodiek heronderzoek uit.
Indien nodig voert het college opnieuw een onderzoek uit zoals bepaald in artikel 2.3.2 van
2.Het periodiek heronderzoek vindt plaats volgens een individueel vast te leggen periodiciteit
maar in ieder geval eens in de 5 jaar.
3.Het college kan zo nodig in het kader van een periodiek heronderzoek een huisbezoek
Hoofdstuk 3 Bijzondere regels over persoonsgebonden budget, eigen bijdrage en
Artikel 3.1 Toekenning persoonsgebonden budget
a.Een maatwerkvoorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt alleen
verstrekt indien de cliënt dit gemotiveerd, aan de hand van een opgesteld budgetplan
b. In het budgetplan moet zijn opgenomen:
- De motivatie van de cliënt dat het bestaande aanbod van zorg in natura niet passend is;
d. In geval van ondersteuning van kinderen is een VOG (Verklaring omtrent gedrag) van de zorgverlener vereist; deze verplichting geldt niet voor zorgverleners uit het sociale netwerk.
e. De gemeente beoordeelt of het budgetplan voldoet.
Artikel 3.2 Voorwaarden persoonsgebonden budget
Verstrekking als persoonsgebonden budget vindt niet plaats indien op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben bij het omgaan met een persoonsgebonden budget;
Hierbij beoordeelt het college of de cliënt in staat is zijn belangen te behartigen en de verantwoordelijkheid voor het inkopen van ondersteuning en het afsluiten van contracten kan dragen. Het college betrekt in de beoordeling ( niet limitatief )
Artikel 3.3 Beëindiging van het persoonsgebonden budget
Het persoonsgebonden budget wordt beëindigd in de volgende gevallen:
c. indien de budgethouder zich niet houdt aan de verplichtingen van gebruik, verantwoording administratie van het persoonsgebonden budget;
f. bij verhuizing van de budgethouder buiten de gemeente Smallingerland .
Artikel 3.4 Nadere regels bij verstrekking van een persoonsgebonden budget
1. Bij beschikking wordt aangegeven de omvang van het persoonsgebonden budget en voor
welke periode het persoonsgebonden budget is bedoeld. Tevens worden de termijnen van
2. De aanvrager dient het persoonsgebonden budget te benutten voor een hulpmiddel of
dienst dat/die voldoet aan de eisen zoals vermeld bij de medische indicatie en selectie van
het goedkoopst doelmatige hulpmiddel/dienst.
3. Met het persoonsgebonden budget dient de cliënt een kwalitatieve en effectieve
3. Na afloop van de gebruiksduur wordt pas dan een nieuw persoonsgebonden budget dan
wel hulpmiddel verstrekt als de technische levensduur van het hulpmiddel is verstreken.
4. Bij langduriger gebruikmaking van het hulpmiddel dan de normale gebruiksduur, blijft het
college een persoonsgebonden budget voor huur, onderhoud en reparatie en eventueel
Artikel 3.5 Controle persoonsgebonden budget
1. De steekproef zoals genoemd in artikel 14 van de verordening heeft een omvang van
tenminste 5 % van het aantal verstrekte persoonsgebonden budgetten, na afloop van de
verstrekking dan wel na afloop van enig kalenderjaar.
2. Bij verstrekkingen van een woonvoorziening vanaf € 20.420,00 en voor hulp bij het
huishouden, begeleiding en kortdurend verblijf zal de controle voor 100% plaatsvinden. De controle vindt plaats na afloop van de verstrekking dan wel na afloop van elk kalenderjaar.
Artikel 3. 6 Betaling van een persoonsgebonden budget De uitbetaling van het persoonsgebonden budget gebeurt op grond van het trekkingsrecht (artikel 2.6.2 van de wet ) door de Sociale Verzekeringsbank, tenzij het eenmalige uitbetaling betreft. Het college voldoet eenmalige betalingen na ontvangst van de betreffende nota en zo veel mogelijk rechtstreeks aan de leverancier.
Artikel 3. 7 Hoogte van een persoonsgebonden budget
1. Voor het bepalen van de hoogte van het persoonsgebonden budget wordt onderscheid
gemaakt tussen ondersteuning door formele en informele hulp.
Onder formele hulp wordt verstaan : Ondersteuning die wordt ingekocht bij een zorg-
verlenende organisatie die staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel en de hulp
niet wordt verleend door familie of een aanverwante of die staat ingeschreven in het BIG-
register ( Beroepen Individuele Gezondheidszorg) en de hulp niet wordt verleend door
familie of een aanverwante van de budgethouder is of wordt ingekocht bij een zelfstandige
zonder personeel ( ZZP-er) die beschikt over een VAR verklaring van de belastingdienst en
geen familie of aanverwant is.
Onder informele hulp wordt verstaan: Ondersteuning die niet valt onder formele hulp.
2. De tarieven voor het persoonsgebonden budget voor een maatwerkvoorziening genoemd in
hoofdstuk 4 en 5 van dit besluit zijn opgenomen in de bij dit besluit behorende
tarieventabel PGB 2016 Gemeente Smallingerland.
3. Indien het tarief zoals genoemd onder artikel 3.7 lid 2 naar het oordeel van het college niet toereikend is, dan kan een hoger, toereikend tarief worden gehanteerd.
Artikel 3.8 Eigen bijdrage en eigen aandeel
1. Voor een voorziening die in natura ( in eigendom of in bruikleen) of in de vorm van een
persoonsgebonden budget is verstrekt is een eigen bijdrage verschuldigd.
2. Voor een voorziening die in de vorm van een financiële tegemoetkoming is verstrekt, is
een eigen aandeel verschuldigd.
3. In afwijking van lid 1 is geen eigen bijdrage of een eigen aandeel verschuldigd voor de
5. Voor een voorziening hierna vermeld onder a t/m d die vóór 1 juli 2012 is aangevraagd is
een eigen bijdrage of eigen aandeel verschuldigd met ingang van 1-1-2013.
a) een vergoeding voor de kosten van het gebruik van een ( rolstoel) taxi , eigen auto of
vervoer door derden , een bruikleenauto / buitenwagen met verbrandingsmotor
c) andere verplaatsingsmiddelen als genoemd in artikel 7.2 lid1 onder a t/m e
d) een tegemoetkoming in de kosten van aanpassing van de eigen auto of van een ander
K osten van de voorziening en berekening maximale bijdrage per 4 weken .
a.De eigen bijdrage of het eigen aandeel wordt berekend , opgelegd , vastgesteld en geïnd per
periode van 4 weken zoals geregeld in het (landelijk) Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.
b.Berekening, oplegging, vaststelling en inning van een eigen bijdrage of eigen aandeel vindt
plaats door het centraal Administratie kantoor (CAK) met de door de gemeente
De eigen bijdrage of het eigen aandeel over een periode van 4 weken is gelijk aan de wettelijke "Maximale periodebijdrage" in die periode tenzij deze hoger is dan de "Kosten van de voorziening per 4 weken" in die periode. In dat geval is de eigen bijdrage of het eigen aandeel gelijk aan de " Kosten van de voorziening per 4 weken ".
Wanneer meerdere Wmo voorzieningen worden verstrekt en/of wanneer er ook voor WLZ-zorg een eigen bijdrage of eigen aandeel opgelegd wordt , geldt het anticumulatiebeginsel.
Het anticumulatiebeginsel bepaalt dat de cliënt per 4 weken nooit meer betaalt dan de voor zijn situatie berekende "maximale periode bijdrage" ongeacht de totale kosten van alle
voorzieningen van WLZ-zorg en/of Wmo.
Bij de bepaling van de hoogte van de "Maximale periodebijdrage" in een bepaald jaar , wordt rekening gehouden met het inkomen en vermogen van de aanvrager en dat van zijn eventuele partner van het tweede kalenderjaar voorafgaande aan het jaar waarin een persoon maatschappelijke ondersteuning is verleend.
Voor wat betreft de hoogte van de 'Maximale periodebijdrage' wordt aangesloten bij de maximumbedragen en maximumpercentages in het (landelijk) Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.
Duur oplegging eigen bijdrage of eigen aandeel
Indien een voorziening waarvoor een eigen bijdrage is verschuldigd in eigendom wordt verstrekt wordt een eigen bijdrage opgelegd gedurende een vastgestelde duur die afhankelijk is van de kostprijs van de voorziening (aanschafprijs, accessoires, onderhoud). De duur in 4 wekelijkse perioden wordt dan als volgt vastgesteld:
Indien een voorziening waarvoor een eigen bijdrage is verschuldigd in bruikleen wordt verstrekt wordt een eigen bijdrage opgelegd zolang de voorziening gebruikt wordt met inachtneming van een op basis van de kostprijs ( aanschafprijs, accessoires, onderhoud) vastgestelde duur. De duur in 4 wekelijkse perioden wordt dan als volgt vastgesteld:
Indien gekozen wordt voor een persoonsgebonden budget voor een voorziening waarvoor een eigen bijdrage is verschuldigd in plaats van verstrekking in bruikleen wordt een eigen bijdrage opgelegd met inachtneming van een op basis van de kostprijs vastgestelde duur zoals bepaald in artikel 3.8.8. De kosten van de voorziening per 4 weken worden als volgt vastgesteld: De hoogte van het persoonsgebonden budget omgerekend naar het bedrag per 4 weken.
Voor voorzieningen die verstrekt worden in de vorm van een periodieke financiële tegemoetkoming ( de vergoeding voor het gebruik van : de eigen auto , vervoer door derden , een taxi , een bruikleenauto, een rolstoeltaxi of een ander verplaatsingsmiddel ) wordt een eigen aandeel opgelegd zolang de financiële tegemoetkoming wordt verstrekt.
De kosten van de voorziening per 4 weken worden voor de periodieke financiële tegemoet-koming voor de kosten van het gebruik van de eigen auto , vervoer door derden, een bruik-leenauto of een ander verplaatsingsmiddel als volgt vastgesteld: hoogte van de periodieke financiële tegemoetkoming omgerekend naar het bedrag per periode van 4 weken.
De kosten van de voorziening per 4 weken worden voor de periodieke financiële tegemoet-koming voor de kosten van het gebruik van een taxi en een rolstoeltaxi als volgt vastgesteld: de door aanvrager in de betreffende periode van 4 weken gemaakte kosten gebaseerd op een door of namens aanvrager ingediende declaratie.
Indien een voorziening in de vorm van een eenmalige financiële tegemoetkoming ( bijvoor-beeld woningaanpassing ) wordt verstrekt wordt een eigen aandeel opgelegd met inacht-neming van een op basis van de kostprijs vastgestelde duur zoals bepaald in artikel 3.6.12.
De kosten van de betreffende voorziening per 4 weken worden dan als volgt vastgesteld: de hoogte van de financiële tegemoetkoming omgerekend naar het bedrag per 4 weken.
Voor hulp bij het huishouden, begeleiding of kortdurend verblijf in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt een eigen bijdrage opgelegd zolang de ondersteuning wordt verstrekt, De kosten van de voorziening per 4 weken worden als volgt vastgesteld: het aantal uren/dagdelen/etmalen ontvangen ondersteuning in die 4 weken, vermenigvuldigd met het tarief dat de gemeente aan de zorgaanbieders betaalt.
Artikel 3.9 Niet opleggen van de eigen bijdrage of het eigen aandeel
De eigen bijdrage of het eigen aandeel wordt niet opgelegd voor zover:
a.het alleen een verstrekking van een woonvoorziening van niet bouwtechnische- of
woontechnische aard betreft en de kosten daarvan minder bedragen dan € 130,-
b.het alleen een verstrekking van een woonvoorziening van bouwtechnische- of woon-
technische aard betreft en de kosten minder bedragen dan € 390,-.
c.) het alleen de kosten van de aanpassing aan een scootmobiel of ander verplaatsing-
middel betreft en de kosten minder bedragen dan € 130,-.
Hoofdstuk 4 H uishoudelijke hulp
Artikel 4.1 Huishoudelijke Hulp
Onder huishoudelijke hulp, uit te voeren op de woon- dan wel verblijflocatie van de cliënt wordt verstaan:
A) Bemiddeling en cliënt ondersteunende servicediensten HH1:
Het effectief en efficiënt verrichten van huishoudelijke werkzaamheden in de thuissituatie bij cliënten, zodat iedere cliënt:
HH1 komt voor de meeste cliënten voort uit lichamelijke beperkingen zonder (aankomende) regietekorten, daarbij is de kern van HH1: schoonmaken en is de behoefte aan aanvullende hulp beperkt.
B) Het effectief en efficiënt ondersteunen van de organisatie direct verbonden met de activiteiten voor het voeren van een huishouding (regie) HH2
In aanvulling daarop, cliënt specifiek te bepalen, het geheel of gedeeltelijk uitvoeren van huishoudelijke werkzaamheden, zodat iedere cliënt:
HH2 vereist meer vaardigheid en ondersteuning als gevolg van regietekorten dan in het geval van HH1 en tevens is de behoefte aan aanvullende hulp groter.
Artikel 4.2 Omvang van persoonsgebonden budget voor huishoudelijke hulp HH 1 en HH 2
Hoofdstuk 5 Extramurale begeleiding individueel en groep en kortdurend
Artikel 5.1 Begeleiding individueel
Onder begeleiding individueel (zowel ondersteunend, activerend als financiële begeleiding) wordt verstaan:
Op de cliënt afgestemde individuele activiteiten zoals woonbegeleiding en thuisbegeleiding die de zelfredzaamheid van cliënten met een lichte of matige beperking bevorderen, behouden of compenseren voor zover de cliënt in verband met een beperking, chronische, psychische of psychosociale problemen niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met behulp van andere personen uit zijn sociale netwerk voldoende zelfredzaam is of in staat is tot participatie of is te handhaven in de samenleving. Begeleiding individueel kan bestaan uit (niet limitatief);
Artikel 5.2 Omvang van persoonsgebonden budget begeleiding individueel .
1.De begeleiding individueel wordt bij een persoonsgebonden budget vastgesteld in uren.
Het uurtarief voor een persoonsgebonden budget Begeleiding individueel is opgenomen
in de bij dit besluit behorende Tarieventabel PGB 2015 Gemeente Smallingerland .
Artikel 5. 3 Begeleiding groep
1. Onder begeleiding groep wordt verstaan :
Op cliënt afgestemde groepsactiviteiten op locatie inclusief vervoer (indien noodzakelijk) zoals dagbesteding en dagopvang die de zelfredzaamheid van de cliënt bevorderen, behouden of compenseren voor zover de cliënt in verband met een beperking, chronische, psychische of psychosociale problemen niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met behulp van andere personen uit zijn sociale netwerk voldoende zelfredzaam is of in staat tot participatie of zich te handhaven in de samenleving. Begeleiding groep kan bestaan uit (niet limitatief):
Artikel 5.4 Omvang van persoonsgebonden budget begeleiding groep .
Begeleiding groep wordt bij een persoonsgebonden budget vastgesteld in dagdelen. Een dagdeel staat gelijk aan maximaal 4 aaneengesloten uren . het maximum is 9 dagdelen, dat is gelijk aan een in Nederland gebruikelijke 36-urige werkweek.
Het tarief per dagdeel voor een persoonsgebonden budget begeleiding groep is opgenomen in de bij dit besluit behorende Tarieventabel PGB 2015 Gemeente Smallingerland.
Artikel 5. 5 Kortdurend verblijf
Onder kortdurend verblijf wordt verstaan :
Kortdurend verblijf betreft het logeren in een instelling gedurende in beginsel maximaal 3 etmalen per week, als de ondersteuning voor de inwoner noodzakelijkerwijs gepaard gaat met permanent toezicht. Het zwaartepunt van de ondersteuning ligt vooral op logeren met als doel het overnemen van het permanente toezicht op de inwoner ter ontlasting van de gebruikelijke hulp of mantelzorger.
Artikel 5.6 Omvang van persoonsgebonden budget kortdurend verblijf .
Artikel 6.1 Type woonvoorzieningen
Artikel 6.2 Omvang een persoonsgebonden budget of financiële tegemoetkoming
Het persoonsgebonden budget voor woonvoorzieningen zoals mobiele tilliften , losse
douchestoelen , douchebrancards en toiletstoelen wordt vastgesteld op basis van de
tegenwaarde van de huurprijs van de goedkoopste-doelmatige voorziening , waarin
verrekend , voorzover van toepassing , de kosten van onderhoud , reparatie en verzekering
zoals die door het college aan de leverancier betaald moet worden.
Artikel 6.3 Gemeenschappelijke ruimten
Het college kan een vergoeding verlenen voor het treffen van de volgende woon-voorzieningen aan een gemeenschappelijke ruimte, indien zonder deze woonvoorziening de woonruimte voor de aanvrager ontoegankelijk blijft:
Artikel 6.4 Financiële tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten
1. Het bedrag van de financiële tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten is een
forfaitaire vergoeding en bedraagt € 3.000,-.
Artikel 6.5 Vergoeding bij ‘ontruiming’ aangepaste woonruimte
De vergoeding in de verhuis- en inrichtingskosten aan een persoon die ten behoeve van een persoon met functiebeperkingen een aangepaste woonruimte ontruimt is een gemaximeerde vergoeding en bedraagt maximaal € 5000,-.
Artikel 6.6 Vergoeding voor een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening
Een vergoeding in de kosten van een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening wordt slechts verstrekt indien de aanpassing leidt tot opheffing of aanzienlijke vermindering van de ergonomische belemmeringen die aanvrager bij het normale gebruik van zijn woonruimte ondervindt en
Artikel 6.7 Voorwaarden voor het verstrekken van een bouwkundige of woontechnische
Artikel 6.8 Hoogte vergoeding voor een bouwkundige of woontechnische woon-
voorziening en een niet bouwkundige of niet woontechnische woonvoorziening
1. De hoogte van de door het college vast te stellen vergoeding voor de kosten van een
woonvoorziening bedoeld in artikel 6.1 sub b en c. van dit Besluit bedraagt 100%
van de voor vergoeding in aanmerking komende kosten.
2. De hoogte van de door het college vast te stellen gemaximeerde vergoeding in de kosten
voor het treffen van de woonvoorzieningen aan een gemeenschappelijke ruimte als
bedoeld in artikel 6.3 van dit Besluit bedraagt in afwijking van het gestelde in het vorige
lid 50% van de voor vergoeding in aanmerking komende kosten.
Een vergoeding voor een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening ten behoeve van een woonwagen wordt slechts verstrekt indien:
Indien de technische levensduur van de woonwagen of het woonschip ten tijde van indiening van de aanvraag minder dan vijf jaar is, of de standplaats van de woonwagen binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt, of het woonschip niet tenminste nog vijf jaar op de ligplaats mag liggen, bedragen de maximale aanpassingskosten € 1000,-
Een vergoeding voor een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening ten behoeve een binnenschip wordt slechts verstrekt indien de aanpassing betrekking heeft op het voor de schipper, de bemanning en hun gezinsleden bestemde gedeelte van het verblijf als bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdeel V, van het Binnenschepenbesluit (Stb 1987, 466), van een binnenschip, dat:
1. Een vergoeding voor de kosten van een woningsanering , een woonvoorziening van niet
bouwkundige of woontechnische aard wordt verstrekt indien:
Artikel 6.13 Kosten van onderhoud, keuring en reparatie
Voor het verstrekken van gemaximeerde vergoeding in verband met onderhoud, keuring en reparatie genoemd in artikel 6 .1 sub e van dit Besluit gelden de volgende bepalingen:
1. Alleen de werkelijk gemaakte kosten (tot een maximum van de in het tweede lid
vermelde bedragen) van onderhoud, keuring en reparatie van de hierna vermelde
onderdelen komen in aanmerking voor een gemaximeerde vergoeding:
Balansliften worden niet meer nieuw gemaakt. Beginkeuringen zullen daarom niet meer voorkomen. Bestaande balansliften kunnen nog worden gekeurd en onderhouden. Het Liftinstituut berekent de kosten voor periodieke keuring van balansliften op grond van een uurtarief van € 83,64.
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Bovenstaande bedragen zijn gebaseerd op de Tarieven voor veiligheidskeuringen uitgevoerd door het Liftinstituut en worden jaarlijks geïndexeerd.
De maximale toeslagen op de bovenvermelde tarieven betreffende onderhoud zijn:
50% voor installaties geplaatst buiten de woning;
50% voor installaties die meer dan één verdieping overbruggen;
50% voor installaties, uitgevoerd met elektrisch aangedreven plateaus en/of afrijdbeveiliging respectievelijk elektrisch wegklapbare raildelen.
Artikel 6.14 Kosten in verband met tijdelijke huisvesting
Een vergoeding in de noodzakelijk geachte kosten van tijdelijke huisvesting die door de aanvrager worden gemaakt in verband met het aanpassen van zijn huidige woonruimte of de door de aanvrager nog te betrekken woonruimte kan alleen worden verstrekt voor de periode dat de woonruimte ten gevolge van het verrichten van de woonruimteaanpassing niet bewoond kan worden en de aanvrager voor dubbele woonlasten komt te staan.
5. Het college verleent een vergoeding ter hoogte van de werkelijk gemaakte kosten doch
de vergoeding kan niet meer bedragen dan de maximum huurtoeslag per maand op
grond van de Wet op de huurtoeslag.
Artikel 6.15 Kosten in verband met huurderving
In geval van huurbeëindiging van een aangepaste woonruimte, die voor meer dan € 2.500,-- is aangepast, kan het college vergoeding verlenen aan de eigenaar van de woning in verband met derving van huurinkomsten voor de duur van maximaal 9 maanden, waarbij de eerste maand huurderving niet voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking komt. De hoogte van de vergoeding is afhankelijk van de huur van de woonruimte doch de financiële tegemoetkoming kan niet meer bedragen dan de maximum huurtoeslag per maand op grond van de Wet op de huurtoeslag.
Artikel 6.16 Het verwijderen van woonvoorzieningen
Een gehele of gedeeltelijke vergoeding voor de kosten van verwijdering van een bouw-technische of woontechnische woonvoorziening kan worden verstrekt, indien de woonruimte in de huidige staat niet opnieuw verhuurbaar is.
Een aanvrager kan voor een uitraasruimte in aanmerking komen indien sprake is van een op basis van aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek aanwezige gedragsstoornis met ernstig ontremd gedrag tot gevolg, waarbij alleen het zich kunnen afzonderen kan leiden tot een situatie waarin aanvrager tot rust kan komen.
Artikel 6.18 Uitbetaling van de woonvoorziening
a. tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten;
Het in artikel 11 van de Verordening genoemde afschrijvingsschema voor terugbetaling
in het eerste jaar : 100 % van de door de gemeente gesubsidieerde kosten;
in het tweede jaar : 80 % van de door de gemeente gesubsidieerde kosten;
in het derde jaar : 60 % van de door de gemeente gesubsidieerde kosten;
in het vierde jaar : 40 % van de door de gemeente gesubsidieerde kosten;
in het vijfde jaar : 20 % van de door de gemeente gesubsidieerde kosten;
Hoofdstuk 7. Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel
Artikel 7.1 Vervoersvoorziening in natura
Artikel 7.2 Vervoersvoorziening als financiële tegemoetkoming of als persoonsgebonden
1.Onder een vervoersvoorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget of een
financiële tegemoetkoming wordt verstaan :
b een tegemoetkoming in de kosten van:
vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de huurprijs van de goedkoopst- doelmatige
voorziening inclusief, voorzover van toepassing , kosten van onderhoud , reparatie en
verzekering , zoals dat door het college aan de leverancier betaald moet worden.
Artikel 7.3 Het recht op een vervoervoorziening
De aanvrager kan slechts voor een voorziening als bedoeld in artikel 7.1 a en in 7.2.lid 1 sub a in aanmerking komen als hij over een adequate stalling beschikt. De kosten van deze stalling moeten in redelijke verhouding staan tot de huur- of aanschafkosten én van de verwachte gebruiksduur van de betreffende voorziening.
Artikel 7.4 Bepalingen ten aanzien van de verstrekking
Voor zover echtgenoten beiden geen gebruik kunnen maken van het regulier openbaar vervoer wordt aan elk van hen 50% van het maximumbedrag voor een voorziening in de kosten van vervoer, als genoemd in artikel 7.2. lid 1 onder a , toegekend als het vervoerspatroon samenvalt en 75 % wanneer dit niet (geheel) het geval is.
Artikel 7.5 Hoogte van de verstrekking
van het gebruik van een (rolstoel) taxi is een gemaximeerde vergoeding.
Voor een bewoner van instellingen voor zwakzinnigen, psychiatrische ziekenhuizen, verpleeginrichtingen en centra voor auditief en visueel gehandicapten bedraagt de vergoeding op jaarbasis voor het gebruik van een auto € 142,50, voor het gebruik van een taxi € 750,-- en voor het gebruik van de rolstoeltaxi € 953,- .
De hoogte van de gemaximeerde tegemoetkoming als bedoeld in 7.2 lid 1 onder a van dit Besluit wordt voor aanvragers tot 16 jaar gesteld op een percentage van het in het derde en vierde lid van dit besluit genoemde bedragen , namelijk:
0% voor gehandicapten tot 4 jaar
25% voor gehandicapten van 4 tot 6 jaar
Hoofdstuk 8 . Verplaatsing in en rond de woning
Artikel 8.1 Soorten rolstoelvoorzieningen
Het college verstaat onder een rolstoelvoorziening:
Artikel 8.2 Rolstoelvoorziening in natura
Een rolstoelvoorziening in natura wordt in bruikleen verstrekt.
Artikel 8.3 Accessoires in natura
Accessoires in natura kunnen zowel in bruikleen als in eigendom worden verstrekt.
Artikel 8. 4 . Rolstoelvoorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget
Het persoonsgebonden budget voor een rolstoelvoorziening als bedoeld in artikel 8.1 onder a t/m c en onder e. van dit Besluit wordt vastgesteld op basis van de huurprijs van de goedkoopst- doelmatige voorziening waarin verrekend, voor zover van toepassing , de kosten van onderhoud , reparatie en verzekering, zoals die door het college aan de leverancier betaald moet worden.
Een sportrolstoel zoals bedoeld in artikel 8.1 onder d van dit Besluit wordt uitsluitend verstrekt als persoonsgebonden budget. Het bedrag van deze forfaitaire vergoeding bedraagt
1) € 5.080,- welk bedrag bedoeld is als tegemoetkoming in aanschaf en onderhoud van een
sportrolstoel voor een periode van zes jaar. Dit bedrag is bedoeld voor de aanschaf en voor
het onderhoud van de sportrolstoel of
2 € 2.540,- welk bedrag bedoeld is als tegemoetkoming in aanschaf en onderhoud van een
sportrolstoel voor een periode van drie jaar. Dit bedrag is bedoeld voor de aanschaf en voor
het onderhoud van de sportrolstoel.
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen van dit Besluit, indien toepassing daarvan zou leiden tot onbillijkheden van overwegende aard.
Artikel 9.2 Beslissing college in gevallen waarin het Besluit niet voorziet
In gevallen, de uitvoering van dit Besluit betreffende, waarin dit Besluit niet voorziet, beslist het college voor zover dit mogelijk is binnen de door dit Besluit aangegeven grenzen.
Artikel 9. 3 Uitvoeringsregels
Burgemeester en wethouders werken de uitvoeringsbeleidsregels nader uit in het handboek Wmo.
Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van dit Besluit geldende bedragen verhogen of verlagen conform de ontwikkelingen van de prijsindex volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek.
Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2015.
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Smallingerland 2015.
Burgemeester en wethouders van Smallingerland,
drs. E. Bos drs. T. van Bekkum
Maatschappelijke Ondersteuning gemeente Smallingerland 2015
Naast de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Smallingerland , laatstelijk vastgesteld op 21 oktober 2014 is er ook een gelijknamig Besluit. Hierin zijn bij elkaar gebracht alle bedragen, die op basis van de Verordening moeten worden vastgesteld, evenals de nadere regels waarvoor in de verordening een delegatiebepaling voor het college is opgenomen.
In artikel 1 is een aantal begrippen beschreven. De meeste hiervan zijn afkomstig uit de begripsbepalingen van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Smallingerland 2015. Deze begrippen behoeven geen nadere uitleg.
Hoofdstuk 2 Algemene bepalingen
Deze bepaling sluit aan bij de omschrijving van het begrip ‘aanvrager’ in artikel 1.1, sub a, van het Besluit.
Dit artikel heeft betrekking op algemeen gebruikelijke voorzieningen.
Criteria bij het beoordelen of een zaak algemeen gebruikelijk is :
Indien deze vragen met "ja" kunnen worden beantwoord , is veelal sprake van een algemeen gebruikelijke zaak. In artikel 2.5 zijn zaken benoemd die als algemeen gebruikelijk worden aangemerkt. Het betreft geen limitatieve opsomming
Daarnaast wordt huishoudelijke hulp als het gaat om eenvoudige schoonmaakondersteuning
( HH 1 ) tot en met 3 uur per week ook als algemeen gebruikelijk aangemerkt. Voor deze huishoudelijke hulp wordt verwezen naar een algemene voorziening.
Volgens vaste jurisprudentie van de Centrale raad van Beroep blijkt dat verwijzing naar een algemene voorziening is toegestaan onder 3 voorwaarden:
In Smallingerland zijn er meerdere (grote en kleine) zorgaanbieders die een vorm van particuliere thuishulp aanbieden. Iedereen kan hier – tegen betaling – gebruik van maken. De kosten van deze algemene voorzieningen bedragen ongeveer 14-15 euro per uur. Daarmee is deze voorziening volop beschikbaar.
De particuliere thuishulp die wordt aangeboden is vrijwel identiek aan de hulp bij het huishouden die de gemeente nu aanbiedt. Aangezien het huidige aanbod van de gemeente zeker passend is, is de particuliere thuishulp dat vervolgens ook.
Voor mensen met een lager inkomen zal het lastig zijn om deze algemene voorziening zelf te betalen. Daarom is er een minimaregeling hulp bij het huishouden ingesteld. Binnen deze systematiek kunnen mensen voor de kosten van bijzonder noodzakelijke hulp bij het huishouden een beroep doen op bijzondere bijstand. De bijzondere bijstand beperkt zich niet tot de laagste inkomens, maar ook hogere inkomens kunnen een beroep doen op bijzondere bijstand volgens het principe van draagkracht. Daarmee zal deze algemene voorziening voor iedereen betaalbaar en daarmee niet te duur zijn.
Hoofdstuk 3 Bijzondere regels over persoonsgebonden budget,
eigen bijdrage en eigen aandeel.
De strekking van deze bepaling is dat indien de aanvrager een persoonsgebonden budget wenst, hij expliciet daarom zal moeten verzoeken en zal moeten aantonen waarom een verstrekking in de vorm van een persoonsgebonden budget noodzakelijk is. Dit kan bij voorkeur tegelijk met de aanvraag, indien op dat moment al duidelijk is dat de aanvrager dit wenst.
Deze bepaling is een uitwerking van artikel 2.3.6 lid 2 sub a van de Wet.
In situaties dat tijdens onderzoek duidelijk wordt dat een aanvrager problemen zal krijgen met het omgaan met een persoonsgebonden budget, zal dit als contra-indicatie (schuldenproblematiek of verslavingsproblematiek) worden opgevat.
In geval een budgethouder met een persoonsgebonden budget voor huishoudelijke hulp permanent in een AWBZ/WLZ –instelling wordt opgenomen of overlijdt, moeten de wettelijke termijnen die gelden voor het beëindigen van een dienstverband in acht worden genomen. Het persoonsgebonden budget wordt dan niet onmiddellijk beëindigd maar loopt door tot aan die verplichtingen is voldaan.
Ingeval van misbruik verspeelt de cliënt de keuze voor een persoonsgebonden budget. Het verkeerd uitgegeven bedrag wordt dan teruggevorderd.
Budgethouders dienen zich bewust te zijn van de eigen verantwoordelijkheid die hij of zij neemt bij de verkrijging van een persoonsgebonden budget. De compensatieplicht die het college heeft, wordt met de verstrekking van een persoonsgebonden budget ten aanzien van de betreffende voorziening gedurende de normale gebruiksduur als het ware afgekocht. Het verstrekken van een volgende voorziening binnen afloop van de normale gebruiksduur kan slechts in die gevallen waarin dat ook bij naturaverstrekkingen gebeurt.
Na afloop van de gebruiksduur wordt pas dan een nieuw persoonsgebonden budget dan wel hulpmiddel in natura verstrekt als de technische levensduur van het hulpmiddel is verstreken Ingeval van langduriger gebruikmaking van het hulpmiddel als de vermelde gebruiksduur blijft er een persoonsgebonden budget voor onderhoud en service en eventueel verzekering in stand. Eventuele meerkosten zijn voor eigen rekening. In het Verstrekkingenboek wordt aangegeven bij welke aanschaf van een hulpmiddel een WA verzekering moet worden afgesloten.
Als er een luxer hulpmiddel is aangeschaft dan het geïndiceerde goedkoopst doelmatige, en er daardoor onderdelen zijn die meer en hogere reparatie vergen dan het geïndiceerde hulpmiddel dan zijn deze meerdere onderhoudskosten voor rekening van de budgethouder..
Het handboek Wmo (Schulinck BV) geeft een nadere uitwerking van de procedure met betrekking tot het persoonsgebonden budget.
De budgethouders voor huishoudelijke hulp dienen periodiek een verantwoordingsformulier in te sturen. Alle budgethouders dienen achteraf verantwoording af te leggen over de besteding van het budget. Dit gebeurt door het opvragen van de gegevens bij de budget-houder. De budgethouder dient daarom een zorgvuldige administratie bij te houden over de bestedingen vanuit het persoonsgebonden budget. Bij langdurige verstrekkingen, zoals huishoudelijke verzorging, zal die administratie gebaseerd moeten zijn op schriftelijke overeenkomsten. De gewerkte uren en dagen, uurtarief, naam adres en BSN-nummer of sofinummer. Alle persoonsgebonden budgetten worden door het college gecontroleerd.
Het tarief dat van toepassing is voor een PGB is gebaseerd op het laagste tarief waarvoor de voorziening beschikbaar is op de markt. Het kan in uitzonderingsgevallen echter voorkomen dat zorg in natura niet passend is en het PGB tarief niet toereikend is voor deze bijzondere voorziening. Dit kan bijvoorbeeld zijn wanneer er bij kortdurend verblijf met heel kleine groepen moet worden gewerkt of dat er 1 op 1 begeleiding in een groep noodzakelijk is.
De noodzaak van een hoger tarief wordt door het college vastgesteld. Hierbij is niet de exploitatie van de zorgaanbieder leidend, maar de ondersteuningsvraag van de inwoner.
In artikel 3.8 wordt bepaald voor welke voorzieningen geen eigen bijdrage / eigen aandeel is verschuldigd. Dit betekent dat voor alle overige voorzieningen wel een eigen bijdrage /eigen aandeel is verschuldigd.
Er is een aantal specifieke bepalingen over het moment ( ingangsdatum) waarop een eigen bijdrage / eigen aandeel is verschuldigd. Dit heeft te maken met het moment ( ingangsdatum) waarop een eigen bijdrage / eigen aandeel is ingevoerd.
Per 1 januari 2012 is een eigen bijdrage ingevoerd voor scootmobielen inclusief accessoires en voor de woonvoorzieningen van bouwkundige- en woontechnische aard en van niet bouwkundige- en niet woontechnische aard .
Per 1 juli 2012 is een eigen bijdrage / eigen aandeel ingevoerd voor de in artikel 3.8.1 lid 5 genoemde vervoersvoorzieningen.
In artikel 3.8.1 lid 3 onder sub i is bepaald dat er geen eigen bijdrage is verschuldigd voor de voorzieningen die vóór 1 januari 2012 in eigendom zijn verstrekt.
In artikel 3.8.1 lid 4 is bepaald dat voor de voorzieningen die vóór 1 januari 2012 in bruikleen zijn verstrekt en per 1 januari 2012 nog steeds in gebruik zijn per 1 april 2012 een eigen bijdrage is verschuldigd.
In artikel 3.8.1 lid 5 is bepaald , in afwijking van lid 4 , dat voor een vergoeding voor de kosten van het gebruik van een ( rolstoel) taxi , eigen auto of vervoer door derden , voor een bruik-leenauto / buitenwagen met verbrandingsmotor , voor een gesloten buitenwagen , voor andere verplaatsingsmiddelen als genoemd in artikel 7.2 lid 1 a t/m e. en voor een tegemoetkoming in de kosten van aanpassing van de eigen auto of van een ander verplaatsingsmiddel die vóór 1 juli 2012 zijn verstrekt of vóór 1 juli 2012 zijn aangevraagd per 1 januari 2013 een eigen bijdrage of eigen aandeel is verschuldigd.
De eigen bijdrage wordt berekend door het Centraal Administratie Kantoor (CAK).
Het CAK werkt met verzamelinkomens vanuit een peiljaar, welk jaar twee jaar voor het lopende jaar ligt. Dit is noodzakelijk om over de verzamelinkomens, die afkomstig zijn van de belastingdienst, te kunnen beschikken. In 2015 doet men aangifte over 2014, dus dat jaar is nog niet bekend. Vandaar dat het verzamelinkomen over 2013 in 2015 gebruikt wordt. Dit betekent dat er soms een voorlopige vaststelling zal plaatsvinden en achteraf een definitieve vaststelling. Het in mindering brengen van eigen bijdragen of een eigen aandeel zal daardoor vaak niet mogelijk zijn. Al deze activiteiten zullen door het CAK worden uitgevoerd.
Uitgangspunten bij het opleggen van een eigen bijdrage of eigen aandeel:
De hoogte van de eigen bijdrage of het eigen aandeel wordt , net als bij de hulp bij het huishouden , gelijk gesteld aan de maximale periodebijdrage , tenzij deze hoger is dan de kosten van de voorziening: in dat geval is de eigen bijdrage of het eigen aandeel gelijk aan de kosten van de voorziening. De maximale duur van de eigen bijdrage of het eigen aandeel s afhankelijk van de wijze van verstrekking ( in eigendom , in bruikleen of een financiële tegemoetkoming ) en afhankelijk van de kostprijs van de voorziening. In andere gevallen is dat zolang de voorziening wordt gebruikt, ook indien de voorziening al vóór 1 januari 2012 in gebruik was , waarbij rekening wordt gehouden met de gebruiksduur van de voorziening.
Voor hulp bij het huishouden en begeleiding is de eigen bijdrage verschuldigd voor de duur van de beschikking (meestal 5 jaar) Het voorstel is voor de voorzieningen die in bruikleen of in de vorm van een persoonsgebonden budget worden verstrekt of in de vorm van een financiële tegemoetkoming de volgende gebruiksduur in acht te nemen.
Indien er sprake is van een herverstrekking van een voorziening dan is de duur van de eigen bijdrage of het eigen aandeel afhankelijk van de reeds verstreken gebruiksduur. Dus als bijvoorbeeld een scootmobiel 4 jaar oud is dan geldt voor de nieuwe gebruiker dat er nog ruim 3 jaar een eigen bijdrage is verschuldigd.
Niet voor alle voorzieningen wordt een eigen bijdrage of een eigen aandeel opgelegd.
De uitzonderingen zijn te onderscheiden in : uitzonderingen op wettelijke gronden en
uitzonderingen op beleidsmatige gronden.
De wetgever staat niet toe dat een eigen bijdrage of een eigen aandeel opgelegd wordt voor voorzieningen voor kinderen tot 18 jaar met uitzondering van een woningaanpassing.
Er mag geen eigen bijdrage opgelegd worden voor rolstoelen. ( zie artikel 3.8 lid 4 sub d van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 ).Hoewel dat niet letterlijk in de wet is opgenomen geldt dat ook voor elektrische rolstoelen. Er zou wellicht nog wel een discussie kunnen ontstaan over het wel of niet opleggen van een eigen bijdrage voor scootmobielen
Een scootmobiel is echter bedoeld voor buitengebruik en een elektrische rolstoel voor binnengebruik. Op grond van jurisprudentie is de keuze van de gemeente om niet een eigen bijdrage op te leggen voor een elektrische rolstoel en wel voor een scootmobiel mogelijk.
Ook is op grond van artikel 3.8 lid 4 sub a van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 geen eigen bijdrage of een eigen aandeel verschuldigd indien de persoon aan wie maatschappelijke ondersteuning is verleend of zijn echtgenoot een bijdrage ingevolge de artikelen 3.11
( beschermd wonen ) van het het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 dan wel een bijdrage is verschuldigd ingevolge de artikelen 3.3.2.1 of 3.3.2.2 van het Besluit langdurige zorg.
Dit geldt dus voor personen die verblijven in een WLZ instelling ( voorheen AWBZ ) .
Er wordt geen eigen aandeel opgelegd voor een financiële tegemoetkoming voor verhuis en inrichtingskosten (dit is geen woningaanpassing en bovendien is het een forfaitaire vergoeding los van de werkelijke kosten ). Voorts wordt geen eigen bijdrage of een eigen aandeel opgelegd voor enkele niet veel voorkomende woonvoorzieningen zoals de kosten voor onderhoud , keuring en reparatie van woonvoorzieningen als bedoeld in het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 ( kosten zijn ook laag en wegen niet op tegen de uitvoeringskosten ), woningaanpassingen in gemeenschappelijke ruimten (die zijn in redelijkheid niet aan een individueel persoon toe te rekenen) en vergoedingen voor tijdelijke huisvesting en huurderving.
De punten a t/m c van artikel 3.9 hebben betrekking op zogenaamde kruimelbedragen.
De kosten van het opleggen en uitvoeren van een eigen bijdrage wegen tot deze bedragen
Hoofdstuk 4 Huishoudelijke hulp
In dit artikel wordt een omschrijving gegeven van de 2 vormen van hulp bij het huishouden. Er wordt onderscheid gemaakt tussen HH1 en HH2 .
Bij HH1 gaat het om het effectief en efficiënt verrichten van huishoudelijke werkzaamheden in de thuissituatie bij cliënten .HH1 komt voor de meeste cliënten voort uit lichamelijke beperkingen zonder (aankomende) regietekorten, daarbij is de kern van HH1: schoonmaken en is de behoefte aan aanvullende hulp beperkt.
HH2 gaat om het effectief en efficiënt ondersteunen van de organisatie direct verbonden met de activiteiten voor het voeren van een huishouding ( regie )
HH2 vereist meer vaardigheid en ondersteuning als gevolg van regietekorten dan in het geval van HH1 en tevens is de behoefte aan aanvullende hulp groter.
In dit artikel wordt bepaald hoe het persoonsgebonden budget voor de hulp bij het huishouden wordt vastgesteld. De vaststelling van een persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden geschiedt aan de hand van het uurtarief. Het uurtarief wordt vermenigvuldigd met het aantal geïndiceerde uren. Het uurtarief vertegenwoordigt een reële tegenwaarde van de kosten van zorg in natura.
De uurtarieven zijn opgenomen in de bij dit besluit behorende Tarieventabel PGB 2015 Gemeente Smallingerland
De plaatselijke arbeidsmarkt biedt voldoende ruimte om gekwalificeerde krachten te vinden die binnen het beschikbaar gestelde budget kunnen weken en het toegekende persoons-gebonden budget biedt ruimte om te voorzien in overheadkosten ( incl. arbeidsvoorwaarden)
Het uurtarief kan jaarlijks worden geïndiceerd met dezelfde indexering als bij de contracten hulp bij het huishouden in natura die de gemeente heeft afgesloten. De eerste indexering is pas mogelijk met ingang van 1 januari 2016.
In het vierde lid wordt bepaald dat de verantwoording van het budget volledig is ( 100% ).
Hoofdstuk 5 Extramurale begeleiding individueel en groep en kortdurend verblijf
In de artikelen in dit hoofdstuk wordt bepaald hoe het persoonsgebonden budget voor de extramurale begeleiding individueel , extramurale begeleiding groep en voor kortdurend verblijf wordt vastgesteld. De vaststelling van een persoonsgebonden budget voor extramurale begeleiding individueel geschiedt aan de hand van het uurtarief , voor de extramurale begeleiding groep aan de hand van een tarief per dagdeel en voor kortdurend verblijf aan de hand van een tarief per etmaal.
De tarieven zijn opgenomen in de bij dit besluit behorende Tarieventabel PGB 2015 Gemeente Smallingerland
De hier opgenomen bepalingen zijn een neerslag van de in de gemeente Smallingerland bestaande praktijk. Dat betekent dat de relevante bepalingen uit hoofdstuk 2 van de voormalige Verordening voorzieningen gehandicapten 2001 en het bijbehorende Besluit, voor zover niet reeds opgenomen in de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Smallingerland 2015, in dit hoofdstuk een plaats hebben gevonden.
In dit artikel worden de type woonvoorzieningen nader aangeduid. Hierna worden de type woonvoorzieningen kort toegelicht
Verhuis- en inrichtingskosten:
Het college kan besluiten om een tegemoetkoming te verstrekken in de verhuis- en inrichtingskosten. Bij de uiteindelijke keuze van de te verstrekken voorziening wordt een afweging gemaakt tussen de kosten van het verhuizen versus het aanpassen van de huidige woonruimte. Hierbij dient te worden opgemerkt dat het primaat van verhuizen is versoepeld. Het primaat van verhuizen geldt namelijk niet als de WMO gerechtigde alleen een traplift nodig heeft. In dat geval wordt er niet gekeken naar verhuizen als goedkoopst doelmatige oplossing. Als mocht blijken dat er naast een traplift ook andere aanpassingen aan de woning nodig zijn en er wordt vastgesteld dat verhuizen de goedkoopst doelmatige oplossing is, dan komt aanvrager in principe alleen in aanmerking voor een tegemoetkoming van de verhuis- en inrichtingskosten. Iedere keer wordt dit zorgvuldig beoordeeld Tevens moet bij de afweging verhuizen of aanpassen rekening gehouden worden met de sociale omstandigheden waarin de cliënt zich bevindt zoals de aanwezigheid van mantelzorg (hieronder worden hand- en spandiensten door familie, buren en vrienden verstaan, waardoor de cliënt minder aanspraak hoeft te doen op reguliere voorzieningen). .
Het college kan besluiten om een financiële tegemoetkoming te verstrekken ten behoeve van het vrijmaken van een aangepaste woning. Als het dagelijks bestuur de achterblijvende gezinsleden verzoekt om de woning vrij te maken kunnen deze in aanmerking komen voor een tegemoetkoming in de verhuiskosten.
In het handboek Wmo is het beleid met betrekking tot verhuizen dan wel woningaanpassing en het gebruik van de voorraad aangepaste woningen nader uitgewerkt.
Woonvoorzieningen van bouwkundige of woontechnische aard:
Het betreft hier de woningaanpassingen. De volgende kosten komen in aanmerking voor een vergoeding:
bepaalde in de Risicoregeling woning- en utiliteitsbouw 1991;
verstande dat dit niet hoger is dan het maximale honorarium als bepaald in SR
1997(Standaard Rechtsverhoudingen Opdrachtgever-Architect) van de BNA
(Bond van Nederlandse Architecten); Alleen in die gevallen dat het noodzakelijk is
dat een architect voor de woningaanpassing moet worden ingeschakeld komen deze
kosten voor vergoeding in aanmerking.Het betreft dan veelal de ingrijpender
Woonvoorzieningen van niet bouwkundige of van niet woontechnische aard:
Onder een woonvoorziening waarbij geen sprake is van een ingreep van bouw- of woontechnische aard zal in de praktijk vooral een financiële tegemoetkoming voor woningsanering in verband met CARA of het verstrekken van rolstoeltapijten worden verstaan. Ook kan onder deze categorie worden begrepen hulpmiddelen voor baden,
wassen en douchen welke niet nagelvast aan de woning zijn bevestigd, evenals mobiele patiëntenliften. Deze laatste twee categorieën roerende woonvoorzieningen kunnen ook in de vorm van een voorziening in natura ( in bruikleen) worden verstrekt, zodat hergebruik mogelijk is. Ook valt een traplift onder deze categorie. Dit betekent dat een traplift in bruikleen wordt verstrekt.
Kosten van onderhoud , keuring en reparatie:
Kosten voor onderhoud, keuring en reparatie worden gesubsidieerd omdat deze kosten regelmatig moeten worden gemaakt dan wel relatief hoog zijn. Het gaat hier uitsluitend om voorzieningen die (elektrisch) beweegbaar zijn en waar om die reden slijtage kan optreden waardoor de veiligheid van het gebruik van de voorziening niet langer kan worden gegarandeerd. Het betreft met name liften, automatische deuropeners en (elektrische) beweegbare keukens. Vervanging door normale slijtage wordt in dit artikel niet genoemd. Uiteraard worden de kosten van dergelijke vervangingen wel volgens de regels van de verordening vergoed.
In die gevallen waarin de cliënt tijdens het aanbrengen van de voorzieningen niet in de woonruimte kan blijven wonen en om deze reden tijdelijk naar een andere woonruimte moet uitwijken, kan voor de periode dat dit noodzakelijk is een tegemoetkoming in de dubbele woonlasten worden verstrekt.
Dit punt wordt ingevoerd om van verhuurders medewerking te krijgen bij het beschikbaar houden van leeggekomen aangepaste woningen voor de doelgroep.
Artikel 6.1 lid 2. Voorziening in natura.
Dit artikellid biedt de mogelijkheid zowel onroerende- als roerende woonvoorzieningen als voorziening in natura te verstrekken. Als voorbeeld van een onroerende woonvoorziening in natura kan een traplift als voorbeeld dienen. Voorbeelden van roerende woonvoorzieningen: zie toelichting hiervoor
In dit artikel is geregeld hoe de financiële tegemoetkoming of het persoonsgebonden budget voor een woonvoorziening wordt vastgesteld.
Het gaat daarbij om de kosten van de door het dagelijks bestuur goedgekeurde offerte.
Daarin kan een aantal kosten teruggevonden worden. Zie de toelichting bij het vorige artikel.
Door uit te gaan van de kosten van de goedgekeurde offerte is het mogelijk per offerte andere kosten mee te nemen. Zo zullen toezichtkosten bij een kleine verbouwing geen rol spelen.
Het persoonsgebonden budget voor woonvoorzieningen zoals mobiele tilliften ,
Losse douchestoelen, douchebrancards en toiletstoelen worden gebaseerd op de huurprijs van de goedkoopste doelmatige voorzieningen eventueel vermeerderd met de kosten van onderhoud, reparatie en verzekering.
Hoofdstuk 7 Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel
De hier opgenomen bepalingen zijn een neerslag van de in de gemeente Smallingerland bestaande praktijk. Dat betekent dat de relevante bepalingen uit hoofdstuk 3 van de Verordening voorzieningen gehandicapten 2001 en het bijbehorende Besluit, voor zover niet reeds opgenomen in de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Smallingerland 2007, in dit hoofdstuk
Artikel 7.1, 7.2 Soorten vervoersvoorzieningen.
Vervoersvoorzieningen kunnen in natura verstrekt worden, als financiële tegemoetkoming of als persoonsgebonden budget. Dit artikel benoemt deze vormen en regelt wanneer er slechts een financiële vergoeding verstrekt kan worden. In het verstrekkingenboek wordt nader in gegaan op de voorwaarden van de vervoersvoorzieningen .
Artikel 7.1 en 7.2 maakt een onderscheid tussen drie soorten voorzieningen, te weten:
Artikel 7.1. Vervoersvoorzieningen in natura
In artikel 7.1 onder a , en c worden de vervoersvoorzieningen genoemd, die in natura kunnen worden verstrekt:
Een open elektrische buitenwagen of een scootermobiel voor (binnen- en) buitengebruik.. Een dergelijke voorziening kan worden verstrekt in combinatie met een taxi- of autokosten-vergoeding. Het gaat hier om vervoermiddelen die voorzien in de vervoersbehoefte op de korte afstand, in de directe omgeving van de eigen woning.
Artikel 7.2 Vervoersvoorziening als financiële tegemoetkoming of als persoonsgebonden
Dit artikel heeft betrekking op de vervoersvoorzieningen in de vorm van een financiële
tegemoetkoming ( lid 1 ) en in de vorm van een persoonsgebonden budget ( lid 2 ) .
De financiële tegemoetkoming in de vorm van een gemaximeerde vergoeding geldt voor de kosten van het gebruik van een vervoermiddel genoemd in lid onder a , een financiële tegemoetkoming op basis van de werkelijke kosten geldt voor de kosten van de aanpassing van de eigen auto of aanpassing van een ander verplaatsingsmiddel , een financiële tegemoetkoming op basis van de werkelijke kosten geldt ook voor de kosten van de medisch noodzakelijke begeleiding tijdens het vervoer. Een persoonsgebonden budget geldt voor de vervoersvoorzieningen genoemd in lid 1 onder c.
Deze artikelen hebben betrekking op het recht op een vervoersvoorsziening, bepalingen ten aanzien van de verstrekking en de hoogte van de verstrekking.
Hoofdstuk 8 Verplaatsing in en rond de woning
Artikel 8.1 Soorten rolstoelvoorzieningen
Een rolstoelvoorziening kan bestaan uit een handbewogen rolstoel, een elektrische rolstoel, een duwrolstoel of een sportrolstoel. Daarnaast vallen rolstoelaccessoires onder het begrip rolstoelvoorziening. Rolstoelvoorzieningen kunnen in natura verstrekt worden of als persoonsgebonden budget.
Artikel 8.2 Rolstoelvoorziening in natura
Een rolstoelvoorziening in natura wordt in bruikleen verstrekt.
Artikel 8.3 Accessoires in natura
Accessoires voor een rolstoel in natura kunnen zowel in bruikleen of in eigendom worden
Verstrekt. Zo zal bijvoorbeeld een spiegel of een stokhouder in bruikleen worden verstrekt en bijvoorbeeld een schootskleed in eigendom
Artikel 8.4. Het persoonsgebonden budget voor een rolstoel voorziening.
Het college verstrekt de rolstoelvoorziening in bruikleen en niet in eigendom (zie artikel 8.2).
Daarom wordt een bedrag beschikbaar worden gesteld gelijk aan de huurprijs inclusief de kosten van onderhoud ,reparatie en verzekering.
Artikel 8.5. De hoogte van de forfaitaire vergoeding voor een sportrolstoel.
De sportrolstoel is een bovenwettelijke voorziening. De sportrolstoel wordt alleen verstrekt als een forfaitaire vergoeding in de vorm van een persoonsgebonden budget.
De vergoeding is niet kostendekkend en dient beschouwd te worden als tegemoetkoming in de kosten van aanschaf en onderhoud voor een periode van zes jaar. Na zes jaar kan opnieuw een forfaitaire tegemoetkoming worden toegekend.
Het handboek Wmo ( Schulinck BV ) geeft een nadere uitwerking van de uitvoerings-beleidsregels omtrent de Wmo. Deze beleidsregels zijn openbaar en te raadplegen via het Juridisch Loket
De overige artikelen zijn voor regelgeving als deze gebruikelijke slotbepalingen.
BIJLAGE Tarieventabel PGB 2015
Gemeente Smallingerland Clienten die vallen onder het overgangsrecht
Het jaartarief is leidend, dat is het bedrag waar iemand per kalenderjaar recht op heeft. De overige tarieven zijn afgeronde bedragen ter informatie. Het tarief per maand is waar de SVB mee rekent, het tarief per 4 weken is het bedrag dat wordt doorgegeven aan het CAK voor de eigen bijdrageberekening.
Begeleiding groep zonder vervoer
Als uw aantal geïndiceerde uren en/of dagdelen hoger is dan hier staat, dan wordt het tarief van de hoogste klasse verhoogd met uurtarief of dagdeeltarief op jaarbasis maal aantal extra uren of dagdelen.
Gemeente Smallingerland Nieuwe cliënten Cliënten voor wie het overgangsrecht niet (langer) van toepassing isHet jaartarief is leidend, dat is het bedrag waar iemand per kalenderjaar recht op heeft. De overige tarieven zijn afgeronde bedragen ter informatie. Het tarief per maand is waar de SVB mee rekent, het tarief per 4 weken is het bedrag dat wordt doorgegeven aan het CAK voor de eigen bijdrageberekening.
In alle andere gevallen is het tarief voor informele hulp van toepassing.Begeleiding individueel, formele hulp(Wmo & Jeugdwet)
Begeleiding groep met vervoer, formele hulp (Wmo & Jeugdwet)
Begeleiding groep zonder vervoer, formele hulp (Wmo & Jeugdwet)
Kortdurend verblijf met vervoer , formele hulp (Wmo & Jeugdwet)
Kortdurend verblijf zonder vervoer , formele hulp (Wmo & Jeugdwet)
H ulp bij het huishouden , formele hulp (Wmo)
Persoonlijke verzorging, formele hulp (Jeugdwet)
Behandeling individueel , formele hulp (Jeugdwet)
Deze vorm van ondersteuning is alleen maar mogelijk als formele hulp.
Behandeling Groep , formele hulp (Jeugdwet)
Deze vorm van ondersteuning is alleen maar mogelijk als formele hulp.
Verblijf licht , formele hulp (Jeugdwet)
Deze vorm van ondersteuning is alleen maar mogelijk als formele hulp.
Verblijf zwaar , formele hulp (Jeugdwet)
Deze vorm van ondersteuning is alleen maar mogelijk als formele hulp.
Begeleiding individueel, informele hulp (Wmo & Jeugdwet)
Begeleiding groep met vervoer, informele hulp (Wmo & Jeugdwet)
Begeleiding groep zonder vervoer, informele hulp (Wmo & Jeugdwet)
Kortdurend verblijf met vervoer , informele hulp (Wmo & Jeugdwet)
Kortdurend verblijf zonder vervoer , informele hulp (Wmo & Jeugdwet)
Hulp bij het huishouden , informele hulp (Wmo)
Persoonlijke verzorging, informele hulp (Jeugdwet)
Als uw aantal geïndiceerde uren en/of dagdelen hoger is dan hier staat, dan wordt het tarief van de hoogste klasse verhoogd met uurtarief of dagdeeltarief op jaarbasis maal aantal extra uren of dagdelen.
Het tarief per uur is telkens het maximumtarief dat u uw zorgverlener mag betalen. U mag een hoger tarief betalen, maar de meerkosten hiervan mogen niet uit het PGB betaald worden, maar moet u uit eigen middelen betalen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2017-19640.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.