BELEIDSKADER HUISHOUDELIJKE ONDERSTEUNING 2018

Inleiding

 

Op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) ondersteunen gemeenten inwoners bij het zo lang mogelijk zelfstandig functioneren. Eén van de maatwerkvoorzieningen die hiervoor kan worden ingezet is de Huishoudelijke Ondersteuning (HO). De HO wordt ingezet als inwoners niet meer op eigen kracht of met behulp van hun sociale netwerk hun huis leefbaar kunnen houden. Huishoudelijke taken worden dan overgenomen door een hulp. Het resultaat leefbaar huis wordt hiermee bereikt. Onder leefbaar huis wordt verstaan dat iedereen gebruik moet kunnen maken van een schone woonkamer, als slaapvertrek in gebruik zijnde ruimtes, de keuken, sanitaire ruimte en gang. Het huis dient zodanig leefbaar te zijn dat geen vervuiling plaatsvindt en zo een algemeen aanvaardbaar basisniveau van een leefbaar huis wordt gerealiseerd.

Bij de invoering van de Wmo 2015 is destijds de keuze gemaakt om HO op een resultaatgerichte manier uit te voeren. Hierbij werden 2 pakketten ingezet: het basispakket (resultaat is een “leefbaar huis ”) en het pluspakket (resultaat is regie op het huishouden en zorg voor minderjarige kinderen). De cliënt maakt met de zorgaanbieder in de huidige situatie afspraken over de in te zetten zorg. Dit geldt voor zowel de werkzaamheden die worden overgenomen door de hulp als de hoeveelheid tijd die door de zorgaanbieder moet worden ingezet. Voor deze resultaatgerichte manier van werken is destijds gekozen omdat deze aansluit bij de aard van de Wmo 2015. De ontwikkeling van de nieuwe werkwijze is in samenwerking met cliënten en zorgaanbieders gebeurd.

In mei 2016 heeft de Centrale Raad van Beroep (CRvB) richtinggevende uitspraken gedaan over de maatwerkvoorziening HO onder de Wmo 2015. Belangrijke onderdelen uit de uitspraken zijn:

  • Huishoudelijke ondersteuning valt onder de Wmo 2015;

  • De ondersteuning mag, onder voorwaarden, als algemene voorziening worden aangeboden;

  • Gemeenten mogen uniforme normen hanteren, zoals de term “een (schoon en) leefbaar huis” binnen het resultaatgericht werken. Deze normen moeten echter wel objectief onderbouwd zijn. Tegelijkertijd moet maatwerk in het zorgaanbod mogelijk blijven. Er moet door het college op individueel niveau zicht worden gegeven op de vraag op welke concrete wijze invulling wordt gegeven aan het bereiken van het resultaat een leefbaar huis.

De CRvB heeft in zijn uitspraken bepaald dat het mogelijk is om binnen de HO te sturen (en financieren) op basis van resultaat en prestatie. Als voorwaarde geldt dan wel dat de norm waarop het resultaat wordt gebaseerd onafhankelijk en objectief tot stand is gekomen. Het huidige beleid met het resultaat “leefbaar huis”, voldoet niet aan deze voorwaarde.

Naar aanleiding van deze uitspraken passen de 14 Twentse gemeenten hun beleid HO aan. Doelstelling is om per 1 januari 2018 over een goed en rechtmatig beleidskader te beschikken. Er moet in 2017 een inkoopprocedure gestart worden zodat de gemeenten per 1 januari 2018 passende overeenkomsten hebben.

Het beleidskader HO 2018 bestaat uit een 6-tal modules met elk een eigen resultaat.

De 6 modules zijn:

  • Basismodule

  • Module Extra hygiëne

  • Module Wasverzorging

  • Module Regie

  • Module Maaltijdverzorging

  • Module Zorg voor minderjarige kinderen

  • Objectieve norm

De normen in het beleidskader HO 2018 zijn objectief omdat de normen van de basismodule door onafhankelijk onderzoek tot stand zijn gekomen en de normen van de extra modules gebaseerd zijn op het CIZ-protocol. Hierdoor zijn de te hanteren normen objectief, gebaseerd op onafhankelijk onderzoek.

De normen die gebruikt worden in het beleidskader HO 2018 zijn gebaseerd op 2 onderzoeken:

  • De normen van de basismodule zijn gebaseerd op het onderzoek dat HHM voor de Twentse gemeenten heeft uitgevoerd.

  • De normen van de extra modules zijn gebaseerd op het CIZ-protocol.

Uit juridisch advies van Damsté advocaten – notarissen blijkt dat het onderzoek van HHM naar de normen voor de basismodule de rechterlijke toets kan doorstaan. De aanvaardbaarheid van de normen van het CIZ-protocol huishoudelijke ondersteuning is al meermalen door de CRvB als voldoende objectief beoordeeld en vastgesteld.

De objectieve normen kennen maximale normtijden. De daadwerkelijk in te zetten ondersteuning (activiteiten en frequenties) wordt afgestemd op de situatie van de cliënt en kan daarom in de praktijk minder zijn dan de maximale normtijd.

 

 

Modules

 

Het beleidskader HO 2018 bestaat uit de volgende modules:

 

Basismodule

De basismodule huishoudelijke ondersteuning bestaat uit basis schoonmaakactiviteiten (wekelijkse activiteiten) en incidentele schoonmaakactiviteiten (enkele malen per jaar) per woonruimte gericht op het resultaat “leefbaar huishouden”. Bij activiteiten in de basismodule kan gedacht worden aan stofzuigen, het sanitair schoonmaken en dweilen. De module heeft betrekking op de woonruimten die nodig zijn voor het normale gebruik van de woning én die daadwerkelijk dagelijks in gebruik zijn. Per woonruimte wordt aangegeven welke activiteiten er met welke frequentie per ruimte moeten worden verricht om het resultaat leefbaar huishouden te realiseren. Daarbij wordt per activiteit de normtijd gegeven. De normen van de basismodule zijn gebaseerd op het HHM onderzoek.

 

Module Extra hygiëne

Deze module wordt ingezet als een cliënt vanwege objectiveerbare medische/fysieke belemmeringen onvoldoende resultaat kan bereiken met de basismodule. De module Extra hygiëne is qua activiteiten gelijk aan de basismodule. Alleen de frequentie van (enkele van) de activiteiten verschilt met de basismodule. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden dat er bij een inwoner vanwege een ernstige vorm van COPD aantoonbaar vaker moet worden stof gezogen per week dan wat vanuit het basispakket kan worden geboden. De module Extra hygiëne is gebaseerd op de normen uit het CIZ protocol.

 

Module Wasverzorging

Deze maatwerkmodule wordt ingezet als een cliënt een belemmering heeft bij het op orde en schoon houden van de kleding en het linnen- en/of beddengoed. Aan de belemmering ligt een objectiveerbare (medische) beperking ten grondslag. Het doel van dit resultaat is de beschikking hebben over schone en draagbare kleding en linnen- en/of beddengoed. Activiteiten die bijvoorbeeld onder deze module vallen zijn was in wasmachine stoppen, de was ophangen en strijken van bovenkleding. De module Wasverzorging is gebaseerd op de norm uit het CIZ protocol.

 

Module Regie

Deze module wordt ingezet wanneer de cliënt niet in staat is tot regie en plannen van werkzaamheden met betrekking tot het organiseren van huishoudelijke taken. Behalve dat er huishoudelijke taken moeten worden overgenomen, heeft de hulp aansturende en regietaken. Het doel van het voeren van de regie over het huishouden is, naast een leefbaar huishouden, ook het ondersteunen bij het organiseren van het huishouden. Voorwaarde voor het inzetten van de module Regie is dat sprake is van een objectiveerbare (medische) beperking. De module Regie is gebaseerd op de normen uit het CIZ protocol.

 

Module Maaltijdverzorging

Deze module bestaat uit activiteiten die moeten worden verricht om het resultaat “beschikken over benodigde dagelijkse maaltijden” te bereiken. Hierbij kan gedacht worden aan zowel warme- als broodmaaltijden. De module Maaltijdverzorging is gebaseerd op de normen uit het CIZ protocol. De module Maaltijdverzorging wordt alleen ingezet als sprake is van een objectiveerbare (medische) beperking die ertoe leidt dat de cliënt niet in staat is zelf of met ondersteuning van het sociale netwerk het resultaat te bereiken. Er zijn daarnaast ook voorliggende voorzieningen voor deze module, zoals een maaltijdservice (‘’tafeltje-dek-je’’).

 

Module Zorg voor minderjarige kinderen

Uitgangspunt bij deze module is dat bij uitval van één van de ouders, de andere ouder deze zorg of zijn aandeel in de zorg daar waar mogelijk overneemt. Op grond van gebruikelijke zorg hoeft het college niet te compenseren. Het college ondersteunt alleen als ouders door acuut ontstane problemen een oplossing nodig hebben voor de zorg voor minderjarige, gezonde kinderen. De ondersteuning is dus per definitie tijdelijk (maximaal 3 maanden), in afwachting van een structurele oplossing. De module wordt alleen ingezet als er sprake is van een objectiveerbare (medische) beperking. De module Zorg voor minderjarige kinderen is gebaseerd op de normen uit het CIZ protocol en kan bestaan uit verschillende activiteiten zoals ondersteunen bij de maaltijden en het verzorgen van de kinderen.

 

 

Algemene voorziening

 

Op basis van de Wmo 2015 kan de ondersteuning worden geleverd door gebruik te maken van een maatwerkvoorziening of een algemene voorziening. De toegang tot een maatwerkvoorziening ligt bij de gemeente, er is een toekenningsbeschikking voor nodig. Een algemene voorziening is toegankelijk voor alle inwoners. De inzet van een algemene voorziening kan ertoe leiden dat cliënten meer in eigen kracht worden gezet. Het ondersteuningsprobleem kan worden opgelost zonder dat daarvoor een melding en onderzoek bij de gemeente nodig is. Voor de gemeente geldt dat de kosten van een algemene voorziening mogelijk lager zijn dan de kosten van de maatwerkvoorziening. In alle gevallen geldt dat wanneer het ondersteuningsprobleem van de cliënt niet of niet volledig door de inzet van een algemene voorziening wordt opgelost er een beroep op de maatwerkvoorziening kan worden gedaan.

Een voorbeeld van een algemene voorziening is de Was- en strijkservice. Gezien het verwachte intensieve gebruik van de module Wasverzorging en de daarmee gepaard gaande kosten, wordt in Twents verband een onderzoek gestart naar de mogelijkheden voor een algemene voorziening. Een collectieve voorziening gaat een stap verder en is alleen toegankelijk voor cliënten die hiervoor geïndiceerd zijn.

 

Werkwijze Wmo 2015 HO

 

De besluitvorming om te komen tot een maatwerkvoorziening HO basispakket en mogelijk een aanvullende module vindt plaats middels de Wmo 2015 en via onderstaande 5 stappen:

  • 1.

    melding

  • 2.

    onderzoek en verslag

  • 3.

    aanvraag

  • 4.

    beschikking

  • 5.

    uitvoering

 

 

Stap 1 en 2

Nadat de cliënt zich met een hulpvraag op het gebied van de huishoudelijke ondersteuning meldt bij de gemeente, gaat de consulent persoonlijk met de cliënt en eventueel zijn of haar naasten in overleg om de hulpvraag te verhelderen en de behoeften en wensen te inventariseren. Vervolgens wordt samen met de cliënt onderzocht welke mogelijkheden en oplossingen in redelijkheid er zijn. Hierbij wordt eerst gekeken naar de eigen kracht van de cliënt (wat kan hij zelf?), het sociaal netwerk (zoals gebruikelijke hulp, mantelzorg e.d.) en vervolgens de mogelijke inzet van vrijwilligers. Tot slot wordt onderzocht of een (algemene voorziening volstaat. Een algemene voorziening kan volstaan als deze 1) daadwerkelijk beschikbaar is, 2) een adequate compensatie voor de beperking biedt, en 3) voor de cliënt financieel te dragen is. De uitkomsten van het onderzoek worden door de consulent opgenomen in het verslag. Een door de cliënt ondertekend ondersteuningsplan krijgt de status van aanvraag.

 

Stap 3

Wanneer deze stappen niet leiden tot een voldoende oplossing zet de consulent op aanvraag van de cliënt de maatwerkvoorziening HO in. Dit betekent dat een gecontracteerde zorgaanbieder (een deel van) de huishoudelijke werkzaamheden overneemt. De maatwerkvoorziening HO wordt afgestemd op de cliënt. Dit betekent in de eerste plaats dat wordt vastgesteld welke modules moeten worden ingezet. Als het alleen om ondersteuning bij het schoonmaken van de woning gaat wordt de Basismodule ingezet. Indien vanwege een objectiveerbare (medische) beperking de noodzaak daartoe blijkt worden aanvullende modules ingezet. Wanneer duidelijk is welke modules worden ingezet, beoordeelt de consulent namens de gemeente in hoeverre de cliënt (of het sociaal netwerk) zelf bepaalde werkzaamheden kan uitvoeren (de zogenaamde eigen kracht van de cliënt). Deze werkzaamheden worden niet overgenomen door de aanbieder. Uiteindelijk is dan duidelijk wat de cliënt zelf kan en welke werkzaamheden door de aanbieder worden overgenomen.

Iedere module heeft zijn eigen resultaat en een eigen maximum norm (de norm bestaat uit activiteiten, frequenties en tijden). Op basis van de persoonlijke situatie van de cliënt wordt vastgesteld welk deel van de activiteiten een cliënt zelf/netwerk kan uitvoeren en welk deel wordt overgenomen door de aanbieder. Op die manier wordt maatwerk geleverd.

 

Stap 4

De cliënt ontvangt van de gemeente een beschikking waaruit blijkt welke concrete ondersteuning hij ontvangt en op welke manier die ondersteuning bijdraagt aan de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie. Het in de beschikking toegekende resultaat is gebaseerd op: activiteiten + frequentie + tijdsindicatie.

 

Stap 5

Aanbieder krijgt de opdracht tot uitvoering van de toegekende resultaten.

 

Dit beleidskader is vastgesteld op 14 maart 2017 en treedt in werking op 23 oktober 2017.

Vriezenveen,

De raad voornoemd,

de griffier, de voorzitter,

drs. R.J.M. Ros ir. C.L. Visser

Naar boven