Gemeenteblad van Oegstgeest
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Oegstgeest | Gemeenteblad 2017, 182955 | Overige besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Oegstgeest | Gemeenteblad 2017, 182955 | Overige besluiten van algemene strekking |
Besluit van de gemeenteraad van de gemeente Oegstgeest houdende Handboek Leidingen gemeente Oegstgeest 2017
Volgens de Leidingenverordening gemeente Oegstgeest 2017, hierna ook te noemen: “Leidingenverordening”, artikel 4, is een vergunning nodig voor het aanleggen, wijzigen of verwijderen van kabels en buisleidingen (hierna ook te noemen: “leidingen”) in het openbare beheergebied van de gemeente Oegstgeest. In artikel 8 van de Leidingenverordening wordt gesteld dat het college nadere regels kan stellen.
Volgens de Telecommunicatieverordening gemeente Oegstgeest 2017, hierna ook te noemen:
“Telecommunicatieverordening”, artikel 2, lid 1, is een instemming nodig voor het aanleggen, wijzigen en verwijderen van een telecomkabel. In artikel 7 lid 2 van de Telecommunicatieverordening wordt gesteld dat het college nadere regels kan stellen.
In het Handboek Leidingen, hierna ook te noemen ”Handboek”, worden richtlijnen, voorwaarden en eisen gesteld waaraan moet worden voldaan om een vergunning casu quo instemming (hierna ook genoemd als vergunning) te verkrijgen. Dit zijn behalve specifieke eisen ten aanzien van aanleg, ook eisen omtrent het wijzigen van leidingen en bedrijfsbeëindiging. Zie ook artikel 3 Leidingenverordening.
Het Handboek is geschreven voor een ieder die een leiding of leidingen exploiteert, of een leiding(en) wil aanleggen, wijzigen en/of verwijderen binnen de gemeentegrens van Oegstgeest.
DEEL A ALGEMENE, PROCEDURELE INFORMATIE VOOR DE ONTWERPFASE
In deze paragraaf zijn alle gebruikte begrippen opgenomen, indien deze niet als zodanig zijn gedefinieerd in de Leidingenverordening en/of Telecommunicatieverordening. Waar een begrip slechts eenmalig in het Handboek wordt genoemd, is deze in het betreffende hoofdstuk beschreven.
Het college neemt alleen volledig ingevulde en ondertekende aanvragen in het Nederlands (met eventuele bijbehorende bijlagen zoals in dit Handboek in specifieke situaties is vereist) in behandeling.
Voor het aanvragen van een vergunning moeten de meest actuele formulieren worden gebruikt. Deze zijn van de site van de gemeente Oegstgeest te downloaden of binnen de omgeving van MOOR beschikbaar.
De contactgegevens van het college voor informatie over kabels en leidingen zijn:
Internet : www.oegstgeest.nl
E-mail : Via het contactformulier op de website:
https://www.e-inwoner.nl/prod/fr/Oegstgeest/Oegstgeest-_contact2/new
Adres : Postbus 1270, 2340 BG Oegstgeest
Telefoon : 071 - 51 91 793 Vragen naar medewerker die belast is met kabels en leidingen vergunningen.
Vergunningaanvragen en meldingen worden op www.moor.opbrekingen.nl afgehandeld.
Een leiding- of kabelexploitant kan een derde machtigen om namens hem een aanvraag in te dienen. Hiervoor is een door de leiding- of kabelexploitant ondertekende machtiging benodigd.
N.B.: De vergunning wordt alleen op naam van de leiding- of kabelexploitant afgegeven.
De leiding- of kabelexploitant is bij werkzaamheden in de openbare ruimte verantwoordelijk voor maatregelen bij eventuele bodemverontreiniging. Bij de Omgevingsdienst West-Holland zijn de bodemkwaliteitsgegevens op te vragen. Bij de aanvraag van een vergunning dient de leiding- of kabelexploitant bij te voegen:
een kopie van het bodemonderzoek uitgevoerd door een gecertificeerd onderzoeksbureau of een verklaring van de eigen dienst binnen de leiding- of kabelexploitant of eigen dienst van een andere leiding- of kabelexploitant, al dan niet in combinatie met een kopie van een door de Omgevingsdienst West-Holland goedgekeurd saneringsplan dan wel BUS-melding (zie ook paragraaf 5.4.2). In deze verklaring kan staan dat de leiding- of kabelexploitant bij aanvang van de werkzaamheden de bodemkwaliteitsgegevens op orde heeft.
Technische specificaties werktekeningen:
Elke tracéwijziging (dus nieuw, wijziging én verwijderen) moet worden ondersteund door een plantekening. Het college kan bij ingewikkelde situatie eerst een werktekening opvragen.
Hiervan moet één digitaal exemplaar worden aangeleverd.
De ingediende werktekening moet voldoen aan de volgende eisen:
Locatie bovengrondse kasten (zoals bijvoorbeeld transformatorkasten en wijkkasten)
Bij het aanvragen van een vergunning dient rekening gehouden te worden met de locatie van de te plaatsen bovengrondse kast(en).
De voorkeur van het college voor een locatie van een kast is:
Voor kasten welke geplaatst worden op de genoemde locaties onder 2. en 3. geldt dat de gemeente nadere eisen kan stellen aan de RAL kleur die meer passen bij de omgeving. Dit zal in overleg plaatsvinden.
Waterleidingexploitant initiatiefnemer
De Waterleidingexploitant dient 6 weken vóórdat zij voornemens zijn een vergunning (voor een werk op eigen initiatief) aan te vragen voor de aanleg van een leiding met de daarbij behorende brandkranen, een verzoek tot vooroverleg in te dienen bij het college.
Het college is verplicht, een vooroverleg bij De waterleiding exploitant aan te vragen over de situering van de brandkranen in gebieden waarin zij wijzigingen aan de bovengrondse en ondergrondse infrastructuur willen aanbrengen. Hierbij zullen ook de voor eventuele aanpassingen aan de brandkranen gemoeide kosten onderdeel van uitmaken. Het brandkranenbeleid van de waterleidingexploitant is in principe van toepassing.
Het college vergunt een tracé van A tot B. Naast het college zijn er soms nog andere partijen waarvan vergunning of toestemming benodigd is. Het hebben van een vergunning van het college laat niet onverlet dat vergunning of toestemming gevraagd moet worden bij een ander bevoegd gezag, zoals Rijkswaterstaat, Prorail, Waterschappen, Provincie, en/of private partijen. Bijvoorbeeld indien u voor het passeren van een barrière in het geplande tracé gebruikmaakt van een of meerdere (infrastructurele) voorziening(en) van derden, dan dient u hiervoor vooraf toestemming van de eigenaar van deze voorziening te hebben.
In het algemeen geldt voor elke procedure dat op dat aanvragen op www.moor.opbrekingen.nl worden ingediend en afgehandeld.
3.3.1 Vergunningprocedure: Voorbereiding en aanvraag
3.3.2 Vergunningprocedure: Aanleg en afronding
3.3.3 Verkorte procedure (aansluitleidingen < 25 meter)
Voor aansluitleidingen < 25 meter in de openbare ruimte geldt een verkorte procedure, waarbij het college de melding beoordeelt, en indien akkoord toestemming geeft.
Uitgesloten zijn: hoogspanningsleidingen, hoge druk gasleidingen, stadsverwarmingleidingen en
Tevens kan het college altijd beslissen dat er voor de aansluitleiding aanvullende voorwaarden of
beperkingen van toepassing zijn. In dat geval zal er altijd een vergunningaanvraag ingediend moeten worden bij het college. De aanvraag wordt dan middels de reguliere vergunningsprocedure behandeld.
3.3.4 Administratieve wijziging
Een administratieve wijziging komt voor als een leiding- of kabelexploitant van naam of rechtspersoon verandert.
Deze wijziging moet worden doorgegeven aan het college.
3.3.5 Overdracht van een leiding
Als leiding- of kabelexploitanten leidingen van elkaar overnemen, moet dit ook worden aangemeld.
De bijbehorende vergunning moet worden overgezet op de juiste rechtspersoon, waardoor de vergunning op naam van de oude leiding- of kabelexploitant kan komen te vervallen.
Met nadruk wordt erop gewezen dat de basisprincipes uit dit hoofdstuk moeten worden nagestreefd. Als de genoemde eisen niet gehaald (kunnen) worden, dan dient er (vooraf) overleg gepleegd te worden met het college. In uitzonderingen kan de vergunningverlener een andere indeling of een oplossing met aanvullende voorwaarden toestaan of opleggen.
Ook kan het voorkomen dat tijdens de uitvoering blijkt dat de actuele situatie afwijkt van de verwachte situatie. Deze wijziging dient meteen te worden gemeld aan het college.
De volgende standaardindeling geldt voor het gehele beheergebied van de gemeente Oegstgeest.
De kabels en leidingen dienen, ingeval ze worden gelegd onder verharding te liggen conform het navolgende algemene profiel:
Maat gemeten vanaf de zijkant van de erfgrens bij woningen en bij openbare groenstroken gemeten vanaf de zijkant verharding. |
||
Het is toegestaan om in de eerste 50 cm (gemeten vanaf de zijkant verharding) van openbare groenstroken kabels en leidingen te leggen mits dit fysiek mogelijk is. Alle aanwezige groenvoorzieningen dienen te worden teruggeplaatst en grasstroken te worden hersteld. Onder de boomprojectie is het niet toegestaan machinaal te graven.
In het algemeen worden de distributieleidingen in de trottoirs ingedeeld. Voor transportleidingen zal vooroverleg met de gemeente dienen plaats te vinden.
Alle tot een leiding behorende appendages dienen in het toegewezen tracé te worden geplaatst. Indien geen plaats in het tracé kan worden gevonden dan wordt door het college een andere locatie vastgesteld met zo min mogelijk verstoring van aanwezige andere leidingen.
Aansluitleidingen worden zo veel mogelijk haaks op het distributienet aangelegd om geen beslag te leggen op de ruimte voor distributieleidingen.
De locatie van handholes en andere onderdelen van telecomnetwerken worden in overleg met het college vastgesteld. De bovenzijde van handholes dienen 30 cm onder het maaiveld te blijven. Handholes en andere onderdelen mogen de ligging van andere leidingen niet verstoren.
4.3 Bovengrondse infrastructuur
Bij het bepalen van een tracé dient te allen tijde rekening te worden gehouden met de bovengrondse infrastructuur. Objecten kunnen onder andere zijn: langsliggende dan wel kruisende wegen, spoorwegen, waterlopen, voetpaden, kademuren, viaducten, tunnels, naastliggende leidingen, bomen, gebouwen, stalen objecten waaronder damwanden.
Andersom geldt ook dat bij het ontwikkelen of wijzigen van de bovengrondse infrastructuur rekening moet worden gehouden met de ondergrondse infrastructuur en dienen wijzigingen zo veel mogelijk te worden vermeden.
Open watergangen zijn beheersmatig in twee groepen te onderscheiden:
Bij het indelen van leidingen in de nabijheid van bomen moet rekening worden gehouden met de eis dat vitaliteit van bestaande bomen gewaarborgd blijft. In principe geldt dat een leidingsleuf op minimaal 2 meter uit de stamdiameter gegraven mag worden. Indien dit niet mogelijk is zal met de boombeheerder vooraf overleg moeten plaatsvinden.
Onder de uitvoeringsvoorschriften staan nadere richtlijnen voor de uitvoering rondom bomen vermeld.
De gemeente behoudt zich het recht voor om in oudere en smallere straten of daar waar een breed pakket aan nutsvoorzieningen aanwezig bomen na het aanbrengen van nieuwe leidingen weer boven of vlak naast nutsvoorzieningen te planten dan wel herplanten. In dat geval zal met de leiding- of kabelexploitant worden afgesproken welke aanvullende maatregelen genomen zullen worden.
4.3.3 Gazons, groenstroken en bermen
Leidingen mogen in gazons groenstroken en bermen worden gelegd indien aantoonbaar er geen andere mogelijkheden zijn. Onder de uitvoeringsvoorschriften staan nadere richtlijnen voor de uitvoering in gazons groenstroken en bermen vermeld.
Schade ontstaan vanwege het aanbrengen van deze persing zal worden verhaald op de vergunninghouder.
Er zijn situaties waar de standaardindeling niet van toepassing is. Hier zullen nadere specifieke en/of aanvullende voorwaarden en eisen van kracht zijn. Deze zullen in de vergunning worden vermeld.
4.5 Vooraf toestemming vereist bij (infrastructurele) voorzieningen
Bij gebruik van alle (infrastructurele) voorzieningen geldt dat eerst met de eigenaar van de voorziening door de aanvrager moet worden afgestemd in hoeverre de constructie van de voorziening geschikt en/of bedoeld is voor de geleiding van de betreffende leiding(en). Pas wanneer overeenstemming is bereikt, zal een voorgesteld tracé door het college kunnen worden beoordeeld.
4.6 Huisaansluitingen riolering (rioolaansluitingen)
Rioolaansluitingen voor gemengde afvoer, vuilwaterafvoer of regenwaterafvoer dienen te worden uitgevoerd overeenkomstig de vigerende aansluitverordening.
4.7 Gevaarlijke stoffen, bovenregionale transportleiding in bestemmingsplanprocedure
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) stelt het verplicht om leidingen met gevaarlijke stoffen op te nemen in het bestemmingsplan. Bovendien is door het ministerie van Infrastructuur en Milieu aangegeven dat leidingen met een bovenregionale transportfunctie of leidingen die op een andere manier risico’s met zich meebrengen voor mens of leefomgeving wanneer deze leidingen beschadigd raken, kunnen worden opgenomen in het bestemmingsplan. Drinkwaterhoofdtransportleidingen vallen eveneens onder deze definitie.
Dit houdt in dat bij nieuwe aanleg, wijzigingen in het tracé van bovengenoemde leidingen een bestemmingsplan-procedure dient te worden gevolgd.
Deel B ALGEMENE INFORMATIE EN VOORSCHRIFTEN VOOR DE UITVOERINGSFASE
5. Aanleg- en uitvoeringsvoorschriften
De bereikbaarheid van woningen, openbare gebouwen en dergelijke voor (mindervalide) voetgangers dient te worden gewaarborgd. Ook dient vooraf overleg plaats te vinden met belanghebbenden en het college, indien bijvoorbeeld de beperking van de bereikbaarheid tot gevolg heeft dat de hulpdiensten objecten niet voldoende kunnen naderen of dat de bevoorrading van winkels of bedrijven anders dan normaal moet worden geregeld.
Indien de leiding- of kabelexploitant / vergunninghouder (in dit handboek noemen we voortaan alleen: ‘leiding- of kabelexploitant) de gemaakte afspraken negeert kan de gemeente de leiding- of kabelexploitant een waarschuwing geven. Zo nodig wordt het werk stilgelegd zonder dat aanspraak op schadevergoeding mogelijk is.
De uitvoering moet worden uitgewerkt in een werkplan, waarin de werkmethoden, het organisatieschema en de werkprocedures ten behoeve van de uitvoering en oplevering worden vermeld. Het definitieve werkplan moet 5 werkdagen voor aanvang van de uitvoeringsfase ter goedkeuring aan de het college worden aangeboden. Van een goedgekeurd werkplan mag slechts na goedkeuring het college worden afgeweken.
In het werkplan staan minimaal de volgende onderdelen uitgewerkt:
5.3 Tijdelijke verkeersmaatregelen
De werkzaamheden mogen geen gevaar opleveren voor de voetgangers, fietsers en automobilisten ter plaatse. U dient te zorgen voor een goede duidelijke afzetting. De CROW publicatie 96b: Maatregelen op niet-autosnelwegen is hierbij van toepassing.
Indien er tijdelijke verkeersmaatregelen nodig zijn waarbij verkeer wordt gestremd of omgeleid, gelden de volgende eisen:
5.4.1 Verantwoordelijkheden van betrokken partijen
5.4.1 Verplichte informatie uitwisseling
De leiding- of kabelexploitant informeert ten minste een week voor aanvang van de werkzaamheden schriftelijk bewoners en bedrijven langs het tracé c.q. nabij het werk over de start en inhoud van de werkzaamheden, voor zover voor hen van belang. Een kopie van deze brief zal aan de projectbegeleider verstrekt moeten worden.
In geval van integrale werkzaamheden met andere leiding- of kabelexploitanten en/of gemeentelijke werkzaamheden in de openbare ruimte zal de directie of projectbegeleider van de gemeente van het werk aangeven hoe de integrale communicatie van het totaal aan werkzaamheden dient plaats te vinden.
Aan het college: ‘Melding Ingraving’
Minimaal vijf werkdagen voor de start van de uitvoering meldt de leiding- of kabelexploitant en/of zijn
vertegenwoordiger het voorgenomen werk aan bij het college door middel van het formulier ‘Melding Ingraving’. Voor meldingsplichtige werken geldt een termijn van twee werkdagen.
5.5 Additionele kick-off meeting / startvergadering
In de volgende gevallen is tevens een kick-off meeting / startvergadering verplicht:
Het overleg dient minimaal twee weken voor de start van de uitvoering plaats te vinden. De eiding- of kabelexploitant, zijn ingenieursbureau en zijn aannemer presenteren in dit overleg alle noodzakelijke plannen, waarna de belanghebbenden aanvullende voorwaarden kunnen stellen. Wanneer deze voorwaarden redelijkerwijs ertoe bijdragen dat schade aan de eigendommen van de belanghebbenden wordt voorkomen, moeten ze door de leiding- of kabelexploitant alsnog worden verwerkt in het werkplan.
De hierboven bedoelde, benodigde voorbereidingsinformatie dient ten minste twee weken voor het overleg bij de belanghebbenden in bezit te zijn.
Van het overleg maakt de leiding- of kabelexploitant of diens vertegenwoordiger een verslag, en zorgt ervoor dat dit minimaal twee werkdagen voor de start van de uitvoering bij alle betrokkenen is bezorgd.
Als blijkt dat de kickoffmeeting / startvergadering niet volgens afspraken heeft plaatsgevonden, kan het college besluiten de start van de uitvoering op te schorten.
5.6 Uitvoeringsvoorschriften, algemeen geldig
Bij aanvang en tijdens de uitvoering van de werkzaamheden moeten op het werk aanwezig zijn:
Toepassen en verwijderen hulpconstructies
Voor het aanbrengen van leidingen kan het nodig zijn tijdelijke hulpconstructies toe te passen zoals pers- en ontvangstkuipen, sleufbekistingen door middel van onder andere damwanden, tijdelijke ondersteuningen en dergelijke. Deze hulpconstructies dienen conform het werkplan te worden aangebracht en verwijderd.
5.6.3 Nabij bestaande aanwezige kabels en leidingen.
Het is niet toegestaan boven andere kabels, leidingen en/of mantelbuizen van andere partijen te liggen met uitzondering van het kruisen van elkaars tracé.
De gemeente Oegstgeest is niet aansprakelijk voor schade aangebracht aan kabels, leidingen en/of mantelbuizen die veroorzaakt is door een persoon of rechtspersoon van een exploitant van een netwerk gelegen in het openbaargebied.
Sonderingen, grondboringen, bronneringen en graafwerkzaamheden dienen zo te worden uitgevoerd dat geen schade aan nabij gelegen leidingen optreedt.
Voor werkzaamheden in de bodem is de Wet bodembescherming (Wbb) onverkort van toepassing. Dit betekent onder andere dat de leiding- of kabelexploitant verplicht is uit te zoeken of de bodem ter plekke van het leidingtracé verontreinigd is.
Het verzamelen van informatie over de kwaliteit van de bodem, het verkrijgen van toestemming om te graven bij het bevoegd gezag en de extra uitvoeringskosten als gevolg van bodemverontreiniging zijn geheel voor rekening van de leiding- of kabelexploitant.
In geval van ernstige bodemverontreiniging moeten graafwerkzaamheden volgens de daarvoor geldende procedures worden gemeld bij het bevoegd gezag (Milieudienst West-Holland). Uitvoering van de werkzaamheden mag dan alleen plaatsvinden op basis van een goedgekeurd saneringsplan of BUS-melding. Bodemverontreinigingen die onverwacht tijdens het graafwerk aan het licht komen, dienen direct aan het bevoegd gezag (Milieudienst West-Holland) en aan het college te worden gemeld, waarna voortzetting van de werkzaamheden moet worden afgestemd met bevoegd gezag.
Voor toepassingen en (tijdelijke) opslag van grond, zand, verharding etcetera is het Besluit bodemkwaliteit onverkort van toepassing.
De leiding- of kabelexploitant dient zonder nadere verrekening, op verzoek As-built-tekeningen van het leidingwerk (schaal 1:500) te verstrekken aan het college. Op deze tekeningen moet het tracé van de leiding zoals deze is gelegd, zijn aangegeven in RD-coördinaten.
5.6.6 Bijzondere situaties, werken in/nabij
Het is verboden zich met materialen en materieel die niet voor de uitvoering van het werk nodig zijn, in de leidingenstroken te bevinden. Bij transport van materiaal en materieel over de leidingenstroken, en ook bij het tijdelijk opslaan van uitkomende grond kan door de leiding- of kabelexploitanten van de reeds aanwezige leidingen en/of toezichthouder worden verlangd dat de nodige (tijdelijke) voorzieningen worden getroffen. De hoogte van de opslag van de uitkomende grond mag nooit > 1 m boven het maaiveld bedragen.
Werkzaamheden aan of bij bomen moet zo veel mogelijk worden vermeden, als het toch onvermijdelijk is, dan wordt hierover altijd eerst vooraf overleg met het college gevoerd.
In alle gevallen geldt dat bij graafwerk onder de boomkroon, de boomwortels die dikker zijn dan 5 cm gespaard moeten blijven.
Bij het uitvoeren van graafwerkzaamheden bij bomen moet er vanuit de netbeheerder voldaan worden aan de volgende voorschriften:
De voorschriften voor de bescherming van bomen dienen op de bouwlocatie aanwezig te zijn. De aannemer is verplicht zijn medewerkers op deze voorschriften te wijzen en zorg te dragen voor de inachtneming daarvan.
Bij beschadiging van wortels, takken en/of stam is de aannemer verplicht dit onmiddellijk aan de boombeheerder en de directie te melden. Vakkundig ingrijpen kan grotere schade en vervolgschade beperken dan wel voorkomen.
Als bomen worden beschadigd of zonder toestemming van de gemeente worden gerooid, zal de netbeheerder aansprakelijk worden gesteld voor de schade. De schade aan bomen wordt achteraf vastgesteld door de gemeente. Het totale schadebedrag wordt opgebouwd uit de getaxeerde schade inclusief taxatiekosten, beredderingskosten en overige bijkomende kosten zoals voor verhalen van schade.
Na het aanvullen van de grond moet opnieuw gras van zoveel mogelijk overeenkomstige rassen
worden ingezaaid. Het gras dient in dunne zoden te worden verwijderd. De zoden met de begroeide kanten dienen tegen elkaar worden opgeslagen, zo nodig vochtig gehouden en zo spoedig mogelijk weer aanbrengen. Na aanbrengen de zoden aandrukken, invegen met teelaarde, bemesten en zo nodig water geven, tenzij anders wordt overeengekomen. In gazons is het uitgangspunt om graszoden te steken en deze terug te leggen op de sleuf. De graszoden moeten minimaal 8 centimeter dik worden gestoken. Graszoden mogen niet in de sleuf worden gestort en dienen tijdens de uitvoering apart van de uitkomende grond te worden opgeslagen. Daarbij mag er geen verharding/ grond worden opgeslagen in te handhaven gazons.
Gemeente en netbeheerder komen overeen welke maatregelen worden genomen om schade aan
beplanting te beperken en welke beplanting als waardevol wordt beschouwd. Beplanting mag niet worden opgenomen of verwijderd na instemming van de gemeente. De netbeheerder neemt bij het werken in beplantingsvakken de volgende maatregelen:
5.6.10 Vuistregels werken in nabijheid van bomen samengevat.
5.7 Infrastructurele Voorzieningen
De eigenaar/beheerder van de infrastructurele voorziening kan per voorziening aanvullende voorschriften hebben waaraan de leiding- of kabelexploitant/vergunninghouder moet voldoen. Deze worden als aanvulling
5.8 Uitvoeringsvoorschriften, per aanlegmethode
5.8.1 Voor leidingen in eigendom bij de gemeente: sleuf/bouwput, aanvullen van de sleuf
Ten behoeve van het inmeten van de leidingen in eigendom bij gemeente (bijvoorbeeld: rioleringen, verkeersregelinstallaties en openbare verlichting) moet de sleuf tot de helft van de leiding worden aangevuld, opdat de leiding niet meer kan verplaatsen bij het verder aanvullen van de sleuf of bouwput.
Indien er in een te graven sleuf meerdere lagen grondsoorten zijn te herkennen moeten deze apart worden ontgraven. Indien er geen verschillende grondsoorten in de sleuf aanwezig zijn, moet de bovengrond apart gehouden worden van de ondergrond. Bij ontgravingen tot 1 meter diep betekent dit dat de bovenste halve meter ook weer teruggezet moet worden in de bovenste halve meter. Bij ontgravingen dieper dan 1 meter moet de grond dieper dan 1 meter ook weer teruggezet worden op de betreffende diepte.
5.8.3 Opslag uitgegraven grond
De uitkomende grond moet zo worden opgeslagen dat bij het later aanvullen van de sleuf de oorspronkelijke opbouw van het bodemprofiel zo veel mogelijk wordt herkregen. De hoogte van de opslag van de uitkomende grond mag nooit > 1 m boven het maaiveld bedragen.
Aanwezige teelaarde moet separaat worden opgeslagen van de onderliggende lagen in overleg met de beheerder van de grond. In bepaalde gevallen kan het nodig zijn de ondergrond gescheiden te ontgraven en op te slaan. De opslag moet zijn afgestemd op de plaatselijke grondslag.
Gronddepots mogen niet boven een bestaande ondergrondse leiding of onder de boomkroon worden geprojecteerd. Indien dit toch nodig is, moet in overleg met de leiding- of kabelexploitant worden nagegaan of het mogelijk is en welke bijzondere voorzieningen moeten worden getroffen.
Na beëindiging van de leidingwerkzaamheden moeten de gescheiden lagen grond, vrij van stenen en dergelijke, weer worden teruggezet in dezelfde volgorde zoals ze werden aangetroffen. De sleuf hoeft echter niet verder verdicht te worden dan de naastliggende grond.
De sleuf moet, ter bescherming van de leiding en bekleding, tot een hoogte van 0,30 m boven de bovenkant leiding met grond vrij van grove en harde bestanddelen worden opgevuld. Deze eerste aanvullaag moet van een zodanige kwaliteit zijn en zo worden aangebracht, dat de leiding aan alle zijden over de gehele lengte een gelijkmatige en stevige ondersteuning krijgt.
De aanvulling dient te worden uitgevoerd in lagen van maximaal 0,30 m, waarbij elke laag moet worden verdicht.
NB: deze verdichtingseis geldt onverkort, ook indien er tijdens de werkzaamheden puin in de grond
wordt aangetroffen en/of de grondsamenstelling een goede verdichting onmogelijk maakt. Het is dan aan de leiding- of kabelexploitant/vergunninghouder om op zijn kosten maatregelen te treffen om een juiste verdichting te bereiken.
Grond die overblijft, dient conform de regels van het Besluit Bodemkwaliteit of conform het gebiedsspecifieke beleid van de Gemeente Oegstgeest onderzocht en verwerkt te worden.
5.9 Voor leidingen in eigendom bij de gemeente: inspectiemeting
Algemeen geldt dat de locatie van de leiding in een open sleuf moet worden ingemeten.
Dit moet plaatsvinden tijdens het leggen, en vóór het aanvullen van de sleuf.
In overleg met het college mag eventueel de sleuf gedeeltelijk worden gedicht. Ten behoeve van een goede inspectiemeting mag minimaal om de 50 m -of zo veel minder als noodzakelijk is bij bochten in het tracé-, de sleuf niet worden gedicht.
De contactpersoon van de leiding- of kabelexploitant initieert een verzoek bij het college. Deze zorgt er voor dat de ligging van de gelegde leiding(en) of het leidingdeel zo spoedig mogelijk wordt ingemeten.
5.10.1 Schade en herstel, voorschriften bij
Het herstellen en het onderhoud (gedurende één jaar na realisatie) van de verharding welke moet worden opgenomen ten behoeve van het leggen van de kabels en leidingen geschied op kosten van de leiding- of kabelexploitant tenzij hierover andere afspraken zijn gemaakt. De Leidraad voor gemeenten en nutsbedrijven inzake (her)straatwerkzaamheden zijn hierbij van toepassing.
Indien de vergunninghouder de herstelwerkzaamheden en het onderhoud gedurende het eerste jaar zelf voor zijn rekening neemt zullen naast de eventuele legeskosten alleen de degeneratiekosten in rekening worden gebracht.
De straatwerkbonnen dienen na afloop van het werk aan de contactpersoon van de gemeente Oegstgeest te worden verstrekt;
Als een boom door de werkzaamheden onvoorzien zo veel schade oploopt dat deze gerooid moet worden, dient er door de veroorzaker achteraf alsnog een kapvergunning te worden indien daar een kapvergunning voor noodzakelijk was.
Herplant van bomen, inclusief nazorg (1-3 jaar) wordt door de gemeente Oegstgeest uitgevoerd, op kosten van de leiding- of kabelexploitant.
Indien blijkt dat de zetting aan een gevel zodanig is dat verwacht kan worden dat de huisaansluiting dreigt te beschadigen of af te breken dan is de leiding- of kabelexploitant/beheerder verplicht hiernaar onderzoek te doen en zo nodig maatregelen te nemen.
6. buitengebruik gestelde leiding
In principe moet een (permanent) buitengebruik gestelde leiding altijd worden verwijderd.
Voor het verwijderen van leidingsystemen of leidingen is het gestelde in de Leidingenverordening /
Telecommunicatieverordening van toepassing, wat betekent dat er tevens een verwijderingsvergunning dient te worden aangevraagd.
Er kunnen zich echter situaties voordoen waarbij het verwijderen niet direct wenselijk is, zoals:
Na toestemming van het college kan de leiding(systeem) dan tijdelijk worden gehandhaafd. De leiding moet dan wel worden verwijderd als de gelegenheid zich voordoet, bijvoorbeeld in combinatie met wegonderhoud of aanleg van nieuwe leidingen in of direct naast het tracé.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2017-182955.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.