Gemeente Nieuwegein; gemeenteraad; Verordening tot wijziging van de Algemene plaatselijke verordening;

 

Verordening tot wijziging van de Algemene plaatselijke verordening  

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 6 december 2016;

 

gelet op de artikelen 149 en 151c, eerste lid, van de Gemeentewet;

 

besluit vast te stellen

 

Verordening tot wijziging van de Algemene plaatselijke verordening;

 

Artikel I

De Algemene plaatselijke verordening wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1:3 komt te vervallen.

 

B

Artikel 1:8 komt te luiden:

Artikel 1:8 Weigeringsgronden

  • 1.

    Een vergunning of ontheffing kan in ieder geval worden geweigerd in het belang van:

    • a.

      de openbare orde;

    • b.

      de openbare veiligheid;

    • c.

      de volksgezondheid;

    • d.

      de bescherming van het milieu.

  • 2.

    Een vergunning of ontheffing kan ook worden geweigerd als de aanvraag daarvoor minder dan vier weken voor de beoogde datum van de beoogde activiteit is ingediend en daardoor een behoorlijke behandeling van de aanvraag niet mogelijk is.

  • 3.

    Onverminderd het tweede lid geldt voor een aanvraag van een evenementvergunning met een risicoprofiel ‘evenement met verhoogde aandacht’, ‘grootschalig’ of ‘risico-evenement’ een termijn van minder dan twaalf weken.

 

C.

Artikel 2:39, tweede lid, onder b, komt te luiden:

a.speelgelegenheden waarvoor de raad van bestuur van de kansspelautoriteit bevoegd is vergunning te verlenen; en

 

D.

Na artikel 2:50 wordt een nieuw artikel ingevoegd dat als volgt luidt:

Artikel 2:50a sluiting van voor het publiek openstaande gebouwen

1. De burgemeester kan een voor het publiek openstaand gebouw of een bij dat gebouw behorend erf als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet, of voor het publiek openstaande gebouwen dan wel de daarbij behorende erven in bepaald gebied voor een bepaalde duur geheel of gedeeltelijk sluiten,

  • a.

    in het belang van de openbare orde, veiligheid, gezondheid of zedelijkheid of

  • b.

    als er naar zijn oordeel sprake is van bijzondere omstandigheden.

  • 2.

    Onverminderd hetgeen in artikel 5:24 van de Algemene wet bestuursrecht is bepaald omtrent de bekendmaking, wordt het bevel tot sluiting tevens bekend gemaakt door een schrijven, waaruit van dat bevel tot sluiting blijkt, aan te brengen op of nabij de toegang of toegangen van het gebouw of het erf.

  • 3.

    Een sluiting kan op aanvraag van belanghebbenden door de burgemeester worden opgeheven, wanneer later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven en naar zijn oordeel voldoende garanties aanwezig zijn, dat geen herhaling van de gronden die tot de sluiting hebben geleid, zal plaatsvinden.

  • 4.

    Het is de rechthebbende op het gebouw dan wel het erf, verboden om, nadat het bevel tot sluiting bekend is gemaakt op de in het tweede lid aangegeven wijze, daarin bezoekers toe te laten of te laten verblijven.

  • 5.

    Het is verboden om, nadat het bevel tot sluiting openbaar bekend gemaakt is op de in het tweede lid aangegeven wijze, in een bij dit bevel gesloten gebouw dan wel erf als bezoeker te verblijven.

  • 6.

    Het eerste lid geldt niet voor zover in het onderwerp in artikel 2:30 of hoofdstuk 3 van de verordening of in artikel 13b van de Opiumwet daarin is voorzien.

 

E.

Na artikel 2:73 wordt een nieuw artikel ingevoegd dat als volgt luidt:

Artikel 2:73a verbod op het carbidschieten

1. Het is verboden:

  • a.

    acetyleengas (C2H2) afkomstig van een reactie tussen carbid, oftewel calciumcarbide (CaC2) en water of

  • b.

    waterstof (H2) afkomstig van een reactie tussen natronloog (NaOH) en water of

  • c.

    gasmengsels met vergelijkbare eigenschappen of

  • d.

    al dan niet vernevelde, vloeistoffen of stoffen met vergelijkbare eigenschappen

in een al dan niet afgesloten vat, bus, fles of dergelijk voorwerp op explosieve wijze te verbranden of te bewerken.

  • 2.

    Het is verboden carbid op of aan de openbare weg of op een voor het publiek toegankelijke plaats achter te laten of voorhanden te hebben op een zodanige wijze dat derden onbedoeld met die stof in contact kunnen komen.

  • 3.

    Het is verboden carbid af te leveren en ter aflevering voorhanden te hebben wetende of vermoedende dat daarmee een gebruik wordt gemaakt als omschreven in het eerste lid.

  • 4.

    Het tweede en derde lid gelden niet indien aannemelijk is, dat het carbid niet gebezigd wordt of bestemd is voor handelingen die op grond van het eerste lid verboden zijn.

  • 5.

    Het verbod als bedoeld in het eerste lid, onder b, c en d, is niet van toepassing op het normale gebruik van wettelijk toegestane verbrandingsmotoren.

  • 6.

    Dit artikel geldt niet voor zover door in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer, de Wet wapens en munitie, de Wet milieugevaarlijke stoffen, de Wet vervoer gevaarlijke stoffen of het Wetboek van Strafrecht.

F.

Artikel 2:77, eerste lid, komt te luiden:

1.De burgemeester is bevoegd overeenkomstig artikel 151c van de Gemeentewet te besluiten tot plaatsing van camera’s voor een bepaalde duur ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats.

 

Artikel II

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking.

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 26 januari 2017.

De griffier, de voorzitter,

 

Algemene toelichting

 

De Algemene plaatselijke verordening wordt periodiek aangepast. Reden voor deze aanpassing is dat de politie en TVL aangegeven hebben dat zij meer instrumenten nodig hebben om tot een effectievere uitvoering en handhaving te kunnen komen. Hierbij gaat het om mogelijk te maken dat:

  • 1.

    als een aanvraag voor een vergunning of ontheffing te kort voor de aangevraagde activiteit wordt ingediend deze aanvraag geweigerd kan worden;

  • 2.

    de burgemeester een openbaar gebouw, bijvoorbeeld een winkelpand, langer gesloten kan houden als sprake is openbare orde en veiligheidsrisico’s;

  • 3.

    carbidschieten tijdens de jaarwisseling en daarbuiten wordt verboden.

Daarnaast worden enkele kleine technische aanpassingen doorgevoerd ten aanzien van artikel 2:39 (speelgelegenheden) en artikel 2:77 (Cameratoezicht op openbare plaatsen).

 

Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A

Artikel 1:3 APV bepaalt dat een te laat ingediende aanvraag buiten behandeling kan worden gelaten. Deze bepaling is echter in strijd is met artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht. Dit artikel stelt dat aanvragen die onvolledig zijn buiten behandeling kunnen worden gelaten nadat de aanvrager de gelegenheid heeft gekregen binnen een bepaalde termijn het gebrek te herstellen.

Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat art. 4:5 Awb alleen ziet op gevallen waarin niet alleen de aanvraag onvolledig is of niet voldoet aan een uitdrukkelijk wettelijk voorschrift, maar waarin ook nog eens de gebreken herstelbaar zijn. Volgens ABRvS 28 mei 2003, JB 2003/188, verzet het wettelijke stelsel zich tegen het niet behandelen van een aanvraag in andere dan in artikel 4:5 genoemde gevallen. Daarom is dit artikel geschrapt.

Onderdeel B

Gemeenten kunnen bij verordening dus geen aanvullende gronden stellen waarmee een aanvraag buiten behandeling kan worden gelaten. Maar uiteraard is het voor gemeente én aanvrager weinig zinvol te beginnen met een inhoudelijke toetsing van een aanvraag (voor vergunning of ontheffing) als door het tijdstip van indienen een volledige en goede beoordeling redelijkerwijs niet mogelijk is vóór de beoogde datum van de activiteit waar het om gaat.

Een snelle weigering schept snel duidelijkheid voor de aanvrager en voorkomt een onnodige inspanning aan de kant van de gemeente. Daarom is aan artikel 1:8 (Weigeringsgronden) een tweede lid toegevoegd dat als weigeringsgrondslag kan dienen voor gevallen waarbij de aanvraag minder dan vier weken voor de datum van de activiteit is ingediend, en een behoorlijke behandeling van de aanvraag daardoor niet mogelijk is.

In het derde lid is een uitzondering opgenomen ten aanzien van de gestelde termijn van minder dan drie weken aangepast in ‘minder dan twaalf weken’ indien het een aanvraag voor een evenementvergunning betreft met een risicoprofiel ‘evenement met verhoogde aandacht’, ‘grootschalig’ of ‘risico-evenement’ een termijn van minder dan twaalf weken. De reden hiervoor is dat het organiseren van dit soort evenementen de nodige impact hebben op de woon- en leefomgeving en bovendien eisen dergelijke evenementen de nodige voorbereidingstijd. Van belang is dat de ketenpartners, zoals politie, VRU en GHOR bijtijds betrokken moeten worden. Het organiseren van grootschalige (risicovolle) evenementen vereist dat de inzetbaarheid van de hulpdiensten ruimschoots van tevoren wordt ingepland in verband met de schaarse beschikbaarheid van mankracht. Daarom wordt voorgesteld om deze uitzondering op de hoofdregel zoals verwoord in het tweede lid op te nemen.

Onderdeel C

Dit onderdeel wijzigt artikel 2:39 APV. Het gaat om een technische aanpassing.

De verwijzing naar ‘de minister van Veiligheid en Justitie of de Kamer van Koophandel’ als bevoegd bestuursorgaan voor het verlenen van vergunningen voor loterijen en exploitatievergunningen voor kansspelautomaten was inmiddels achterhaald. Deze bevoegdheid komt sinds de instelling van de kansspelautoriteit op 1 april 2012 – en de daarmee samenhangende wijziging Wet op de kansspelen – toe aan de raad van bestuur van de kansspelautoriteit. De bepaling is dienovereenkomstig aangepast.

Onderdeel D

Algemeen

Artikel 174 van de Gemeentewet geeft de burgemeester de mogelijkheid over te gaan tot sluiting indien sprake is van een ordeverstoring die concreet voorzienbaar is en een actuele dreiging vormt voor de ordelijke gang van zaken, waartegen onmiddellijk moet worden opgetreden. De sluiting kan dan slechts van korte duur zijn.

Soms is een langere sluiting wenselijk in gevallen waar geen sprake is van een noodbevoegdheid als bedoeld in artikel 175 en 176 Gemeentewet. Het is daarom wenselijk om hiervoor een specifieke wettelijke grondslag in de APV te regelen. Artikel 2:50a APV voorziet hierin. Met deze sluitingsmogelijkheid heeft de burgemeester ook een extra instrument bij de aanpak van bijv. heling. Dit in combinatie met de verbodsbepalingen over heling in de artikelen 2:66 tot en met 2:68 van de APV.

De burgemeester kan met behulp van artikel 2:50a APV gericht optreden tegen bijvoorbeeld winkeliers die overlast (blijven) veroorzaken. De voorgestelde wijziging van artikel 2:50a geeft de burgmeester de bevoegdheid om desgewenst over te gaan tot sluiting van voor het publiek openstaande gebouwen (niet zijnde horecabedrijven) die binnen een bepaald gebied liggen (bijvoorbeeld een straat, enkele straten of een wijk). Deze bevoegdheid kan worden gebruikt in een gebied waar reeds een grote druk bestaat op de openbare orde, veiligheid, gezondheid of zedelijkheid, die niet alleen veroorzaakt wordt door dein het gebied aanwezige voor het publiek openstaande gebouwen, maar waarvoor meerdere oorzakenzijn aan te wijzen. In een dergelijk gebied wordt veel van omwonenden verlangd, waarbij het zo kan zijn dan op enig moment de belangen van anderen moeten wijken voor de belangen van de bewoners. In het aangewezen gebied kan de beperkende maatregel zowel bestaande als nieuw te vestigen voor het publiek openstaande gebouwen betreffen.

De burgemeester zal o.a. tot het oordeel kunnen komen dat sluiting noodzakelijk is indien een van de volgende situaties zich voordoet:

  • a.

    indien aannemelijk is, dat in of vanuit het voor het publiek openstaand gebouw activiteiten plaatsvinden, die een gevaar opleveren voor de openbare orde of een bedreiging vormen voor het woon-of leefklimaat in de omgeving van het voor het publiek openstaand gebouw

  • b.

    indien in of vanuit het voor het publiek openstaand gebouw strafbare feiten worden gepleegd, die een gevaar opleveren voor de openbare orde of een bedreiging vormen voor het woon- of leefklimaat in de omgeving van het voor het publiek openstaand gebouw;

  • c.

    indien zich in of vanuit het voor het publiek openstaand gebouw anderszins feiten hebben voorgedaan, die de vrees wettigen, dat het geopend blijven van het voor het publiek openstaand gebouwgevaar oplevert voor de openbare orde of een bedreiging vormt voor het woon- of leefklimaat inde omgeving van het voor publiek openstaand gebouw.

Op grond van dit artikel is de burgemeester bevoegd om voor het publiek openstaande gebouwen ende daarbij behorende erven en/of de voor het publiek openstaande gebouwen in een bepaald gebied voor langere duur te sluiten. De sluitingsbepaling laat een zekere beoordelingsmarge. Het ligt niet inde rede gebruik te maken van een zware maatregel als sluiting indien er sprake is van een marginale overtreding van de voorschriften. Een sluiting moet voldoen aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit.

Eerste lid

Bij voor publiek openstaande gebouwen kan men denken aan openbare gedeelten van winkels, bedrijven voor handelsdoeleinden, belwinkels, avondkappers, uitzendbureaus, bioscopen, musea, theaters. Ook cafés, disco's, hotels, restaurants, seksinrichtingen, coffeeshops en horecaboten vallen hieronder, maar zover de mogelijkheid tot sluiting daarvan elders is geregeld, is dit artikel op deze gebouwen niet van toepassing (zie ook toelichting op zesde lid hieronder).

Tweede lid

Sluiting op grond van dit artikel zal veelal ook ten doel hebben de gang van bezoekers te doorbreken. Bekendmaking is dan noodzaak.

Zesde lid

Dit artikel geldt niet voor de sluiting van horecabedrijven en seksinrichtingen. Daarvoor gelden afzonderlijke regels in respectievelijk artikel 2:30 en hoofdstuk 3 van de Apv. Met dit artikel kan tevens niet in dezelfde situaties opgetreden worden als waarvoor artikel 13b Opiumwet is bedoeld. De burgemeester is op grond van artikel 13b Opiumwet bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in woningen of lokalen dan wel in of op bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld in lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.

Onderdeel E

Carbid schieten

Wat is carbid?

Carbid is een bruingrijs steenachtig materiaal. Bij het carbid schieten worden enkele brokken carbid in een melkbus gestopt. Vervolgens wordt wat water over het carbid gegoten. De melkbus wordt afgesloten met een deksel en na een paar seconden wordt de melkbus aan de onderkant aangestoken met een piëzo-ontsteking of simpelweg door een vlam bij een kleine opening aan de onderzijde te houden. Een luide knal volgt waarbij de deksel van de melkbus meters weg wordt geschoten.

Chemische eigenschappen van carbid

Carbid is een vaste stof waarvan de chemische naam calciumcarbide (CaC2) is. Carbid

reageert met water waarbij acetyleengas (C2H2, ethyleengas) en de vaste stof calciumhydroxide (Ca(OH)2) ontstaan. Wanneer acetyleengas vermengd wordt met zuurstof uit de lucht, ontstaat gemakkelijk een explosiefgasmengsel. Een vonkje in aanwezigheid van dit gasmengsel is voldoende om een explosie te veroorzaken.

Gevaar aspecten

Bij het tot ontsteking brengen van het explosieve acetyleen-zuurstofmengsel kan de deksel van de melkbus met een enorme snelheid tientallen meters weg schieten. De deksel kan personen of materialen raken en daarbij ernstig letsel of schade veroorzaken. Daarnaast kan de deksel zo stevig op de melkbus zijn bevestigd dat niet de deksel wegvliegt maar de melkbus open barst, waarbij hete gassen in de vorm van een vuurbol ontsnappen. Als in de melkbus een gat is aangebracht voor het ontsteken van het gasmengsel dan is de kans groot dat de melkbus ter hoogte van dit gat scheurt. Dit vergroot de kans dat de persoon die het gasmengsel aansteekt door de vuurbol geraakt wordt. Dit kan ernstig letsel veroorzaken.

Carbidschieten en het Vuurwerkbesluit

Carbid is geen vuurwerk in de zin van het Vuurwerkbesluit, omdat het niet is voorzien van een sas.

Carbidschieten en de Wet wapens en munitie ( Wwm ).

Volgens artikel 1, onder 3, is een vuurwapen ‘een voorwerp bestemd of geschikt om projectielen of stoffen door een loop af te schieten, waarvan de werking berust op het teweegbrengen van een scheikundige ontploffing of een andere scheikundige reactie’. Volgens de memorie van toelichting is een ‘loop’ in de zin van de Wwm een geleide-inrichting voor het projectiel. Bij carbidschieten, waarbij doorgaans een voorwerp (deksel, bal) uit een melkbus wordt afgeschoten, is geen sprake van geleiding van het projectiel. Hierdoor voldoet een melkbus, ingericht voor carbidschieten, niet aan de definitie van een vuurwapen in de zin van de Wwm. De bepalingen uit de Wwm die betrekking hebben op vuurwapens zijn dan ook niet op van toepassing op melkbussen ingericht voor carbidschieten.

Waarom is nodig om een verbod in te voeren op het carbidschieten?

Carbid schieten gebeurt grotendeels tijdens de jaarwisseling, maar ook daarbuiten. Het is vooral populair in de noordelijke en oostelijke provincies van Nederland. Maar ook in de provincie Utrecht komt het fenomeen voor.

Aangezien carbidschieten niet bij wet is geregeld is het mogelijk verbodsbepalingen daarover op te nemen in de APV. Vrijwel elke jaarwisseling komt er wel een aantal klachten van bewoners dat er ergens carbid afgeschoten wordt. Het nodig om het verbod op carbidschieten eenduidig binnen de regio Utrecht West te reguleren om een waterbedeffect te voorkomen. Bovendien wordt hiermee de handhaving vergemakkelijkt.

Onderdeel F

Artikel 2:77 Cameratoezicht op openbare plaatsen

Per 1 juli 2016 is de Wijziging van de Gemeentewet in verband met de verruiming van de bevoegdheid van de burgemeester tot de inzet van cameratoezicht (Stb. 2016/130) in werking getreden. Op grond van het hierbij gewijzigde artikel 151c van de Gemeentewet kan de raad thans bij verordening – zoals de APV – de burgemeester de bevoegdheid verlenen om, als dat in het belang van de handhaving van de openbare orde noodzakelijk is, te besluiten om voor een bepaalde duur camera’s in te zetten ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats als bedoeld in artikel 1 van de Wet openbare manifestaties en andere bij verordening aan te wijzen plaatsen die voor eenieder toegankelijk zijn. Niet langer is deze mogelijkheid beperkt tot het plaatsen van vaste camera’s, thans behoort ook mobiel cameratoezicht tot de mogelijkheden. Met de wijziging van artikel 2:77, eerste lid, van de APV (het woord ‘vaste’ komt te vervallen) wordt van de mogelijkheid om de bevoegdheid van de burgemeester te verruimen gebruikgemaakt. Of deze (verruimde) bevoegdheid ingezet wordt blijft uiteindelijk ter beoordeling van de burgemeester, die hierbij onder andere gehouden is aan de kaders en procedures zoals deze zijn uiteengezet in artikel 151c van de Gemeentewet.

Naar boven