Gemeenteblad van Geertruidenberg
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Geertruidenberg | Gemeenteblad 2017, 180751 | Beleidsregels |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Geertruidenberg | Gemeenteblad 2017, 180751 | Beleidsregels |
Beleidsregels kindregeling 2017 gemeente Geertruidenberg
Het college van burgemeester en wethouders van de Gemeente Geertruidenberg;
gelezen het daartoe strekkende voorstel behandeld in zijn vergadering van 26 september 2017;
gelet op het bepaalde in titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht, en artikel 35 van de Participatiewet;
overwegende dat het noodzakelijk is om beleidsregels vast te stellen voor de kindregeling die in de gemeente Geertruidenberg wordt verstrekt;
vast te stellen: “de beleidsregels kindregeling 2017 gemeente Geertruidenberg”.
Alle inwoners tot en met 17 jaar van de gemeente Geertruidenberg, waarvan de ouder(s) beschik(ken)t over een inkomen op of net boven de toepasselijke norm en geen of weinig eigen vermogen, kunnen een beroep doen op de kindregeling.
Artikel 3. Recht op bijzondere bijstand
Ongeacht artikel 13 lid 1 sub f van de Participatiewet, heeft het kind recht op de kindregeling voor zover de ouder(s) niet beschik(ken)t over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, de individuele studietoeslag, het vermogen en het inkomen. Het college bepaalt het begin en de duur van de periode en de hoogte waarover het vermogen en het inkomen in aanmerking wordt genomen.
Voor personen met een uitkering krachtens de Participatiewet geldt dat er geen sprake is van draagkracht uit inkomen of vermogen, tenzij uit (her-)onderzoeken is gebleken dat het vermogen wel meegenomen moet worden en/of het vermogen door sparen tijdens de bijstandsperiode is toegenomen tot boven de toepasselijke vermogensgrens.
Indien de ouder(s) is (zijn) toegelaten tot een MSNP (minnelijk schuldhulpverleningstraject via de Kredietbank Nederland) of een WSNP (wettelijk traject via de rechtbank) en het besteedbaar inkomen aantoonbaar minder bedraagt dan 120 % van de toepasselijk bijstandsnorm, wordt dit ook niet als draagkracht in aanmerking genomen.
Indien de ouder(s) niet is (zijn) toegelaten tot een MSNP of WSNP, naar beoordeling van het meldpunt schuldhulpverlening is dat de ouder(s) niet te verwijten én het besteedbaar inkomen is lager dan 120 % van de toepasselijk bijstandsnorm, dan wordt dit ook niet als draagkracht in aanmerking genomen.
Van het vermogen, voor zover dit méér bedraagt dan de geldende vermogensgrens bedoeld in artikel 34 lid 3 Participatiewet, wordt 100 % in aanmerking genomen. Niet als vermogen wordt in aanmerking genomen het vermogen gebonden in de woning met bijbehorend erf, bedoeld in artikel 50, eerste lid van de Participatiewet.
Artikel 7. Beschikking/uitbetaling
De bijdragen zoals vermeld in artikel 5 lid 1 (en betrekking hebbende op de kosten genoemd in artikel 9) worden in 2 gelijke delen uitbetaald, de eerste 50 % z.s.m. na datum toekenning, de overige 50 % nadat de besteding van het eerste deel door betrokkene is verantwoord middels het overleggen van (pro forma) nota’s of kwitanties.
Uiterlijk 3 maanden na afloop van de in sub 3 genoemde periode van 12 maanden kan steekproefsgewijs controle plaatsvinden op de besteding van de gehele aan betrokkene toegekende bijstand zoals vermeld in sub 6; de steekproef bestaat uit maximaal 10 % van het totaal aantal in die periode ingediende aanvragen.
Artikel 9. Maatschappelijke participatie
Onder de kosten voor maatschappelijke participatie van kinderen wordt verstaan:
Bijzondere bijstand die is aangevraagd vóór de inwerkingtreding van deze beleidsregels wordt beoordeeld op grond van de voorgaande regelingen voor mensen met een laag inkomen. Overlap van verschillende regelingen is niet mogelijk.
Artikel 12. Gevallen waarin de beleidsregels niet voorzien
Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze beleidsregels, indien toepassing van de beleidsregels tot onbillijkheden van overwegende aard leidt. In gevallen waarin deze beleidsregels niet voorzien, beslist het college.
Indien de bijstand niet (volledig) aan het beoogde doel wordt besteed, kan deze (gedeeltelijk) worden teruggevorderd.
Deze regeling wordt aangehaald als “ Beleidsregels kindregeling 2017 Gemeente Geertruidenberg”.
Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van gemeente Geertruidenberg van
R.C.J. Nagtzaam, drs. W. van Hees
In Nederland groeit een aanzienlijk deel van de kinderen op in armoede. Landelijk gaat het om 11,9% van de kinderen van 0 tot en met 17 jaar. Daarbij kunnen ouders hun kinderen niet altijd voldoende voorzien in basisbehoeften als kleding en voedsel. Ook is voor deze kinderen een volwaardige participatie in de maatschappij en op school niet vanzelfsprekend. Bovendien kan het niet deelnemen aan bijvoorbeeld schoolreisjes, sportactiviteiten of cultuur een negatieve invloed hebben op de ontwikkeling van deze kinderen en verkleint het hun kansen om later op een goede manier te participeren in de samenleving.
In dit licht heeft de Kinderombudsman in 2013 een onderzoek gepubliceerd over kinderen in armoede. In dit rapport, genaamd ‘Kinderen in armoede in Nederland’, heeft de Kinderombudsman een aantal aanbevelingen gedaan. Eén daarvan luidt dat het wenselijk is dat gemeenten meer aandacht besteden aan kinderen die opgroeien in armoede. In een reactie op het rapport van de Kinderombudsman heeft de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gemeenten gevraagd om bij de intensivering van het armoede- en schuldenbeleid ook specifiek aandacht te besteden aan armoedebestrijding onder kinderen. Gemeenten kunnen dit bijvoorbeeld doen door een Kindpakket te ontwikkelen of een bundeling van kindvoorzieningen in natura met een soortgelijke strekking.
Op 20 september 2016 schrijft de staatssecretaris een brief aan de Tweede Kamer. De eerste alinea daarvan luidt:
Kinderen die opgroeien in een gezin met weinig geld, staan vaak aan de zijlijn. Zij zitten minder vaak op sport of muziekles dan hun leeftijdsgenoten uit rijkere gezinnen, mijden verjaardagsfeestjes omdat ze geen cadeautje kunnen meenemen, kunnen niet mee op schoolreisje of beschikken niet over een winterjas of een fiets. Het niet kunnen meedoen zorgt vaak voor een gevoel van uitsluiting en onzekerheid. Schaamte en stigmatisering kunnen van invloed zijn op de persoonlijke en psychische ontwikkeling van een kind en vergroten de kans op achterstand en ongelijkheid.
Het kan ook leiden tot onwenselijke economische en maatschappelijke gevolgen wanneer het talent van deze kinderen in de toekomst onvoldoende benut kan worden. Daarom stelt het kabinet, bovenop alle maatregelen van de afgelopen jaren, structureel 100 miljoen euro extra beschikbaar voor kinderen in armoede. Want alle kinderen in Nederland moeten mee kunnen doen. Sport, muziek en schoolreisjes, ze horen bij de basis voor ieder kind.”
De gemeente Geertruidenberg heeft al langere tijd een aantal verschillende regelingen die gericht zijn op (maatschappelijke participatie van) kinderen. In de 1e gewijzigde beleidsregels Bijzondere Bijstand Gemeente Geertruidenberg 2017 zijn deze 3 regelingen opgenomen in de artikelen 40.Overstapregeling, 41. Regeling bevordering maatschappelijke participatie van schoolgaande Kinderen en 42. Tegemoetkomingsregeling (lid 2: niet-schoolgaande kinderen (tot 4 jaar) die tot het gezin behoren, hebben recht op maximaal € 200,00 per periode van 12 maanden).
Met de aankondiging van de extra middelen van het Ministerie voor armoedebestrijding onder kinderen, waarvan structureel € 81.300 per jaar beschikbaar zou komen voor Geertruidenberg, was het college voornemens het bestaande beleid uit te breiden en wellicht zelfs een kindpakket in het leven te roepen. Het college werd hierin verder aangemoedigd door een amendement van de gemeenteraad d.d. 10 november 2016 (“Dat het college uiterlijk in de eerste helft van 2017 komt met een passend voorstel inzake het voeren van een humaan armoedebeleid en daarmee adequate invulling geeft aan dit beleid, waardoor vangnetten als Stichting Leergeld tot een minimum beperkt moeten kunnen worden. In dit voorstel dient opgenomen te worden dat dit periodiek wordt herijkt in relatie tot de vangnetten zoals die er op dat moment zijn”).
In bijgaande beleidsregels zijn alle bestaande regelingen in Geertruidenberg die gericht zijn op (maatschappelijke participatie van) kinderen samengevoegd. Bovendien zijn er een aantal kostensoorten uitgebreid, c.q. toegevoegd.
Artikel 1. Begripsomschrijving
Begrippen die in de Participatiewet voorkomen hebben in deze beleidsregels dezelfde betekenis als in de Participatiewet. Ten aanzien van een aantal begrippen die als zodanig niet in de Participatiewet zelf staan is een definitie gegeven in deze beleidsregels.
Er is voor gekozen om de begrippen die zijn omschreven in Awb en BW 1 niet afzonderlijk te definiëren in deze beleidsregels. De begrippen die niet in genoemde wetten staan beschreven worden in het tweede lid verduidelijkt.
Omdat deze regeling gericht is op kinderen in de leeftijd van 0 t/m 17 jaar, gaat het dus om minderjarige personen, die zelfstandig géén aanvraag voor deze regeling kunnen doen. Het zijn daarom dan ook de ouder(s) die namens de kinderen de aanvraag moeten indienen. Hiervoor is artikel 245 uit Burgerlijk Wetboek 1 van toepassing:
Het gezag van de ouder die dit krachtens artikel 253sa of krachtens een rechterlijke beslissing overeenkomstig artikel 253t samen met een ander dan een ouder uitoefent, wordt aangemerkt als ouderlijk gezag dat door ouders gezamenlijk wordt uitgeoefend, tenzij uit een wettelijke bepaling het tegendeel voortvloeit.
Artikel 5. Hoogte van de kindregeling
Er is voor gekozen om jaarlijkse maximale bijdrage aan te passen aan de leeftijdscategorie, waarbij de kosten in het algemeen het hoogst zullen zijn in de leeftijdscategorie tussen 12 en 18 jaar.
In principe wordt aangesloten bij de draagkrachtbepalingen zoals vastgelegd in artikel 6 van de 2e gewijzigde beleidsregels bijzonder bijstand 2017.
De kindregeling, waar we het hier over hebben, is echter met name bedoeld om specifiek kinderen te bereiken die in armoede leven. Daarbij is de reden voor de reële inkomenspositie van de ouder(s) minder relevant. Kinderen kunnen natuurlijk niet verantwoordelijk gehouden worden voor het feit dat het inkomen van hun ouder(s) onder het minimum uit komt.
In het kader van deze regeling wordt dan ook meer gekeken naar de het besteedbare inkomen van de ouder(s). Daar waar dit onder het niveau van 120 % van de toepasselijke norm uitkomt, kan er vanuit gegaan worden dat de kinderen in een armoede situatie terecht zijn gekomen.
In deze beleidsregels is er voor gekozen om in gevallen, waarbij ouder(s) door schulden een besteedbaar inkomen onder 120 % de toepasselijke norm ontvangen, het inkomen gelijk te stellen aan die 120 % van toepasselijke norm. Hierdoor komen hun kinderen ook automatisch in aanmerking voor de kindregeling. Wel dient er ook op zijn minst sprake te zijn van een inspanning om de schuldpositie op te lossen om ook daadwerkelijk voor de regeling in aanmerking te kunnen komen (leden 6 en 7 van dit artikel).
Aanvullend biedt deze opzet ook een kans om mensen met schulden te bereiken. Zij kunnen gemotiveerd worden om mee te werken aan een vorm van schuldhulpverlening, met als doel de financiële problemen structureel op te lossen.
Artikel 7. Beschikking/uitbetaling
Ook in dit artikel wordt zo veel mogelijk aangesloten bij de bepalingen zoals vastgelegd in de 2e gewijzigde beleidsregels bijzonder bijstand 2017. Om toch een grotere garantie te crëeren, dat de betalingen ook daadwerkelijk ten goede komen van de betreffende kinderen zijn specifiek de leden 4, 5, 7 en 9 opgenomen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2017-180751.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.