Beleidsregel voorbereiding zelfstandig ondernemerschap Hollands Kroon 2015

 

 

Relevant e artikelen , wetten en handboeken

  • -

    Bbz 2004

    Artikel 2 lid 3 – kring van rechthebbenden

    Artikel 10 – vorm van algemene bijstand

    Artikel 29 – voorbereidingskosten

    Artikel 56 – vergoeding uitvoeringskosten en kosten onderzoek

  • -

    Participatiewet

    Artikel 9 – plicht tot arbeidsinschakeling

    Artikel 10 – aanspraak op ondersteuning bij arbeidsinschakeling

    Artikel 48 lid 1 – vorm van bijstand voor levensonderhoud

Handboek Grop Op – Voorliggende voorzieningen > Inkomensregelingen > Bbz 2004 > 3.4 Voorbereidingsperiode zelfstandig ondernemerschap.

Handreiking Bbz 2004 (uitgave juni 2013) van Stimulansz > hoofdstuk 10 - voorbereiding op het ondernemerschap

Werkwijze Selectie Bbz (uitgave december 2012) van DIVOSA > hoofdstuk 2 – aspirant zelfstandigen.

Algemeen

Het Bbz 2004 biedt de mogelijkheid om een belanghebbende met een uitkering op grond van de P-wet een voorbereidingsperiode aan te bieden als opstap naar zelfstandig ondernemerschap. Het aanbieden van de voorbereidingsperiode en het verlenen van een voorbereidingskrediet zijn een bevoegdheid van het college. In deze beleidsregel is het beleid van de gemeente Hollands Kroon opgenomen dat uitgangspunt is bij het doen van een aanbod aan een uitkeringsgerechtigde om zich met behoud van uitkering voor te bereiden op het zelfstandig ondernemerschap.

Artikel 1 – Doelgroependefinitie

Een voorbereidingsperiode wordt niet aangeboden in het geval belanghebbende:

  • a.

    de mogelijkheid heeft binnen een jaar werk in loondienst te krijgen, waardoor uitstroom uit de uitkering mogelijk is;

  • b.

    zich in een schuldensituatie bevindt die de start van een eigen bedrijf of beroep feitelijk onmogelijk maakt, toegelaten is tot de WSNP of de sanering korter dan een jaar geleden is afgesloten;

  • c.

    in staat van surseance van betaling of faillissement verkeert en het faillissement voortduurt;

  • d.

    niet beschikt over de benodigde vakkennis en vakvaardigheden;

  • e.

    zodanige belemmeringen heeft dat zelfstandig ondernemerschap in de toekomst naar verwachting niet mogelijk is.

Artikel 2 – De intake

  • 1.

    Een aanvraag wordt ingenomen nadat belanghebbende zelf belangstelling heeft getoond voor het zelfstandig ondernemerschap.

  • 1.

    Een ondernemerstest – die online beschikbaar is – maakt deel uit van de intake. De kosten van de test worden vergoed uit het Participatiebudget.

  • 2.

    Tijdens het intakegesprek wordt in ieder geval aandacht besteed aan het realiteitsgehalte van de plannen.

  • 3.

    Het eindproduct van de intakefase is een globaal ondernemersplan, aan de hand waarvan de haalbaarheid kan worden beoordeeld.

  • 4.

    Er kan besloten worden om een extern adviseur advies uit te laten brengen over de levensvatbaarheid van de plannen. Gelet op het feit dat het om plannen gaat die zich in een primair stadium bevinden, zal slechts zelden advies gevraagd worden.

Artikel 3 – De voorbereidingperiode

  • 1.

    Aan de voorbereidingsperiode wordt in ieder geval de verplichting verbonden dat de. belanghebbende begeleiding accepteert van een – naar het oordeel van de gemeente - deskundige organisatie en dat hij daaraan actief medewerking geeft.

  • 2.

    De voorbereidingsperiode wordt toegekend voor de duur van 3 maanden. Verlenging van deze periode wordt bij uitzondering en goed gemotiveerd met maximaal 3 maanden verleend.

  • 3.

    De voorbereidingsperiode wordt voortijdig beëindigd als:

    a. belanghebbende niet voldoende medewerking verleent;

    b. er onvoldoende voortgang wordt geboekt;

    c. tijdens de voorbereidingsperiode blijkt dat belanghebbende over onvoldoende

    vakkennis of ondernemerscapaciteiten beschikt.

Artikel 4 – Het voorbereidingskrediet

  • 1.

    Voor de voorbereidingskosten, zoals genoemd in artikel 29 van het Bbz 2004, kan een krediet verstrekt worden van maximaal € 1.500,--.

  • 2.

    Het rentepercentage is de helft van het percentage genoemd in artikel 15 onderdeel a van het Bbz 2004.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 onder a

Het gaat op grond van de Re-integratieverordening P-wet bij uitstroom uit de uitkering om de snelste en goedkoopste weg naar werk. Dat is de hoofdregel. Een ander belangrijke pijler is: Algemeen geaccepteerde arbeid. De wens van belanghebbende is niet bepalend. Het is echter denkbaar dat een persoon op grond van zijn capaciteiten en persoonlijke kenmerken minder geschikt is voor werk in loondienst en dat hij als zelfstandig ondernemer meer kans heeft om in zijn onderhoud te voorzien. Dat kan een reden zijn om een voorbereidingsperiode toe te kennen.

Artikel 1 onder d en e

In de Werkwijze selectie Bbz 2004 staan in hoofdstuk 2 een aantal criteria en instrumenten die goed van pas kunnen komen bij de eerste screening.

Artikel 2 lid 1

Er wordt terughoudend omgegaan met het aanbieden van voorbereidingstrajecten. Het zelfstandig ondernemerschap wordt niet aangemoedigd of gepromoot.

Artikel 2 lid 2

Door het maken van de ondernemerstest wordt belanghebbende geconfronteerd met eisen die gesteld worden aan ondernemers. Dit instrument kan juist daarom zo goed tijdens de intake worden gebruikt. Daarmee kan ook duidelijk worden in hoeverre belanghebbende een reële inschatting maakt van zijn eigen kwaliteiten en tekortkomingen.

Artikel 2 lid 5

De kosten van het onderzoek kunnen gedeclareerd worden op grond van artikel 56 lid 1 onder b van het Bbz.

Artikel 3 lid 3

Als de voorbereidingsperiode wordt beëindigd met de conclusie dat het zelfstandig ondernemerschap niet wordt gestart, hoeft de belanghebbende het voorbereidingskrediet niet terug te betalen. Als er tijdens de voorbereidingsperiode sprake is van schending van de inlichtingenplicht zoals bedoeld in artikel 17 van de P-wet en of een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid in de kosten van het bestaan, wordt het voorbereidingskrediet op grond van artikel 29 lid 3 onder a Bbz 2004 van belanghebbende teruggevorderd.

Artikel 4 lid 1

De hoogte van het krediet wordt vastgesteld aan de hand van een opgave van de kosten.

De kosten van begeleiding moeten ook van het krediet betaald worden. Deze kosten zijn laag en kunnen niet uit andere bron betaald worden.

Artikel 4 lid 2

Er is rente verschuldigd vanaf het moment dat belanghebbende de voorbereidingsperiode heeft afgesloten en gestart is als zelfstandige.

Naar boven