Verordening leningen en garanties Ede 2017

De raad van de gemeente Ede;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders, zaaknummer 74325;

gelet op artikel 160, lid 1.e. en 169, lid 4 van de Gemeentewet en wet financiering decentrale overheden;

besluit vast te stellen de Verordening leningen en garanties Ede 2017

Artikel 1 Begripsbepaling

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

Awb: Algemene wet bestuursrecht

Bank : hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht.

Het college: Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ede.

Financiële instelling/onderneming: Banken en de overige financiële instellingen/ondernemingen zoals kredietinstellingen, beleggingsinstellingen, effecteninstellingen, verzekeraars en pensioenfondsen. Het gaat hier om een onderneming die in een lidstaat (EU of EER) het bedrijf van kredietinstelling mag uitoefenen, beleggingsdiensten mag verlenen, beleggingsinstellingen mag beheren, rechten van deelneming in een beleggingsmaatschappij mag aanbieden, of het bedrijf van verzekeraar mag uitoefenen. (terminologie in artikel 1.1 van de Wet financieel toezicht.)

Financiering: Het aantrekken van benodigde financiële middelen voor een periode van minimaal één jaar. Deze middelen kunnen bestaan uit vreemd vermogen.

Garantie: besluit van burgemeester en wethouders om een garantie te verlenen tot zekerstelling aan de geldgever van de betaling van rente en aflossing indien de geldnemer daarmee in gebreke is gebleven.

Overeenkomst van borgtocht: de borgtocht in de zin van artikel 7:850 BW waarbij de gemeente zich tegenover een geldgever gedurende een bepaalde looptijd verbindt tot nakoming van de aan een door de geldgever verstrekte lening verbonden rente- en aflossingsverplichtingen voor zover de geldnemer hiermee in gebreke blijft.

Overeenkomst van garantieverlening: overeenkomst tussen de geldnemer en de gemeente, waarin de uit hoofde van de door de gemeente verleende garantie van toepassing zijnde voorwaarden worden uitgewerkt.

Geldgever: (financiële) instelling die aan de geldnemer een lening verstrekt.

Geldnemer: rechtspersoon aan wie burgemeester en wethouders een lening verstrekken of aan wie de geldgever een lening verstrekt waarvoor burgemeester en wethouders een garantie hebben verstrekt.

Publieke taak: door de raad in begroting, verordening, beleidsnota, raadsbesluit of ander beleidsdocument aangewezen gemeentelijke taak in het kader van vastgestelde beleidsdoelen.

Artikel 2 Toepassingsbereik

  • 1.

    Deze verordening is van toepassing op de verstrekking van leningen en garanties voor zover zij zijn aan te merken als subsidie in de zin van artikel 4:21 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2.

    Ten aanzien van leningen en garanties die niet zijn aan te merken als subsidie kunnen burgemeester en wethouders bepalen dat deze verordening geheel of gedeeltelijk van toepassing is.

Artikel 3 Doelgroep

Subsidie op grond van deze regeling wordt uitsluitend verstrekt aan rechtspersonen.

Artikel 4 Verstrekking leningen en garanties

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen leningen of garanties verstrekken uit hoofde van de publieke taak.

  • 2.

    Van een verstrekking uit hoofde van de publieke taak is sprake indien:

  • a.

    het doel waarvoor de lening of garantie wordt gevraagd door burgemeester en wethouders wordt gerekend tot die beleidsterreinen of thema’s waarvoor het gemeentebestuur zich volgens het collegeprogramma, de begroting of andere beleidsstukken inzet;

  • b.

    er naar het oordeel van burgemeester en wethouders een relevant maatschappelijk doel mee wordt gediend; en

  • c.

    het verstrekken van de lening of garantie naar het oordeel van burgemeester en wethouders ten goede komt aan de inwoners van de gemeente.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders zijn terughoudend in het verstrekken van een lening of garantie uit hoofde van de publieke taak.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders nemen geen besluit over het verstrekken van een lening of garantie dan nadat de raad in de gelegenheid is gesteld wensen en bedenkingen ter kennis van burgemeester en wethouders te brengen.

Artikel 5 De aanvraag

  • 1.

    De aanvraag voor een gemeentelijke lening of garantie wordt schriftelijk ingediend inclusief de daarbij behorende bijlagen.

  • 2.

    Bij een aanvraag voor garantie dient de aanvrager aan te tonen dat zelfstandig geen financiering kan worden verkregen. Hierbij dient hij ten minste twee offertes of bankverklaringen te overleggen waaruit blijkt dat er door de geldgevers geen lening tegen aanvaardbare voorwaarden wordt verstrekt zonder aanvullende overheidssteun. Het college is gerechtigd navraag te doen naar de weigeringsgronden bij de geldschieters.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen voor het verstrekken van bepaalde bijlagen.

Artikel 6 Onderzoek aanvraag

  • 1.

    Burgemeester en wethouders onderzoeken:

    • a.

      de financiële positie van de aanvrager;

    • b.

      de deskundigheid van de aanvrager en zijn eventuele toezichthouders.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders onderzoeken welk financieel risico het verlenen van de gevraagde lening of garantie voor de gemeente inhoudt en hoe zich dit verhoudt tot de stand van de gemeentelijke financiën, dit ook in relatie tot het gemeentelijk weerstandsvermogen. De uitkomst van deze toets weegt zwaar mee bij het besluit over de aanvraag.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders informeren de raad over de resultaten van het onderzoek.

Artikel 7 Weigeringsgronden

  • 1.

    Burgemeester en wethouders weigeren een aanvraag voor lening of garantie:

    • a.

      als de Europese Commissie overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie heeft vastgesteld dat de lening of garantie onverenigbaar is met de interne markt;

    • b.

      als het een aanvrager betreft tegen wie een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt is verklaard;

    • c.

      de aanvrager ook zonder lening of garantie over voldoende gelden kan beschikken om de investering te financieren, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden;

    • d.

      de aanvrager niet kan aantonen dat hij geen lening of garantie op de markt kan verkrijgen tegen aanvaardbare voorwaarden;

    • e.

      de aanvrager niet over de benodigde vergunningen beschikt om de investeringen te plegen waarvoor de lening of garantie wordt aangevraagd;

    • f.

      verstrekking van de lening of garantie niet is toegestaan totdat de Europese Commissie met toepassing van artikel 108, derde lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie heeft vastgesteld dat de lening of garantie verenigbaar is met de interne markt.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen een aanvraag voor lening of garantie geheel of gedeeltelijk weigeren indien:

    • a.

      er gegronde reden bestaat om aan te nemen dat de aanvrager niet in staat is de verschuldigde rente en aflossing gedurende de gehele looptijd van de lening of garantie te dragen;

    • b.

      de aanvrager reeds met de investering is aangevangen alvorens burgemeester en wethouders op de aanvraag hebben besloten;

    • c.

      een geldgeverslening reeds is verstrekt door de geldgever vooruitlopend op een besluit over de aanvraag om verlening van een garantie burgemeester en wethouders;

    • d.

      de aanvrager weigert de door burgemeester en wethouders gevraagde zekerheidsrechten te verstrekken;

    • e.

      gegronde reden bestaat om aan te nemen dat de aanvrager niet de capaciteiten heeft of de rechtsvorm van de aanvrager niet geschikt is om door middel van de beoogde investeringen waarvoor de lening of garantie is aangevraagd bij te dragen aan verwezenlijking van de beoogde publieke taak;

    • f.

      er sprake is van een geval als bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteits-beoordelingen door het openbaar bestuur (Wet bibob);

    • g.

      het verlenen van de lening of garantie onacceptabele risico’s voor de gemeentelijke begroting meebrengt of anderszins niet past in het gemeentelijk beleid;

    • h.

      andere daarvoor naar het oordeel van burgemeester en wethouders in aanmerking komende feiten of omstandigheden daartoe aanleiding geven.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders weigeren een aanvraag voor een garantie, als voor het doel waarvoor de garantie wordt gevraagd een waarborgfonds beschikbaar is.

  • 4.

    Het derde lid is niet van toepassing indien een beroep kan worden gedaan op de Stichting Waarborgfonds Sport.

  • 5.

    Burgemeester en wethouders kunnen in uitzonderlijke gevallen van het eerste lid afwijken indien daarmee een door de gemeente gewenste ontwikkeling van groot maatschappelijk belang wordt gefaciliteerd. In dat geval worden zekerheidsrechten gevestigd ten gunste van de gemeente Ede.

De gemeentelening

Artikel 8 Uitvoeringsovereenkomst lening

  • 1.

    De lening wordt verstrekt onder de opschortende voorwaarde dat binnen drie maanden na het besluit tot het verstrekken van een lening een overeenkomst van geldlening (uitvoeringsovereenkomst) tot stand komt.

  • 2. In

    de overeenkomst van gemeentelening worden de voorwaarden uit de beschikking tot subsidieverlening uitgewerkt waaronder de lening wordt verstrekt.

Artikel 9 Looptijd en rente lening

  • 1.

    De geldnemer is bij het verstrekken van een lening een marktconforme rente verschuldigd.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders bepalen de hoogte en het verloop (aflossingsschema) van de door de geldnemer verschuldigde rente en aflossing. Hierbij geldt als minimum de in dat jaar gehanteerde gemeentelijke omslagrente.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen van het eerste lid gemotiveerd afwijken, voor zover daarmee niet in strijd met wettelijke voorschriften wordt gehandeld.

De gemeentegarantie

Artikel 10 Uitvoeringsovereenkomst garantie

  • 1.

    De garantie wordt verstrekt onder de opschortende voorwaarde dat binnen drie maanden na het besluit tot het verstrekken van garantie tussen geldnemer en gemeente een garantieovereenkomst (uitvoeringsovereenkoms) tot stand komt.

  • 2.

    In de garantieovereenkomst worden de voorwaarden uit de beschikking tot subsidieverlening uitgewerkt waaronder de gemeente garantie verleent voor een geldgeverslening die door de geldgever aan de geldnemer wordt verstrekt.

Artikel 11 Overeenkomst van borgtocht

  • 1.

    De garantie wordt verstrekt onder de opschortende voorwaarde dat binnen drie maanden na het besluit tot het verstrekken van een lening een overeenkomst van borgtocht tot stand komt.

  • 2.

    In de akte van borgtocht tussen de gemeente en de geldgever worden de voorwaarden vastgelegd waaronder de gemeente zich als borg tegenover een geldgever verbindt tot nakoming van de aan een geldgeverslening verbonden rente- en aflossingsverplichtingen voor zover de geldnemer hiermee in gebreke blijft.

Artikel 12 Overeenkomst van geldlening

  • 1.

    De garantie wordt verstrekt onder de opschortende voorwaarde dat binnen drie maanden na het besluit tot het verstrekken van een lening een overeenkomst van geldlening tot stand komt tussen de geldgever en de geldnemer.

  • 2.

    De garantie wordt verstrekt onder de ontbindende voorwaarde van beëindiging van de overeenkomst van geldlening tussen de geldgever en de geldenemer.

Artikel 13 Looptijd, rente en percentage garantie

  • 1.

    De geldnemer is bij garantstelling een rentevergoeding van 0,25% per jaar van het door de gemeente gegarandeerde bedrag verschuldigd. Indien de regelgeving voor staatssteun op de garantieverlening van toepassing is, wordt zo nodig een hogere rente in rekening gebracht.

  • 2.

    De looptijd van de lening of garantie is maximaal gelijk aan de technische levensduur van de objecten die de gemeente tot zekerheid strekken voor de verleende garantie waarop ook de lening is gebaseerd, tot een maximum van 30 jaar.

  • 3.

    Indien de regelgeving voor staatssteun op de garantieverlening van toepassing is, dan geldt de (kortere) looptijd die volgens die regels is toegestaan.

  • 4.

    De gemeente stelt zich voor maximaal 50% van de lening garant, tenzij burgemeester en wethouders van oordeel zijn dat er goede redenen zijn voor een hoger percentage. In dat geval wordt onderzocht of de regels voor staatssteun een hoger percentage toelaten.

Artikel 14 De garantie

Garantie wordt alleen verleend op leningen die zijn verstrekt door een bank.

Zekerheden, Voorschriften, Verplichtingen, Nadere regels

Artikel 15 Zekerheden

Burgemeester en wethouders kunnen in het besluit tot het verstrekken van een lening of garantie verplichtingen opleggen ter zake van zekerheidsrechten die worden gevraagd van de geldnemer.

Artikel 16 Verplichtingen geldnemer

Burgemeester en wethouders leggen de geldnemer de volgende verplichtingen op bij het aangaan van de lening of garantie:

  • a.

    het verzekeren van de objecten waarvoor een lening of garantie is verleend en die de gemeente hiervoor tot zekerheid strekken, op basis van de herbouwwaarde tegen brand- en stormschade en andere risico’s of aanspraken.

  • b.

    het sluiten wettelijke aansprakelijkheidsverzekering en een bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering.

  • c.

    het in goede staat houden van de objecten waarvoor een garantie is verleend en de objecten die de gemeente hiervoor tot zekerheid strekken.

  • d.

    het slechts met toestemming van het college geven van een andere bestemming aan de objecten waarvoor een garantie is verleend en aan de objecten die de gemeente hiervoor tot zekerheid strekken.

  • e.

    het niet zonder toestemming van het college bezwaren of vervreemden van de objecten waarvoor een garantie is verstrekt en de objecten die de gemeente hiervoor tot zekerheid strekken.

  • f.

    de verplichting de lening waarvoor de gemeente garant staat, te bestemmen voor het doel waarvoor de lening is aangegaan.

Artikel 17 Informatieverplichtingen geldgever en geldnemer

  • 1.

    Burgemeester en wethouders leggen de geldnemer de volgende verplichtingen op bij het aangaan van de lening of garantie:

    • a.

      het tijdig verschaffen van alle benodigde informatie die relevant is voor de garantieverlening en de risico-ontwikkeling van de garantie.

    • b.

      de geldnemer verstrekt jaarlijks binnen een maand na het verstrijken van het boekjaar, aan burgemeester en wethouders een kopie van het door de bank verstrekte overzicht van het saldo van de uitstaande lening aan het eind van het boekjaar.

    • c.

      De geldnemer dient jaarlijks, binnen zes maanden na het verstrijken van het boekjaar, de jaarrekening over het verstreken boekjaar bij het college in, bestaande uit de balans en de winst- en verliesrekening met toelichting en een accountantsverklaring of indien van toepassing een verklaring van de kascommissie.

    • d.

      De geldnemer dient jaarlijks, tenminste zes maanden voor aanvang van het boekjaar, een gespecificeerde exploitatiebegroting voor het volgende boekjaar bij het college in te leveren.

  • 2.

    Voor zover van toepassing verstrekt de geldnemer jaarlijkse rapporten van toezichtinstanties:

    • a.

      het informeren van burgemeester en wethouders indien de aan de geldlening verbonden betalingsverplichtingen waarvoor de gemeente garant staat niet worden nagekomen;

    • b.

      wezenlijke wijzigingen van de gegevens en bescheiden die bij de aanvraag om garantie zijn overgelegd;

    • c.

      rapportages waaruit blijkt dat de resultaten van de (meerjaren) begroting significant nadeliger uitkomen;

    • d.

      een balanspositie met een solvabiliteitsratio < 10%;

    • e.

      een statutenwijziging van de geldnemer;

    • f.

      een fusie van de geldnemer;

    • g.

      ontbinding van de geldnemer.

Artikel 18 Andere gegevens, andere termijnen

Het college is bevoegd andere gegevens te vragen die van belang zijn om de risico-ontwikkeling die met de garantstelling samenhangt, te kunnen beoordelen en andere termijnen te hanteren dan de termijnen die in artikel 17 lid 1 zijn vermeld.

Artikel 19 Voorschriften

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen aan het verstrekken van een lening of garantie voorschriften verbinden om zeker te stellen dat er sprake is en blijft van activiteiten ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak of ter vergroting van de bijdrage die de activiteiten leveren aan de uitoefening van de publieke taak.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen aan het verstrekken van een lening of garantie voorschriften verbinden ter bevordering van maatschappelijk ondernemen of duurzaamheid. Deze voorschriften hebben uitsluitend betrekking op de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht.

Artikel 20 Nadere voorschriften

Het college kan aan de beschikking tot garantieverlening nadere voorschriften verbinden betreffende:

  • a.

    de uitoefening van toezicht op gedragingen en handelingen van de aanvrager ter bescherming van de positie van de gemeente als borg;

  • b.

    de informatieverstrekking door de aanvrager aan de gemeente;

  • c.

    overige aangelegenheden die strekken tot bescherming van de belangen van de gemeente als borg.

Artikel 21
  • 1.

    De geldgever past een actief beheer op de uitgeven leningen toe.

  • 2.

    In het kader van het actieve beheer toetst de geldgever, minimaal eens per twee jaar, de kredietwaardigheid, de waarde van de verstrekte zekerheiden door de geldnemer.

  • 3.

    De geldgever legt de bevindingen in een revisiedocument vast en bewaart deze in het leningendossier.

  • 4.

    De raad via de raadwerkgroep programmabegroting te informeren over de uitkomsten de uitgevoerde revisies.

Artikel 22

Indien er uit de revisie blijkt dat:

  • a.

    er niet voldaan wordt aan de gestelde voorwaarde;

  • b.

    de kredietwaardigheid van de geldnemer materieel verslechterd is;

  • c.

    de waarde van de eventueel verstrekte zekerheden door de geldnemer niet meer toereikend is;

    de geldgever dan de mogelijkheid heeft om aanvullende eisen en voorwaarden te stellen of in het uiterste geval de lening op te zeggen.

Overige bepalingen

Artikel 23 Hardheidsclausule

Het college handelt overeenkomstig deze verordening tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met deze verordening te dienen doelen.

Artikel 24 Overgangsbepaling

Vanaf het moment van inwerkingtreding van deze verordening worden aanvragen als bedoeld in deze verordening, behandeld conform de bepalingen van deze verordening.

Artikel 25 Slotbepalingen

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de achtste dag na die van bekendmaking.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening leningen en garanties Ede 2017.

Vastgesteld in de openbare vergadering van 28 september 2017, zaaknummer 74325.

De raad voornoemd,

de griffier,

G.H. Hagelstein

de voorzitter,

L.J. Verhulst

Toelichting leningen en garanties Ede 2017

Inleiding

Staatssteun

Wanneer de gemeente een lening of garantie wil afgeven, dan dient altijd te worden onderzocht of de Europese regels inzake staatssteun beperkingen opleggen.

Uitzonderingen

Het staatssteunverbod kent vele uitzonderingen. Als een decentrale overheid bepaalde beleidsprioriteiten wil steunen, is het vaak mogelijk zonder voorafgaande melding bij de Europese Commissie, deze steun te verlenen, mits gebruik wordt gemaakt van de uitzonderingsmogelijkheden.

De belangrijksten zijn de Algemene Groepsvrijstellingsverordening (AGVV) en de De-minimis-vrijstelling.

De Algemene groepsvrijstellingsverordening (AGVV)

Per 1 juli 2014 geldt de nieuwe Algemene groepsvrijstellingsverordening. De AGVV biedt veel mogelijkheden om aanmelden van staatssteun te voorkomen. Er zijn specifieke categorieën staatssteun opgenomen in de regeling, de mogelijkheden voor reeds bestaande categorieën zijn verruimd en aanmeldingsdrempels voor specifieke steun zijn aanmerkelijk verhoogd.

Gedacht kan worden aan steun op het gebied van milieu, steun voor cultuur en instandhouding van het erfgoed, sportinfrastructuur, multifunctionele centra en sociale vervoerssteun ten behoeve van bewoners van afgelegen gebieden.

De-minimisvrijstellingsverordening

Op grond van de de-minimisverordening kunnen decentrale overheden ondernemingen over een periode van drie belastingjaren tot 200.000 euro steunen zonder dat dit staatssteun oplevert. De de-minimisverordening is in principe van toepassing op steun aan ondernemingen in alle sectoren.

Voor wat betreft garanties geldt het volgende :

Wanneer een garantie wordt afgegeven voor:

  • .

    maximaal 80% van de lening voor maximaal vijf jaar bij een bedrag tot € 1,5 miljoen; of:

  • .

    maximaal 80% van de lening voor maximaal tien jaar bij een bedrag tot € 750.000;

dan kan de garantie worden beschouwd als een garantie met een bruto- subsidie-equivalent die het de-minimisplafond niet overschrijdt.

Voor wat betreft leningen geldt het volgende :

Om steun vervat in leningen als transparante de-minimissteun aan te kunnen merken, moet minimaal aan de volgende voorwaarde worden voldaan:

Voor de lening dienen zekerheden worden gesteld die ten minste 50 % van de lening bedragen en mag de lening niet meer bedragen dan € 1.000.000,- met een looptijd van vijf jaar of € 500.000,- met een looptijd van tien jaar.

De toetsing aan staatssteun geschiedt door de afdeling Juridische zaken, inkoop en subsidies.

Begrippen

Artikel 1

In dit artikel is een aantal voorkomende begrippen in de Verordening Leningen en garanties Ede 2017 omschreven.

Toepassingsbereik

Artikel 2

In dit artikel wordt verbinding gelegd met het begrip subsidie. Bekeken vanuit het juridisch perspectief valt een vorm van verstrekking door de gemeente per definitie onder de subsidieverordening dus ook die van leningen en garanties. Uitvoering van het leningen- en garantiebeleid valt onder de treasurer en derhalve ook het treasurystatuut.

Bevoegdheid

Artikel 4

Artikel 4 lid 1

De bevoegdheid tot het verstrekken van leningen en garanties is in de Gemeentewet bij het college gelegd. Veel gemeenten schrijven voor dat daarbij de raad wordt geraadpleegd via de procedure van wensen en bedenkingen.

Artikel 4 lid 2 Publieke taak

In de Wet fido is het begrip “publieke taak” bewust niet ingevuld door de wetgever. De gemeenten zijn vrij om nader te omschrijven wat zij hieronder verstaan. De toelichting op de Wet fido omschrijft het zo: “Het gemeentebestuur bepaalt de publieke taak. De begroting en de begrotingswijzigingen bepalen het budgettaire kader voor de uitoefening van de publieke taak”. Er wordt met deze verordening gekozen voor een invulling van het begrip publiek taak waarbij er een relatie valt te leggen met de thema’s uit het collegeprogramma, de begroting of andere beleidsnota’s. Daarnaast moet worden vastgesteld dat er een maatschappelijk doel mee wordt gediend en dat de lening of garantie ten goede komt aan de inwoners van de gemeente.

Toetsing door vakafdeling  en de voorbereiding van het besluit inzake een garantie of lening berust bij de beleidsafdelingen en niet bij de afdeling Financiën en Control. Het is dan ook de betrokken vakafdeling die toetst in hoeverre met de aanvraag wordt bijgedragen aan de uitoefening van de publieke taak. De afdeling Financiën en Control wordt door de vakafdeling betrokken bij de toetsingselementen zoals de financiële positie van de gemeente en de aanvrager. Voor de toets of er sprake is van verboden staatsteun kan een beroep worden gedaan op de expertise van de afdeling Juridische zaken en inkoop.

Terughoudendheid

Artikel 4 lid 3

Het college gaat terughoudend om met het geven van gemeentegaranties of het verstrekken van leningen. Het college weegt het publiek belang dat met de aanvraag wordt gediend af tegen de risico’s voor de gemeente en bezint zich op de wenselijkheid van deze vorm van stimuleren.

Met de bepaling van artikel 4 lid 3 wordt tot uitdrukking gebracht dat indien uit het onderzoek naar alle vereisten inzake de aanvraag, de aanvrager en de financiële positie van de gemeente blijkt dat in principe een “ja” mogelijk is, het college toch tot “nee” kan besluiten. De gewijzigde opvattingen over de participatiemaatschappij en de faciliterende gemeente spelen daarbij een rol. De vereisten van rechtszekerheid en rechtsgelijkheid brengen mee dat in deze gevallen op het college een extra motiveringsverplichting berust.

Zie ook artikel 7 lid 2 waarin is bepaald dat getoetst wordt welk financieel risico het verlenen van de gevraagde garantie of lening voor de gemeente inhoudt en dat dit ook in relatie tot het gemeentelijk weerstandsvermogen wordt bekeken; en dat de uitkomst van deze toets zwaar weegt.

Artikel 5 Aanvraag

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 6 Onderzoek/toetsing

Onderzoek financiële positie aanvrager

Dit onderzoek vindt plaats op de afdeling Financiën en Control, aan de hand van de door de aanvrager aangeleverde stukken. Er zijn meerdere manieren waarop de financiële positie van de aanvrager kan worden getoetst. Kredietverstrekkers zoals banken hanteren daarvoor meerdere normen. Zoals bij voorbeeld de solvabiliteit, de verhouding Eigen Vermogen/Totaal vermogen. Alleen maar dit percentage kan echter een schijnzekerheid geven, het gaat om het verhaal achter de cijfers. Steeds meer sturen banken op liquiditeitsratio’s, waarvoor periodiek inzicht in de kasstromen is vereist. Het onderzoek door de gemeente bestaat onder andere uit een analyse van de volgende componenten:

  • 1.

    het eigen vermogen. Indien er geen of onvoldoende eigen vermogen aanwezig is kan de aanvraag worden afgewezen. Bij aanwezigheid van vreemd vermogen wordt ook de verhouding vreemd- en eigen vermogen in de beoordeling betrokken;

  • 2.

    kunnen de kapitaallasten (rente + afschrijvingen) opgevangen worden binnen de exploitatie?

  • 3.

    meerjarenoverzicht inkomsten en uitgaven (liquiditeitsprognose).

Het doel is te toetsen of de extra rente - en aflossingsuitgaven van de nieuwe (gegarandeerde) lening in de toekomst kunnen worden betaald.

Tenslotte wordt bekeken welk financieel risico het verlenen van de gevraagde lening of garantie voor de gemeente inhoudt en hoe zich dit verhoudt tot de stand van de gemeentelijke financiën. Hier moeten een inschatting van het risico en een afweging ten opzichte van de gemeentelijke positie worden gemaakt. Wanneer het gemeentelijk weerstandvermogen gering is zal de uitkomst van de afweging sneller zijn dat de aanvraag niet kan worden gehonoreerd.

Staatssteun

Voor de toelichting op de regels voor staatssteun zie inleiding van deze toelichting. Voor de toets of er sprake is van verboden staatsteun kan een beroep worden gedaan op de expertise van de afdeling Juridische zaken, inkoop en subsidies.

Artikel 7 Beroep doen op beschikbare waarborgfondsen

Artikel 7 lid 3

Algemeen geldt dat aanvragers zich in eerste instantie wenden tot de waarborgfondsen op de terreinen waarop zij zich bewegen.

Artikel 7 lid 4

Bij Stichting Waarborgfonds Sport kunnen borgstellingen worden aangevraagd voor investeringen ten behoeve van gebouwen en velden van 50% van het bancair te lenen bedrag. Het beleid van Stichting Waarborgfonds dat de gemeente, waar de sportvereniging gevestigd is, ook 50% van de lening verstrekt.

Voor duurzame investeringen geldt dat de volledige leensom door Stichting Waarborgfonds Sport kan worden geborgd. De omvang van de leningen die betrekking hebben op duurzame investeringen zijn in de regel fors lager. Stichting Waarborgfonds Sport biedt daarom de mogelijkheid om hiervoor een volledige borgstelling te verlenen.

De gemeentelening

Artikel 8 en 9 De gemeentelening

Na het publiekrechtelijk besluit dient binnen drie maanden de privaatrechtelijke overeenkomst gesloten te zijn.

De gemeentegarantie

Artikelen 10 tot en met 12 Overeenkomsten garantie, borgtocht en geldlening

In plaats van leningverstrekking kan de gemeente er ook voor kiezen om op een andere wijze de noodzakelijke steun te geven voor de financiering van de geldnemer. Als een geldnemer geen financiering kan verkrijgen op eigen kracht, kan de gemeente namelijk zekerheid verstrekken aan de geldgever. De gemeente spreekt met de geldgever af dat als de geldnemer niet aan zijn verplichtingen kan voldoen, de geldgever de gemeente kan aanspreken om de verschuldigde rente en aflossing te voldoen in plaats van de geldnemer. In dit artikel wordt de zekerstelling door de gemeente alleen beperkt tot de rente en aflossing.

Het recht op een garantie ontstaat respectievelijk vervalt, als de overeenkomsten, genoemd in de artikel 10, 11 en 12, tot stand komen respectievelijk vervallen.

In de uitvoeringsovereenkomst garantie worden de privaatrechtelijke verhoudingen tussen gemeente als borg en de aanvrager vastgelegd. Aangezien de gemeente het risico dat de geldnemer niet aan zijn verplichting met betrekking tot de betaling van rente en aflossing overneemt van de geldgever, dient de gemeente zijn rechten jegens de geldnemer zo goed mogelijk te regelen.

In de akte van borgtocht worden de privaatrechtelijke verhoudingen tussen de gemeente als borg en de geldgever als financier van de aanvrager geregeld.

Artikel 13 lid 1 Percentage

Als uitgangspunt is gekozen dat de gemeente zich voor maximaal 50% van een lening garant kan stellen.

Het uitgangspunt bij garantieverlening dat bij de geldnemer een garantiepremie van 0,25% in rekening wordt gebracht. Deze garantiepremie is een vergoeding die wordt gerekend voor het risico dat de gemeente neemt. De garantstelling leidt voor de geldnemer tot een (betere) toegang tot de kapitaalmarkt en een voordeel in de rentekosten. Wanneer de gemeente zich garant stelt, dan zal de geldgever namelijk niet het risicoprofiel van de geldnemer als uitgangspunt nemen bij het bepalen van de hoogte van de rente, maar het risicoprofiel van de gemeente. Met gemeentegarantie is het rentepercentage van een lening voor een geldnemer slechts iets hoger dan het tarief waartegen de gemeente zelf op de markt kan lenen. Het risico wordt bijna volledig op de gemeente afgewenteld.

Hetzelfde artikel bepaalt dat het college hiervan kan afwijken, indien het college van oordeel is dat er goede redenen zijn voor een hoger percentage. In dat geval moet worden onderzocht of de regels voor staatssteun een hoger percentage toelaten.

In principe wordt deze garantiepremie jaarlijks in rekening gebracht, maar het college kan besluiten om te kiezen voor een eenmalige verrekening bij aanvang van de lening.

Het college kan besluiten om bij het afsluiten van de lening een eenmalige (afsluit)provisie te rekenen ter dekking van eenmalige lasten die samenhangen met de garantieverlening.

Artikel 13 lid 2 Looptijd

Looptijd garantie maximaal 30 jaar (art. 13). Zodra de regels inzake staatssteun van toepassing zijn, zal de looptijd echter veel korter zijn.

Artikel 14

Dit artikel spreekt voor zich en behoeft geen toelichting.

Artikel 15 tot en met 20

Deze artikelen spreken voor zich. Zij bevatten in dergelijke verordeningen gebruikelijke bepalingen inzake zekerheden, verplichtingen, informatieverplichtingen en (nadere) voorschriften.

Artikel 21 Hardheidsclausule

Voor de volledigheid is ook een hardheidsclausule opgenomen. In onvoorziene gevallen kan deze clausule uitkomst bieden. Er kan echter niet worden verwacht dat er vaak een beroep op deze clausule kan worden gedaan. Immers, in de eerste plaats geldt altijd het uitgangspunt van artikel 4 lid 3: de terughoudendheid. Daarnaast zullen in veel gevallen de staatssteunregels van toepassing zijn. Deze regels brengen een flinke beperking aan in toegestaan percentage en looptijd.

Naar boven