Gemeenteblad van Wageningen
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Wageningen | Gemeenteblad 2017, 175105 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Wageningen | Gemeenteblad 2017, 175105 | Verordeningen |
Op 25 september 2017 heeft de gemeenteraad van Wageningen de ‘Beheersverordening gemeentelijke begraafplaats “De Leeuwerenk” 2017’ vastgesteld.
BEHEERSVERORDENING GEMEENTELIJKE BEGRAAFPLAATS “DE LEEUWERENK” 2017
De verordening wordt met deze elektronische publicatie bekendgemaakt en tevens ter inzage gelegd.
De vaststelling van de Beheersverordening gemeentelijke begraafplaats “De Leeuwerenk” 2017 is een referendabel besluit. Dit houdt op basis van de Referendumverordening in dat als u het niet eens bent met dit besluit van de gemeenteraad u als kiesgerechtigde inwoner van Wageningen binnen drie weken na deze bekendmaking met een geldig legitimatiebewijs een verzoek kunt indienen om hierover een referendum te houden. Het kan zijn dat naar aanleiding van het resultaat van het referendum de raad het besluit uiteindelijk intrekt. Verdere informatie over de referendumprocedure kunt u op de vinden op www.wageningen.nl/Raad_college_en_organisatie/Inspraak/Referendum.
Indien u van mening bent dat de gemeenteraad onterecht heeft besloten over de referendabiliteit van het bovengenoemde raadsbesluit kunt u hiertegen binnen zes weken na deze bekendmaking een bezwaarschrift indienen bij de gemeenteraad, Postbus 1, 6700 AA Wageningen of via http://www.wageningen.nl/Digitale_balie/Producten_diensten/B/Bezwaarschrift_indienen.
De verordening treedt in werking zes weken na de datum van publicatie met terugwerkende kracht vanaf 1 november 2017.
De inwerkingtreding wordt tot nadere bekendmaking uitgesteld, wanneer een inleidend verzoek op basis van artikel 5, lid 5 van de Referendumverordening Wageningen 2006 wordt toegelaten.
Hoofdstuk 2. Openstelling, orde en rust op de begraafplaats
Herdenkingsbijeenkomsten, condoleances, onthullingen van gedenktekens en dergelijke plechtigheden op de begraafplaats kunnen slechts plaatsvinden nadat deze ten minste zes werkdagen van tevoren zijn gemeld aan de beheerder. Datum en uur van de plechtigheid en de wijze waarop deze zal plaatsvinden worden in overleg met de aanvrager door de beheerder vastgesteld. Alle bijeenkomsten worden vastgelegd in de daarvoor bestemde webagenda. De webagenda wordt beheerd door team Publiekszaken.
Hoofdstuk 3. Voorschriften voor lijkbezorging
Artikel 7. Kennisgeving begraven en asbezorging, openen en sluiten van het graf
Degene die wil doen begraven, een asbus wil doen bijzetten of as wil doen verstrooien geeft daarvan uiterlijk om 12.00 uur van de werkdag voorafgaande aan die waarop de begraving, bijzetting of verstrooiing zal plaatsvinden, schriftelijk kennis aan de beheerder. Indien er een grafnummer bekend is, dient deze te worden vermeld.
Artikel 8. Gebouwen en muziekinstallatie en webagenda
Alle bijeenkomsten dienen te worden vastgelegd in de daarvoor bestemde webagenda. De webagenda wordt beheerd door team Publiekszaken van de gemeente. Begrafenisondernemers, steenhouwers en de beheerders hebben toegang tot deze agenda. De webagenda is bindend voor het vaststellen van de afspraken en het opstellen van de nota’s
Artikel 9. Over te leggen stukken
Tot begraving wordt niet overgegaan dan nadat het verlof tot begraven of een ander wettelijk daarmee gelijkgesteld document is overlegd aan de beheerder. Indien het lijk binnen 36 uur na het overlijden met verlof van de burgemeester wordt begraven dient behalve het in de vorige zin bedoelde verlof of document ook het verlof van de burgemeester te worden overgelegd.
Indien de begraving of de bezorging van as in een particulier of eigen graf zal plaatsvinden, dient een door de rechthebbende ondertekende machtiging daartoe aan de beheerder te worden overgelegd. Indien de rechthebbende is overleden en hij in het graf moet worden begraven dan wel de asbus met diens resten in het graf moet worden bijgezet, dient daaraan voorafgaand een verzoek tot overschrijving van de grafrechten als bedoeld in artikel 16, tweede lid, te worden gedaan.
Begraving of bijzetting in een particulier graf waarvan de uitgiftetermijn binnen de wettelijke minimum grafrusttermijn afloopt, kan alleen plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn met een zodanige periode dat de dan resterende termijn ten minste gelijk is aan de wettelijke termijn van grafrust van tien jaar. De verlenging dient te worden aangevraagd door de rechthebbende.
Artikel 10. Kisten en lijkhoezen
Bij het ter begraving aanbieden van een kist of ander lijkomhulsel dient ten minste 24 uur voorafgaand aan het tijdstip van begraving een schriftelijke verklaring te worden overgelegd - volgens een door burgemeester en wethouders vast te stellen model - omtrent de aanwezigheid van de in voorgaande leden bedoelde materialen en voorwerpen. Indien van een lijkhoes gebruik wordt gemaakt, moet de aanbieder een afschrift overleggen van een rapport waaruit blijkt dat de gebruikte hoes voldoet aan de normen van het Lijkomhulselbesluit 1998.
Hoofdstuk 4. Indeling en uitgifte van de graven
Burgemeester en wethouders kunnen aan de rechthebbende op een particulier graf vergunning verlenen tot het daarin voor eigen rekening doen aanbrengen van een grafkelder overeenkomstig de door burgemeester en wethouders te stellen voorwaarden.
Artikel 15. Termijnen particuliere graven
Burgemeester en wethouders verlenen, voor zover de daartoe bestemde ruimte van de begraafplaats dat toelaat, op een daartoe bij hen schriftelijk in te dienen aanvraag, voor de tijd van tien, twintig en dertig jaar een recht op een particulier graf. De termijn begint te lopen op de datum waarop het particuliere graf is uitgegeven.
Artikel 16. Overschrijving van verleende rechten
Na het overlijden van de rechthebbende kan het recht op het particuliere graf worden overgeschreven op naam van een natuurlijke persoon of rechtspersoon, indien de aanvraag daartoe wordt gedaan binnen zes maanden na het overlijden van de rechthebbende. Indien de overleden rechthebbende in het graf dient te worden begraven, of indien de asbus met zijn resten in het graf dient te worden bijgezet, dient het verzoek tot overschrijving daaraan voorafgaand te worden gedaan.
Artikel 17. Afstand doen van graven
Zonder aanspraak te kunnen maken op enige vergoeding kan de rechthebbende schriftelijk afstand doen ten behoeve van de gemeente van het recht op het particuliere graf. Van de ontvangst van zodanige verklaring doen burgemeester en wethouders schriftelijk mededeling aan de rechthebbende.
Artikel 18. Vergunning grafbedekking
De rechthebbende van een particulier graf vraagt de vergunning voor het hebben van een grafbedekking aan. Bij de schriftelijke aanvraag voor een gedenkteken dient ook te worden aangegeven wie de eigenaar van het gedenkteken is, indien dit een andere persoon is dan de rechthebbende of gebruiker. Tevens dienen dan de naam, het adres, telefoonnummer en e-mailadres van de eigenaar te worden opgegeven.
Artikel 19. Onderhoud door de gemeente
Het college voorziet in het één maal per jaar schoonmaken van het gedenkteken en in de zorg voor de winterharde beplantingen van de algemene graven en de historische graven.
Artikel 20. Onderhoud door rechthebbende
Indien de rechthebbende nalaat de grafbedekking behoorlijk te onderhouden of te herstellen, kunnen burgemeester en wethouders de hiervoor in aanmerking komende voorwerpen of zo nodig de gehele grafbedekking doen verwijderen. De verwijderde grafbedekking blijft gedurende twee weken ter beschikking van de rechthebbende en vervalt daarna aan de gemeente, zonder dat deze tot enige vergoeding verplicht is.
De verwijdering vindt niet plaats dan nadat burgemeester en wethouders de rechthebbende door middel van een verklaring schriftelijk op de hoogte hebben gesteld van de toestand van de grafbedekking en de rechthebbende een termijn van vier weken hebben geboden om zelf in het onderhoud en/of het herstel van het graf te voorzien. Wanneer het adres van de rechthebbende niet bekend is maken burgemeester en wethouder de verklaring bij de ingang van de begraafplaats op het mededelingenbord bekend. Bij het graf wordt een verwijzing naar de mededeling aangebracht.
Burgemeester en wethouders kunnen de rechthebbende per aanschrijving verplichten een beschadiging aan de grafbedekking te herstellen binnen de door burgemeester en wethouders gestelde termijn indien de beschadiging zodanig is dat deze naar het oordeel van burgemeester en wethouders het uiterlijk aanzien van de begraafplaats schaadt of indien de beschadiging van de grafbedekking gevaar op levert voor derden.
Artikel 21. Niet-blijvende grafbeplanting
Losse bloemen, planten, kransen en dergelijke kunnen, wanneer zij verwelkt zijn, door de beheerder worden verwijderd. Linten, siervazen en dergelijke voorwerpen worden gedurende twee weken ter beschikking gehouden van de rechthebbende of gebruiker indien deze daartoe tevoren een aanvraag heeft ingediend bij de beheerder.
Artikel 22. Verwijdering grafbedekking na verstrijken van de termijn
Het voornemen tot verwijdering van de grafbedekking maakt het college ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop de grafbedekking zal worden verwijderd per brief aan de rechthebbende of, wanneer het een algemeen graf betreft, aan de belanghebbende bekend. Wanneer het adres van de rechthebbende of belanghebbende niet bekend is, maakt het college het voornemen tot verwijdering van de grafbedekking gedurende ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop de grafbedekking zal worden verwijderd door middel van een bij het graf te plaatsen bordje en bij de ingang van de begraafplaats bekend.
Artikel 25. Intrekking oude regeling
De verordening “Beheersverordening gemeentelijke begraafplaats “De Leeuwer Enk” te Wageningen 2013” vastgesteld bij raadsbesluit van 26 november 2012, nr. 12.0215297, afdeling VG, wordt ingetrokken.
Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om vergunning op grond van de “Beheersverordening gemeentelijke begraafplaats ‘De Leeuwer Enk’ te Wageningen 2013” is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening niet op aanvraag is beslist, wordt daarop de op het moment van aanvraag geldende verordening toegepast.
Deze verordening wordt aangehaald als: Beheersverordening gemeentelijke begraafplaats “De Leeuwerenk” 2017.
Beheersverordening gemeentelijke begraafplaats “De Leeuwerenk” 2017
Nieuwe ontwikkelingen maken een herziening van de ‘Beheersverordening gemeentelijke begraafplaats “De Leeuwerenk” te Wageningen’ noodzakelijk. In deze verordening wordt bijvoorbeeld de webagenda geïntroduceerd, wordt een regeling ingevoerd voor historische graven en wordt een verbodsbepaling opgenomen om illegale asverstrooiing tegen te gaan.
De wijziging van de Wet op de lijkbezorging van 12 juni 2009 en andere nieuwe of gewijzigde wet- en regelgeving, zoals de Europese Dienstenrichtlijn zijn in 2013 al in deze verordening opgenomen. Hoofdstuk 3 van deze algemene toelichting gaat hier nader op in. Ook lokale ontwikkelingen zoals de mogelijkheid van uitgifte van een foetusgraf vragen om een actualisering.
Er is van de gelegenheid gebruik gemaakt om de naam van deze verordening aan te passen aan de officiële schrijfwijze van de naam die het college in 2004 aan de begraafplaats heeft gegeven: De Leeuwerenk.
1. De verordenende bevoegdheid
In artikel 147, eerste lid, van de Gemeentewet is bepaald dat gemeentelijke verordeningen door de raad worden vastgesteld voor zover de bevoegdheid daartoe niet bij de wet of door de raad krachtens de wet aan het college of burgemeester is toegekend. Ingevolge artikel 149 Gemeentewet maakt de raad de verordening die de raad in het belang van de gemeente nodig acht. Sinds de inwerkingtreding van de Wet dualisering gemeentebestuur op 7 maart 2002 zijn in de gemeente de bevoegdheden van de raad en het college ontvlecht. In het kader hiervan zijn de bestuursbevoegdheden van de Gemeentewet geconcentreerd bij het college en zijn de kaderstellende en controlerende bevoegdheden van de raad versterkt.
De grondslag voor de verordenende bevoegdheid voor begraafplaatsen berust op artikel 149 van de Gemeentewet. Daarnaast moet worden genoemde artikel 35 van de Wet op de lijkbezorging dat een verordening eist voor de dagen en uren dat de gemeente gelegenheid moet geven tot begraven.
2. Gemeentelijk begraafplaatsbeleid
De Beheersverordening gemeentelijke begraafplaats ‘De Leeuwerenk’ 2017 bevat verschillende regels die de gemeente hanteert voor de instandhouding en het gebruik van en de dienstverlening op de gemeentelijke begraafplaats.
De burgers hebben vaak een emotionele betrokkenheid met de begraafplaats en alles wat zich daar op afspeelt. Daarbij stelt de dienstverlening hen voor financiële lasten. Dit maakt het nodig om de rechten en plichten duidelijk vast te leggen. Er is naar gestreefd om overbodige regels te schrappen.
3. Wijzigingen in wet- en regelgeving
De Wet op de lijkbezorging (hierna: Wlb) is op 12 juni 2009 gewijzigd. De wijziging werd van kracht op 1 januari 2010. In maart 2011 werden nog bepalingen inzake het eigendom van grafmonumenten gewijzigd. De wetswijzigingen die aanpassing van de verordening in 2013 noodzakelijk maakten betreffen de volgende wetsartikelen:
‘Begraving of verbranding geschiedt niet eerder dan 36 uren na het overlijden en uiterlijk op de zesde werkdag na het overlijden.’
In de oude wetstekst werd als laatst mogelijke dag de vijfde dag na het overlijden genoemd. De verlenging van deze termijn heeft gevolgen voor de termijn van aanmelding van herdenkingsbijeenkomsten e.d. op de begraafplaats, die doorgaans niet kunnen samenvallen met een begrafenis. Dit wordt geregeld in artikel 5 (‘Plechtigheden’) van de beheersverordening.
‘Begraving geschiedt in een algemeen graf, waarbij de houder van de begraafplaats bepaalt wie daarin wordt begraven, dan wel in een particulier graf, zijnde een graf waarop een uitsluitend recht is gevestigd, waarbij de rechthebbende bepaalt wie daarin wordt begraven.’
De term ´algemeen graf´ kwam in de oude wetstekst niet voor, maar werd wel gebruikt in de beheersverordening. Daarentegen sprak de beheersverordening van een ´eigen graf´ wanneer het een graf betrof waarop een uitsluitend recht was gevestigd. In de beheersverordening wordt de terminologie van de gewijzigde wet gevolgd, behalve voor het eigen graf dat tot en met 1962 voor onbepaalde tijd is uitgegeven. Vanwege de andere kenmerken en voorwaarden is een eigen terminologie handig.
In dit artikel wordt bepaald dat de houder van de begraafplaats ten minste zes maanden en ten hoogste twaalf maanden voor het verstrijken van de termijn van uitgifte van een algemeen graf schriftelijk mededeling daarvan doet aan de belanghebbende bij het graf. Nu dit bij wet is geregeld is de noodzaak dit op te nemen in de beheersverordening vervallen.
Het eerste lid van dit artikel is gewijzigd in die zin, dat de minimumtermijn voor verlening van het uitsluitend recht op een graf van twintig jaar is teruggebracht tot tien jaar.
De laatste zin van dit lid betreft de verlenging en luidt: ‘Het voor bepaalde tijd verleende recht wordt op verzoek, mits gedaan binnen twee jaar voor het verstrijken van de termijn, telkens verlengd, met dien verstande dat de houder van de begraafplaats kan bepalen dat een periode van verlenging niet korter is dan vijf jaar en niet langer is dan twintig jaar.’
Een en ander heeft gevolgen voor artikel 15 (‘Termijnen particuliere graven’) van de beheersverordening.
Het vierde, vijfde, zesde en zevende lid van artikel 28 Wlb bevatten nieuwe bepalingen betreffende kennelijke verwaarlozing van het onderhoud van een graf:
Lid 4: ‘In geval van kennelijke verwaarlozing van het onderhoud van een particulier graf, kan de houder van de begraafplaats, voor zover de plicht tot onderhoud niet bij hem ligt, deze verwaarlozing vastleggen in een schriftelijke verklaring, die hij toezendt aan de rechthebbende, die binnen één jaar na ontvangst in het onderhoud voorziet.’
Lid 5: ‘Indien de ontvangst van de verklaring, bedoeld in het vierde lid, niet bevestigd wordt, maakt de houder van de begraafplaats de verklaring bekend bij het graf en bij de ingang van de begraafplaats, gedurende een periode van vijf jaar dan wel totdat in die periode in het onderhoud is voorzien.’
Lid 6: ‘Indien toepassing is gegeven aan het vierde of vijfde lid en niet alsnog in het onderhoud van het graf is voorzien, vervalt het recht op het graf op het moment dat de periode van één dan wel vijf jaar, bedoeld in het vierde respectievelijk vijfde lid, is verstreken.’
Lid 7: ‘Indien het recht op het graf nog geen twintig jaar is gevestigd op het moment dat de periode, bedoeld in het vijfde lid is verstreken, blijft de bekendmaking in stand totdat de periode van twintig jaar is verstreken dan wel totdat in die periode in het onderhoud is voorzien. Indien niet voordien in het onderhoud van het graf is voorzien, vervalt het recht op het graf zodra de termijn van twintig jaar is verstreken.’
Deze bepalingen geven de houders van de begraafplaatsen de mogelijkheid de grafrechten van verwaarloosde graven vijf jaar na constatering en bekendmaking te laten vervallen, met dien verstande dat de minimale uitgiftetermijn (tien jaar) wordt gerespecteerd. Vóór de wetswijziging kon het recht pas dertig jaar na de laatste begraving vervallen. Voor de beheersverordening heeft dit overigens geen directe gevolgen; de verordening stelt zelf ook eisen aan goed onderhoud van het gedenkteken.
Dit artikel gaf de minister de mogelijkheid bij algemene maatregel van bestuur regels te stellen omtrent de wijze van begraven, de inrichting van het graf en de afstand van de graven onderling. Dit is uitgebreid met de mogelijkheid regels te stellen omtrent het ruimen van de graven, het verwijderen van de grafmonumenten en de teraardebestelling van de overblijfselen der lijken. Deze wijziging kwam tot stand nadat was gebleken dat de samenleving behoefte had aan bepaalde richtlijnen voor met name het ruimen en de teraardebestelling van de overblijfselen.
Met het oog hierop is in de verordening een bepaling toegevoegd aan het artikel betreffende de ruiming en de bezorging van overblijfselen (artikel 23, tweede lid). Volgens dit lid heeft de beheerder de plicht er zorg voor te dragen dat er altijd met respect en piëteit wordt omgegaan met menselijke resten.
In dit artikel wordt bepaald dat gedurende de periode dat een graf niet geruimd mag worden het artikel 20, eerste lid, aanhef en onder e en f, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek niet van toepassing is op hetgeen op het graf is geplaatst. Dit artikel van het Burgerlijk Wetboek betreft de natrekking. In 2002 heeft de Hoge Raad de uitspraak gedaan dat graftekens (van graven met uitsluitend recht als bedoeld in artikel 28 Wet op de lijkbezorging) middels natrekking in eigendom toebehoren aan de eigenaar van de grond. De consequentie van deze uitspraak was dat de begraafplaats als eigenaar van grafmonumenten aansprakelijk was voor de schade die het grafmonument aan een ander grafmonument of aan een ander object, mens of dier aanbrengt (risicoaansprakelijkheid). Het nieuwe wetsartikel legt de eigendom en daarmee ook de risicoaansprakelijkheid van de graftekens bij de eigenaar van het monument, die niet altijd dezelfde persoon is als de rechthebbende. Daarom zal in de verordening op enkele plaatsen onderscheid worden gemaakt.
3.2 Vermindering administratieve lasten
Veel zaken zijn in de Beheersverordening geregeld door middel van een meldingsplicht, zoals het houden van plechtigheden (artikel 5), het doen van begraven en het doen van bijzetten of doen verstrooien van as en het door nabestaanden zelf openen en sluiten van een graf (artikel 7). Een melding genereert weinig administratieve lasten. Slecht in twee gevallen moet een vergunning aangevraagd worden, voor het aanbrengen van een grafkelder (artikel 13) en voor het hebben van een grafbedekking (artikel 18).
De vergunningplicht voor het hebben van een grafbedekking is gehandhaafd. Controle achteraf met als uiterste consequentie correctie, is juist bij grafbedekkingen, ongewenst. Het ontwerpen, de aanschaf en de plaatsing van een grafmonument gaat doorgaans met emoties gepaard. Wanneer achteraf blijkt dat het monument niet aan de eisen voldoet is het ondoenlijk om nabestaanden alsnog te vragen het gedenkteken aan te passen of in het uiterste geval te verwijderen.
De toestemming van het college, zoals in artikel 5, eerste lid, van de oude Beheersverordening was vereist voor steenhouwers, hoveniers etc, die werkzaamheden op de begraafplaats willen verrichten heeft geen toegevoegde waarde en is vervallen. De beheerder heeft immers al de bevoegdheid op grond van artikel 4, eerste en tweede lid van de verordening om op te treden tegen ongewenste praktijken. De afschaffing van het toestemmingsvereiste leidt tot vermindering van administratieve en bestuurlijke lasten.
In artikel 29 van de Wet op de lijkbezorging is voor de vergunning tot opgraven een Lex silencio positivo opgenomen, dat wil zeggen dat wanneer op een aanvraag tot opgraving niet op tijd wordt beslist, de vergunning van rechtswege is verleend.
Bij de beide vergunningen die deze Beheersverordening regelt (vergunning voor een grafmonument en vergunning voor een grafkelder) is niet voor de Lex silencio positivo gekozen. Op zich is hier tegen een Lex silencio positivo weinig bezwaar. De vergunning worden doorgaans tijdig verleend of afgewezen. Daarbij kunnen van tevoren regels worden gesteld die gelden voor een vergunning van rechtswege (bijvoorbeeld over maatvoering en materiaalgebruik). Bij de gemeente bestaat echter veel zorg over het ontstaan van situaties waarbij niet aan de regels wordt voldaan. De gemeente wil voorkomen dat nabestaanden achteraf worden geconfronteerd met een handhavingactie waarbij een grafmonument (of grafkelder) weer moet worden verwijderd omdat het niet aan de regels voldoet. Om die reden is in deze verordening afgezien van de Lex silencio positivo.
3.4 Europese Dienstenrichtlijn
De Europese Dienstenrichtlijn (Richtlijn 2006/123/EG) schrijft de Lex silencio positivo dwingend voor bij vergunningenstelsel die onder de reikwijdte van deze richtlijn vallen. Dat is bij de vergunningen in deze verordening niet het geval. Het al dan niet toepassen van de Lex silencio positivo is een autonome keuze van de gemeente.
De vorige verordening bevatte een bepaling die zich specifiek richtte tot dienstverleners, namelijk de steenhouwers, hoveniers en anderen die op de begraafplaats werkzaamheden verrichten (artikel 5, eerste lid). Om te voorkomen dat de volle lasten van de Dienstenrichtlijn op deze bepaling zouden komen te rusten (screening en notificatie) is besloten deze bepaling te schrappen. Bovendien is deze bepaling voor de ordelijke gang van zaken op de begraafplaats niet noodzakelijk, zoals hiervoor al is uiteengezet.
In dit artikel worden de gebruikte begrippen gedefinieerd.
Een particulier graf wordt in het spraakgebruik aangeduid als een ‘eigen’ graf. De verordening volgt echter de terminologie van de Wet op de lijkbezorging. Omdat onze gemeente geen algemene urnengraven kent, is het niet nodig om de urnengraven als ‘particuliere urnengraven’ in de verordening op te nemen. Zij zijn hier wel als particuliere graven gedefinieerd om de juiste juridische status van deze graven weer te geven: de rechthebbende op een urnengraf beslist wiens asbussen daarin (samen) worden bijgezet.
De urnennissen zijn niet gedefinieerd als particuliere graven, omdat anders de rechten en plichten van rechthebbenden die nissen boven elkaar bezitten door elkaar lopen. Net als voor flatgebouwen is het nodig om een soort appartementsrecht per laag te construeren. Dit kan door de nissen het kenmerk van algemene graven te geven, waar ook geen verticale rechten van verschillende families door elkaar heen lopen. Het is echter natuurlijk wel de bedoeling dat iedere familie zelf volledige zeggenschap heeft over de door haar gebruikte nis. Mede daarom wordt de term rechthebbende ook voor de verkrijger van een recht op een urnennis gebruikt.
Voor een particulier graf, urnengraf en eigen graf gelden vrijwel dezelfde rechten en plichten. Voor eigen graven geldt alleen een afwijkende termijn.
Dit artikel maakt het de beheerder tevens mogelijk de begraafplaats geheel of gedeeltelijk te sluiten wanneer dit noodzakelijk is voor de aard van de werkzaamheden, bijvoorbeeld wanneer dit voor het ruimen van graven noodzakelijk is.
Dit artikel bevat gedragsvoorschriften voor hen die van de begraafplaats gebruik maken, in het belang van orde, rust en netheid.
Steenhouwers en hoveniers moeten zich er steeds van bewust zijn dat hun werkzaamheden storend kunnen zijn voor rouwenden en tijdens uitvaartplechtigheden. De bevoegdheid van de beheerder om personen weg te sturen als zij zich niet aan zijn aanwijzigen houden biedt echter voldoende mogelijkheden om tegen ongewenste activiteiten op te treden. Denkbaar is dat men ter controle een bewijs moet kunnen overleggen dat men in opdracht van de rechthebbende van het graf aan het werk is.
Aan een uitzondering op de regel als bedoeld in het derde lid, onderdeel a, bestaat behoefte omdat men soms dichtbij een graf moet kunnen komen met een motorrijtuig. Aangezien een dergelijke handeling niet overeenstemt met het beeld van orde en rust dient met het verlenen van de ontheffing uiterst terughoudend te worden omgegaan.
Met dit artikel wordt beoogd plechtigheden ordelijk te doen verlopen. Door te eisen dat de mededeling zes werkdagen vooraf moet plaatshebben, kan worden voorkomen dat de plechtigheid samenvalt met een begrafenis. Toch raar voor condoleances, want die wil je toch voor he begrafen regelen en dan zit je met de wettelijke termijn van zes dagen en deze termijn van zes dagen. Er zou dan tenminste 12 dagen moeten zitten tussen overlijden, condoleances en begraven. Haha Een begrafenis dient volgens de wet uiterlijk op de zesde werkdag na het overlijden geschieden.
Bijeenkomsten die het karakter van een plechtigheid te buiten gaan, kunnen het karakter hebben van een openbare manifestatie. Hiervan moet vooraf kennisgeving worden gedaan aan de burgemeester volgens de wet openbare manifestaties van 1988 en mogelijk van toepassing zijnde APV-bepalingen.
Uitdrukkelijk is gesteld dat bij opgraving van een lichaam of bij ruiming van een of meer graven alleen de personen aanwezig mogen zijn die met de werkzaamheden zijn belast.
Een schriftelijke kennisgeving is nodig omdat duidelijk vast moet liggen wat voor type graf er wordt gevraagd.
De as kan volgens artikel 62 van de Wet op de lijkbezorging worden bijgezet in of op een graf dan wel op een afzonderlijke plaats, meestal een urnennis.
De Wet op de lijkbezorging schrijft voor dat de behandelende arts of de gemeentelijke lijkschouwer een verklaring van overlijden afgeeft aan de ambtenaar van de burgerlijke stand (artikel 12). Vervolgens geeft deze schriftelijk verlof tot begraven of cremeren (artikel 11). Dit verlof dient te worden overlegd aan de beheerder. Door de medewerking aan de begrafenis te weigeren wanneer dit verlof niet in zijn bezit is voldoet de beheerder aan de wettelijke vereisten.
De bezorging van as omvat zowel het bijzetten als de verstrooiing.
Voor het bijzetten van een stoffelijk overschot in een particulier graf is altijd toestemming van een verantwoordelijke rechthebbende vereist. Indien de rechthebbende is overleden en diens stoffelijk overschot in het particuliere graf dient te worden bijgezet, is het bijna niet mogelijk om de benoeming van een nieuwe rechthebbende tijdig administratief rond te krijgen. De aanmelding van een begrafenis geschiedt immers slechts 1 of 2 dagen voor de gewenste datum. Daarom wordt de eis gesteld dat in dit geval tenminste het verzoek tot overschrijving van het recht vóór de bijzetting wordt gedaan volgens artikel 16, tweede lid.
De wettelijke grafrusttermijn van tien jaar is de termijn dat een lijk volgens de wet ten minste begraven moet blijven voordat het mag worden geruimd. Het komt voor dat in particuliere graven begravingen of bijzetting betrekkelijk kort voor het aflopen van de uitgiftetermijn plaats moeten vinden. Daarom is vastgelegd dat in dergelijke gevallen begraving of bijzetting alleen kan plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn. Uiteraard zal die verlenging dan een periode moeten omvatten die de alsdan resterende uitgiftetermijn ten minsten gelijk maakt aan de grafrusttermijn van tien jaar.
Dit artikel bevat bepalingen om verontreiniging van de begraafplaats en een slechte lijkontbinding te voorkomen.
Overledenen die uit het buitenland afkomstig zijn, wordt vaak vervoerd in een kist met een zinken binnenwerk. Een dergelijke kist mag van oudsher in Nederland begraven worden als men gaten in het zink maakt om zuurstof toe te laten treden. Het is echter beter voor het milieu en de lijkontbinding als het stoffelijk overschot in een gewone kist wordt overgelegd en het zink hergebruikt kan worden.
Het werd in sommige gemeenten het afgelopen decennium steeds meer een gewoonte om persoonlijke voorwerpen als mobiele telefoons e.d. mee te begraven. Dit is onwenselijk. Er is geen bezwaar tegen het in de kist leggen van verteerbare voorwerpen zoals kindertekeningen.
Artikel 35 van de Wet op de lijkbezorging verplicht tot de mogelijkheid van begraven op iedere dag gedurende een bij gemeentelijke verordening te bepalen tijd, met uitzondering van zon- en feestdagen. Gemeenten zijn vrij te bepalen dat ook op zondag of een algemeen erkende feestdag wordt begraven. Joodse begrafenissen vinden niet plaats o de sabbat (i.e. zaterdag). Het Nederlands-Israëlitisch Kerkgenootschap heeft daarom belang bij dat de begraafplaatsen op zondagen en niet-Joodse feestdagen voor een begrafenis kunnen worden opengesteld. Daarnaast zijn er ook andere gevallen denkbaar waarin de nabestaande er belang bij hebben om op een zon- of feestdag een begrafenis af asbezorging te kunnen doen plaatshebben. In de praktijk is het mogelijk om de begraafplaats alleen in bijzondere gevallen hiervoor open te stellen.
Een bijzonder geval kan zich voordoen als de burgermeester toestemming heeft gegeven om een lijk binnen 36 uur te begraven. Sommige nabestaanden vragen om toestemming om godsdienstige redenen. Daarnaast kan spoed geboden zijn in geval van lijkvinding.
Naast particuliere graven noemt dit artikel de verschillende soorten van voorzieningen op de begraafplaats.
Op een particulier graf of urnengraf kan ook as worden verstrooid, zonder dat in het graf begraven is of wordt. Uiteraard kan later dan altijd nog een begraving of bijzetting van een asbus in plaatsvinden.
Een particulier graf of urnengraf kan ook worden uitgegeven bij wijze van herdenkingsplaats. Denk aan het geval dat iemand is vermist of iemand is gecremeerd waarbij de as is verstrooid, maar er later toch behoefte blijkt aan een plek om naar toe te kunnen gaan. Er hoeft dan niet in het graf begraven te worden, alvorens een gedenksteen wordt geplaatst. Een begraving of bijzetting van een asbus zijn later natuurlijk ook altijd nog mogelijk.
Eigen graven worden niet meer uitgegeven.
Er is geen noodzaak om kindergraven apart in de verordening te definiëren. Het zijn of particuliere graven of algemene graven, die in een aantal gevallen in een iets kleiner formaat graf worden uitgegeven.
Het besluit op de lijkbezorging van 4 december 1997 bevat in artikel 5 de bepaling dat er ten hoogste drie lijken boven elkaar mogen worden begraven.
Het uitgeven van een uitsluitend recht op een particulier graf voor tien jaar is mogelijk geworden door de wetswijziging van 2010.
Een indeling in categorieën is nodig als het college verschillende regels wil vaststellen voor de grafbedekkingen op de graven die liggen op de verschillende delen (categorieën) van de begraafplaats.
Het recht op een particulier graf wordt verleend door een beschikking van het college. Hierin wordt aan de aanvrager het uitsluitend recht gegeven om lijken in een bepaald graf te doen begraven. Het uitsluitend grafrecht is een zakelijk gebruiksrecht van eigen aard.
Volgens artikel 28, eerste lid van de Wet op de lijkbezorging kan het uitsluitend recht op een graf voor ten minste tien jaar worden verleend. Voorts is sinds 2010 in dit wetsartikel bepaald dat de periode van verlenging van een grafrecht niet korter is dan vijf jaar en maximaal 20 jaar.
De verordening geeft de mogelijkheid bij de uitgifte van een particulier graf te kiezen voor een termijn van tien, twintig of dertig jaar. Voor de verlenging is de mogelijkheid gegeven te kiezen voor een periode gelegen tussen vijf en twintig jaar.
Soms verkeren rechthebbenden die een graf hebben gereserveerd, in de onjuiste veronderstelling dat de uitgiftetermijn pas begint te lopen op het moment van de eerste begraving of bijzetting. Daarom is in artikel 15, eerste lid, de laatste zin betreffende de aanvang van de termijn opgenomen.
De Wet op de lijkbezorging bepaalt in artikel 28 dat vanaf twee jaar voor het verstrijken van de lopende termijn verlenging van de termijn kan worden aangevraagd. Binnen een jaar na begin van deze periode moet, volgens het tweede lid van genoemd wetsartikel, het college de rechthebbende op het graf mededelen dat de termijn gaat aflopen. Volgens het oude wetsartikel diende deze mededeling schriftelijk te geschieden ‘aan de rechthebbende wiens adres de houder van de begraafplaats bekend is of redelijkerwijs bekend kan zijn‘. Het laatste deel van de zin (‘of redelijkerwijs bekend kan zijn ‘) is bij de wijziging van de wet geschrapt. In het kader van de vermindering van administratieve lasten komt de verantwoordelijkheid voor het geven van het juiste adres nu uitdrukkelijk bij de rechthebbende te liggen. Van de houder van de begraafplaats wordt dan niet méér verlangd dan dat hij het adres uit zijn eigen administratie gebruikt.
Vaak wordt gedacht dat graven voor onbepaalde tijd 'voor eeuwig' zijn uitgegeven of voor zo lang als de begraafplaats bestaat. Dat is een misverstand. 'Voor onbepaalde tijd' wil alleen zeggen dat op het moment van het vestigen van het grafrecht nog niet bekend is wanneer dit zal aflopen. In Wageningen is bepaald dat een graf voor onbepaalde tijd op twee rechthebbenden kan worden overgeschreven, voordat de rechten aflopen. De achterliggende idee is dat een graf op deze manier twee generaties lang kan blijven bestaan. De rechten eindigen dan wanneer de tweede rechthebbende (van de tweede generatie) overlijdt. De status van zo'n graf wordt dan dat van een gewoon particulier graf. Een derde of volgende rechthebbende kan de rechten verwerven, op voorwaarde dat hij de rechten verlengt net als voor een particulier graf. Op de beschikking voor de verlenging van de rechten staat het betreffende graf dan ook aangeduid als een (gewoon) particulier graf.
Het is gewenst dat er na overlijden van een rechthebbende een nieuwe rechthebbende wordt aangewezen die de verantwoordelijkheid voor de grafruimte en de daaraan verbonden kosten op zich neemt. De termijn, waarbinnen de aanvraag tot overschrijving kan worden gedaan, is gesteld op zes maanden na het overlijden van de rechthebbende. Er is geen reden een langere termijn aan te houden.
In het geval dat de stoffelijke resten van de rechthebbende in het graf moeten worden bijgezet dient het verzoek tot overschrijving vóór de bijzetting te worden gedaan. Doorgaans worden, na een overlijden, door de nabestaanden meteen al de noodzakelijke regelingen getroffen. Logischerwijs is dan het aanwijzen van een nieuwe rechthebbende daar één van.
Wanneer nabestaanden ontbreken is er de mogelijkheid de rechten over te schrijven op naam van de notaris die de nalatenschap beheert, of op naam van de Stichting Grafzorg Nederland, die graven van personen zonder nabestaanden in stand houdt.
Dit artikel is opgenomen om buiten twijfel te stellen dat de rechthebbende afstand van het graf kan doen.
Als elke regelgeving voor grafbedekkingen ontbreekt, kan het aanzien van begraafplaatsen chaotisch worden. Ook en vooral dienen de veiligheidsaspecten te worden genoemd. Het andere uiterste, een strak keurslijf van bepalingen die elke persoonlijke of kunstzinnige uiting aan banden legt of onmogelijk maakt, moet worden voorkomen. De verordening geeft de burgers de nodige vrijheid; het beperkt zich tot het aangeven van minimumeisen voor de afmetingen, constructie en materiaalkeuze waaraan moet worden voldoen. Deze eisen zijn uitgewerkt in de nadere regels van het college.
De vergunningseis geldt alleen voor de grafbedekkingen op particuliere graven, en omvat zowel het gedenkteken als de winterharde beplantingen.
Voor algemene graven zijn vergunningen niet nodig, omdat de gemeente voor deze graven standaard monumenten ter beschikking stelt.
Het onderhoud van de graven en van de grafmonumenten is de verantwoordelijkheid van nabestaanden. Het onderhoud door de gemeente als bedoeld in dit artikel is een minimale zorg met de bedoeling dat de begraafplaats als geheel een verzorgd aanzien heeft.
Burgemeester en wethouders voorzien daarnaast in het algemeen onderhoud van de begraafplaats. In de heffingsverordening is vastgelegd dat rechthebbenden bijdragen in de kosten van het algemeen onderhoud van de begraafplaats.
In dit artikel worden de rechten en de plichten van de rechthebbende ten aanzien van de grafbedekking omschreven.
De eigendom en daarmee ook de risicoaansprakelijkheid van hetgeen op het graf is geplaatst ligt op grond van artikel 32a van de Wet op de lijkbezorging, bij de eigenaar van de grafsteen. Dat is niet per definitie de rechthebbende. De persoon die een grafmonument heeft gekocht en laten plaatsen, blijft eigenaar van het monument gedurende de looptijd van het graf. Van natrekking van een op de ondergrond geplaatst object is geen sprake zolang het graf niet geruimd mag worden.
Indien er sprake is van verwaarlozing van de grafbedekking kan de beheerder van de begraafplaats de rechthebbende aanspreken en sommeren tot het verrichten van herstelwerkzaamheden aan de grafbedekking. De Wet op de lijkbezorging bepaalt in artikel 28, het vierde tot en met het zevende lid, dat het recht op het graf vervalt wanneer vijf jaar na constatering en bekendmaking van de verwaarlozing niet in het onderhoud is voorzien. Hierbij wordt rekening gehouden met de termijn van grafrust en uitgiftetermijn van het graf. Zie ook algemene toelichting.
In de dagelijkse praktijk rijzen er nog wel enkele problemen over verwijderde bloemen en eenjarige planten zoals afrikanen en geraniums. Omdat de bloemen en planten eigendom zijn van de rechthebbende of de gebruiker is een waarschuwing vooraf op zijn plaats. Het zou echter veel te omslachtig zijn genoemde personen steeds per brief te waarschuwen dat de verwaarloosde planten en verwelkte bloemen zullen worden verwijderd. Het verdient aanbeveling om het beleid ten aanzien van de planten en bloemen mee te delen bij de afgifte van de vergunning voor het hebben van een grafbedekking en bekend te maken op het mededelingenbord op de begraafplaats. Het is gewenst om verwelkte bloemen niet te snel te verwijderen omdat gesteld mag worden dat zij passend zijn bij de sfeer van de begraafplaats.
De rechthebbende dient volgens artikel 28, tweede lid van de Wet op de lijkbezorging ten minste een jaar voor het verstrijken van de termijn van het recht op de hoogte te worden gesteld van dit feit, en van de mogelijkheid verlenging van het recht te vragen. In veel gevallen kan dan gelijktijdig de mededeling worden gedaan dat, wanneer niet om verlenging wordt verzocht, het college opdracht zal geven de grafbedekking na het verstrijken van de termijn te verwijderen en het graf te ruimen. Tevens kan worden meegedeeld dat de rechthebbende of eigenaar de grafbedekking gedurende een maand voorafgaand aan het verlopen van de termijn van het graf zelf kan verwijderen.
De grafbedekking kan ook worden verwijderd nadat het college het grafrecht vervallen heeft verklaard omdat er na het overlijden van de rechthebbende niet tijdig een nieuwe rechthebbende is aangewezen (artikel 16, derde lid), of omdat het onderhoud van het graf is verwaarloosd (artikel 20, derde lid, en artikel 28, zesde lid van de Wet op de lijkbezorging).
Volgens artikel 31, tweede lid, van de Wet op de lijkbezorging kan een particulier graf alleen geruimd worden met toestemming van de rechthebbende. Na het verstrijken van de termijn zijn er echter geen grafrecht en geen rechthebbende meer.
Een rechthebbende kan vragen om de overblijfselen van stoffelijke overschotten te doen verzamelen om deze te cremeren, dan wel bij te zetten in een ander graf op dezelfde begraafplaats of over te brengen naar een andere begraafplaats. Ook wordt de mogelijkheid gegeven om de overblijfselen in dezelfde grafruimte te doen plaatsen (het zogenaamde schudden). Het graf wordt dan extra diep uitgegraven, en de overblijfselen worden onderin geplaatst. De rechthebbende kan dan vervolgens het graf bestemmen voor andere overledenen. Op deze wijze kan het graf gedurende langere tijd in dezelfde familie blijven.
Op de beheerder rust de plicht er zorg voor te dragen dat met de menselijke resten welke bij de ruiming van een graf worden aangetroffen te allen tijde respectvol wordt omgegaan. Er dienen bovendien maatregelen te worden getroffen zodat bezoekers van de begraafplaats niet met menselijke resten worden geconfronteerd.
Feitelijk zal het zo gaan dat wanneer rechthebbenden per brief verlenging van de grafrechten wordt aangeboden, in die brief ook melding zal worden gedaan van de mogelijkheid om de stoffelijke resten of de as een andere bestemming te geven.
Het college kan beleidsregels op stellen om te voorkomen graven van bekende overledenen niet meer ondoordacht worden geruimd en zeldzame voorwerpen op een terrein dat zozeer aan het verleden herinnert, behouden blijven.
Een graf kan van betekenis zijn vanwege de persoon die er is begraven, maar ook uitsluitend vanwege het gedenkteken. De overledene kan voor de plaatselijke gemeenschap van betekenis zijn geweest. Het gedenkteken kan opvallen door zijn vormgeving en door het gebruikte materiaal. Als voorbeeld kunnen gietijzeren gedenktekens worden genoemd, vaak subtiel voorzien van symbolen van de dood. Het materiaal herinnert aan een reeds lang verdwenen nijverheid en is alleen al daardoor van waarde.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2017-175105.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.