Verordening naamgeving en nummering (adressen) gemeente Gulpen-Wittem 2017

De raad van de gemeente Gulpen-Wittem

 

Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 25 juli 2017 inzake bovengenoemd onderwerp;

 

Gelet op het bepaalde in artikel 6 van de Wet basisregistraties adressen en gebouwen en de artikelen 108, 147 eerste lid, 149 en 156, eerste lid van de Gemeentewet;

 

Besluit

  • 1.

    vast te stellen de Verordening naamgeving en nummering (adressen) gemeente Gulpen-Wittem

    2017;

  • 2.

    dat de verordening in werking treedt op 15 oktober 2017;

  • 3.

    de bevoegdheid tot naamgeving en nummering (adressen) delegeren aan het college van

    burgemeester en wethouders;

  • 4.

    de Verordening naamgeving en nummering (adressen) Gulpen-Wittem 2007 van 29 november

    2007 in te trekken;

  • 5.

    het college van burgemeester en wethouders nadere uitvoeringsvoorschriften op te laten stellen,

    nadat de verordening is vastgesteld;

HOOFDSTUK 1. Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening (en de daarop berustende bepalingen) wordt verstaan onder:

  • a.

    Adres: door het college aan een verblijfsobject, een standplaats of een ligplaats toegekende

    benaming, bestaande uit een combinatie van de naam van een openbare ruimte, een

    nummeraanduiding en de naam van een woonplaats.

  • b.

    Adresseerbaar object: een verblijfsobject of standplaats gelegen op het gemeentelijk

    grondgebied.

  • c.

    Afgebakend terrein: een terrein met een kunstmatige of natuurlijke afbakening, waarop zich geen

    verblijfsobjecten bevinden en dat betreedbaar en afsluitbaar zijn.

  • d.

    Bouw- en kunstwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander

    materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden,

    hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond en bedoeld is om ter plaatse te functioneren.

  • e.

    College: het college van burgemeester en wethouders.

  • f.

    Convenant: het tussen de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

    de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Koninklijke TPG Post BV gesloten Kader

    Convenant en Nader Convenant inzake postcodes.

  • g.

    Complex:een afgebakend samengesteld geheel van gebouwen en bouwwerken

    (industriecomplex, ziekenhuis complex, agrarisch complex etc.).

  • h.

    Gebouw: vrijstaande, overdekte en geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte van enige

    omvang, die voor mensen toegankelijk is direct of indirect met de grond is verbonden en bedoeld is

    om ter plaatse te functioneren.

  • i.

    Nummeraanduiding: door het college als zodanig toegekende aanduiding van een verblijfsobject,

    een standplaats, een ligplaats en een afgebakend terrein dat bestaat uit een of meer Arabische

    cijfers, al dan niet aangevuld met een letter en/of een toevoeging van een letter- en/of

    cijfercombinatie.

  • j.

    Openbaar gebied: alle door het college aangewezen en voor het openbaar rijverkeer of ander

    verkeer openstaande wegen of paden, pleinen, plaatsen, plantsoenen, bruggen, viaducten,

    knooppunten of daarmee vergelijkbare plaatsen of constructies en alle wateren die, al dan niet met

    enige beperking, voor het publiek bevaarbaar of anderszins toegankelijk zijn, alsmede daarin

    begrepen alle bouw- en kunstwerken die daar deel van uitmaken.

  • k.

    Openbare ruimte: door het college als zodanig aangewezen en van een naam voorziene

    buitenruimte die binnen één woonplaats is gelegen.

  • l.

    Pand: kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid

    die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

  • m.

    Rechthebbende: een ieder die krachtens eigendom of een beperkt zakelijk recht of een

    persoonlijk recht zodanig beschikking heeft over een onroerende zaak dat hij naar burgerlijk recht

    bevoegd is om in die zaak te handelen zoals in de verordening is voorgeschreven, alsmede de

    beheerder.

  • n.

    Standplaats: door het college als zodanig aangewezen terrein of een gedeelte daarvan dat is

    bestemd voor het permanent plaatsen van een niet direct en niet duurzaam met de aarde

    verbonden en voor woon-, bedrijfsmatige of recreatieve doeleinden geschikte ruimte.

  • o.

    Uitvoeringsvoorschriften: nadere bepalingen inzake naamgeving en nummering (adressen).

  • p.

    Verblijfsobject: de kleinste binnen één of meerdere panden gelegen en voor woon-,

    bedrijfsmatige of recreatieve doeleinden geschikte eenheid van gebruik die ontsloten wordt via een

    eigen afsluitbare toegang vanaf de openbare weg, een erf of een gedeelde verkeersruimte, die

    onderwerp kan zijn van goederenrechtelijke rechtshandelingen en in functioneel opzicht zelfstandig

    is.

  • q.

    Wijk- en buurtindeling: een indeling van de gemeente in wijken en buurten conform de eisen die

    het CBS aan deze indeling verbindt.

  • r.

    Woonplaats: door het college als zodanig aangewezen en van een naam voorzien gedeelte van

    het grondgebied van de gemeente.

  • s.

    De Wet: Wet basisregistraties adressen en gebouwen.

HOOFDSTUK 2. Naamgeving en begrenzing van woonplaatsen, toekennen van namen aan de openbare ruimte, het nummeren van verblijfsobjecten, ligplaatsen, standplaatsen en afgebakende terreinen

Artikel 2. Naamgeving van woonplaatsnaam en openbare ruimten

  • 1.

    Het college stelt voor het totale grondgebied van de gemeente tenminste één woonplaats vast en kan een woonplaats in wijken en/of buurten verdelen en zonodig daaraan namen, letters of nummers toekennen.

  • 2.

    Het college kent voor het totale grondgebied van de gemeente namen toe aan te onderscheiden openbare ruimten en zonodig aan bouw- en kunstwerken.

  • 3.

    Onder vaststellen, verdelen, aanduiden en toekennen, zoals bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt tevens begrepen het wijzigen, intrekken en weigeren daarvan.

Artikel 3. Toekennen van adressen aan adresseerbare objecten

  • 1.

    Het college stelt de ligplaatsen en standplaatsen vast.

  • 2.

    Het college kent aan elk adresseerbare object een adres toe, bestaande uit een combinatie van woonplaatsnaam, naam openbare ruimte en nummeraanduiding.

  • 3.

    Indien aan een adresseerbare object meer dan één adres wordt toegekend, worden de adressen onderscheiden in hoofdadres en nevenadres.

  • 4.

    Het college bepaalt de afbakening van panden, verblijfsobjecten, standplaatsen en ligplaatsen.

  • 5.

    De toekenning of afbakening, zoals bedoeld in het tweede en derde lid, kan ook op voor personen toegankelijke objecten, zijnde niet verblijfsobjecten of op afgebakende terreinen worden toegepast, indien dat naar oordeel van het college noodzakelijk is.

  • 6.

    Onder vaststellen, toekennen en bepalen, zoals bedoeld in het eerste tot en met vierde lid, wordt tevens begrepen het wijzigen, intrekken en weigeren daarvan.

Artikel 4. Namen en nummeraanduidingen aanbrengen

  • 1.

    De door het college toegekende namen, zoals vervat in artikel 2, worden door of in opdracht van de gemeente blijvend zichtbaar en in voldoende aantallen ter plaatse aangebracht.

  • 2.

    Aan adresseerbare objecten , zoals aangegeven in artikel 3, waarvoor een nummer is vastgesteld moet dat nummer op een doeltreffende wijze middels een nummerdrager zijn aangebracht.

  • 3.

    Het is eenieder verboden op eigen initiatief naam- of nummerdrager zoals bedoel in het eerste en tweede lid aan te brengen.

HOOFDSTUK 3. Plaatsen van naam- en nummerborden

Artikel 5. Gedoogplicht naamborden

  • 1.

    Indien het college het nodig oordeelt dat borden met een wijk- of buurtaanduiding, borden met namen van de openbare ruimte, naamverwijsborden, nummerborden, nummerverzamelborden en andere (verwijs)aanduidingen aan een bouwwerk, gebouw, muur, paal, schutting of een andere soort terreinafscheiding worden aangebracht, draagt de rechthebbende er zorg voor dat de hier bedoelde borden vanwege of op verzoek en overeenkomstig de aanwijzingen van het college worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd.

  • 2.

    De rechthebbende zorgt er voor dat de in het eerste lid bedoelde borden vanaf de openbare weg duidelijk leesbaar blijven.

Artikel 6. Verplichting tot aanbrengen van nummerborden

  • 1.

    Tenzij het college anders heeft besloten, zorgt de rechthebbende van een object er voor dat de nummers, zoals bedoeld in artikel 3, tweede lid, worden aangebracht op een wijze zoals krachtens artikel 7 is bepaald.

  • 2.

    De rechthebbende draagt er zorg voor dat de in het eerste lid genoemde nummers binnen vier weken na kennisgeving van het besluit van het college zijn aangebracht.

  • 3.

    Indien een verblijfsobject, ligplaats, standplaats of afgebakend terrein nog niet is voltooid, wordt het nummer binnen vier weken na voltooiing aangebracht.

  • 4.

    Het college kan de in het tweede en derde lid genoemde termijn verlengen.

HOOFDSTUK 4. Nadere voorschriften

Artikel 7. Uitvoeringsvoorschriften

Het college is bevoegd nadere uitvoeringsvoorschriften te stellen betreffende het bepaalde in deze verordening.

HOOFDSTUK 5. Straf-, overgangs- en slotbepalingen

Artikel 8. Strafbepaling

  • 1.

    Overtreding van artikel 4, tweede en derde lid, artikel 5 en artikel 6 wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie.

  • 2.

    Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze regeling zijn, naast de in artikel 141 van het Wetboek van Strafverordening genoemde opsporingsambtenaren, belast zij die door het college met de zorg voor de naleving van deze verordening zijn belast, ieder voor zover het de feiten betreft die in de aanwijzing zijn vermeld.

Artikel 9.Inwerkingtreding

De verordening treedt in werking op 15 oktober 2017.

Artikel 10. Vervallen oude regels

Met de inwerkingtreding van deze verordening vervalt de Verordening naamgeving en nummering (adressen) Gulpen-Wittem 2007.

Artikel 11.Overgangsbepaling
  • 1.

    Namen en nummers die op grond van de in artikel 10 genoemde regels en voorschriften aan objecten zijn toegekend, blijven na inwerkingtreding van deze verordening bestaan.

  • 2.

    Het college kan in afwijking van het eerste lid besluiten dat de op grond van de in het eerste lid genoemde regels en voorschriften aangebrachte namen en nummers binnen een door hen te bepalen termijn moeten worden vervangen door namen en nummers die voldoen aan de bij of krachtens deze verordening gestelde voorschriften.

  • 3.

    Bij het vervangen van een naam, adres en/of nummerdrager, als bedoeld in het tweede lid, zullen zowel de oude en de nieuwe naam als het oude en het nieuwe adres gedurende een jaar na het besluit op grond van artikel 11 tweede lid mogen worden gebruikt op een nadere, bij dat besluit te bepalen wijze.

Artikel 12. Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening naamgeving en nummering (adressen) gemeente Gulpen-Wittem 2017”.

 

Aldus vastgesteld door de gemeenteraad van Gulpen-Wittem in zijn vergadering van 28 september 2017.

 

De raad van de gemeente Gulpen-Wittem

 

de plv. griffier,

A.F.M. Askamp.

 

de voorzitter,

Ing. N.H.C. Ramaekers-Rutjens.

 

Toelichting op de Verordening Naamgeving en nummering (adressen) Gemeente Gulpen-Wittem 2017

Algemeen

Wettelijke grondslag

Op 1 juli 2009 is de Wet Basisregistraties Adressen en Gebouwen (hierna: Wet BAG) in werking getreden. Deze wet omvat onder meer regels betreffende de methodische registratie van adresgegevens. Met de invoering van de Wet BAG is de gemeente de plicht opgelegd om ten behoeve van de basisregistratie adressen en gebouwen bepaalde expliciet in de Wet BAG genoemde zaken van een naam, nummer of begrenzing te voorzien. Voor zover het deze zaken betreft is er sprake van medebewind als bedoeld in artikel 108, tweede lid, van de Gemeentewet. Hoeveel vrijheid de gemeente nog heeft om zelf een regeling rond naamgeving en nummering te treffen wordt aangegeven in artikel 121 Gemeentewet. Dit artikel stelt, dat de gemeentelijke regeling niet in strijd mag zijn met wetten, algemene maatregelen van bestuur en provinciale verordeningen. Deze bevoegdheidsafbakening betekent dat de gemeente een aanvullingsbevoegdheid heeft op de hogere regelgeving. De gemeente heeft ter voorbereiding daarvan wel rekening te houden met twee grenzen. Een benedengrens (niet treden in de bijzondere belangen van de ingezetenen) en een bovengrens (regels mogen niet in strijd zijn met hogere regelgeving).

Al met al staat het de gemeente dus vrij om, met het oog op een goede uitvoering van het medebewind, de wijze van naamgeving en nummering in het kader van de Wet BAG nader te regelen. Het gaat hier om het zogeheten ‘vrije medebewind’, omdat in de Wet BAG geen regels worden gegeven voor het meer creatieve proces dat aan de eerder genoemde methodische registratie vooraf gaat; onder andere het bedenken en toekennen van namen aan woonplaatsen en aan delen van de openbare ruimte en de methode van toekennen van nummeren aan objecten en plaatsen.

Het is de gemeente, in het kader van regeling en bestuur van de eigen huishouding, toegestaan om in de verordening inzake naamgeving en nummering bepalingen op te nemen over zaken waarin de Wet BAG in het geheel niet voorziet. Daaronder vallen bijvoorbeeld zaken als de afbakening en aanduiding van wijken, buurten en bouwblokken, alsmede het nummeren van afgebakende en afsluitbare terreinen en de naamgeving van gemeentelijke bouwwerken. De verordening Naamgeving en nummering heeft daardoor een dubbele grondslag nodig. Met betrekking tot de beslissingen, als bedoeld in artikel 6 van de Wet BAG, is er sprake van regeling van bestuur in medebewind, waarvoor artikel 108, tweede lid, en artikel 149 van de Gemeentewet de grondslag biedt. Voor de overige beslissingen betreft het regeling en bestuur op grond van artikel 108, eerste lid en artikel 149 van de Gemeentewet. De twee grondslagen voor deze verordening worden dan ook in de aanhef van de verordening genoemd.

Op het punt van de taaktoedeling bepaalt de Wet BAG, dat de in artikel 6 van die wet genoemde beslissingen door de gemeenteraad moeten worden genomen, waarmee wordt aangesloten op de voorheen bestaande taaktoedeling op basis van artikel 108, eerste lid en hoofdstuk IX van de Gemeentewet. Het is zodoende – mede ingevolge artikel 149 van de Gemeentewet - de raad die, naast het autonome deel, ook het onderwerpenlijke medebewindsdeel in een regeling kan uitwerken. In de verordening zelf kan delegatie van beslissingen aan het college worden geregeld op grond van de algemene delegatiebevoegdheid van artikel 156, eerste lid van de Gemeentewet. Dit is in deze verordening ook het geval (zie verder ook hierna onder dualistisch bestel).

 

Belang van naamgeving en nummering (adressen)

Adressen vervullen een essentiële functie in het maatschappelijk verkeer. Niet alleen voor dienstverlenende instanties als politie, brandweer, posterijen en ambulancebedrijven, maar ook voor bijvoorbeeld de makelaardij, de advocatuur, het notariaat en het bedrijfsleven. Zij kunnen veelal hun werkzaamheden niet uitvoeren zonder goed sluitende informatie over adressen. Ook de burger heeft belang bij goede adressering van zijn woonverblijf. Hij wenst in brede zin vindbaar te zijn. Adressen vervullen binnen het openbaar bestuur eveneens een wezenlijke functie. Enerzijds is een groot deel van de overheidsregistraties geordend (toegankelijk) op alfanumerieke volgorde van adressen. Anderzijds zijn adressen van wezenlijke betekenis voor het koppelen en maken van selecties uit deze registraties. Het benoemen van delen van de openbare ruimte (voorheen straatnamen) en het toekennen van nummers aan verblijfsobjecten (voorheen huisnummers) is een taak die de gemeente met extra zorg moet omgeven.

 

Algemene wet bestuursrecht

Het toekennen van een naam of nummer (adressen) op grond van de verordening is een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het besluit zal aan de formele en materiële eisen van de Awb moeten voldoen. Op grond van de Awb is het mogelijk tegen een besluit een bezwaarschrift in te dienen bij het besluitende bestuursorgaan. Tevens staat de mogelijkheid open om een beroepschrift in te dienen bij de sector bestuursrecht van de arrondissementsrechtbank.

Met name ten aanzien van naamgeving kan de vraag rijzen of er wel sprake is van een besluit. Deze vraag kan bevestigend worden beantwoord indien het besluit zich richt op bepaalde, concreet aanwijsbare objecten en het besluit gebaseerd is op een publiekrechtelijke regeling die een gedoogplicht inhoud voor de rechthebbende op onroerende zaken in verband met het op deze objecten aanbrengen van naam- en nummerborden. Op grond van deze verordening zal derhalve sprake zijn van een besluit tot naamgeving of nummering. Ook wijziging of intrekking van een naam of nummer of het afwijzen van een verzoek daartoe valt binnen de reikwijdte van de Awb. Indien een aanvraag voor een naam of een nummering moet worden afgewezen of een besluit tot naamgeving of nummering een belanghebbenden zou treffen, moet worden bezien of artikel 4:7 dan wel 4:8 van de Awb van toepassing is. Deze artikelen houden de verplichting in de aanvrager of belanghebbende te horen voordat het besluit wordt genomen.

 

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1.

In artikel 1 is een nummeraanduiding gedefinieerd als een cijferreeks dat bestaat uit een of meer Arabische cijfers al dan niet met toevoeging van een letter- of cijfercombinatie. Het is ongebruikelijk in het nummer Romeinse cijfers op te nemen.

Het begrip ‘bouw- en kunstwerk’ is opgenomen, omdat het van belang is voor de naamgeving. Aan bouw- en kunstwerken worden overigens geen nummeraanduidingen toegekend, omdat zij geen voor mensen toegankelijke ruimte bevatten.

 

Artikel 2.

In de verordening is het geven van een naam aan de gemeente niet meegenomen, omdat dit is geregeld in de Gemeentewet. Verwezen wordt naar artikel 158 van de Gemeentewet dat onder andere bepaalt dat de raad de naam van de gemeente kan wijzigen.

Over de woonplaats en woonplaatsgrens bestaat veel onduidelijkheid. De komgrenzen zoals vervat in de Wegenwet, worden vaak aangezien voor een woonplaatsgrens maar dat is onjuist. De woonplaatsgrens valt, soms samen met de komgrens maar dat is een gelukkige coïncidentie.

Met de wettelijke regeling inzake de naamgeving van de openbare ruimte komt een einde aan discussies over de naamgeving van rijkswegen en provinciale wegen. De wet BAG schrijft namelijk voor dat alle verblijfsobjecten van een nummer moeten zijn voorzien en dat geldt dus ook voor bijvoorbeeld benzinestations, restauratief of hotels die allen via een rijks- of provinciale weg zijn te bereiken. Nummers kunnen alleen worden uitgegeven als zij worden gerelateerd aan een door het college vastgestelde naam aan een deel van de openbare ruimte. Gemeenten moeten derhalve ex artikel 6 van de wet BAG voor rijks- of provinciale wegen een naambesluit nemen.

Het derde lid bepaalt, dat onder de termen ‘vaststellen, verdelen, aanduiden en toekennen’ zoals bedoeld in het eerste en tweede lid, tevens het wijzigen, intrekken en weigeren daarvan omvat.

 

Artikel 3.

Het eerste en tweede lid regelen het vaststellen van ligplaatsen en standplaatsen en het toekennen van nummers aan verblijfsobjecten, ligplaatsen, standplaatsen en afgebakende terreinen. Hier is niet voor de term huisnummer gekozen, omdat bij afgebakende terreinen, lig- en standplaatsen niet kan worden gesproken van huis. Vandaar dat de term nummeraanduiding wordt gebruikt.

Veelal bestaat een gebouw uit verschillende zelfstandige delen zgn. verblijfsobjecten. Voor de goede bereikbaarheid qua dienstverlening (postbezorging, brandbestrijding, politiehulp, ambulancedienst enz.) is het noodzakelijk dat deze zelfstandige delen van een afzonderlijk adres te voorzien. De registratie van adressen in de GBA noodzaakt in de meeste gevallen al tot het afzonderlijk adresseren van deze delen.

De in het tweede lid gehanteerde formulering sluit niet uit dat burgers een aanvraag tot adressering bij het college kunnen indienen. Zo’n aanvraag kan in de regel worden aangemerkt als een verzoek om een besluit te nemen in de zin van artikel 1:3 Awb. Een verblijfsobject kan meerdere toegangen tot het openbaar gebied hebben. Te denken valt hierbij aan een bedrijfspand met een hoofdtoegang en een aparte (achter)toegang ten behoeve van bijvoorbeeld leveranciers. In voorkomende gevallen zal het gewenst cq. noodzakelijk zijn voor beide toegangen een adres toe te kennen, waarbij onderscheid zal worden gemaakt in een hoofdadres en nevenadres. Een en ander is geregeld in het derde lid.

Het vijfde lid regelt, dat het eerste tot en met het derde lid ook kan worden toegepast op andere betreedbare en afsluitbare objecten als het college dat nodig oordeelt. De niet- verblijfsobjecten of afgebakende terreinen (zoals bunkers, windmolens) worden in de BAG opgenomen als overig gebouwd object.

Het zesde lid bepaalt dat onder de termen vaststellen, toekennen en bepalen zoals bedoeld in het eerste en twee lid, tevens het wijzigingen, intrekken en weigeren daarvan omvat. Deze passage is opgenomen, omdat hierover in het verleden problemen zijn gerezen.

 

Artikel 4.

De toegekende namen moeten overeenkomstig de wens van het college worden aangebracht. De kosten daarvan komen voor rekening van de gemeente.

De in het eerste lid vervatte zinsnede ‘in voldoende aantallen ter plaatse’ verdient nadere toelichting. Onder dit begrip wordt verstaan, dat een verkeersdeelnemer bij het oprijden van een kruising van wegen, door in voldoende aantallen aangebrachte naamborden, zonder omkijken en in een oogopslag de naam van de dwarsstraat moet kunnen lezen. Dit betekent doorgaans dat op alle hoeken van de kruising borden dienen te worden aangebracht.

Het tweede lid bepaalt dat een object of plaats of terrein een door het college toegekend nummer ook feitelijk moet dragen. Het college wordt de mogelijkheid geboden toe te zien op de naleving van het aanbrengen van nummers. Met het oog op de dienstverlening is het immers noodzakelijk dat de nummers, die door het college zijn toegekend, ook ter plaatse terug zijn te vinden.

Het derde lid verbiedt een ieder die daartoe niet is bevoegd, namen toe te kennen aan delen van de openbare ruimte door naamborden zichtbaar ter plaatse aan te brengen

 

Artikel 5.

Dit artikel bepaalt de gedoogplicht met betrekking tot het aanbrengen van naamborden. In verband met dienstverlening dienen naamborden door of namens het college ter plaatse goed zichtbaar te worden aangebracht. Dit is mogelijk door de naamborden te bevestigen aan een gebouwgevel, terreinafscheidingen door derden of palen die op andermans terrein ten behoeve van de naamgeving mogen worden geplaatst.

Het artikel houdt echter ook rekening met de omstandigheden dat de naamboden niet door de gemeente zelf, maar door derden wordt aangebracht. Om te voorkomen dat de leesbaarheid van de aangebrachte naamborden door hoog opschietend groen, zonneschermen of reclameborden wordt belemmerd, is bepaald dat de eigenaar cq. beheerder van het pand ervoor dient te zorgen dat de bedoelde naamborden vanaf de openbare weg leesbaar blijven.

 

Artikel 6.

In de verordening is gekozen voor een formulering waarbij de rechthebbende het nummer dient aan te brengen, tenzij het college anders besluit. Het laatste zal vaak het geval zijn bij nieuwbouwprojecten, waarbij een uniform uitgevoerde nummering wenselijk wordt geacht.

In het tweede en derde lid is bepaald dat het door het college toegekende nummer binnen een bepaalde termijn moet zijn aangebracht. Voor gevallen waarin het object nog niet is voltooid, moet het nummer vier weken na de voltooiing zijn aangebracht.

Het vierde lid geeft het college de mogelijkheid de in het tweede en derde lid genoemde termijnen te verlengen.

 

Artikel 7.

Dit artikel biedt het college de mogelijkheid om nadere uitvoeringsvoorschriften te stellen. Er kan in dit verband worden gedacht aan algemene eisen aan het te gebruiken materiaal (bestand tegen weersinvloeden), alsmede aan andere technische en administratieve voorschriften, zoals de maatvoering van de naam- en nummerdragers en de methode van nummering.

 

Artikel 8.

Het opleggen van verplichtingen, zoals vervat in de verordening, heeft alleen zin wanneer deze verplichtingen bij nalatigheid of overtreding kunnen worden afgedwongen, zodra deze worden overtreden. Het is gebruikelijk aan lichte overtredingen een geldboete van de eerste categorie te verbinden.

In het tweede lid wordt de afdeling of onderdeel van een afdeling aangewezen, die op de naleving van de bepalingen in de verordening moet toezien.

 

Artikel 9.

Dit artikel regelt de inwerkingtreding van de verordening.

 

Artikel 10.

Dit artikel regelt het vervallen van de oude bepalingen. De strekking van dit artikel spreekt voor zich.

 

Artikel 11.

Het is niet zinvol bij de invoering van de verordening te eisen dat alle nummers in de gemeente dienen te worden aangepast aan de nieuwe uitvoeringsvoorschriften, zoals vervat in artikel 7. Nummers die onder het oude regime tot stand zijn gekomen, blijven gehandhaafd. Het college heeft wel de mogelijkheid om aanpassing van de nummers te eisen.

 

Artikel 12.

Omdat de term huisnummer in principe geen juiste term is voor het nummeren van verblijfsobjecten, afgebakende terreinen, standplaatsen en ligplaatsen en de term straatnaam geen juiste term is voor plantsoenen, wegen e.d., is gekozen voor de nieuwe citeertitel Verordening naamgeving en nummering (adressen) gemeente Gulpen-Wittem 2017.

Naar boven