Gemeente Midden-Delfland - Zevende verordening tot wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening Midden-Delfland 2010

De raad van de gemeente Midden-Delfland;

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders en van de burgemeester, ieder voor zover hun bevoegdheden strekkende, van 22 augustus 2017;

Gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

BESLUIT:

Vast te stellen de: “Zevende verordening tot wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening Midden-Delfland 2010” luidende als volgt:

Artikel I

De Algemene Plaatselijke Verordening Midden-Delfland 2010 wordt gewijzigd als volgt:

A. De artikelen 1:2, 1:3, 1:6 en 1:7 komen als volgt te luiden:

 

Artikel 1:2 Beslistermijn en positieve fictieve beschikking

1. Het bevoegde bestuursorgaan beslist op een aanvraag voor een vergunning of ontheffing

binnen acht weken na de datum van ontvangst van de aanvraag.

2. Het bestuursorgaan kan de termijn voor ten hoogste acht weken verdagen.

3. In afwijking van het tweede lid is artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen

omgevingsrecht van toepassing indien beslist wordt op een aanvraag om een ontheffing als

bedoeld in artikel 2:10, vierde lid, of een vergunning als bedoeld in artikel 2:11, tweede lid,

aanhef en onder a, of artikel 4:11.

4. Voor zover de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht niet anders bepaalt, is op een

vergunning, ontheffing, of toestemming bij of krachtens deze verordening, paragraaf 4.1.3.3

van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen)

niet van toepassing.

Artikel 1:3 Indiening aanvraag

(vervallen)

 

Artikel 1:6 Indiening aanvraag

 

De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:

a. indien ter verkrijging daarvan onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;

b. indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na

het verlenen van de ontheffing of vergunning, intrekking of wijziging noodzakelijk is

vanwege het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of ontheffing is

vereist;

c. indien de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn

of worden nagekomen;

d. indien van de vergunning of ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen of gedurende

een daarin gestelde termijn dan wel, bij het ontbreken van een gestelde termijn, binnen

een redelijke termijn; of

e. indien de houder dit verzoekt.

 

Artikel 1:7 Termijnen

 

1. De vergunning of ontheffing geldt voor onbepaalde tijd, tenzij bij de vergunning of

ontheffing anders is bepaald of de aard van de vergunning of ontheffing zich daartegen

verzet.

2. De aard van de vergunning of ontheffing verzet zich in ieder geval tegen gelding voor

onbepaalde tijd indien het aantal vergunningen of ontheffingen is beperkt en het aantal

mogelijke aanvragers het aantal beschikbare vergunningen of ontheffingen overtreft.

B. Afdeling 7 komt als volgt te luiden:

Artikel 2:24 Begripsbepaling

1. In deze afdeling wordt onder evenement verstaan elke voor publiek toegankelijke

verrichting van vermaak, met uitzondering van:

a. bioscoopvoorstellingen;

b. markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet en artikel

5:22 van deze verordening;

c. kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen;

d. het in een inrichting in de zin van de Drank- en Horecawet gelegenheid geven tot

dansen;

e. betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare

manifestaties;

f. activiteiten als bedoeld in artikel 2:9 en 2:39 van deze verordening.

2. Onder evenement wordt mede verstaan:

a. een herdenkingsplechtigheid;

b. een braderie;

c. een optocht, niet zijnde een betoging als bedoeld in artikel 2:3 van deze verordening, op

een openbare plaats;

d. een feest, muziekvoorstelling of wedstrijd op of aan een openbare plaats;

e. het opstijgen en landen van een luchtvaartuig ten behoeve van (een verrichting van)

vermaak;

f. een straatfeest of buurtbarbecue op één dag, alsmede een officiële

(her)openingshandeling (klein evenement).

 

Artikel 2:25 Evenementenvergunning

1. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van de burgemeester een

evenement te organiseren.

2. Geen vergunning is vereist voor een klein evenement, indien:

a. het aantal aanwezigen niet meer bedraagt dan 100 personen;

b. het evenement:

- op maandag, dinsdag, woensdag, donderdag of vrijdag plaats vindt tussen 07.00 uur

en 22.00 uur;

- op zaterdag plaats vindt tussen 07.00 uur en 24.00 uur;

- op zondag plaats vindt tussen 13.00 uur en 22.00 uur;

c. geen muziek ten gehore wordt gebracht voor 09.00 uur of na 23.00 uur;

d. het evenement niet plaatsvindt op de rijbaan, (brom)fietspad of parkeerplaats of

anderszins een belemmering vormt voor het verkeer en de hulpdiensten;

e. slechts kleine objecten worden geplaatst met een oppervlakte van minder dan 10 m2 per

object;

f. er een organisator is; en

g. de organisator ten minste 15 werkdagen voorafgaand aan het evenement daarvan

melding heeft gedaan aan de burgemeester.

3. De burgemeester kan binnen 10 werkdagen na ontvangst van de melding besluiten een

klein evenement te verbieden, indien er aanleiding is te vermoeden dat daardoor de

openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt.

 

Artikel 2:26 Ordeverstoring en verbod deelname aan illegaal evenement

1. Het is verboden bij een evenement de orde te verstoren.

2. Het is verboden:

a. deel te nemen aan een evenement waarvoor geen vergunning is verleend;

b. voor publiek verboden aanwezig te zijn bij een evenement waarvoor geen vergunning is verleend;

c. een evenement waarvoor geen vergunning is verleend te faciliteren.

3. De verboden in dit lid 3 van dit artikel gelden niet indien er sprake is van een klein evenement, tenzij dit klein evenement door de burgemeester op grond van artikel 2:25, lid 3, is verboden.

 

C. Artikel 2:48 komt als volgt te luiden:

A Artikel 2:48 Verboden drankgebruik

1. Het is voor personen die de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt verboden op een

openbare plaats, die deel uitmaakt van een door het college aangewezen gebied, alcoholhoudende drank te gebruiken of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben.

2. Het verbod is niet van toepassing op:

a. een terras dat behoort bij een horecabedrijf als bedoeld in artikel 1 van de Drank- en

Horecawet; en

b. een andere plaats dan een horecabedrijf als bedoeld onder a, waarvoor een ontheffing

geldt krachtens artikel 35 van de Drank en Horecawet.

Artikel II Overgangsrecht

Een vergunning, ontheffing, of toestemming bij of krachtens deze verordening ingediend vóór de bekendmaking van deze verordening wordt afgehandeld volgens de bepalingen van de tot dat moment geldende regelingen. Een melding van een klein evenement, ingediend vóór de bekendmaking van deze verordening wordt afgehandeld volgens de bepalingen van de tot dat moment geldende regelingen.

 

Artikel III

Deze verordening treedt in werking op de achtste dag na bekendmaking.

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 26 september 2017.

Arjan de Vos Arnoud Rodenburg

 

 

griffier burgemeester

Naar boven