Beleidsregels Re-integratie Participatiewet, IOAW en IOAZ 2017

Instrumenten en Studietoeslag

 

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ermelo,

gelet op de Participatiewet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers (IOAW), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) en de Re-integratieverordening Participatiewet 2015;

besluit vast te stellen de hieronder beschreven:

 

Beleidsregels Re-integratie Participatiewet , IOAW en IOAZ 2017 gemeente Ermelo

 

Artikel 1. Begripsbepalingen

De begripsomschrijvingen zoals bedoeld in artikel 1 van de Verordening Participatiewet 2015 zijn in deze beleidsregels van overeenkomstige toepassing. Voor het overige wordt verstaan onder:

  • a.

    voorziening: de re-integratie instrumenten die het college kan inzetten en waarvan de inzet noodzakelijk wordt geacht om de arbeidsinschakeling of maatschappelijke participatie te bevorderen;

  • b.

    traject: de aaneenschakeling van re-integratie instrumenten, welke met de belanghebbende is overeengekomen, dan wel door het college aan de belanghebbende is opgelegd ter bevordering van de arbeidsinschakeling of maatschappelijke participatie;

  • c.

    arbeidsovereenkomst: een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht. Met een arbeidsovereenkomst wordt gelijk gesteld, een aanstelling op grond van het ambtenarenrecht en een overeenkomst waarbij de belanghebbende gedetacheerd wordt bij een organisatie in de collectieve of marktsector;

     

Instrumenten

Artikel 2. Proefplaatsing

  • 1.

    Een proefplaatsing kan niet worden ingezet wanneer voor dezelfde persoon bij dezelfde werkgever het instrument participatieplaats/werkervaringsplaats is ingezet.

Artikel 3. Detacheringsbanen

  • 1.

    Aan de werkgever wordt een detacheringsvergoeding in rekening gebracht rekening houdend met de vastgestelde loonwaarde van de werknemer.

  • 2.

    De omvang van het dienstverband wordt afgestemd op de capaciteit en bekwaamheden van de persoon en de behoeften van de werkgever.

Artikel 4 Loonkostensubsidie

  • 1.

    Voorafgaand aan een dienstverband, waarbij sprake is van loonkostensubsidie, wordt tijdens de inzet van een proefplaatsing de loonwaarde op de werkplek vastgesteld, tenzij een proefplaatsing in verband met individuele omstandigheden niet van toepassing is.

  • 2.

    De loonkostensubsidie is in principe niet gebonden aan een termijn en kan indien nodig voor een langere periode worden ingezet.

  • 3.

    De loonwaarde en de loonkostensubsidie worden jaarlijks opnieuw beoordeeld, tenzij voor alle betrokken partijen duidelijk is dat dit geen meerwaarde zal hebben. Wordt de loonkostensubsidie ingezet bij de voorziening beschut werk, dan worden de loonwaarde en loonkostensubsidie eenmaal per drie jaar vastgesteld.

  • 4.

    Bovenop de loonkostensubsidie wordt daarnaast een bedrag voor vergoeding van werkgeverslasten opgenomen, waarbij gedacht moet worden aan premies werknemersverzekering, inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet en pensioenpremie. Het vergoedingspercentage is bij ministeriële regeling vastgesteld.

  • 5.

    De hoogte van de subsidie is maximaal 70% van het wettelijk minimumloon. Wanneer de werknemer een cao-loon heeft dat hoger is dan het WML dan zijn de meerkosten voor rekening van de werkgever.

Artikel 5. Aanpassing aan de werkplek

  • 1.

    Er wordt een drempelbedrag gehanteerd overeenkomstig de normbedragen voorzieningen van het UWV. Voorzieningen die minder dan dit bedrag kosten, worden niet vergoed. Meerdere aangevraagde voorzieningen die ieder minder kosten dan het drempelbedrag kunnen worden opgeteld en vergoed.

     

Individuele Studietoeslag

Artikel 6. Individuele Studietoeslag

  • 1.

    De peildatum is de datum van de dag waarop de aanvraag voor studietoeslag wordt ingediend. Voor het bepalen of belanghebbende recht heeft op de studietoeslag, wordt de situatie op de peildatum beoordeeld.

  • 2.

    Belanghebbende dient aan te tonen dat hij tot de doelgroep behoort aan de hand van een dossier, gericht op de handicap van belanghebbende. Dit onderzoek mag niet langer dan twee jaar geleden hebben plaatsgevonden, tenzij is vastgesteld dat de handicap van betrokkene een duurzaam karakter heeft. Beoordeling over het al dan niet kunnen verdienen van het WML wordt in eerste instantie verricht op grond van het aangeleverde dossier door het college. Als redelijkerwijs vast te stellen valt dat belanghebbende niet in staat is om het WML te verdienen, kan op grond daarvan studietoeslag worden toegekend.

  • 3.

    Als de belanghebbende niet beschikt over een (medisch) dossier zoals bedoeld in het vorige lid en als gerede twijfel is over de mogelijkheid tot het verdienen van het WML, kan het college besluiten een onderzoek uit te voeren. Als daaruit blijkt dat de belanghebbende tot de doelgroep van de loonkostensubsidie behoort, zoals bedoeld in artikel 6 lid 1 onder e van de Participatiewet, kan daaruit worden afgeleid dat belanghebbende behoort tot de doelgroep van de studietoeslag. Het onderzoek wordt uitgevoerd door een arts.

  • 4.

    Belanghebbende dient bij de aanvraag de volgende bewijsstukken te overleggen:

    • a.

      Alle bewijsstukken die nodig zijn om het vermogen te toetsen, overeenkomstig de toetsing van artikel 35 Participatiewet.

    • b.

      Medisch dossier, waaruit blijkt dat belanghebbende niet in staat is om het WML te verdienen, tenzij lid 3 van toepassing is.

  • 5.

    Indien het college heeft vastgesteld dat belanghebbende behoort tot de doelgroep zoals bedoeld in artikel 36b lid 1d van de Participatiewet, kan het college maximaal 5 jaar bij vervolgaanvragen voor de studietoeslag ervan uitgaan dat er bij belanghebbende nog steeds sprake is van een arbeidshandicap.

  • 6.

    Uitgesloten van het recht op studietoeslag zijn:

    • a.

      Belanghebbenden die reeds 5 jaar de studietoeslag hebben ontvangen;

    • b.

      Belanghebbende die geen medisch rapport kunnen overleggen dan wel niet meewerken aan het onderzoek zoals bedoeld in het derde lid.

  • 7.

    De studietoeslag wordt toegekend voor 12 maanden. De maand van aanvraag van de individuele studietoeslag wordt als volledige maand meegerekend. Een persoon kan slechts eenmaal binnen een studiejaar in aanmerking komen voor een individuele studietoeslag. Een studiejaar loopt van 1 augustus tot 1 augustus. Wanneer het studiejaar bij de aanvraag al gedeeltelijk is verstreken dan bestaat er – mits aan de voorwaarden wordt voldaan – recht op de toeslag naar rato.

  • 8.

    Wanneer iemand recht heeft en de studietoeslag ontvangt en vervolgens stopt met zijn studie, wordt niet teruggevorderd. Twee maal per jaar, namelijk op 1 augustus en op 1 februari wordt beoordeeld of een persoon aan de voorwaarden voldoet.

  • 9.

    Betaling vindt plaats in 2 termijnen, namelijk in september en maart.

     

Aldus vastgesteld in de collegevergadering op 25 september 2017.

 

Naar boven