Tweede Wijziging Participatiebeleidsregels gemeente Barneveld

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Barneveld;

 

gelet op artikel 18b Participatiewet;

besluit:

 

de Participatiebeleidsregels gemeente Barneveld, zoals vastgesteld op 10 december 2014 en gewijzigd bij besluit van 31 mei 2016, als volgt te wijzigen:

Artikel I

Na hoofdstuk 5 wordt ingevoegd een nieuw Hoofdstuk 6 met als titel:

 

“HOOFDSTUK 6 ONDERSTEUNING BEVORDERING BEHEERSING NEDERLANDSE TAAL”

Artikel II

Na artikel 16 worden de volgende artikelen ingevoegd:

 

Artikel 17 Ondersteuning bevordering beheersing Nederlandse taal

Het college kan ondersteuning bieden met als doel het binnen drie jaar beheersen van de Nederlandse taal op minimaal het niveau zoals genoemd in artikel 18b lid 8 van de wet.

Artikel 18 Doelgroep

  • 1.

    In afwijking van de in artikel 2 van deze beleidsregels omschreven doelgroep wordt uitsluitend ondersteuning geboden ter bevordering van de beheersing van de Nederlandse taal aan degene die een bijstandsuitkering ingevolge de wet heeft aangevraagd of ontvangt.

  • 2.

    Geen ondersteuning wordt geboden aan degene die:

    • a.

      leerplichtig of kwalificatieplichtig is;

    • b.

      zelfstandig binnen 3 jaar het benodigde taalniveau kan bereiken;

    • c.

      een paspoort heeft van een land uit de Europese Unie, de Europese Economische Ruimte, Turkije of Zwitserland en met een tijdelijk doel in Nederland verblijft waarbij onder tijdelijk wordt verstaan een duur korter dan een periode van drie aaneengesloten jaren.

Artikel 19 Wijze van ondersteuning bevordering taalbeheersing

De ondersteuning gericht op het bereiken van het taalniveau als bedoeld in artikel 18b lid 8 van de wet kan bestaan uit:

  • a.

    een onderzoek naar het actuele niveau van de beheersing van de Nederlandse taal door middel van een toets als genoemd in artikel 18b lid 2, lid 10 en lid 11 van de wet welke voldoet aan de eisen zoals opgenomen in het op basis van artikel 12 van de wet vastgestelde Besluit Taaltoets Participatiewet;

  • b.

    een onderzoek naar de mogelijkheden en capaciteiten van belanghebbende om zo snel mogelijk doch uiterlijk binnen drie jaar na aanvang van de bijstandsverlening het Nederlands op het vereiste taalniveau te beheersen;

  • c.

    het opstellen van een trajectplan waarin de activiteiten worden beschreven die belanghebbende gaat verrichten om het vereiste taalniveau te behalen en welke door belanghebbende ondertekend dient te worden teneinde zijn medewerking toe te zeggen als bedoeld in artikel 18b lid 6 sub a van de wet;

  • d.

    het begeleiden en zo nodig aan- en bijsturen van belanghebbende bij de uitvoering van het in het voorgaande lid bedoelde trajectplan.

Artikel 20 Maatwerk bij ondersteuning bevordering taalbeheersing

Het college houdt bij het aanbieden van de ondersteuning en het opstellen van het trajectplan gericht op het behalen van het vereiste niveau van beheersing van de Nederlandse taal rekening met:

  • a.

    de persoonlijke situatie en omstandigheden van belanghebbende;

  • b.

    de capaciteiten van belanghebbende;

  • c.

    de kansen en mogelijkheden van belanghebbende op het verwerven van betaalde arbeid;

  • d.

    indien sprake is van betaalde arbeid: de feitelijke arbeidsduur per week en het werkrooster;

  • e.

    het gemeentelijke re-integratiebeleid en eventuele deelname aan een aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling;

  • f.

    het lokaal en regionaal beschikbare passende aanbod van taalonderwijs

  • g.

    de eventuele door belanghebbende aangegane scholingsverplichtingen gericht op het behalen van het inburgeringsdiploma op grond van de Wet inburgering.

Artikel 21 Afzien verlaging uitkering

De uitkering van belanghebbende wordt niet verlaagd als bedoeld in artikel 18b lid 1 van de wet indien:

  • a.

    belanghebbende, onder toepassing van artikel 18b lid 6 onder a van de wet, binnen een maand nadat hij schriftelijk op de hoogte is gesteld van het redelijke vermoeden als bedoeld in artikel 18b lid 4 van de wet, het trajectplan als bedoeld in artikel 19 onder c van deze beleidsregels ondertekent of;

  • b.

    elke vorm van verwijtbaarheid, zoals bedoeld in artikel 18b lid 6 onder b van de wet, ontbreekt, waaronder in ieder geval wordt begrepen dat belanghebbende heeft aangetoond door een psychische, lichamelijke of verstandelijke belemmering geheel niet in staat is om de Nederlandse taal in voldoende mate te gaan beheersen dan wel daardoor tijdelijk niet in staat is om zich aan de afspraken te houden zoals vastgelegd in het trajectplan als bedoeld in artikel 19 onder c van deze beleidsregels of;

  • c.

    belanghebbende zich volledig houdt aan de afspraken als opgenomen in het trajectplan als bedoeld in artikel 19 onder c van deze beleidsregels, waarmee belanghebbende geacht wordt te voldoen aan de voortgang die op grond van artikel 18b lid 6 onder a, lid 10 onder b en lid 11 onder b van de wet van belanghebbende verwacht mag worden, zonder dat dit leidt tot het vereiste niveau van beheersing van de Nederlandse taal of;

  • d.

    in de vijf jaar voorafgaand aan het moment van beoordeling van de verlaging van de uitkering, gedurende een periode van minimaal 3 jaar, zich aantoonbaar en in voldoende mate heeft ingespannen om de Nederlandse taal op het vereiste niveau te gaan beheersen hetgeen niet is gelukt of;

  • e.

    belanghebbende volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is als bedoeld in artikel 4 van de Wet werk in inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) waardoor op grond van artikel 9 lid 5 van de wet de arbeidsverplichtingen als genoemd in artikel 9 lid 1 onder a, b en c van de wet niet op belanghebbende van toepassing zijn;

  • f.

    een ontheffing van de verplichting tot inburgering op grond van de Wet Inburgering kan overleggen met als grond dat het op grond van de Wet Inburgering vereiste taalniveau (A2) niet haalbaar is of;

  • g.

    op het moment van beoordeling van de verlaging de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt of;

  • h.

    de belanghebbende houder is van een paspoort van een land uit de Europese Unie, de Europese Economische Ruimte, Turkije of Zwitserland en met een tijdelijk doel in Nederland verblijft voor zover de periode van verblijf in Nederland korter dan drie aaneengesloten jaren is.

 

Artikel 22 Termijnen

  • 1.

    De termijn als bedoeld in artikel 18b lid 2 laatste volzin van de wet waarbinnen de in dat artikel bedoelde toets moet worden afgenomen, bedraagt acht weken na ontvangst van de aanvraag om een bijstandsuitkering.

  • 2.

    De termijn als bedoeld in artikel 18b lid 4 van de wet waarbinnen het college belanghebbende schriftelijk in kennis moet stellen van het redelijke vermoeden dat belanghebbende niet of niet in voldoende mate de vaardigheden in de Nederlandse taal beheerst, bedraagt acht weken na ontvangst van de uitslag van de toets als bedoeld in artikel 18 lid 2 van de wet.

Artikel III
  • a.

    Hoofdstuk 6 (Inwerkingtreding) wordt vernummerd naar Hoofdstuk 7 en komt te luiden: ‘Hoofdstuk 7 Slotbepalingen’

  • b.

    artikel 17 (Inwerkingtreding) wordt vernummerd naar artikel 25 en komt te luiden:

    ‘Artikel 25 Inwerkingtreding en citeertitel’.

  • c.

    Na artikel 22 worden de volgende artikelen ingevoegd:

    Artikel 23 Hardheidsclausule

    Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze beleidsregels als toepassing daarvan leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.

    Artikel 24 Uitvoeringsregels

    Het college kan ter nadere uitvoering van deze beleidsregels uitvoeringsregels opstellen.

Artikel IV

Dit besluit treedt in werking op de dag na bekendmaking en heeft geen terugwerkende kracht.

 

Aldus vastgesteld op 31 augustus 2017,

Burgemeester en wethouders voornoemd,

drs. D. Bakhuizen

Secretaris

dr. J.W.A. van Dijk,

Burgemeester

TOELICHTING

Hoofdstuk 6 Ondersteuning bevordering beheersing Nederlandse taal

De Wet Taaleis, opgenomen in artikel 18b van de Participatiewet, is per 1 januari 2016 in werking getreden. Op grond van dit artikel moet het college, als een belanghebbende de Nederlandse taal niet beheerst op tenminste taalniveau 1F (groep 8 basisschoolniveau), de uitkering verlagen.

 

De Wet Taaleis legt een inspanningsverplichting op aan belanghebbende, geen resultaatverplichting. Om een verlaging van de uitkering te voorkomen is het voldoende dat een belanghebbende zich (aantoonbaar) inspant om de Nederlandse taal te beheersen op minimaal referentieniveau 1F.

 

Met de Wet Taaleis heeft het college ook het instrument in handen om van bijstandsgerechtigden te verlangen dat zij zich daadwerkelijk inspannen om hun taalvaardigheid te verbeteren. Zonder Nederlands te begrijpen en te spreken is het immers veel moeilijker om aan het werk te komen en daarmee uit de bijstand te komen. Bovendien draagt kennis van de taal bij aan maatschappelijke participatie. Het niet voldoende beheersen van de Nederlandse taal is echter nadrukkelijk géén uitsluitingsgrond of toegangsvoorwaarde voor bijstand.

 

In dit hoofdstuk worden onder andere regels gesteld met betrekking tot de doelgroep, de vorm van de ondersteuning, de factoren waarmee rekening moet worden gehouden en de gronden op basis waarvan van een verlaging op grond van artikel 18b PW eventueel kan worden afgezien.

 

De verantwoordelijkheid om het vereiste taalniveau te behalen ligt bij belanghebbende zelf. Die kan zelfstandig studeren of een beroep doen op voorzieningen. Het college kan er ook voor kiezen om actief te ondersteunen. Of de gemeente actief ondersteunt of niet, er is altijd sprake van maatwerk, zowel voor wat betreft de verwachtingen die het college heeft ten aanzien van een belanghebbende als ook voor wat betreft de benodigde ondersteuning en de duur van het te doorlopen traject. De afspraken die met belanghebbenden worden gemaakt worden vastgelegd in een trajectplan dat door belanghebbenden moet worden nagekomen. Het niet nakomen van gemaakte afspraken kan alsnog leiden tot een verlaging van de uitkering op grond van artikel 18b PW in verband met het zich onvoldoende inspannen om het vereiste taalniveau te verwerven.

Artikelgewijze toelichting

 

Artikel I

Dit betreft een technisch noodzakelijke wijziging in verband met de in de Participatiebeleidsregels op te nemen nieuwe artikelen.

 

Artikel II

Artikel 17 Ondersteuning bevordering beheersing Nederlandse taal

In dit artikel is aangegeven dat het college ondersteuning kan aanbieden bij het verwerven van het vereiste taalniveau Nederlands. Hiermee wordt tot uitdrukking gebracht dat het college niet alleen ‘handhavend’ artikel 18b PW wil toepassen maar een belanghebbende ook nadrukkelijk bij het verwerven van de vereiste taalvaardigheid wil ondersteunen. Er is gekozen voor een termijn van drie jaar omdat die termijn aansluit bij de termijn waarbinnen inburgeringsplichtigen geacht worden het inburgeringsexamen te behalen. Dit staat overigens los van de vraag of betreffende belanghebbende inburgeringsplichtig is: er wordt slechts aangesloten bij die termijn.

Artikel 18 Doelgroep

Lid 1: Artikel 18b PW heeft uitsluitend betrekking op bijstandsgerechtigden (en degene die een aanvraag voor een bijstandsuitkering heeft ingediend). Dat is een beperktere doelgroep dan vermeld in artikel 2 van deze beleidsregels.

Dit laat onverlet dat alle inwoners van de gemeente Barneveld die hun Nederlandse taalvaardigheid willen verbeteren, dus ook niet-bijstandsgerechtigden, gebruik kunnen maken van het lokaal beschikbare taalonderwijs en in dat kader ook gebruik kunnen maken van de beschikbare WEB-gelden.

Lid 2: de hier genoemde categorieën belanghebbenden zijn uitgesloten van ondersteuning omdat op andere wijze wordt voorzien in het verwerven van de vereiste taalvaardigheid (leerplichtigen en kwalificatieplichtigen via hun scholingstrajecten) dan wel dat een belanghebbende dusdanig zelfredzaam is dat geen ondersteuning noodzakelijk is.

Inzake belanghebbenden met een paspoort van een land dat behoort tot de Europese Unie, de Europese Economische Ruimte, Turkije of Zwitserland die hier tijdelijk verblijven is er in beginsel geen noodzaak om de Nederlandse taal op voldoende niveau te beheersen. Ze keren in beginsel weer terug naar het land van herkomst. Er is gekozen voor een termijn van drie jaar omdat die termijn goed aansluit bij de termijn waarbinnen zich in Nederland vestigende vreemdelingen (en na ontvangst van een beschikking van de DUO daartoe), geacht worden het inburgeringsexamen te behalen en dus ook geacht worden de Nederlandse taal voldoende te beheersen. Blijft een houder van een paspoort van een land dat behoort tot de Europese Unie, de Europese Economische Ruimte, Turkije of Zwitserland langer in Nederland dan drie jaar (wat ook een redelijke termijn is waarbinnen ook op eigen initiatief reeds voldoende Nederlandse taalvaardigheid verworven had kunnen worden) en wordt een beroep op bijstand gedaan, dan is het niet onredelijk om, ondanks dat deze groep belanghebbenden niet inburgeringsplichtig is, te verlangen dat het Nederlands op het vereiste niveau wordt beheerst zoals vermeld in artikel 18b lid 8 PW zodat de kansen op betaald werk en participatie in brede zin kansrijker worden. Er is in artikel 18b van de wet ook geen grond te vinden om deze groep uit te sluiten van deze verplichting.

Artikel 19 Wijze van ondersteuning bevordering taalbeheersing

In lid b van dit artikel wordt bepaald dat een onderzoek kan worden gedaan naar de mogelijkheden en capaciteiten van een belanghebbende op basis waarvan kan worden beoordeeld wat een redelijke termijn is waarbinnen een belanghebbende geacht moet worden de Nederlandse taal op het vereiste niveau te beheersen. Het uitgangspunt is wederom dat dit binnen drie jaar altijd mogelijk moet zijn maar afhankelijk van de mogelijkheden en capaciteiten van belanghebbenden eventueel binnen een nader te bepalen kortere termijn.

Dit onderzoek naar de ‘leerbaarheid’ van een belanghebbende is onder andere ingegeven door het feit dat inburgeringsplichtigen op grond van de Wet inburgering al een verplichting hebben om de Nederlandse taal machtig te worden. Op grond van de Wet inburgering heeft een inburgeraar 3 of 5 jaar de tijd om te voldoen aan het in die wet vereiste taalniveau (A2, dat is vergelijkbaar met referentieniveau 1F). Wanneer een belanghebbende begonnen is met een leertraject in het kader van de Wet inburgering, zou dit in beginsel kunnen worden aangemerkt als ‘voldoende inspanning’ van de kant van de belanghebbende, zoals bedoeld in de Wet Taaleis. Het inburgeringsexamen bestaat echter niet alleen uit taaltoetsen maar kent ook andere, meer op integratie gerichte modules. Daar moet ook tijd aan worden besteed hetgeen de verwerving van Nederlandse taalvaardigheid juist weer kan vertragen. Uit het onderzoek kan blijken dat een belanghebbende over dusdanige mogelijkheden en capaciteiten beschikt dat hij of zij in staat moet worden geacht in een kortere tijd dan drie jaar het vereiste taalniveau te behalen. In redelijkheid kan dan dus de vraag worden gesteld of alleen al het deelnemen aan een leertraject in het kader van de Wet inburgering gezien kan worden als voldoende inspanning in de zin van artikel 18b PW. Bovendien wordt door de DUO (verantwoordelijk voor de uitvoering van de Wet inburgering) tussentijds de voortgang niet gemonitored. In beginsel wordt pas drie jaar nadat de inburgeringsverplichting is opgelegd getoetst of het inburgeringsexamen is behaald. Is dat niet het geval dan wordt vervolgens beoordeeld of dat dat verschoonbaar is en wordt eventueel een verlengde inburgeringstermijn aangeboden. Hierdoor is echter voor het college onvoldoende inzichtelijk of een belanghebbende zich gedurende die drie jaar voldoende inspant om het op grond van artikel 18b lid 8 PW vereiste taalniveau te verwerven en of belanghebbende zich inspant in overeenstemming met zijn mogelijkheden en capaciteiten. Er is dan ook voor gekozen om in het geval dat sprake is van inburgeringsplichtigen deelname aan een leertraject in het kader van de Wet inburgering niet automatisch aan te merken als het ‘voldoen aan inspanningsverplichtingen’ als bedoeld in artikel 18b PW.

Daarnaast is het niet onredelijk om in het kader van de arbeids- en re-integratieverplichtingen van een belanghebbende te verlangen dat hij of zij zich naar vermogen inspant om zo snel mogelijk de benodigde taalvaardigheid te verwerven waardoor betaald werk en maatschappelijke participatie zo binnen een kortere termijn dan drie jaar realiseerbaar zijn. Vandaar dat in alle voorkomende gevallen (dus niet alleen bij inburgeringsplichtigen) onderzoek wordt gedaan naar de mogelijkheden en capaciteiten om op basis daarvan afspraken te maken (en vast te leggen in een trajectplan) over het te doorlopen traject, de duur ervan en de inspanningen die van een belanghebbende worden verwacht. Daarin kan ook worden vastgelegd hoe een belanghebbende aan de taaleis denkt te gaan voldoen: door zelfstudie of juist het volgen van een bepaalde taalcursus, gebruikmaken van een taalmaatje of bijvoorbeeld en eventueel het lopen van een taal-werkstage. Alle afspraken bij elkaar bieden duidelijkheid en tevens de mogelijkheid om de inspanningen en voortgang van belanghebbenden beter te monitoren en daar waar nodig een belanghebbende te begeleiden en zo nodig bij- en aan te sturen.

Artikel 20 Maatwerk bij ondersteuning bevordering taalbeheersing

Iedere situatie is anders en ieder individu is anders. Dat noodzaakt tot maatwerk bij het opstellen van een trajectplan en het begeleiden, bij- en aansturen van een belanghebbende. Daarbij kan rekening worden gehouden met de factoren zoals in dit artikel zijn opgesomd.

In dit kader wordt nadrukkelijk opgemerkt dat betaald werk en deelname aan een re-integratievoorziening gericht op arbeidsinschakeling altijd prioriteit hebben. Afspraken uit een trajectplan mogen daar nimmer aan in de weg staan en dienen zo nodig gedurende het traject aangepast te worden. Dit kan bijvoorbeeld ook betekenen dat een belanghebbende moet wisselen van aanbieder van taalonderwijs of het moment van deelname aan het taalonderwijs (van dag naar avond, van doordeweeks naar weekend en dergelijke). Als een belanghebbende daar niet aan meewerkt en dientengevolge de algemeen geaccepteerde arbeid misloopt of niet kan deelnemen aan de aangeboden re-integratievoorziening dan is dat afstemmingswaardig gedrag. Met de afspraken in het trajectplan moet in dergelijke situaties dan ook flexibel worden omgegaan en deze moeten zo nodig worden aangepast.

Artikel 21 Afzien verlaging uitkering

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 22 Termijnen

Op grond van artikel 18b lid 2 laatste volzin en artikel 128b lid 4 dient het college termijnen te stellen die ten hoogste acht weken kunnen zijn. Vanuit praktische uitvoeringsoverwegingen is gekozen voor de maximaal toegestane termijnen van acht weken.

 

Artikel III

Onderdelen a en b betreffen technische aanpassingen.

Onderdeel c: de artikelen 23 en 24 behoeven geen nadere toelichting.

Naar boven