Gemeenteblad van Amersfoort
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Amersfoort | Gemeenteblad 2017, 160836 | Beleidsregels |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Amersfoort | Gemeenteblad 2017, 160836 | Beleidsregels |
Beleidsregel Voorschoolse educatie 2018 gemeente Amersfoort
Burgemeester en wethouders van gemeente Amersfoort;
de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie, de Wet op het primair onderwijs en het “Onderzoekskader voor het toezicht op de voorschoolse educatie en het primair onderwijs”;
de Algemene wet bestuursrecht, de Algemene subsidieverordening 2015 en de Subsidieregeling uitvoeringsprogramma Jeugd en Onderwijs van de gemeente Amersfoort;
Op deze Beleidsregel zijn de begripsbepalingen uit van de Algemene Subsidie Verordening en de Subsidieregeling Uitvoeringsprogramma Jeugd en Onderwijs van de gemeente Amersfoort van overeenkomstige toepassing.
In aanvulling daarop wordt in deze Beleidsregel en de daarop berustende bepalingen verstaan onder:
Amersfoortse VVE-monitor: een schriftelijke rapportage over de wijze waarop Aanvrager de Voorschoolse educatie uitvoert. De rapportage wordt in opdracht van het College door een externe onafhankelijke deskundige partij opgesteld. In de rapportage geeft die externe partij aan hoe de subsidiabele Activiteit en het door de Aanvrager ingediende Plan van aanpak, worden uitgevoerd;
Beleidsverslag: een door de Aanvrager op te stellen verslag waarin wordt aangeven welke Activiteiten overeenkomstig het Plan van aanpak zijn uitgevoerd en voor welke Activiteiten de uitvoering anders is geweest dan in het Plan van aanpak was voorzien. Voor deze laatstgenoemde Activiteiten wordt de andere uitvoering gemotiveerd en toegelicht, zodat toetsing aan de vereisten mogelijk is;
Kindplaats: een plaats voor een kind in een Kindcentrum. Eén Kindplaats kan voor een heel kalenderjaar door één kind worden bezet of door meerdere kinderen voor evenredige delen van dat jaar. Indien een Kindplaats voor een deel van een jaar bezet wordt door een kind, wordt voor die Kindplaats een evenredig deel van de VVE-subsidie beschikbaar gesteld;
Voorschoolse educatie: de uitvoering van een door het College gesubsidieerd programma dat gericht is op het verbeteren van de voorwaarden voor het met succes instromen in het basisonderwijs voor kinderen die nog niet tot een school kunnen worden toegelaten. Daarbij wordt voldaan aan de basisvoorwaarden voor kwaliteit uit het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie en de “eigen aspecten van kwaliteit” uit het Waarderingskader;
Artikel 2 Doel van de Beleidsregel
Deze Beleidsregel heeft tot doel de Voorschoolse educatie te bevorderen door aanvragen voor VVE-subsidie transparant en eenduidig te toetsen aan criteria voor kwalitatief hoogwaardige en veilige Voorschoolse educatie.
Indien uit de prognose overeenkomstig artikel 9 lid 1 blijkt dat het subsidieplafond uit het voorgaande lid zal worden overschreden kan het College voor nog komende kwartalen een maximum stellen aan het aantal Kindplaatsen per categorie. In dat geval verdeelt het College de beschikbare Kindplaatsen naar rato van de gerealiseerde Kindplaatsen in de voorafgaande kwartalen als bedoeld in artikel 9 lid 2.
Artikel 5 Beoordelingscriteria en verdeelregels
In het Plan van aanpak dient de Aanvrager uit te werken op welke wijze vorm wordt gegeven aan de eigen aspecten van kwaliteit uit het Waarderingskader, te weten:
Ontwikkelingsresultaten. De Voorschool behaalt met haar kinderen resultaten voor taal en rekenen die ten minste in overeenstemming zijn met de gestelde doelen. De Voorschool gaat na of de kinderen goed zijn toegerust voor de basisschool. De kinderen behalen daarnaast sociale competenties en motorische vaardigheden op het niveau dat ten minste in overeenstemming is met de gestelde doelen.
Aanvragers die voor het eerst subsidie voor Voorschoolse educatie aanvragen beschrijven in hun Plan van aanpak welke ontwikkeling op welke locaties voor het komende jaar zijn voorzien. Beoordeling van het Plan van aanpak van deze Aanvragers vindt plaats alsof de geschetste ontwikkelingen al hebben plaatsgevonden.
Voor uitvoering van deze Beleidsregel stelt het College een Adviescommissie in, zoals beschreven in artikel 8 van de Regeling.
Artikel 7 Indieningtermijn Aanvraag en gegevens Aanvraag
De Aanvraag wordt uiterlijk op 15 oktober 2017 ingediend met gebruikmaking van het formulier "Aanvraag subsidie voorschoolse educatie 2018". Op het formulier wordt de prognose ingevuld voor de verwachte bezetting van Kindplaatsen over heel 2018, verdeeld over de categorieën a, b en c uit lid 3 van artikel 4. Deze prognose wordt uitgesplitst per kwartaal.
De eigen bijdrage die de Aanvrager bij Ouders in rekening mag brengen voor een Kindplaats is ten hoogste:
voor de Ouders van een VVE-geïndiceerd kind die niet in aanmerking komen voor Kinderopvangtoeslag: een bijdrage die overeenkomt met de eigen bijdrage die Ouders betalen voor de opvang van kinderen in de zin van hoofdstuk 1 van de Wet kinderopvang, op het moment dat een maximale Kinderopvangtoeslag op grond van een algemene maatregel van bestuur in kosten kinderopvang wordt ontvangen;
De subsidie wordt in ieder geval – naast het bepaalde in artikelen 4:25 en 4:35 van de Wet en artikel 10 en 13 van de ASV – geweigerd, indien:
Het College kan van de bepalingen in deze Beleidsregel afwijken indien toepassing van de bepalingen zou leiden tot onbillijkheden van overwegende aard.
Toelichting bij de Beleidsregel voorschoolse educatie gemeente Amersfoort
- relatie bestuursafspraken, Amersfoortse VVE monitor en Waarderingskader -
De wettelijke vereisten voor kinderopvang zijn te onderscheiden in bepalingen waaraan een gemeente moet voldoen en bepalingen waaraan een kindcentrum moet voldoen. De rol van de gemeente is beschreven in paragraaf 11.4 van het Onderzoekskader. Deze Beleidsregel gaat over de vereisten waaraan een Kindcentrum moet voldoen om subsidie te krijgen van de gemeente Amersfoort.
Alle Kindcentra moeten altijd voldoen aan de basiskwaliteit die is geregeld in de Wet kinderopvang (artikel 1.50). Het toezicht op de naleving daarvan is opgedragen aan de GGD. Kindcentra die ook Voorschoolse educatie aanbieden moeten naast bovenstaande basiskwaliteit ook voldoen aan het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie (artikel 1.50b Wet kinderopvang). Daarnaast zijn er een reeks andere wettelijke regelingen waaraan een Aanvrager moet voldoen, zoals de regels voor toepassing het hebben van een Meldcode huiselijk geweld, de regels voor bescherming van privacy enzovoorts. Voor wat betreft de gemeentelijke kaders moet een Aanvrager voldoen aan de bepalingen uit de ASV en aan de regels uit de Subsidieregeling.
De bestuurafspraken tussen de G37 en de rijksoverheid over Voorschoolse educatie zijn niet meer van kracht. Voor de beoordeling van de bestuurafspraken hanteerde de inspectie een specifiek daarvoor ontwikkeld toetsingkader. Het einde van de bestuursafspraken betekent ook dat we geen (onafhankelijke) rapportages meer krijgen over effecten van het de inzet van VVE-subsidie. Nu door het niet langer van kracht zijn van de bestuursafspraken de toetsende rol van de Inspectie in principe beperkt wordt tot de wettelijke criteria is het van belang de kwaliteit van Voorschoolse educatie op een andere manier te volgen en te faciliteren. Dat heeft er toe geleid dat de Amersfoortse VVE monitor in deze Beleidsregel wordt gekoppeld aan het (zo goed mogelijk) voldoen aan Waarderingskader en dat deelname aan de monitor aan striktere voorwaarden wordt verbonden.
Sinds 2013 wordt bij uitvoering van de Amersfoortse VVE monitor gebruik gemaakt van CITO gegevens van zowel voor- als vroegscholen. Volgens afspraken met voor- en vroegscholen is de gezamenlijke doelstelling van het Amersfoortse VVE beleid een meer dan gemiddelde ontwikkelingsgroei bij VVE-geïndiceerde kinderen. Dat is gelukt: zie daarvoor de informatie die op 29 november met de Raad is gedeeld (stukken bijeenkomst Vermeerzaal; 21.30). Intussen komt meer en meer de vraag naar boven of CITO nu nog de meest voor de hand liggende methode is om de ontwikkeling van kinderen te volgen. Andere Kindvolgsystemen geven inzicht in meer kwaliteitsgebieden en geven meer houvast voor juiste toepassing van interventiemethoden. Dit wordt een punt van overleg tussen alle (Amersfoortse) betrokkenen. Zie voor een verduidelijking van dit punt de aparte bijlage bij deze toelichting.
Voor de wijze waarop de uitvoering van Voorschoolse educatie ná afloop van de bestuursafspraken kan worden beoordeeld heeft de Inspectie voor het Onderwijs een Waarderingskader opgesteld. Dat Waarderingskader bevat bovenwettelijke “eigen aspecten van kwaliteit”. Dat Waarderingskader is als bijlage 5 (blz. 92) opgenomen in het Onderzoekskader.
Amersfoort heeft er voor gekozen bij de beoordeling van aanvragen voor VVE-subsidie uit te gaan van de mate waarin een Aanvrager aan het Waarderingskader voorschoolse educatie voldoet. Het Waarderingskader komt daarmee in de praktijk in de plaats van het toetsingskader van de Inspectie voor beoordeling van de bestuursafspraken. Vandaar dat het Waarderingskader een essentiële rol speelt in deze Beleidsregel.
Plan van aanpak. Het Plan van aanpak geeft uitvoering aan artikel 4:61, lid 1, sub a van de Wet, waarin is geregeld dat een aanvraag vergezeld moet gaan van een Activiteitenplan. Gekozen is voor de benaming Plan van aanpak omdat het om meer gaat dan alleen een opsomming van Activiteiten. Het gaat ook om de wijze waarop die Activiteiten door de instellingen worden uitgevoerd en om het scholings- en vaardigheidsniveau van de medewerkers die met de uitvoering belast worden.
Beleidsverslag. Het Beleidsverslag maakt onderdeel uit van een verzoek om subsidievaststelling en geeft daarmee ook uitvoering aan artikel 4:75 van de Wet. Het Beleidsverslag kan beperkt blijven tot het aangeven waar het P{lan van aanpak volgens opzet is uitgevoerd en waar van het Plan van aanpak is afgeweken. Dat betreft zowel de kwantitatieve als de kwalitatieve gegevens uit het Plan van aanpak. Afwijkingen van de beoogde uitvoering worden gemotiveerd en toegelicht.
Kindplaats. Het aantal Kindplaatsen zal in de praktijk altijd lager zijn dat het aantal kinderen dat (in een kalenderjaar) VVE krijgt aangeboden. Dat komt omdat een Kindplaats door het jaar heen voor meer dan één kind kan worden ingezet. Als een Kindplaats voor een deel van een jaar niet wordt bezet, is er voor het onbezette deel geen recht op subsidie.
Onderzoekskader. Het “Onderzoekskader voor het toezicht op de voorschoolse educatie en het primair onderwijs” van 1 juni 2017 van de Inspectie voor het Onderwijs is hier te vinden.
VVE-programma. De databank Effectieve Jeugdinterventies van het Nederlands Jeugdinstituut is hier te vinden.
Wet kinderopvang. De wet zoals die nu luidt wordt op 1 januari 2018 gewijzigd. De wijzigingen leiden tot hogere kwaliteitseisen, zie hier voor een overzicht daarvan.
Artikel 3 Vereisten subsidiabele Activiteiten.
Dit zijn voor een deel algemene en wettelijke bepalingen. Zo regelt de Wet kinderopvang onder meer de vereisten voor VOG verklaringen voor álle medewerkers van Kindcentra. Voor een deel gaat het over kwaliteit- en kwantiteitsvereisten die het gevolg zijn van gemeentelijk beleid. Deze vereisten zijn dus niet op basis van de Wet kinderopvang af te dwingen, maar zijn wel vereist voor het krijgen van subsidie. Dat geldt bijvoorbeeld voor het vereiste -gericht zijn op het zo veel mogelijk voldoen aan de “eigen aspecten van kwaliteit” uit het Waarderingskader-.
De vereisten voor gebruik van observatie en interventie methoden (VVE-programma’s) zijn in deze Beleidsregel nadrukkelijker verwoord dan in voorgaande regelingen. Het onderscheid tussen observeren en interveniëren wordt toegelicht in een aparte bijlage bij deze toelichting. Het gebruik van gestandaardiseerde methoden houdt ook in dat ze in de praktijk worden toegepast zoals door de opstellers / bedenkers is voorgeschreven.
Het gericht zijn op het zo veel mogelijk voldoen aan de “eigen aspecten van kwaliteit” uit het Waarderingskader is zo geformuleerd omdat een Aanvrager niet altijd aan de eisen van alle kwaliteitsgebieden volledig hoeft te voldoen. Zie daarvoor ook de beoordeling in artikel 5. Anderzijds gaat het er wel om dat een Aanvrager gericht is op verdere ontwikkeling van kwaliteit voor die kwaliteitsgebieden waar nog verbetering mogelijk is.
Anders dan in voorgaande jaren wordt nu de eis gesteld dat voorscholen die VVE-subsidie aanvragen aantonen dat ze qua voorzieningen en bemensing ten minste 10 kinderen met een VVE-indicatie kunnen aanbieden. Het gaat dus om de mogelijkheid van aanbieden, niet meer om de vraag of er ook daadwerkelijk 10 kinderen zijn.
De subsidiebedragen per categorie zijn voor 2018 niet anders dan voor 2017. Nu is het nog zo dat de kosten van bijvoorbeeld scholing, coaching en toepassing van observatie- en interventiemethoden ook moet worden gedekt uit de bedragen per Kindplaats per jaar. In de toekomst kan worden overwogen die kosten niet langer te verwerken in de bedragen per Kindplaats per jaar, maar daarvoor via een aparte Beleidsregel middelen beschikbaar te stellen. Zo’n aparte Beleidsregel zou dan van toepassing kunnen zijn op zowel voor- als vroegscholen, in het belang van versterking van de doorgaande lijn.
Lid 3 geeft het College de mogelijkheid het aantal Kindplaatsen aan te passen indien uit de prognoses zou blijken dat het subsidieplafond zou worden overschreden. Uitgangspunt doorvoor is de prognose voor álle Kindplaatsen bij álle Aanvragers tezamen en over het gehele jaar gezien.
Artikel 5 Beoordelingscriteria en verdeelregels
Van Aanvragers wordt gevraagd expliciet te verklaren dat ze voldoen aan de criteria uit artikel 3, lid 1 onder a. Deze criteria zijn grotendeels onveranderd gebleven ten opzichte van de subsidieregeling voorschoolse educatie 2017. Alleen de vereisten ten opzichte van observeren en interveniëren zijn explicieter gemaakt, zie daarvoor ook de toelichting bij artikel 3 en de bijlage bij deze toelichting, waarin de relatie tussen observeren en interveniëren in een schema wordt weergegeven.
Indien een Aanvrager op verschillende locaties verschillende Kindvolgsystemen of VVE-programma’s gebruikt, dan geeft hij op welke locatie welk Kindvolgsysteem of VVE-programma wordt toegepast.
In de leden lid 6 en 7 wordt geregeld dat Aanvragers, die al eerder subsidie hebben gekregen, op het moment van de aanvraag moeten voldoen aan de beoordelingscriteria. Dat geldt voor alle criteria – zie daarvoor artikel 13 lid 1. Aanvragers die voor het eerst subsidie aanvragen kunnen anders worden beoordeeld. Voor het voldoen aan de kwaliteitscriteria is veelal een kwaliteitsslag noodzakelijk, inclusief investering in kwaliteit en kwantiteit van het benodigde personeel. Om die kwaliteitsslag mogelijk te maken wordt bij beoordeling van een eerste aanvraag die aanvraag beoordeelt alsof de beschreven ontwikkelingen al zijn uitgevoerd.
De leden 3 en 4 geeft aan dat de GGD verantwoordelijk is voor het juist toepassen van de privicy wetgeving. Om die verantwoordelijkheid vorm te geven moeten de Kindcentra de gevraagde kindgegevens aanleveren op de manier zoals de GGD dat vraagt. De lid 5 geeft aan wat er van de Kindcentra verwacht wordt nu het belang van de Amersfoortse VVE monitor wordt vergrooot. Het 7e lid regelt de mogelijkheid die het College heeft, onder andere op basis van artikel 4:30, 2 van de Wet, om de gevraagde Activiteiten nader uit te werken. Dat zou bijvoorbeeld aan de orde kunnen komen indien gekozen wordt voor één bepaald Kindvolgsysteem.
Artikel 10 Subsidieverlening en voorschotten.
Dit artikel omvat de mogelijkheid de uit te betalen bedragen per kwartaal aan te passen aan het daadwerkelijke aantal bezette Kindplaatsen. Dat heeft als voordeel dat de Aanvrager niet het risico loopt een omvangrijk bedrag terug te moeten betalen als pas bij vaststelling blijkt dat de subsidie te hoog was ingeschat.
Artikel 11 Verantwoording en subsidievaststelling.
Een verzoek om vaststelling van subsidie moet voldoen aan de daarop van toepassing zijnde bepalingen uit de ASV. Dat geldt ook voor de regels over een accountantsverklaring. Zie daarvoor ondermeer artikel 23 van de ASV. Indien een accountantsverklaring vereist is moet gebruik worden gemaakt van het “controle protocol subsidies gemeente Amersfoort”. Dat protocol staat (hier).
Daarnaast kan het College ten behoeve van de subsidievaststelling een door hem aan te wijzen accountant een onderzoek laten instellen naar de rechtmatigheid van de besteding van de subsidie, zie hiervoor artikel 10 lid 5 van de Subsidieregeling.
De subsidiebedragen aan de Kindcentra voor kinderen zonder VVE-indicatie, waarvan de ouders niet in aanmerking komen voor Kinderopvangtoeslag, worden niet gewijzigd. Dat is de reden dat ook de eigen bijdragen die Kindcentra aan deze ouders mogen vragen, niet anders worden dan in 2017.
Bijlage bij de Beleidsregel Voorschoolse educatie 2018 van de gemeente Amersfoort.
Hieronder is schematisch weergegeven welke aspecten de gemeente wil faciliteren voor een goede begeleiding van jonge kinderen met een risico op een ontwikkelingsachterstand. Onderstaand schema is toegespitst op de Voorscholen, dus de leeftijdscategorie van 2 tot 6 jaar, omdat de gemeente daarvoor een specifieke verantwoordelijkheid heeft.
Het schema is bedoeld om de samenhang weer te geven tussen observatie- en interventiemethoden en de essentiële rol die kennis en vaardigheden van de PM-er daarbij vervult.
Voor toepassing van zowel de observatie instrumenten als de VVE-programma’s is training en (doorgaande) coaching van de PM-ers essentieel. Dat wordt algemeen erkend. Sommige programma’s zijn zelfs niet “los verkrijgbaar”. Om maar één voorbeeld te geven: het de materialen van het VVE-programma Speelplezier worden uitsluitend geleverd in combinatie met een VVE-Speelpleziertraining.
Soms zijn observatie- en interventie methoden ondergebracht in één pakket. Voor de vereisten uit het onderzoekskader en de toepassing van deze subsidieregeling is het onderscheid van belang.
Voorwaarde voor het verkrijgen van VVE-subsidie in Amersfoort is dat gebruik wordt gemaakt van een interventiemethode die door het Nederlands Jeugd Instituut is erkend als een effectieve methode. Voor de observatie methoden bestaat zo’n goedkeuringsprocedure niet. Toch i het voor vormgeving van de doorgaande lijn én voor de vergelijkbaarheid is het van groot belang voor dat zowel voorscholen als vroegscholen zo veel mogelijk gebruik maken van dezelfde observatie methode. Gelet op de al bestaande praktijk in Amersfoort komt de observatie methode KIJK daarvoor het meest in aanmerking. Dit wordt een punt van overleg tussen alle (Amersfoortse) betrokkenen, mede gekoppeld aan de vraag op welke manier zo’n keus vanuit de gemeente kan worden gestimuleerd en gefaciliteerd.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2017-160836.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.