Gemeenteblad van Roosendaal
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Roosendaal | Gemeenteblad 2017, 160493 | Beleidsregels |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Roosendaal | Gemeenteblad 2017, 160493 | Beleidsregels |
Vrijlating inkomsten uit arbeid en vrijlating kostenvergoeding vrijwilligerswerk Participatiewet, IOAW en IOAZ
Burgemeester en wethouders van de gemeente Roosendaal;
gelet op de artikelen: 4:81 Algemene wet bestuursrecht, artikel 31 van de Participatiewet, artikel 8 van de IOAW, artikel 8 van de IOAZ, het Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten en artikel 7 van de Regeling Participatiewet, IOAW en IOAZ;
overwegende dat het wenselijk is om regels vast te stellen waarin is vastgelegd in welke situaties:
vast te stellen de beleidsregel Vrijlating inkomsten uit arbeid en vrijlating kostenvergoeding vrijwilligerswerk Participatiewet, IOAW en IOAZ.
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Alle begrippen die in deze regeling worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, de Algemene wet bestuursrecht en de Gemeentewet.
Onder vrijwilligerswerk wordt verstaan:
werk dat onbetaald wordt verricht ten behoeve van anderen of van (de kwaliteit van) de samenleving in het algemeen, in enig georganiseerd verband.
Onder “onbetaald” wordt in dit verband ook verstaan de betaling van een onkostenvergoeding die niet overeenkomt met een marktconform tarief en waar daadwerkelijke kosten tegenover staan.
Werkzaamheden die in de regel vanuit een reguliere werkplek tegen een marktconform tarief worden verricht, worden voor de toepassing van deze beleidsregel niet als vrijwilligerswerk aangemerkt/geaccepteerd.
HOOFDSTUK 2 Inkomensvrijlating voor inkomsten uit arbeid
Artikel 2 Recht op inkomstenvrijlating voor een belanghebbende tot de pensioengerechtigde leeftijd
Met inachtneming van het bepaalde in het eerste lid dat de inkomensvrijlating moet worden aangevraagd vóór aanvang van de werkzaamheden, of urenuitbreiding, gaat de inkomsten-vrijlating in op de eerste dag van de maand waaraan de inkomsten moeten worden toegerekend met dien verstande dat de inkomstenvrijlating in een maand alléén wordt toegepast als de totale (gezins)inkomsten uit arbeid zonder toepassing van de vrijlating en tezamen met eventuele andere inkomensbestanddelen lager zijn dan de toepasselijke (kostendelers)Pw-norm of IOAW-IOAZ-uitkeringsgrondslag. Het recht op vrijlating wordt niet met terugwerkende kracht toegekend.
Het recht op de inkomstenvrijlating bestaat bij een gezin voor ieder van de partners afzonderlijk met dien verstande dat als beide partners in dezelfde maand recht hebben op deze vrijlating het maximale vrijlatingsbedrag voor beide partners tezamen over die maand niet hoger is dan de maximale vrijlatingsbedragen zoals vermeld in artikel 31 lid 2 Pw en artikel 8 IOAW-IOAZ.
De inkomstenvrijlatingen bedoeld in artikel 1 lid 3 onder a en b worden éénmaal per uitkeringsperiode toegekend. Onder dezelfde uitkeringsperiode wordt verstaan de situatie dat:
na wijziging van de woon -of gezinssituatie de uitkering naar een andere norm/grondslag wordt voortgezet, tenzij het een wijziging betreft van de norm/grondslag voor een gehuwde naar de norm/grondslag voor een alleenstaande en er sprake is van een alleenstaande oudergezin waaraan in de voorafgaande uitkeringsperiode nog niet eerder de vrijlating bedoeld in art. 1 lid 3 onder b is toegekend.
De belanghebbende heeft geen, of niet langer, recht op inkomstenvrijlating als bedoeld in
artikel 1 lid 3 sub a, b, of c als:
de inkomsten al vóór de ingangsdatum van de bijstand/uitkering werden genoten tenzij er met inachtneming van het bepaalde in artikel 3 sprake is van uitbreiding van uren en/of werkzaamheden van minimaal vijf uur per week voor minimaal 6 aaneengesloten maanden na de ingangsdatum van de Pw, IOAW of IOAZ-uitkering;
er sprake is van een situatie waarbij eerder aan belanghebbende een vrijlating van inkomsten uit arbeid is toegekend en het recht op bijstand/uitkering nadien is herzien en ingetrokken wegens schending van de inlichtingenplicht en belanghebbende binnen een tijdvak van 24 maanden opnieuw voor een uitkering Pw-IOAW-IOAZ in aanmerking komt;
de inkomsten uit arbeid verworven worden door werkzaamheden uit zelfstandig bedrijf of beroep, tenzij het werkzaamheden van bescheiden omvang betreft.
Er is sprake van werkzaamheden van bescheiden omvang als deze maximaal 50% van het urencriterium bedragen als bedoeld in artikel 1 onder b sub 2° van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004. Voor de belanghebbende die werkzaamheden in een zelfstandig bedrijf of beroep verricht welke niet van bescheiden omvang zijn, geldt dat die een beroep moet doen op het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (hoofdstuk III, § 2 Beginnende zelfstandigen);
Artikel 3 Bijdrage aan de arbeidsinschakeling
Van een bijdrage aan de arbeidsinschakeling is naar ons oordeel alleen sprake als voldaan wordt aan alle in dit lid genoemde voorwaarden:
belanghebbende moet zelf duidelijk blijk geven de intentie en mogelijkheid te hebben om het aantal uren en daarmee de te verwerven inkomsten zodanig uit te breiden dat binnen de looptijd van het voor belanghebbende opgestelde/op te stellen trajectplan wordt toegewerkt naar volledige uitstroom uit de bijstand/uitkering;
uit de door belanghebbende en/of de (potentiele) werkgever te verstrekken informatie moet naar het oordeel van het Werkplein Hart van West-Brabant in voldoende mate blijken dat binnen het tijdvak van de vrijlatingstermijn (=6 maanden regulier, of de daarop volgende 30 maanden ingeval van een alleenstaande oudergezin) wordt toegewerkt naar een duidelijke uitbreiding van uren/werkzaamheden richting volledige uitstroom uit de bijstand/uitkering.
HOOFDSTUK 3 Inkomensvrijlating kostenvergoeding vrijwilligerswerk.
Artikel 5 Recht op vrijlating kostenvergoeding voor het verrichten van vrijwilligerswerk
Indien belanghebbende vrijwilligerswerk verricht en daarvoor een kostenvergoeding ontvangt, wordt die kostenvergoeding niet als:
overig inkomen als bedoeld in artikel 2:8 lid 1 onderdeel c van het Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten,
aangemerkt als voldaan wordt aan het bepaalde in art. 1 lid 5 van deze beleidsregel en de kostenvergoeding de in de Regeling Participatiewet, IOAW en IOAZ, of het Algemeen inkomens-besluit socialezekerheidswetten, genoemde bedragen per maand en maximaal niet te boven gaat.
De rechtsgevolgen van besluiten over de toepassing van de:
welke zijn genomen in de periode voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van deze beleidsregel, blijven van kracht met dien verstande dat wanneer de nieuwe beleidsregel gunstigere bepalingen voor de belanghebbende bevat, dat dan het nieuwe beleid prevaleert.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2017-160493.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.