Algemene Subsidieverordening Zwolle

Gemeente Zwolle, wijziging Algemene Subsidieverordening Zwolle

 

De Raad van de gemeente Zwolle heeft in de vergadering van 11 september 2017 een wijziging in hoofdstuk 28 van de Algemene Subsidieverordening Zwolle vastgesteld. Deze wijziging treedt 15 september 2017 in werking en heeft betrekking op de gemeente Zwolle.

Bovendien ligt de verordening ter inzage bij de informatiebalie in het Stadskantoor en is de verordening te raadplegen via www.zwolle.nl/bestuur/gemeentelijke regelgeving.

HOOFDSTUK 28: BESCHERMD WONEN EN MAATSCHAPPELIJKE OPVANG

Artikel 28.1 Begripsbepalingen

In deze subsidiedeelverordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • aanbieder: rechtspersoon die jegens het college gehouden is een algemene voorziening of een maatwerkvoorziening te leveren op grond van de wet;

  • beschermd wonen: wonen in een accommodatie van een instelling met daarbij behorende toezicht en begeleiding, gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie, het psychisch en psychosociaal functioneren, stabilisatie van een psychiatrisch ziektebeeld, het voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlast of het afwenden van gevaar voor de cliënt of anderen, bestemd voor personen met psychische of psychosociale problemen, die niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving;

  • centrumgemeente: gemeente als bedoeld in artikel 1 onder f van het Besluit brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid.

  • centrumgemeenteregio Zwolle: de regio van gemeenten waarvoor de gemeente Zwolle als centrumgemeente fungeert en die bestaat uit de regiogemeenten Dalfsen, Hardenberg, Hattem, Kampen, Ommen, Staphorst, Steenwijkerland, Zwartewaterland en Zwolle.

  • maatschappelijke opvang: onderdak en begeleiding voor personen die de thuissituatie hebben verlaten en niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving;

  • regiogemeente: een gemeente in de centrumgemeenteregio Zwolle.

 

Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die hierboven niet nader zijn omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, de verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Zwolle, de algemene subsidieverordening Zwolle en de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 28.2 Subsidiedoel

Het verstrekken van subsidie op basis van deze verordening heeft als doel aanbieders in staat te stellen beschermd wonen en maatschappelijke opvang te bieden in de centrumgemeenteregio Zwolle ten behoeve van cliënten in de centrumgemeenteregio Zwolle met een door de regiogemeenten geconstateerde behoefte aan beschermd wonen of maatschappelijke opvang in de centrumgemeenteregio Zwolle overeenkomstig het door de gemeente Zwolle vastgestelde beleid op het terrein van beschermd wonen en maatschappelijke opvang.

Artikel 28.3 Subsidieaanvrager

  • 1.

    Subsidie kan worden aangevraagd door een aanbieder die beschermd wonen en/of maatschappelijke opvang aanbiedt en bijdraagt aan het subsidiedoel zoals genoemd in artikel 28.2.

  • 2.

    De aanbieder voldoet aan de vereisten zoals opgenomen in de Wmo 2015.

  • 3.

    Het college kan nadere regels stellen ten aanzien van de vereisten om voor subsidiëring maatschappelijke opvang en beschermd wonen in aanmerking te komen.

Artikel 28.4 Aanvraag tot subsidieverlening

  • 1.

    De aanvrager maakt bij de aanvraag tot subsidieverlening gebruik van een door het college vastgesteld aanvraagformulier alsmede van voorgeschreven bijlagen.

  • 2.

    Tenzij het college anders bepaalt, dienen aanvragen om subsidieverlening op grond van dit hoofdstuk voor 1 september van het jaar voorafgaand aan het jaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft, te zijn ingediend.

  • 3.

    Bij de indiening van de aanvraag tot subsidieverlening zoals bedoeld in artikel 28.4 lid 2 wordt een prognose ingediend van het te verwachten aantal cliënten dat een voorziening beschermd wonen en/of maatschappelijke opvang wordt geboden op 1 januari van het kalenderjaar waarvoor de subsidie wordt gevraagd en de daarbij te verwachten kosten.

  • 4.

    In afwijking van artikel 28.4 lid 2 kan een aanbieder een aanvraag tot subsidieverlening indienen gedurende het gehele kalenderjaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft indien:

    • a.

      de aanvrager gedurende dat jaar geconfronteerd wordt met kosten als gevolg van noodzakelijke omzetting van bekostiging van cliënten en/of het met spoed bieden van voorzieningen van beschermd wonen en maatschappelijke opvang aan cliënten na een besluit van de gemeente en/of een door de regiogemeenten gemandateerd toegangsorgaan en;

    • b.

      er zonder (aanvullende) subsidiëring in redelijkheid geen continuïteit van beschermd wonen en/of maatschappelijke opvang aan de betreffende cliënt(en) door de aanvrager kan worden geboden en;

    • c.

      deze continuïteit van beschermd wonen en/of maatschappelijke opvang wel in het belang is van het herstel van de betreffende cliënt(en) en ook de wens is van de betreffende cliënt(en);

  • 5.

    Bij de indiening van de aanvraag tot subsidieverlening zoals bedoeld in artikel 28.4 lid 4 wordt een prognose ingediend van het te verwachten aantal cliënten dat een voorziening beschermd wonen en/of maatschappelijke opvang wordt geboden gedurende het tijdvak binnen het kalenderjaar waarvoor de subsidie wordt gevraagd en de daarbij te verwachten kosten.

Artikel 28.5 Opschorting beslissing op subsidieaanvraag

Indien subsidieaanvrager voor indiening van de aanvraag tot subsidieverlening, dan wel gedurende de behandeling van de aanvraag om subsidieverlening onderwerp is van een onderzoek op grond van de Wet Bibob, een onderzoek uitgevoerd door of in opdracht van een gemeente of door de aangewezen toezichthouder Wmo, een onderzoek door een Inspectie-instelling, het Zorgkantoor, een zorgverzekeraar of een onderzoek door de Politie of het Openbaar Ministerie, is het college bevoegd om de beslissing op de aanvraag tot subsidieverlening op te schorten tot het moment waarop het betreffende onderzoek is afgerond.

Artikel 28.6 Aanvullende weigeringsgronden

De aanvraag tot subsidieverlening kan, naast de artikelen 4:25 en 4:35 van de Awb en artikel 1.21 van de ASV genoemde weigeringsgronden, geweigerd worden indien:

  • 1.

    naar het oordeel van het college de continuïteit en/of de kwaliteit van de te subsidiëren activiteiten onvoldoende door de subsidieaanvrager kan worden gewaarborgd;

  • 2.

    de subsidieaanvrager een aanwijzing, maatregel of boete opgelegd heeft gekregen van een gemeente of van een van de instanties zoals genoemd in artikel 28.5 in de periode van drie jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor subsidie wordt gevraagd;

  • 3.

    de subsidieaanvrager in een periode van drie jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor subsidie wordt gevraagd bij rechterlijke uitspraak onherroepelijk is veroordeeld.

Artikel 28.7 Subsidieplafond

  • 1.

    Het subsidieplafond voor de subsidiëring krachtens dit hoofdstuk wordt jaarlijks vastgesteld door het college.

  • 2.

    Indien het totaal van de subsidieaanvragen - zoals genoemd in artikel 28.4 lid 2 -het subsidieplafond overschrijdt wordt bij de subsidieverlening allereerst voorrang verleend aan dat deel van de aanvragen dat invulling geeft aan het bieden van continuïteit van beschermd wonen en maatschappelijke opvang aan cliënten in de centrumgemeenteregio Zwolle die deze voorzieningen benutten en waarvoor door de centrumgemeente Zwolle ook subsidie verleend is in het kalenderjaar voorafgaand aan het kalenderjaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

  • 3.

    Indien, na toepassing van artikel 28.4 lid 2 van deze verordening, het totaal van de subsidieaanvragen zoals omschreven in artikel 28.4 lid 2 het subsidieplafond overschrijdt, wordt het beschikbare subsidiebudget evenredig onder de aanvragen verdeeld. Indien, na toepassing van artikel 28.4 lid 2 van deze verordening, het subsidieplafond nog niet overschreden is, wordt voorrang gegeven aan die aanvragen die het meeste bijdragen aan het subsidiedoel.

  • 4.

    Voor de aanvragen tot subsidieverlening die gedurende het lopende kalenderjaar kunnen worden ingediend (zoals bedoeld in artikel 28.4 lid 4) kan een afzonderlijk subsidieplafond worden vastgesteld door het college.

  • 5.

    De verdeling van het beschikbare subsidiebudget ten behoeve van de in artikel 28.4 lid 4 omschreven aanvragen vindt plaats op volgorde van datum van ontvangst van de subsidieaanvragen.

Artikel 28.8 Subsidiemethodiek

  • 1.

    De hoogte van de subsidie voor aanvragen zoals bedoeld in artikel 28.4 lid 2 wordt bepaald door vermenigvuldiging van:

    • a.

      het aantal cliënten dat naar verwachting een voorziening beschermd wonen en/of maatschappelijke opvang wordt geboden op 1 januari van het kalenderjaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd, waarbij onderscheid kan worden gemaakt in aard en zwaarte van de te bieden voorziening met:

    • b.

      de, door het college, vastgestelde maximale kosten van de voorzieningen voor beschermd wonen en maatschappelijke opvang waarbij onderscheid kan worden gemaakt in aard en zwaarte van de te bieden voorziening.

  • 2.

    De hoogte van de subsidie voor aanvragen zoals bedoeld in artikel 28.4 lid 4 wordt bepaald door vermenigvuldiging van:

    • a.

      het aantal cliënten dat naar verwachting een voorziening beschermd wonen en/of maatschappelijke opvang wordt geboden voor het tijdvak binnen het kalenderjaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd, waarbij onderscheid kan worden gemaakt in aard en zwaarte van de te bieden voorziening met:

    • b.

      de, door het college, vastgestelde maximale kosten van de voorzieningen voor beschermd wonen en maatschappelijke opvang waarbij onderscheid kan worden gemaakt in aard en zwaarte van de te bieden voorziening.

  • 3.

    Een aanvraag tot subsidieverlening wordt geheel of gedeeltelijk geweigerd indien de subsidieaanvrager zelf in de kosten van de voor subsidie in aanmerking komende voorzieningen kan voorzien.

Artikel 28.9 Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1.

    Dit hoofdstuk van de ASV wordt aangehaald als Subsidieverordening beschermd wonen en maatschappelijke opvang.

  • 2.

    Op aanvragen tot subsidieverstrekking die zijn ingediend voor inwerkingtreding van deze (deel)verordening is deze (deel)verordening van toepassing. 

TOELICHTING

 

Algemeen

Gemeenten zijn vanaf 1 januari 2015 verantwoordelijk voor de uitvoering van taken op het gebied van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015. Onderdeel hiervan is het bieden van voorzieningen op het gebied van beschermd wonen en maatschappelijk opvang. De basis voor deze subsidiëring dient in een subsidieverordening te liggen omdat voor subsidiëring een wettelijke grondslag vereist is. De uitvoering van de subsidieverordening ligt bij het college van burgemeester en wethouders. Een subsidieverordening bevat de procedurele eisen en criteria die in het kader van de subsidiëring worden gesteld. Hierin is bijvoorbeeld opgenomen waar een aanvraag aan moet voldoen, welke kosten subsidiabel zijn, welke termijnen van toepassing zijn, en dergelijke.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 28.2 Subsidiedoel

De gemeente Zwolle is op grond van de Wmo 2015 verplicht maatschappelijke opvang en beschermd wonen aan te bieden voor de centrumgemeenteregio Zwolle. Hiervoor ontwikkelt gemeente Zwolle in samenwerking met regiogemeenten, aanbieders en cliënten beleid. Deze subsidieverordening is bedoeld om transparant te zijn over de wijze waarop de beschikbare subsidie voor het realiseren van de beleidsdoelen wordt verdeeld.

Artikel 28.3 Subsidieaanvrager

In artikel 28.3 wordt aangegeven wie subsidie kan aanvragen. In lid 2 wordt daarin aangegeven dat de aanbieder dient te voldoen aan de vereisten zoals opgenomen in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Dit is van belang omdat in de Wmo 2015 alle artikelen zijn opgenomen die vereist zijn bij het bieden van voorzieningen in het kader van de Wmo 2015. Meer in het bijzonder gaat het daarbij onder meer om:

  • Dat de aanbieder aantoont zorg te dragen voor een goede kwaliteit van de maatschappelijke opvang- en de beschermd wonen-voorzieningen. Dat wil zeggen dat de voorziening in ieder geval veilig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht wordt geboden, is afgestemd op de reële behoefte en de persoonlijke situatie van de cliënt en op andere vormen van zorg of hulp die de cliënt ontvangt, verstrekt wordt in overeenstemming met de op de beroepskracht rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de professionele standaard en verstrekt wordt met respect voor en inachtneming van de rechten van de cliënt.

  • Dat de aanbieder een zo integraal mogelijke dienstverlening biedt door het aanbod maatschappelijke opvang en beschermd wonen voor de cliënt in samenhang te bieden met onder meer andere vormen van maatschappelijke ondersteuning alsmede voorzieningen van publieke gezondheid, preventie, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen;

  • Dat de aanbieder zorgdraagt voor een regeling voor medezeggenschap van cliënten over voorgenomen besluiten van de aanbieder die voor de cliënten van belang zijn.

  • Dat de aanbieder zorgdraagt voor een vastgestelde regeling voor de afhandeling van klachten van cliënten.

  • Dat de aanbieder een meldcode heeft vastgesteld en hanteert waarin stapsgewijs wordt aangegeven hoe met signalen van huiselijk geweld of kindermishandeling wordt omgegaan en die er redelijkerwijs aan bijdraagt dat zo snel en adequaat mogelijk hulp kan worden geboden, waarbij de aanbieder aantoont op welke wijze de kennis en het gebruik van de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling binnen de aanbieder wordt bevorderd.

  • Naast de wettelijke vereisten kan het college zelf nadere regels stellen (bijvoorbeeld ten aanzien van de vereiste kwaliteit en deskundigheid) om voor subsidiering maatschappelijke opvang en beschermd wonen in aanmerking te komen.

Artikel 28.4 Aanvraag tot subsidieverlening

In artikel 28.4 wordt, in aanvulling op en in afwijking van de algemene subsidieverordening Zwolle, het proces beschreven als het gaat om de aanvraag tot subsidieverlening. Hierbij is in afwijking van de algemene subsidieverordening, die 1 juni als indieningstermijn hanteert, hier gekozen voor 1 september. Dit is bij deze verordening gedaan omdat het daarmee mogelijk wordt voor het college op bij de vaststelling (en bekendmaking) van de maximale kosten van voorzieningen beschermd wonen en maatschappelijke opvang, de hoogte van de rijksuitkeringen beschermd wonen en maatschappelijke opvang (artikel 28.7 lid 1b) te betrekken zoals deze jaarlijks worden vastgesteld in de meicirculaire van de rijksoverheid. Besluitvorming van de maximale kosten kan dan door het college – na overleg met de regiogemeenten - plaatsvinden in de maand juni, zodat aanbieders de periode tussen 1 juli – 1 september beschikbaar hebben om hun aanvraag tot subsidieverlening in te dienen.

Uitgangspunt voor de subsidie beschermd wonen is dat binnen het budget voldoende ruimte is om nieuwe instroom op te vangen. Gedurende het jaar stromen immers ook cliënten uit. Soms kan redelijkerwijs niet worden verwacht dat de aanbieder de kosten voor nieuwe instroom kan opvangen. Zo kunnen aanbieders die tevens jeugdhulp aanbieden geconfronteerd worden met cliënten die 18 jaar worden en waarvan het noodzakelijk is dat zij ook na het bereiken van het 18e levensjaar beschermd wonen. Door middel van het bieden van de mogelijkheid van een aanvullende aanvraag kan ook in die situaties continuïteit van ondersteuning worden geboden door dezelfde aanbieder, indien dit in het belang van de cliënt is en er ook een wens is van de cliënt.

Ook kunnen er situaties ontstaan waarbij het noodzakelijk is de aanbieder voor een bepaald tijdvak te kunnen subsidiëren, zodat de continuïteit van maatschappelijke ondersteuning kan worden geboden. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als de aanbieder beschermd wonen biedt aan een cliënt op basis van een andere bekostiging (bijv. Zorgverzekeringswet, Wet langdurige zorg, forensische zorg, Jeugdzorg) in een accommodatie van de betreffende instelling in de centrumgemeenteregio Zwolle en de bekostiging van de cliënt dient te veranderen lopende het kalenderjaar. Dit kan bijvoorbeeld aan de orde zijn als na afloop van een verblijf op forensische titel er bij de cliënt een ondersteuningsbehoefte blijft voor beschermd wonen. Als er subsidie is verleend aan de aanbieder, is het daarbij belangrijk dat de aanbieder aantoont redelijkerwijs onvoldoende mogelijkheden te hebben om deze wijziging van bekostigingsvorm op te vangen in het geheel van de beschikbaar gestelde subsidie (jaarbudget/plaatsen) aan deze aanbieder. Hiervan kan bijvoorbeeld sprake zijn als er sprake is van een geen of (te) weinig sprake van (verwachtte) uitstroom lopende het jaar (en daarmee vrijvallend budget) om de kosten die samenhangen met de instroom van de betreffende cliënt mee te kunnen compenseren. In die omstandigheid kan de aanbieder een aanvullende aanvraag tot subsidieverlening bij de centrumgemeente Zwolle indienen voor maximaal het budget dat nodig is om de cliënt beschermd wonen te kunnen bieden voor het (resterende) deel van het kalenderjaar, waarbij ook de bovenstaande aspecten gemotiveerd worden. Hiermee voorkomen we dat het niet aanvullend subsidiëren van deze aanbieder voor deze cliënt ertoe kan leiden dat de cliënt noodgedwongen dient te verhuizen, enkel omdat de bekostigingsvorm verandert, terwijl dit niet in het belang is van het herstel van de cliënt.

Artikel 28.5 Opschorten beslissing op subsidieaanvraag

Een subsidieaanvrager kan onderwerp van onderzoek zijn bij meerdere instanties of instellingen. Dergelijke onderzoeken richten zich vaak op de kwaliteit van de verleende zorg en worden ingesteld naar meldingen, signalen of klachten over de verleende zorg aan cliënten. In artikel 28.5 wordt een aantal instellingen/instanties genoemd, zoals Gemeente en Inspectie-instellingen. Bij deze laatste categorie dient onder meer gedacht te worden aan de Inspectie Gezondheidszorg, de Inspectie Jeugdzorg of de Inspectie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Wanneer er onderzoek wordt gedaan naar een subsidieaanvrager is met een dergelijk onderzoek doorgaans al snel een aantal maanden gemoeid. Zo lang een dergelijk onderzoek loopt kan het niet wenselijk zijn om vooruitlopend op de uitkomsten van een dergelijk onderzoek al een beslissing op de ingediende subsidieaanvraag te nemen. Artikel 1:10 ASV voorziet in een beslistermijn van 8 acht weken en de mogelijkheid om de beslissing met nog eens 6 weken te verlengen en geeft daarmee onvoldoende ruimte om lopende een onderzoek te wachten met de beslissing op een subsidieaanvraag. Vandaar dat in dit artikel de bevoegdheid is opgenomen om de beslissing op een subsidieaanvraag op te schorten tot het moment waarop het onderzoek is afgerond en de uitkomsten van het onderzoek kunnen worden betrokken bij de beoordeling van de subsidieaanvraag.

Artikel 28.6 Aanvullende weigeringsgronden

In de (subsidie) praktijk is er behoefte aan meer weigeringsgronden dan de gronden die in artikel 1.21 ASV en artikel 4:35 Awb worden genoemd. Zo maakt artikel 28.6 lid 1 het mogelijk om aanbieders waarbij de kwaliteit van de ondersteuning onvoldoende gewaarborgd is of die blijk hebben gegeven van het bieden van ondersteuning die niet aan de kwaliteitseisen voldoet hun subsidieaanvraag te weigeren. De continuïteit en de kwaliteit van de ondersteuning wordt onder meer beoordeeld aan de hand van de documenten en gegevens die moeten worden ingediendbij de subsidieaanvraag. Deze worden genoemd in artikel 28.4 en in de nadere regels die op grond van artikel 28.3 lid 3 door het college zijn vastgesteld.

 

Aanbieders kunnen, afhankelijk van hun financiering, onderwerp van onderzoek zijn door verschillende inspecties en toezichthouders, zoals gemeenten, Inspectie Jeugdzorg, Inspectie voor de Gezondheidszorg, Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Zorgkantoren en zorgverzekeraars. Deze onderzoeken vinden onder meer plaats naar aanleiding van signalen over het ontbreken van kwaliteit of gebrekkige dienstverlening aan cliënten. De uitkomsten van deze onderzoeken kunnen leiden tot het opleggen van maatregelen, aanwijzingen of (bestuurlijke) boetes door voornoemde instanties. Lid 2 geeft aan dat een opgelegde maatregel, aanwijzing of boete een weigeringsgrond kan opleveren bij een subsidieaanvraag. Onder een maatregel van de gemeente kan een intrekking of wijziging van een eerdere subsidiebeschikking ten nadele van de subsidieontvanger of een weigering van een eerdere subsidieaanvraag worden begrepen.

Lid 3 heeft betrekking op onherroepelijke veroordelingen van de aanvrager op grond van het overtreden van de wet- en regelgeving. Daarbij kan in het bijzonder worden gedacht aan veroordelingen voor strafbare feiten zoals genoemd in artikel 2.86 lid 2 en 6 van de Aanbestedingswet.

Voor toepassing van dit artikel geldt dat het weigeren een bevoegdheid is van het college. Daarbij dient nadrukkelijk de proportionaliteit in het oog te worden gehouden. Niet elke aanwijzing, maatregel, boete behoeft aanleiding te zijn om de gevraagde subsidie te weigeren. Alle relevante feiten en omstandigheden rond een subsidieaanvraag dienen bij de beoordeling betrokken te worden en beseft moet worden dat weigering van een subsidie verstrekkende gevolgen kan hebben voor de subsidieaanvrager.

Artikel 28.7 Subsidieplafond

Jaarlijks wordt door het college een subsidieplafond voor beschermd wonen en maatschappelijk opvang vastgesteld. Bij het toekennen van subsidie is het waarborgen van de continuïteit van maatschappelijke ondersteuning van cliënten die reeds beschermd wonen en maatschappelijke ondersteuning wordt geboden prioriteit. De volgende werkwijze wordt bij de toekenning van subsidie gehanteerd:

  • 1.

    Eerst wordt dat deel van de aanvragen gehonoreerd waarmee invulling wordt gegeven aan de continuïteit van beschermd wonen en maatschappelijke opvang. Mocht het subsidieplafond dan worden overschreden dan wordt elke aanbieder evenredig gekort.

  • 2.

    Eventueel overgebleven middelen na toepassing van stap 1 worden beschikbaar gesteld aan het overige deel van de aanvragen waarbij die aanvragen voorrang krijgen die het meest bijdragen aan het subsidiedoel.

Artikel 28.8 Subsidiemethodiek

Volgens de Algemene subsidieverordening is het college bevoegd subsidie geheel of gedeeltelijk te weigeren indien de subsidieaanvrager zelf in de kosten van de voor subsidie in aanmerking komende voorzieningen kan voorzien. Het college kan hiervoor nadere regels opstellen.

 

Naar boven