Algemene subsidieverordening gemeente Leerdam 2015

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepaling

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Awb: de Algemene wet bestuursrecht;

  • b.

    het college: het college van burgmeester en wethouders van de gemeente Leerdam;

  • c.

    de raad: de gemeenteraad van de gemeente Leerdam;

  • d.

    activiteiten: samenhangende werkzaamheden en handelingen gericht op het belang van de gemeente en/of haar inwoners en passend binnen het door de raad vastgestelde beleid op een of meer beleidsterreinen zoals vermeld in artikel 1.2.;

  • e.

    subsidie: subsidie als bedoeld in artikel 4:21 Awb, inhoudende de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor de aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten;

  • f.

    budgetsubsidie: een subsidie die per boekjaar op grondslag van meetbare activiteiten, gericht op het realiseren van vooraf bepaalde resultaten, wordt verstrekt aan instellingen die een of meerdere beroepskrachten in dienst hebben en waarbij een uitvoeringsovereenkomst met de instelling kan worden afgesloten;

  • g.

    activiteitensubsidie: een subsidie die per boekjaar wordt verstrekt voor activiteiten waarvan de grondslag is geregeld in de nadere regels ingevolge artikel 1.5, eerste lid;

  • h.

    Beleidskader Subsidies: het door de raad vast te stellen document waarin het beleid, de te realiseren doelstellingen en de daarvan afgeleide resultaten zijn opgenomen voor de onderscheiden beleidsterreinen;

  • i.

    resultaat: de aanwijsbare verandering c.q. gerealiseerde baat die een (of meer) activiteit(en) bij burgers teweeg brengt danwel een maatschappelijke baat oplevert;

  • j.

    instelling: een organisatie die niet gericht is op het maken van winst en als rechtspersoon naar burgerlijk recht is opgericht;

  • k.

    uitvoeringsovereenkomst: een overeenkomst tussen de gemeente en de subsidieontvanger ter uitvoering van de verleningsbeschikking, waarin de subsidieontvanger zich verplicht om de activiteiten te verrichten, gericht op het realiseren van gewenste resultaten, en de overeengekomen producten en prestaties te leveren waarvoor de subsidie is verleend;

  • l.

    subsidieplafond: het subsidieplafond, zoals bedoeld in artikel 4.22 Awb;

  • m.

    begrotingsvoorbehoud: een voorbehoud op het verlenen van een subsidie in de zin van artikel 4:34 van de Awb;

Artikel 1.2 Reikwijdte van de algemene subsidieverordening

  • 1.

    Deze verordening is van toepassing op de subsidiëring van activiteiten die door instellingen (of ieder ander rechtspersoon) worden uitgevoerd indien:

    • a.

      er voor deze activiteiten geen andere gemeentelijke subsidieverordening geldt;

    • b.

      de activiteiten waarvoor subsidie kan worden verstrekt betrekking hebben op de volgende beleidsthema’s:

      • Burgerparticipatie

      • Jeugd en ontwikkeling

      • Taalontwikkeling

      • Zelfredzaamheid

      • Culturele ontwikkeling

      • Toeristische ontwikkeling

      • Sportieve ontwikkeling

      • Gezondheid

      • Veiligheid

  • 2.

    De raad kan in afwijking van lid 1 b. van dit artikel besluiten deze verordening van toepassing te verklaren op andere beleidsthema’s.

  • 3.

    Afdeling 4.2.8 van de Algemene wet bestuursrecht, inclusief artikel 4:71 Awb, is van toepassing op per boekjaar verstrekte subsidies aan instellingen die een of meerdere beroepskrachten in dienst hebben.

  • 4.

    Deze verordening is niet van toepassing op:

    • a.

      geldelijke bijdragen in verband met lidmaatschappen van de gemeente;

    • b.

      donaties: geldelijke bijdragen die slechts bedoeld zijn als schenking aangezien de gemeente van de ontvangers geen directe tegenprestatie verlangt in de vorm van voorgeschreven of overeengekomen activiteiten.

Artikel 1.3 Beleidskader Subsidies

De raad stelt een Beleidskader Subsidies vast. Hierin zijn de beleidsdoelstellingen en de te realiseren resultaten opgenomen.

Artikel 1.4 Subsidiebudget en -plafonds

  • 1.

    De raad stelt jaarlijks in het kader van de begrotingsbehandeling de budgetten vast die voor subsidiering beschikbaar zijn.

  • 2.

    De raad kan jaarlijks per beleidsthema of per nadere regeling ingevolge artikel 1.5, eerste lid, een subsidieplafond vaststellen. Dit subsidieplafond kan in bijzondere gevallen bij raadsbesluit worden verhoogd.

Artikel 1.5 Bevoegdheid college

  • 1.

    Het college is bevoegd nadere regels vast te stellen ten behoeve van de activiteitensubsidies. Deze regels worden ter kennis gebracht aan de raad.

  • 2.

    Het college besluit tot:

    • a.

      het verlenen, vaststellen of weigeren van subsidie;

    • b.

      de bevoorschotting;

    • c.

      het intrekken, wijzigen of terugvorderen van een verleende subsidie;

    • d.

      het aangaan van een uitvoeringsovereenkomst.

Hoofdstuk 2 Verplichtingen van de subsidieontvanger en bepalingen betreffende de financiën van de subsidieontvanger

Artikel 2.1 Algemene verplichtingen van de subsidieontvanger

1.Rechtspersoonlijkheid

Subsidie wordt in principe verleend aan instellingen met rechtspersoonlijkheid. In voorkomende gevallen kan het college besluiten dat subsidies worden verstrekt aan organisaties zonder rechtspersoonlijkheid of (groepen van) natuurlijke personen.

2.Sluitende begroting

De instelling dient door middel van het indienen van een sluitende begroting aan te tonen dat zij met inbegrip van de gemeentelijke subsidie over voldoende middelen beschikt om de activiteiten te realiseren waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

3.Toegankelijkheid

De activiteiten van de aanvrager dienen open te staan voor alle inwoners van de gemeente. Een uitzondering op deze regel wordt gemaakt voor activiteiten voor doelgroepen waarvoor de gemeente - in overeenstemming met het gemeentelijke beleid - speciale aandacht wenst.

4.Rechten van de mens

De activiteiten van de instelling mogen op geen enkele wijze strijdig zijn met de op grond van internationale verdragen algemeen erkende rechten van de mens.

Artikel 2.2 Aanvullende verplichtingen subsidieontvanger

Het college kan naast de bepalingen in deze verordening aanvullende verplichtingen opleggen als bedoeld in artikel 4:37 Awb punt d, e en g inzake:

  • de te verzekeren risico’s;

  • het stellen van zekerheid voor verleende voorschotten;

  • het beperken of wegnemen van de nadelige gevolgen van de subsidie voor derden.

Hoofdstuk 3 Subsidieaanvraag

Artikel 3.1 Algemene eisen bij de eerste subsidieaanvraag

  • 1.

    Bij de eerste aanvraag dient een instelling de volgende bescheiden te overleggen:

    • a.

      een afschrift van de statuten;

    • b.

      een actuele opgave van de bestuurssamenstelling;

    • c.

      indien van toepassing: de laatst opgemaakte jaarrekening.

  • 2.

    Het college kan een instelling – in aanvulling op de jaarrekening als vermeld in het eerste lid – om een door een accountant verstrekte verklaring vragen.

Artikel 3.2 Indieningtermijn

  • 1.

    De termijn voor indiening van een aanvraag van een activiteitensubsidie wordt geregeld in de nadere regels.

  • 2.

    Een aanvraag voor een budgetsubsidie dient voor 1 augustus voorafgaand aan het boekjaar waarvoor de subsidie wordt aangevraagd, schriftelijk te worden ingediend bij het college. Van deze termijn kan worden afgeweken indien het college daartoe voldoende redenen aanwezig acht.

Artikel 3.3 Periodieke en jaarlijkse gegevens bij een aanvraag voor een budgetsubsidie

Bij een aanvraag voor een budgetsubsidie dient het volgende overlegd te worden:

  • a.

    een activiteitenplan met vermelding van de activiteiten die bijdragen aan de in het subsidieprogramma opgenomen doelstellingen en resultaten;

  • b.

    een productenbegroting voor het boekjaar waarvoor de subsidie wordt aangevraagd waarin de volgende gegevens zijn opgenomen:

  • een overzicht van de geraamde baten en lasten van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd

  • een vergelijking met de begroting van het lopende boekjaar en de gerealiseerde baten en lasten van het jaar, voorafgaand aan het lopende jaar

Artikel 3.4 Gegevens bij een aanvraag voor een activiteitensubsidie

  • 1.

    Bij een aanvraag voor een activiteitensubsidie dient het volgende overlegd te worden: een overzicht van de activiteiten die passen binnen de desbetreffende nadere regels, en een begroting van geraamde baten en lasten voor de realisering van bovengenoemde activiteiten.

  • 2.

    Bij de nadere regels kan worden afgeweken van de in lid 1 genoemde bescheiden.

Hoofdstuk 4 Beschikkingen

Artikel 4.1 Beschikking tot subsidieverlening

  • 1.

    De beschikking tot subsidieverlening vermeldt het subsidiebedrag, een omschrijving van de activiteiten – en in het geval van budgetsubsidie: ook de gewenste resultaten - waarvoor subsidie wordt verleend en de verplichtingen die door het college aan de verleende subsidie worden verbonden.

  • 2.

    Ter uitvoering van de beschikking tot budgetsubsidieverlening kan een uitvoeringsovereenkomst tussen de gemeente en de subsidieontvanger overeengekomen worden, waarin de subsidieontvanger zich verplicht om de activiteiten te verrichten en de overeengekomen producten en prestaties te leveren waarvoor de subsidie wordt verleend.

  • 3.

    Het college kan in de nadere regels vastleggen dat voor nader aan te wijzen activiteitensubsidies afgeweken wordt van de bepalingen uit deze verordening en de subsidie direct bij toekenning ook direct vast te stellen.

Artikel 4.2 Termijn afhandeling

Het college beschikt op aanvragen om een budgetsubsidie en activiteitensubsidie op uiterlijk 31 december voorafgaande van het boekjaar waarvoor subsidie is aangevraagd.

Artikel 4.3 Weigeringsgronden

  • 1.

    Begrotingsvoorbehoud: voor zover een subsidie wordt verleend ten laste van een begroting die nog niet is goedgekeurd, kan het college besluiten om de subsidie te verlenen onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

  • 2.

    Indien er van het begrotingsvoorbehoud gebruik wordt gemaakt, wordt dit vermeld in de beschikking tot subsidieverlening.

  • 3.

    De voorwaarde vervalt, indien het college niet binnen 4 weken na de goedkeuring van de begroting een beroep heeft gedaan op het begrotingsvoorbehoud.

  • 4.

    De subsidieverlening kan naast de in artikel 4:25, 4.34 en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht genoemde gevallen geweigerd worden indien:

    • a.

      de aanvrager niet kan voldoen aan de algemene verplichtingen zoals vermeld in artikel 2.1 van deze subsidieverordening;

    • b.

      de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde;

    • c.

      de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd niet passen binnen het ter zake door de gemeente gevoerde beleid, i.c. niet bijdragen aan de in het Beleidskader Subsidies opgenomen doelstellingen en resultaten;

    • d.

      de activiteiten van de aanvrager niet specifiek gericht zullen zijn op de gemeente of niet aanwijsbaar ten goede komen aan ingezetenen van de gemeente;

    • e.

      de aanvraag betrekking heeft op de reguliere activiteiten van de aanvrager waarvoor de gemeente (of een ander bestuursorgaan) reeds een subsidie aan de aanvrager heeft verleend.

Artikel 4.4 Bevoorschotting

  • 1.

    Het college kan de subsidieontvanger bij de beschikking tot subsidieverlening voorschotten verlenen.

  • 2.

    In de beschikking inzake de voorschotverlening wordt vermeld op welke wijze de bevoorschotting plaatsvindt.

Hoofdstuk 5 Te laat ingediende subsidieaanvraag

Artikel 5

Een subsidieaanvraag wordt niet in behandeling genomen indien de aanvraag voor subsidie, of de in verband met de aanvraag te overleggen bescheiden, niet voor de daartoe gestelde termijn wordt ingediend.

Hoofdstuk 6 Subsidievaststelling

Artikel 6.1 Algemeen

  • 1.

    De beschikking tot subsidievaststelling vermeldt het vastgestelde subsidiebedrag en geeft aanspraak op betaling van het vastgestelde bedrag onder verrekening van voorschotten.

  • 2.

    De nadere regels regelen de subsidievaststelling van de activiteitensubsidie.

Artikel 6.2 Einddatum aanvraag tot subsidievaststelling budgetsubsidie

  • 1.

    De subsidieontvanger dient uiterlijk voor 1 april na afloop van het jaar waarvoor de subsidie is verleend een aanvraag tot vaststelling in bij het college, met inachtneming van het bepaalde in artikel 6.3, onder b inzake de accountantsverklaring.

  • 2.

    In voorkomende gevallen kan op grond van artikel 4.1 van deze verordening van bovengenoemde indieningtermijn worden afgeweken; dit wordt dan in de beschikking tot subsidieverlening vermeld.

Artikel 6.3 Gegevens bij de aanvraag tot vaststelling van een budgetsubsidie

De aanvraag tot subsidievaststelling van een budgetsubsidie gaat vergezeld van:

  • a.

    een inhoudelijk verslag dat tenminste die gegevens bevat die nodig zijn om te kunnen beoordelen of – en in welke mate – de activiteiten en prestaties zijn gerealiseerd die vermeld zijn in de uitvoeringsovereenkomst die met de instelling is afgesloten;

  • b.

    een financieel verslag dat betrekking heeft op de activiteiten en prestaties als bedoeld onder a, waaraan de volgende eisen worden gesteld:

  • het verslag bestaat uit een balans en een jaarrekening inclusief de toelichting

  • het verslag bevat een vergelijking tussen de rekening en de begroting van het jaar waarin de subsidie is verleend en de rekening voorafgaand aan het jaar waarin de subsidie is verleend

  • het verslag is voorzien van een door een accountant verstrekte verklaring.

  • De door de accountant verstrekte verklaring moet uiterlijk 1 mei na afloop van het jaar waarvoor de subsidie is verleend worden ingediend.

Artikel 6.4Nadere gegevens bij de aanvraag tot vaststelling van een subsidie

Door het college kan ten behoeve van de subsidievaststelling om nadere gegevens worden verzocht. De subsidieontvanger is verplicht daaraan medewerking te verlenen.

Artikel 6.5 Beschikking tot subsidievaststelling

  • 1.

    Het college beslist binnen 12 weken op een aanvraag tot subsidievaststelling.

  • 2.

    Indien de beschikking niet binnen 12 weken kan worden gegeven stelt het college de aanvrager daarvan in kennis en noemt daarbij een redelijke termijn waarin de beschikking tegemoet kan worden gezien.

  • 3.

    Het college beoordeelt bij de subsidievaststelling of de activiteiten zijn uitgevoerd zoals overeengekomen in de beschikking tot subsidieverlening en of de subsidieontvanger aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen heeft voldaan.

  • 4.

    Het college kan op grond van artikel 4:46, tweede lid Awb, de subsidie lager vaststellen indien:

    • a.

      de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

    • b.

      de subsidieontvanger onjuiste / onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van de juiste / volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid;

    • c.

      de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten.

Artikel 6.6 Ambtshalve vaststelling

Indien een aanvraag tot vaststelling als bedoeld in artikel 6.2 tot en met 6.4 van deze verordening uitblijft, kan het college, nadat de instelling eenmaal schriftelijk is gemaand tot indienen, besluiten tot ambtshalve vaststelling als bedoeld in artikel 4:47 Awb.

Artikel 6.7 Betaling

Binnen 4 weken na dagtekening van de beschikking tot vaststelling van de subsidie, wordt het subsidiebedrag betaald of verrekend met verstrekte voorschotten.

Hoofdstuk 7 Slotbepalingen

Artikel 7.1 Ontheffing

Het college kan in individuele gevallen voor één of meer subsidieverplichtingen van de subsidieaanvrager of de subsidieontvanger ontheffing verlenen van deze verordening.

Artikel 7.2 Hardheidsclausule

Het college kan van het bepaalde in deze verordening afwijken in gevallen waarin deze verordening niet voorziet of tot onbillijkheid leidt.

Artikel 7.3 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt, onder intrekking van de ‘Algemene subsidieverordening gemeente Leerdam 2012’, op de achtste dag na de bekendmaking in werking.

  • 2.

    De inwerkingtreding heeft in 2015 uitsluitend betrekking op de voorbereiding van de subsidieverstrekking voor het subsidiejaar 2016 en volgende jaren.

Artikel 7.4 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Algemene subsidieverordening gemeente Leerdam 2015’

Toelichting bij de Algemene Subsidieverordening Leerdam 2015

1. Aanleiding

De aanleiding tot de wijziging van de ASV 2012 is gelegen in het feit dat via het Beleidskader Subsidies 2015 voor een andere koers is gekozen voor het subsidiebeleid van Leerdam.

Een voorafgaand daaraan uitgevoerde quick scan (voorjaar 2015) leverde als conclusie op dat er nog weinig sturing plaats vindt op resultaat/effect/outcome, maar ook dat de sturing nog tamelijk verkokerd en aanbodgericht is en dat het subsidiesysteem als zodanig:

  • -

    erg bewerkelijk is (veel dikke documenten te produceren die geringe meerwaarde t.o.v. elkaar hebben);

  • -

    onvoldoende sturend werkt (het subsidiebeleid ligt voor 4 jaar vast en er is tussentijds geen wijziging mogelijk);

  • -

    in de hand werkt dat jaarlijks relatief pas laat een confrontatie plaats vindt tussen de gemeentelijke beleidsvoornemens en de ‘offerte’ van de instelling, zodat er geen echte onderhandeling, noch verschuiving (taken/geld) meer mogelijk is,

  • -

    weinig flexibel is (o.a. doordat het jaarlijkse Subsidieprogramma dat de raad in juli voorafgaand aan het subsidiejaar vaststelt ‘de boel bevriest’).

Op basis hiervan wordt – middels het beleidskader-nieuwe-stijl - besloten om de verandering niet alleen te richten op een minder verkokerde en aanbodgerichte en meer outcomegerichte sturing, maar ook om de instrumenten van het subsidiesysteem grondig aan te passen.

Dit Beleidskader Subsidies heeft daardoor een ander karakter gekregen (niet meer een kader dat voor 4 jaar vast ligt, en veel concreter qua outcome- en resultaatsturing).

Een andere conclusie was dat het Subsidieprogramma zou kunnen verdwijnen (zie paragraaf 3), en de subsidieverordening zal hierop aangepast zou moeten worden, maar ook om andere redenen wijziging behoeven (o.a. andere planning/termijnen – zie hierna paragraaf 6).

In deze nieuwe ASV 2015 is dat gebeurd.

 

2. Reikwijdte van de subsidieverordening

In grote lijnen vallen dezelfde beleidsterreinen onder de ASV 2015. Toch is er in artikel 1.2 voor gekozen om niet de ‘oude’ opsomming te gebruiken, die gebaseerd is tot nu toe gesubsidieerde werksoorten (zoals bibliotheek en welzijn ouderen) of soms een subsidieontvanger noemt (i.c. Wmo-raad).

In plaats daarvan is ervoor gekozen om aan te sluiten bij de negen thema’s uit het Beleidskader Subsidies 2016, aangezien daarmee niet voorgesorteerd wordt op specifieke werksoorten, maar op de beleidsissues, waarbij subsidies als beleidsinstrument ingezet worden.

 

3. Consequentie van het verdwijnen van het Subsidieprogramma

Een Subsidieprogramma, zoals dat geregeld was in de ASV 2012, is niet meer wenselijk en ook niet nodig.

Niet wenselijk omdat het te vroeg wordt vastgesteld: nog voordat dat de gemeente de subsidieaanvragen voor budgetsubsidies voor het komende subsidiejaar heeft gezien, en zonder dat daar dus een onderhandeling over plaats heeft kunnen vinden) wordt de activiteiten van instelling al beschreven en er een bepaald budget voor vastgesteld. De nieuwe volgorde is dat de gemeente via de gestelde doelen en resultaten van het Beleidskader Subsidies de instellingen eerste de ‘opdracht’ geeft om hun subsidieaanvraag op dit beleid te baseren, waarbij de gewenste resultaten per instelling de focus aangeven.

Op basis van deze subsidieaanvraag gaat de gemeente vervolgens na of deze voldoet aan de wensen van de gemeente en daarmee plausibel is om de resultaten te verwachten. Natuurlijk checkt de gemeente ook de (geraamde) doelmatigheid van de inzet van de gevraagde subsidiemiddelen. Pas dan wordt duidelijk welk subsidie de gemeente er voor uit wil trekken.

De definitieve budgetsubsidiebedragen per instelling worden pas duidelijk op het moment dat de onderhandelingen daarover in het najaar zijn afgerond. Binnen het beschikbare subsidievolume stelt het college de budgetsubsidies vast. De gemeenteraad wordt ten tijde van de begrotingsvaststelling geïnformeerd over de budgetsubsidies van de instellingen.

Via het Subsidieprogramma legt de raad in het ‘oude’ systeem ook al de voor subsidie beschikbare budgetten vast. Daarvoor is dit programma niet per se meer nodig. De financiële budgetten zoals die beschikbaar zijn in de begroting (eventueel bijgesteld bij de Perspectiefnota) zijn immers bekend.

Om ervoor te zorgen dat de raad zijn financiële verantwoordelijkheid voor het subsidievolume niet kwijt raakt is in de nieuwe ASV de bepaling opgenomen dat de raad jaarlijks de budgetten vast stelt die voor subsidiering beschikbaar zijn (art. 1.4). Dat kan bijvoorbeeld voor de totale programmabegroting of per begrotingshoofdstuk.

De raad kan daarnaast, per beleidsthema (of nadere regeling – zie hierna), ook een subsidieplafond vaststellen.

Voor de kleinere subsidies (activiteitensubsidies) worden – per categorie subsidie-ontvangers – nadere regels door het college vastgesteld, op basis van het nieuwe artikel 1.5, tweede lid, van de ASV. Daardoor hoeft ook de vastlegging hiervan niet meer via het Subsidieprogramma te lopen. Zie de volgende paragraaf.

 

4. Activiteitensubsidies en de nadere regels

Op dit moment worden elk jaar in het Subsidieprogramma de activiteitensubsidies vastgelegd, en de voorwaarden daarvoor beschreven.

In de toekomst hoeft dit jaarlijks proces niet meer plaats te vinden. De subsidiegrondslag voor deze (relatief kleine) activiteitensubsidies wordt voortaan in de nadere regels ingevolge artikel 1.5, eerste lid, beschreven, inclusief de subsidie-ontvangende instellingen. Deze regels worden door het college vastgesteld.

 

5. Meer aandacht voor resultaatsturing bij budgetsubsidies

De gemeente wil uitdrukkelijker gaan sturen op het verwachte resultaat van de interventie van de instelling. Onder ‘resultaat’ wordt verstaan: de aanwijsbare verandering c.q. de gerealiseerde baat die een (of meerdere) diensten bij burgers teweeg brengt, dan wel een maatschappelijke baat oplevert. Het resultaat gaat dus over de effectiviteit van dienst / interventie.

Resultaten worden afgeleid van de doelstellingen die de gemeente wil bereiken.

In de ASV is het begrip ‘resultaat’ toegevoegd bij diverse definities of beschrijvingen, o.a. bij de definities van budgetsubsidie, Beleidskader Subsidies, uitvoeringsovereenkomst (art.1.1, onder f, h en k) en de beschrijving van een activiteitenplan (art. 3.3, onder a).

 

6. Veranderingen in het subsidieproces bij budgetsubsidies

Het is van belang dat de gemeente eerder in het jaar sturing geeft aan het subsidietraject.

Daarvoor is nodig dat de subsidieverantwoording over het voorgaande jaar (inhoudelijk verslag en financieel verslag) tijdig in het voorjaar beschikbaar komt, zodat met deze informatie de gemeente het subsidieproces voor het nieuwe subsidiejaar voor kan bereiden.

Deze indieningstermijn is daarom verschoven van 1 juli naar 1 april (art. 6.2, 1e lid). Desgewenst kan de accountsverklaring een maand later ingediend worden (art. 6.3, onder b).

Ook de indieningstermijn voor de budgetsubsidies wordt vervroegd: van 1 oktober naar 1 augustus. Daardoor is er meer tijd om de subsidieaanvraag te beoordelen en daarover overleg te voeren met de instellingen.

 

7. Overige aanpassingen

Afgezien van redactionele verbeteringen zijn nog de volgende wijzigingen aangebracht:

  • a.

    de mogelijkheid om na een subsidiebeschikking voor een budgetsubsidie nog een uitvoeringsovereenkomst af te sluiten met een instelling wordt facultatief (in plaats van dwingend voorgeschreven) (art. 4.1, lid 2); dit geeft meer keuzevrijheid voor de gemeente;

  • b.

    er ontbrak in de ASV 2012 een bepaling om bij de vaststelling van budgetsubsidies eventueel nadere gegevens op te vragen bij een instelling (voor een activiteitensubsidie was dat wel geregeld); nu is die mogelijkheid er wel (art.6.4);

  • c.

    de bepaling uit de Algemene wet bestuursrecht, om minstens eens per vijf jaar een verslag te publiceren “over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie in de praktijk” (art. 4.24 Awb) was in de ASV 2012 niet van toepassing verklaard; in de ASV is deze bepaling geschrapt, zodat de verplichting van de Awb onverkort geldt.

     

Naar boven