Besluit aanwijzing en mandatering ambtenaren gemeentelijke belastingen 2017

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Winterswijk,

 

Overwegende, dat:

  • uit het oogpunt van een doelmatig bestuur en een goede dienstverlening aan de burgers wenselijk is daarvoor in aanmerking komende bevoegdheden van het college van burgemeester en wethouders op te dragen aan ambtenaren of, in een enkel geval, derden;

  • in verband met een aantal wijzigingen van de ambtelijke organisatie het Besluit aanwijzing en mandatering ambtenaren gemeentelijke belastingen 2014 dient te worden vervangen door een nieuw besluit;

gelet op:

  • het bepaalde in de artikelen 231, 232 en 246a van de Gemeentewet en de als gevolg daaraan toepasselijke bepalingen van de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen (hierna: AWR), de Invorderingswet 1990 en de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet Woz);

  • afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb);

besluiten:

 

vast te stellen het

 

Besluit aanwijzing en mandatering ambtenaren gemeentelijke belastingen 2017

Artikel 1 Heffingsambtenaar

Het college wijst aan als de gemeenteambtenaar belast met de heffing van gemeentelijke belastingen, bedoeld in artikel 231, tweede lid onderdeel b van de Gemeentewet:

  • de beleidsmedewerker, de heer P.J. Visser, van het team Belastingen.

De bevoegdheden als bedoeld in artikel 1, tweede lid van de Wet Woz zijn hierin besloten.

Artikel 2 Invorderingsambtenaar

Het college wijst aan als de gemeenteambtenaar belast met de invordering van gemeentelijke belastingen, bedoeld in artikel 231, tweede lid onderdeel c van de Gemeentewet:

  • de beleidsmedewerker, de heer L.J. van den Berg, van het team Financieel Beheer.

Artikel 3 Medewerkers belastingen en invordering

  • 1.

    Het college wijst aan als gemeenteambtenaren belast met de heffing of invordering van gemeentelijke belastingen, bedoel in artikel 231, tweede lid, onderdeel d van de Gemeentewet, jegens wie mede gelden de verplichtingen bedoeld in de artikelen 47, 49 en 50 AWR en in de artikelen 58 en 60 van de Invorderingswet 1990, dan wel bedoeld of van toepassing verklaard in de algemene maatregel van bestuur krachtens artikel 246a van de Gemeentewet:

    • de medewerkers van team Financieel Beheer en team Belastingen.

  • 2.

    Het college wijst aan als gemeenteambtenaren jegens wie mede gelden de verplichtingen als bedoeld in de artikelen 47, 49, 50, 51 en 53a van de AWR, dan wel bedoeld of van toepassing verklaard in de algemene maatregel van bestuur krachtens artikel 31 van de Wet Woz:

    • de medewerkers van team Belastingen.

Artikel 4 Mandaatverlening aan ambtenaren

Het college mandateert de beleidsmedewerker, de heer L.J. van den Berg, van team Financieel Beheer om namens hem toe te passen de bevoegdheid:

  • a.

    als bedoeld in artikel 63 van de AWR (hardheidsclausule);

  • b.

    als bedoeld in artikel 66 van de AWR (kwijtschelding);

  • c.

    tot het geheel of gedeeltelijk oninbaar verklaren van de belasting als bedoeld in artikel 255, vijfde lid van de Gemeentewet.

Artikel 5 Machtiging aan ambtenaren

Het college machtigt de beleidsmedewerker, de heer P.J. Visser, van het team Belastingen om namens hem de gemeente te vertegenwoordigen in beroep. Tevens geldt deze machtiging om beroep en beroep in cassatie in te stellen in belastingprocedures betreffende de gemeentelijke belastingen van de gemeente, alsmede procedures in het kader van de Wet waardering onroerende zaken, de in deze procedures nodige stukken te doen opmaken en te tekenen en verder al datgene te verrichten wat zij raadzaam zal oordelen.

Artikel 6 Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1.

    Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking en werkt terug tot 1 januari 2017.

  • 2.

    Dit besluit kan worden aangehaald als ‘Besluit aanwijzing en mandatering ambtenaren gemeentelijke belastingen 2017’.

  • 3.

    Met ingang van de in het eerste lid genoemde datum vervalt het ‘Besluit aanwijzing en mandatering ambtenaren gemeentelijke belastingen 2014’ van 14 januari 2014, met dien verstande dat het van toepassing blijft op belastbare feiten die zich hebben voorgedaan voor die datum.

     

Winterswijk, 10 januari 2017

Burgemeester en wethouders,

Drs. A. Oortgiesen,

gemeentesecretaris

drs. M.J. van Beem,

burgemeester

Toelichting

Algemeen

Op grond van artikel 231, tweede lid van de Gemeentewet is de uitvoering van gemeentelijke belastingen rechtstreeks opgedragen (geattribueerd) aan een aantal gemeentelijke functionarissen, te weten de heffingsambtenaar, de invorderingsambtenaar en de medewerkers belastingen.

Het college heeft de bevoegdheid de betreffende gemeenteambtenaren aan te wijzen. Daarnaast zijn er nog een aantal bevoegdheden door de wet aan het college toegekend, zoals het toekennen van de hardheidsclausule en het beslissen op kwijtschelding. Deze bevoegdheden mogen door het college worden gemandateerd aan gemeenteambtenaren.

Het onderhavige besluit bevat al deze aanwijzingen en mandaten van gemeenteambtenaren met betrekking tot de gemeentelijke belastingen door het college. Als heffingsambtenaar wordt aangewezen de beleidsmedewerker van het team Belastingen, de heer P.J. Visser. Deze wordt tevens gemachtigd om beroep in te stellen. Als invorderingsambtenaar wordt de financieel beleidsmedewerker van het team Financieel Beheer, de heer L.J. van den Berg, aangewezen.

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1 Heffingsambtenaar

Op grond van dit artikel is de met dit artikel aangewezen functionaris belast met alle aangelegenheden betreffende de heffing van de gemeentelijke belastingen evenals de uitvoering van de Wet waardering onroerende zaken op grond van artikel 1, tweede lid van de Wet waardering onroerende zaken.

 

Artikel 2 Invorderingsambtenaar

Op grond van dit artikel is de met dit artikel aangewezen functionaris belast met alle aangelegenheden betreffende de invordering van de gemeentelijke belastingen.

 

Artikel 3 Medewerkers belastingen en invordering

Op grond van het eerste lid van dit artikel wijst het college de in artikel 6, eerste lid vermelde functionarissen aan als ambtenaren belast met de heffing en invordering van de gemeentelijke belastingen, als bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdeel d. van de Gemeentewet.

Op grond van het tweede lid van dit artikel wijst het college de in artikel 6, tweede lid vermelde functionarissen aan als ambtenaren jegens wie mede gelden de verplichtingen als bedoeld in de artikelen 47, 49, 50, 51 en 53a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, dan wel bedoeld of van toepassing verklaard in de algemene maatregel van bestuur krachtens artikel 31 van de Wet waardering onroerende zaken.

 

Artikel 4 Mandaatverlening aan ambtenaren

Enkele bevoegdheden ten aanzien van gemeentelijke belastingen zijn in de wet toegekend aan het college van burgemeester en wethouders. Deze bevoegdheden zijn vatbaar voor mandaat aan ambtenaren. Het gaat hier om de toepassing van de hardheidsclausule (a), kwijtschelding boete (b) en het oninbaar verklaren van belasting (c). Deze worden gemandateerd aan de invorderingsambtenaar.

 

Artikel 5 Machtiging aan ambtenaren

De bevoegdheid om beroep in te stellen is toegekend aan het college van burgemeester en wethouders. Een ambtenaar kan worden gemachtigd deze bevoegdheid uit te oefenen. Dit wordt hierin geregeld.

Naar boven