Besluit tot wijziging van de CAR/PNUWO in verband met redactionele aanpassingen naar aanleiding van het nieuw beloningshoofdstuk 3

Het college van de gemeente Pijnacker-Nootdorp;

 

gezien het advies van de afdeling BDV d.d. 22 november 2016;

 

gelet op artikel 160, eerste lid, onder c van de Gemeentewet;

besluit:

 

vast te stellen het Besluit tot wijziging van de CAR/PNUWO in verband met redactionele aanpassingen naar aanleiding van het nieuw beloningshoofdstuk 3:

Artikel I

 

ARTIKEL 1

Artikel 1:1, eerste lid, komt te luiden:

  • 1.

    Voor de toepassing van deze regeling en de uitwerkingsovereenkomst wordt verstaan onder:

     

    a. ambtenaar:

    hij die door of vanwege de gemeente is aangesteld om in openbare dienst werkzaam te zijn alsmede hij met wie een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht is aangegaan;

     

    b. functie:

    het geheel van werkzaamheden dat door de ambtenaar is te verrichten conform artikel 3:1;

     

    c. pensioenwet:

    de Algemene burgerlijke pensioenwet, zoals die gold tot en met 31 december 1995;

     

    d. pensioen:

    een pensioen in de zin van het pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP;

     

    e. arbeidsduur:

    de vooraf vastgestelde omvang van het aantal uren in een bepaalde periode gedurende welke door de ambtenaar arbeid moet worden verricht;

     

    f. arbeidsduur per dag:

    de arbeidsduur zoals die voor de ambtenaar voor een bepaalde dag is vastgesteld;

     

    g. formele arbeidsduur per week:

    de arbeidsduur volgens de aanstelling;

     

    h. feitelijke arbeidsduur per week:

    de arbeidsduur zoals die voor de ambtenaar voor een bepaalde week is vastgesteld;

     

    i. vervallen;

     

     

    j. arbeidsduur per jaar:

    de naar jaarbasis herleide formele arbeidsduur per week, gecorrigeerd voor feestdagen;

     

    k. dienstverband:

    een aanstelling voor bepaalde of onbepaalde tijd, of een oproepovereenkomst;

     

    l. overwerk:

    werkzaamheden die de ambtenaar, voor wie de bijzondere werktijdenregeling geldt, in dienstopdracht verricht buiten de feitelijke arbeidsduur per week;

     

    m. werkdag:

    een dag waarop de ambtenaar arbeid moet verrichten;

     

    n. werktijd:

    de periode tussen vastgestelde tijdstippen gedurende welke door de ambtenaar arbeid moet worden verricht;

     

    o. uurloon:

    1/156 gedeelte van het – zo nodig naar een volledig dienstverband herberekende – salaris van de ambtenaar per maand;

     

    p. Zvw:

     

    q. CAR:

    Collectieve arbeidsvoorwaardenregeling voor de sector gemeenten;

     

    r. UWO:

    Uitwerkingsovereenkomst;

     

    s. functioneringstoelage:

    een toelage die aan de ambtenaar wordt toegekend op grond van buitengewone bekwaamheid, geschiktheid en ijver;

     

    t. waarnemingstoelage:

    een vergoeding die wordt toegekend aan de ambtenaar die ingevolge hem daartoe door of namens het college verstrekte opdracht volledig een andere functie waarneemt, indien voor die functie een hogere schaal geldt dan voor de eigen functie;

     

    u. LOGA:

    Landelijk Overleg Gemeentelijke Arbeidsvoorwaarden;

     

    w. arbeidsongeschiktheid:

    arbeidsongeschikt in de zin van artikel 18, eerste lid, van de WAO;

     

    x. WAO-uitkering:

    een uitkering op grond van de WAO;

     

    z. IVA:

    Regeling inkomensvoorziening volledig arbeidsongeschikten;

     

    aa. IVA-uitkering:

    de uitkering bij volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid op grond van de WIA;

     

    cc. WGA-uitkering:

    de werkhervattingsuitkering gedeeltelijk arbeidsgeschikten op grond van de WIA;

     

    ff. Wazo:

     

    hh. uitvoeringsinstelling:

    een uitvoeringsinstelling als bedoeld in artikel 39, derde lid, van de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997;

     

    ii. pensioenreglement:

    het pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP;

     

    jj. WPA:

     

    kk. FPU-regeling:

    regeling flexibel pensioen en uittreden, bedoeld in artikel 2 van de Centrale Vut-overeenkomst overheids- en onderwijspersoneel;

     

    ll. FPU-reglement basis- en aanvullende uitkering:

    het reglement zoals bedoeld in artikel 6, tweede lid, van de Centrale Vut-overeenkomst overheids- en onderwijspersoneel;

     

    mm. volledig dienstverband:

    een dienstverband waarvan de arbeidsduur per jaar 1836 uur bedraagt en de formele arbeidsduur per week 36 uur bedraagt. Bij een deeltijd dienstverband bedraagt de arbeidsduur minder dan 1836 uur per jaar en de formele arbeidsduur minder dan 36 uur per week

     

    nn. ZW:

    de Ziektewet;

     

    oo. ZW-uitkering:

    ziekengeld of uitkering krachtens de ZW;

     

    pp. UWV:

    het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, als bedoeld in hoofdstuk 5 van de wet SUWI.

     

    qq. Salaris:

    maandbedrag dat binnen de salarisschaal aan de ambtenaar is toegekend, naar evenredigheid van diens formele arbeidsduur.

     

    rr. Salaristoelagen:

    de in paragraaf 3 van hoofdstuk 3 genoemde toelagen te weten: de functioneringstoelage, de waarnemingstoelage, de toelage onregelmatige dienst, de buitendagvenstertoelage, de toelage beschikbaarheidsdienst, de inconveniententoelage, de arbeidsmarkttoelage, de garantietoelage en de afbouwtoelage, die aan de medewerker zijn toegekend en die tot 1 januari 2016 tot de bezoldiging werden gerekend.

     

    ss. Functieschaal:

    de salarisschaal die bij een functie hoort;

     

    tt. Periodiek:

    het maandbedrag in een salarisschaal;

     

    uu. Salarisschaal:

    een reeks maandbedragen als opgenomen in de bijlage bij dit hoofdstuk;

     

    vv. Achterblijvende Partner:

    weduwe, weduwnaar, geregistreerd partner van de overleden ambtenaar, of de ongehuwde partner die een samenlevingscontract had met de overleden ambtenaar.

ARTIKEL 2

Artikel 1:2c wordt als volgt gewijzigd:

  • a.

    in het eerste en tweede lid wordt ‘artikel 3:1, tweede lid onderdeel b’ vervangen door: artikel 3:3, eerste lid

  • b.

    in het derde en zesde lid wordt ‘artikel 3:6’ vervangen door: artikel 3:18a

ARTIKEL 3

  • a.

    In artikel 1:4:1, onderdeel b, wordt ‘betrekkingen’ vervangen door: functies

  • b.

    In de artikelen 1:4:3, eerste lid, 2:3, 6:2:3, eerste en tweede lid, 6:2:6:1, tweede lid, 6:4:1a, tweede en vijfde lid, 6:5, tweede lid, 6:5:5, derde lid, 7:2:5, eerste lid, onder a, 7:11, tweede lid, 7:12, eerste lid, onder a, c en g, 7:13:1, aanhef, onder a en b, 7:16, eerste lid, onder a en b, 7:17, eerste en derde lid, 7:18:1, 8:3, eerste lid, 8:4, tweede en derde lid, 8:5, eerste, tweede en zevende lid, 8:6, eerste lid, 8:7, aanhef onder a en b, 8:18, eerste en derde lid, 8:19, eerste lid, 9:1:2, eerste en tweede lid, 15:1, 15:1d, tweede lid, 15:1:13, derde lid, 15:1:16, eerste lid, 15:1:23, eerste en tweede lid, 15:1:24 en artikel 16:1:2, aanhef, onder b, f, g en h wordt ‘betrekking’ vervangen door: functie

  • c.

    De tekst van artikel 2:4:1, eerste lid, onder c, sub II komt te luiden: in een aanstelling bij wijze van proef

  • d.

    In artikel 4:9, vierde lid, wordt ‘andere betrekking’ vervangen door: ander dienstverband

  • e.

    In artikel 6:2:7 en de kop daarvan, 6:5:5, tweede lid, onder a wordt ‘betrekking’ vervangen door: dienstverband

  • f.

    In artikel 6a:4, tweede en derde lid, wordt ‘dienstbetrekking staat’ vervangen door: dienst is

  • g.

    In artikel 7:2:6, eerste lid, wordt ‘betrekking’ vervangen door: werkzaamheden

  • h.

    In de artikelen 15:1b, aanhef, onder c, en 15:1c, aanhef, onder a wordt ‘zijn betrekking’ vervangen door: de vervulling van zijn functie

ARTIKEL 4

Artikel 2:5:4 wordt als volgt gewijzigd:

  • a.

    de kop komt te luiden: Betaling bij ziekte van de oproepkracht

  • b.

    het eerste en tweede lid komen te luiden:

    • 1.

      De gemeente verbindt zich het salaris en de toegekende salaristoelage(n) van de oproepkracht te baseren op de minimum afspraken zoals geformuleerd in artikel 2:5:2.

    • 2.

      Het salaris en de toegekende salaristoelage(n) die de oproepkracht geniet, daaronder begrepen de vakantietoelage, worden uitgedrukt in een bedrag per uur.

ARTIKEL 5

Artikel 3:23, tweede lid. komt te luiden: Na het overlijden van de ambtenaar ontvangt de achterblijvende partner – of bij het ontbreken daarvan diens minderjarige kinderen – een overlijdensuitkering, die bestaat uit driemaal het laatst genoten salaris vermeerderd met de vakantietoelage en de toegekende salaristoelagen;

ARTIKEL 6

Paragraaf 6 van hoofdstuk 3 komt als volgt te luiden:

§6 Overgangsrecht

Overgangsrecht hoofdstuk 3 met toelichting per 1 januari 2016

  • 1.

    Garantietoelagen en afbouwtoelagen die uiterlijk op 31 december 2015 zijn ingegaan worden gecontinueerd onder de voorwaarden waaronder ze zijn toegekend.

Toelichting:

 

1a Bestaande garantietoelage en afbouwtoelagen.

Hiermee hebben LOGA-partijen bedoeld dat toelagen – ongeacht de benaming – die naast het salaris structureel onderdeel uitmaken van het vaste inkomen van de betreffende ambtenaar en van oorsprong bedoeld zijn om een terugval in salaris of emolumenten en toelagen – niet zijnde onkostenvergoedingen – op te vangen, niet vervallen bij invoering van het nieuwe hoofdstuk 3. De toelage is met andere woorden onderdeel van het salaris en mag daarom niet worden meegenomen in de toelage overgangsrecht H3 (hierna: TOR) zoals geregeld in dit overgangsrecht.

Deze toelagen wordt gecontinueerd na invoering van hoofdstuk 3 per 1 januari 2016 en vinden vanaf dat moment hun grondslag in artikel 3:15. ‘Onder de voorwaarden waaronder ze zijn toegekend’ geeft aan dat de afspraken die golden bij toekenning (indexatie, duur, afbouw) ook na 1 januari 2016 van toepassing blijven.

1b. Tijdelijke toelage met schriftelijke overeengekomen einddatum.

Een tijdelijke toelage die niet langer kan worden gebaseerd op een rechtsgrond omdat hij niet voorkomt in hoofdstuk 3 of een toelage met een hogere grondslag en die niet te kwalificeren is als de garantietoelage zoals in punt 1a bedoeld, maar die zich ook niet leent om te worden opgenomen in de TOR, kan eveneens worden voortgezet volgens de condities zoals die golden op het moment dat de toelage werd vastgesteld. Voorwaarde is dat de toelage tijdelijk is en dat de einddatum of gebeurtenis tijdens welke de tijdelijke toelage wordt betaald schriftelijk is vastgelegd in een besluit.

Een voorbeeld hiervan is een lager leidinggevende toelage zoals sommige gemeenten die kennen: in afwachting van een verwachte stap in de carrière wordt aan een medewerker die kan doorgroeien naar een managementfunctie een toelage gegeven voor maximaal 4 jaar. Deze toelage kent hoofdstuk 3 niet. Opname in de TOR zou er toe leiden dat deze evident als tijdelijk bedoelde toelage eeuwig in een TOR wordt vervat. Dus tijdelijke toelagen met een schriftelijk vastgelegde einddatum lopen gewoon door conform de afspraken en tot de vastgelegde einddatum.

 

  • 2.

    Het brandweerpersoneel bij de veiligheidsregio’s wordt uitgezonderd van het nieuwe beloningshoofdstuk met uitzondering van het IKB, tenzij in het overleg van de Brandweerkamer met de vakbonden anders wordt besloten.

     

  • 3.

    Lokale financiële arbeidsvoorwaarden (Bruto blijft bruto, netto blijft netto). die op al het personeel binnen een gemeente worden toegepast op 31 december 2015 en die zijn opgenomen in de lokale bezoldigingsverordening of rechtspositieregeling, vervallen voor het personeel dat vanaf 1 januari 2016 in dienst komt. Voor het zittende personeel wordt deze omgezet in een vast bedrag: de toelage overgangsrecht H3 (jaarbedrag) deel 1.

Toelichting:

 

Lokale arbeidsvoorwaarden vervallen voor zover ze niet terugkeren in hoofdstuk 3, conform de formulering in hoofdstuk 3.

 

  • 4.

    Voor alle overige financiële arbeidsvoorwaarden die in de lokale bezoldigingsverordening of rechtspositieregeling zijn opgenomen (en dus bij de invoering van hoofdstuk 3 nog bestaan) en die per 1 januari 2016 vervallen of dan in hoogte wijzigen, wordt op basis van het refertejaar 2014 (roosters, overwerk, en alle andere relevante factoren) voor elke medewerker die het betreft bepaald:

    • a.

      hoe hoog het bedrag is dat de medewerker aan toelagen zou ontvangen volgens de bij overgang geldende regels voor toelagen/vergoedingen

    • b.

      hoe hoog het bedrag is dat de medewerker aan toelagen zou ontvangen volgens de nieuwe systematiek.

Het verschil vormt de toelage overgangsrecht H3 (jaarbedrag) deel 2.

 

Toelichting:

 

Werkgevers waarbij tot 1 januari 2016 de grondslag van de vakantietoelage meer beloningselementen (inclusief emolumenten) omvat dan het salaris en de toegekende salaristoelagen, moeten bij het vaststellen van de TOR rekening houden met het volgende. Als het daarbij gaat om beloningselementen, die met de introductie van hoofdstuk 3 komen te vervallen of die worden verlaagd, dienen de betreffende bedragen bij wijze van nadeelcompensatie vóór opname in de TOR met 8% te worden verhoogd.

In de onderdelen 3 en 4 is een berekeningsmethode vastgelegd die recht doet aan het uitgangspunt dat het nieuwe hoofdstuk 3 geen bezuinigingsmaatregel is. Medewerkers worden gecompenseerd voor een eventuele teruggang in beloning. Behoudens de garantie bedoeld in artikel 1 van het overgangsrecht en de tijdelijke toelagen met een schriftelijk overeengekomen einddatum is daarom afgesproken om medewerkers die al in dienst waren voor 1 januari 2016 te compenseren met een TOR. Behoudens afkoop of vermindering van de aanstellingsomvang, blijft de aanspraak op een TOR gedurende het dienstverband ongewijzigd bestaan.

De TOR is in 2 delen geknipt, maar het gaat niet om twee verschillende soorten toelagen. De TOR 1 en de TOR 2 zijn feitelijk twee stappen die men in de tijd achter elkaar zet om te bepalen wat de TOR voor de medewerker is. De TOR 1 is een vast beloningselement dat iedereen in een gemeente ontvangt, bijvoorbeeld een extra eindejaarsuitkering of een PGB. De TOR 2 is lastiger te bepalen, omdat deze voor iedereen verschillend zal zijn. Niet iedereen ontvangt elk e toelage of toeslag of vergoeding die in de lokale bezoldigingsverordening is opgenomen. En niet iedereen werkt in eenzelfde dienst of rooster. Om de TOR 2 te kunnen bepalen is afgesproken 2014 als refertejaar te gebruiken. De reden daarvoor is dat 2014 een recent afgesloten jaar is. Voor een heel jaar is duidelijk wat aan onregelmatige diensten, beschikbaarheidsdiensten en overwerk is gedeclareerd/ontvangen op basis van de in 2014 geldende (lokale) regels. De in 2014 gewerkte roosters worden fictief gekoppeld aan de toeslagen van het nieuwe hoofdstuk 3. Vervolgens wordt het eindbedrag vergeleken met het bedrag dat aan toeslagen is betaald in 2014. Is er een negatief verschil, dan wordt daarmee de TOR 2 gevuld.

 

Geen roosters

 

Als de werkgever over 2014 geen rooster of werkpatroon kan reproduceren heeft de berekening aan de hand van een refertejaar geen zin. Daarom is in het LOGA afgesproken dat ook een andere rekenwijze kan worden toegepast die wordt gebaseerd op het werkpatroon/roosters voor 2016, uitgaande van het gegeven dat de roosters en werkpatronen niet wijzigen door invoering van hoofdstuk 3. Op basis van het rooster 2016 wordt voor bepaling van de TOR dit rooster berekend met de toelagepercentages uit 2014 en die in 2016. Het verschil bepaalt de hoogte van de TOR. Het gaat hierbij om ingeroosterd werk, hetzij beloond met de ORT hetzij met een overwerktoelage als de gemeente daarvoor kiest hetzij om ingeroosterde beschikbaarheidsdiensten. Overwerk Het LOGA heeft ook afgesproken dat gemeenten die bezig zijn om het overwerk terug te dringen, doordat bijvoorbeeld de nieuwe werktijdregeling wordt geïmplementeerd, de oude percentages van de oude regeling kunnen worden toegepast voor medewerkers die in dienst zijn op 31 december 2015. Voor nieuwe medewerkers gelden de percentages uit hoofdstuk 3. Als het slechts om een hele kleine groep medewerkers gaat die bovendien zeer weinig overwerkt, kan dit alternatief passend zijn. Weliswaar bestaan er dan twee systemen van overwerkpercentages naast elkaar, maar voorkomen wordt dat door opname van het oude overwerkpatroon, (zoals dat gold in refertejaar 2014), een TOR 2 ontstaat die niet nodig is. 5. Als 2014 geen representatief jaar is door langdurige ziekte (langer dan 2 maanden), langdurig onbetaald verlof, extreem veel overwerk of andere redenen wordt in onderling overleg een ander representatief refertetijdvak vastgesteld. Deze bepaling geeft ruimte om tot een andere referteperiode te komen als de bovengenoemde berekening tot een niet representatief beeld leidt. Als medewerkers bijvoorbeeld in 2014 extreem veel hebben overgewerkt, dan wordt de TOR in verhouding te hoog. Een uitzondering die alleen in een bepaalde periode gold, wordt dan met andere woorden de norm. Dat is niet de bedoeling van het overgangsrecht. De term ‘ander representatief refertetijdvak’ mag ruimer worden geïnterpreteerd dan strikt als kalendertijdvak. Het gaat erom een geschikte berekeningswijze vast te stellen mits die recht doet aan het uitgangspunt dat medewerkers er door invoering van hoofdstuk 3 niet op achteruitgaan. Met ‘onderling overleg’ wordt gedoeld op individueel overleg met de medewerker en in bijzondere gevallen op overleg in het GO. Dat laatste is het geval als het om patronen gaat en een groep van medewerkers in gelijke omstandigheden is betrokken. Datzelfde geldt als door bijvoorbeeld een reorganisatie of gewijzigde werktijdenregelingen het onmogelijk is om de roosters van 2014 te reproduceren.

 

  • 5.

    Deel 1 en deel 2 worden bij elkaar opgeteld. Dit is de toelage overgangsrecht H3. Dit bedrag stijgt niet mee met de loonontwikkelingen.

Toelichting:

 

De TOR 1 en de TOR 2 worden opgeteld. Als de TOR 1 leidt tot een positief verschil van Euro 300 per jaar, maar de TOR 2 – omdat bijvoorbeeld de toeslagen ORT van het nieuwe hoofdstuk 3 hoger zijn dan de vigerende lokale toeslagen – tot een negatief verschil van € 200 dan is de TOR: Euro 300 + (-Euro 200) = Euro 100-. De TOR is een nominaal bedrag. De TOR telt mee in de pensioengrondslag maar is geen salaristoelage en geen grondslag voor eindejaarsuitkering, vakantietoelage of levensloopbijdrage.

 

  • 6.

    Er zijn geen anticumulatiebepalingen.

Toelichting:

 

Met deze afspraak wordt gedoeld op de situatie waardoor het inkomen van de medewerker na invoering van het nieuwe hoofdstuk 3 stijgt, bijvoorbeeld door promotie of een nieuw rooster met een hogere ORT. De inkomensstijging wordt niet verrekend met de TOR van de medewerker.

 

  • 7.

    Deze toelage overgangsrecht H3 is een vast jaarbedrag dat een keer per jaar wordt uitbetaald in de maand december.

Toelichting:

 

De hoofdregel is dat de TOR eenmaal per jaar in de maand december wordt uitbetaald. Voorstelbaar is dat niet een gewenste situatie is, bijvoorbeeld omdat de TOR een hoog bedrag is, en een maandelijkse uitbetaling, of een uitbetaling per kwartaal, beter past. Daarom is (zie hieronder punt 13) afgesproken dat lokaal andere afspraken kunnen worden gemaakt. Het LOGA heeft niet bepaald met wie deze afspraken worden gemaakt. Uitgangspunt is echter dat als het om groepen medewerkers gaat het GO gesprekspartner is. Betreft het een enkeling of een kleine groep dan kunnen deze afspraken ook individueel worden gemaakt.

 

  • 8.

    De toelage overgangsrecht H3 moet minimaal 120 euro op jaarbasis zijn. Indien deze toelage lager is, wordt deze afgekocht met een eenmalig bedrag ter waarde van 5 jaar.

Toelichting:

 

Het bedrag van Euro 120 geldt bij een fulltime dienstverband. Bij deeltijd wordt het bedrag naar rato verlaagd.

 

  • 9.

    Als een dienstverband in de loop van een kalenderjaar eindigt, dan wordt de toelage overgangsrecht H3 naar rato uitgekeerd.

  • 10.

    Als een dienstverband in omvang verkleind wordt, dan daalt de toelage overgangsrecht H3 naar rato.

Toelichting:

 

Als de aanstelling in uren wordt teruggebracht, daalt de TOR naar rato. De TOR daalt niet als men ouderschapsverlof geniet of ziek is.

 

  • 11.

    Vergroten van de aanstellingsomvang ná 31-12-2015 heeft geen effect.

Toelichting:

 

De TOR volgt de duur en de omvang van de aanstelling in principe naar rato, behalve ingeval van vergroting van de aanstelling. Dan geldt de TOR niet wordt verhoogd.

 

  • 12.

    Lokaal mogen aanvullende afspraken over afkoop, uitruil of betaling in termijnen gemaakt worden.

Toelichting: Zie punt 8.

 

  • 13.

    Er is apart overgangsrecht voor personeel van gemeenten die op 31 december 2015 een lokale regeling hebben met bepalingen over de ambtsjubileumgratificatie die positief afwijken van het nieuwe artikel 3:19. Medewerkers die binnen vijf jaar van verval van de lokale regeling (dus uiterlijk 31 december 2020) recht zouden hebben op een ambtsjubileumgratificatie als de lokale regeling niet was vervallen, krijgen de ambtsjubileumgratificatie op basis van de lokale regeling die op 31 december 2015 verviel. Het gaat hierbij om de datum van het ambtsjubileum en de hoogte van de ambtsjubileumgratificatie. De gemeente legt dit recht vast bij de overgang naar het nieuwe hoofdstuk 3.

Toelichting:

 

De ambtsjubileumgratificatie kent een eigen overgangsbepaling. Het betreft de afspraak dat medewerkers die uiterlijk op 31 december 2020 recht hebben op een ambtsjubileumgratificatie op grond van de oude regeling van de gemeente, deze ambtsjubileumgratificatie ontvangen conform die oude regeling. Dat betekent ook dat de in die regeling vastgestelde criteria gelden voor de bepaling of het relevante aantal jaren is behaald. De gemeente moet dit recht vastleggen. Hoe de gemeente dit doet is niet bepaald. Betreft het een kleine groep, dan kan het op individueel niveau. Makkelijker is op in een voetnoot bij het betreffende artikel in hoofdstuk 3 de oude regeling op te nemen.

 

ARTIKEL 7

Artikel 4a:3 wordt als volgt gewijzigd:

  • a.

    de kop komt te luiden: Inhouding op salaris, salaristoelagen, eindejaarsuitkering, vakantietoelage of urenvergoeding

  • b.

    het eerste lid komt te luiden: Het college kan op verzoek van de ambtenaar zijn salaris en de toegekende salaristoelage(n), zijn eindejaarsuitkering als bedoeld in artikel 3:18a, zijn vakantietoelage als bedoeld in artikel 6:3 of zijn vergoeding als bedoeld in artikel 4a:1, vijfde lid, verlagen voor door het college vastgestelde bestedingsmogelijkheden.

ARTIKEL 8

Artikel 6:1 komt te luiden:

Artikel 6:1 Vakantie

In elk kalenderjaar heeft de ambtenaar recht op vakantie met behoud van salaris en de toegekende salaristoelage(n).

ARTIKEL 9

Artikel 6:3 komt te luiden:

Artikel 6:3 Vakantietoelage

  • 1.

    De ambtenaar heeft aanspraak op een vakantietoelage voor elke maand waarover hij als zodanig salaris en de toegekende salaristoelage(n) heeft ontvangen. Indien een ambtenaar in de loop van een maand zijn functie gaat vervullen dan wel wordt ontslagen, ontvangt hij een evenredig deel van de vakantietoelage over die maand.

  • 2.

    De vakantietoelage bedraagt per kalendermaand 8% van het voor de ambtenaar in die maand geldende salaris inclusief de toegekende salaristoelage(n), met dien verstande dat aan de ambtenaar ten minste het bedrag wordt uitbetaald dat gelijk is aan de voor ambtenaren vastgestelde minimum vakantietoelage, welk bedrag bij het vervullen van een onvolledige betrekking naar evenredigheid wordt verminderd.

ARTIKEL 10

In artikel 6:3:1, derde lid wordt ‘de bezoldiging’ vervangen door: het salaris en de toegekende salaristoelage(n)

ARTIKEL 11

Artikel 6:4, eerste en tweede lid komen te luiden:

  • 1.

    De ambtenaar die op grond van de Wazo recht heeft op calamiteiten- en ander kort verzuimverlof of kraamverlof heeft gedurende dit verlof aanspraak op doorbetaling van zijn salaris en de toegekende salaristoelage(n).

  • 2.

    In een nader vast te stellen regeling wordt bepaald in welke andere gevallen aan de ambtenaar door het college buitengewoon verlof met behoud van salaris en de toegekende salaristoelage(n) kan worden verleend.

ARTIKEL 12

Artikel 6:4:1a, eerste, derde, zesde en zevende lid komen te luiden:

  • 1.

    De ambtenaar die op grond van de Wazo recht heeft op langdurend zorgverlof, heeft over de uren dat hij dit verlof geniet aanspraak op doorbetaling van 50% van zijn salaris en de toegekende salaristoelage(n).

  • 3.

    De ambtenaar die langdurend zorgverlof geniet en langer dan 7 kalenderdagen wegens ziekte niet in staat is zijn functie te vervullen heeft met ingang van de achtste kalenderdag aanspraak op zijn volledige salaris en de toegekende salaristoelage(n).

  • 6.

    De opbouw van de vakantietoelage van de ambtenaar die langdurend zorgverlof geniet vindt plaats op basis van de salarisbetaling genoemd in het eerste lid.

  • 7.

    Indien de ambtenaar wegens ziekte niet in staat is zijn betrekking te vervullen en deze ziekteperiode duurt langer dan 7 kalenderdagen, vindt met ingang van de achtste kalenderdag de opbouw van de vakantietoelage weer plaats op basis van het volledige salaris en de toegekende salaristoelage(n).

ARTIKEL 13

Artikel 6:4:2 wordt als volgt gewijzigd:

  • a.

    de aanhef van het tweede lid komt te luiden: Tenzij de belangen van de dienst zich daartegen verzetten, wordt door het college buitengewoon verlof met behoud van salaris en de toegekende salaristoelage(n) verleend aan de ambtenaar:

  • b.

    de aanhef van het derde lid komt te luiden: Tenzij de belangen van de dienst zich daartegen verzetten wordt door het college aan de ambtenaar met een volledige betrekking buitengewoon verlof met behoud van salaris en de toegekende salaristoelage(n) verleend:

  • c.

    het vierde lid komt te luiden: Van het buitengewoon verlof met behoud van beloning van een ambtenaar die is aangesteld voor een formele arbeidsduur per week van minder dan 36 uur wordt het aantal uren genoemd in het derde lid onder de a en b, naar evenredigheid verminderd.

  • d.

    de laatste zin van het vijfde lid komt te luiden: Het buitengewoon verlof met behoud van beloning van een ambtenaar die is aangesteld voor een formele arbeidsduur per week van minder dan 36 uur wordt het aantal uren genoemd in het derde lid onder a en b, naar evenredigheid verminderd.

  • e.

    het zevende lid komt te luiden: Tenzij andere belangen van de dienst zich daartegen verzetten, wordt aan de ambtenaar die door de vereniging van ambtenaren waarvan hij lid is, is aangewezen als lid van de commissie, bedoeld in artikel 12:1, tweede lid, buitengewoon verlof met behoud van salaris en de toegekende salaristoelage(n) verleend voor het bijwonen van de vergadering van die commissie, alsmede voor een voorvergadering per uitgeschreven commissievergadering.

    Hetgeen ten aanzien van de voorvergadering is bepaald, geldt eveneens voor de ambtenaar die door de vereniging van ambtenaren waarvan hij lid is, is aangewezen als plaatsvervangend lid van de commissie bedoeld in artikel 12:1, tweede lid.

ARTIKEL 14

Artikel 6:4:4 wordt als volgt gewijzigd:

  • a.

    in het eerste lid wordt ‘de bezoldiging’ vervangen door: het salaris en de toegekende salaristoelage(n)

  • b.

    het tweede lid komt te luiden: Indien de ambtenaar uit hoofde van zijn benoeming of verkiezing, bedoeld in artikel 125c, tweede lid, Ambtenarenwet 1929, aanspraak heeft op een vaste vergoeding – niet zijnde een onkostenvergoeding – wordt op zijn salaris en de toegekende salaristoelage(n) over de tijd dat hij het op grond van dat artikellid verleende verlof geniet een inhouding toegepast. Deze inhouding gaat hetgeen hij geacht kan worden te ontvangen als vergoeding voor de met het verlof overeenkomende tijd niet te boven.

ARTIKEL 15

Artikel 6:4:5 komt te luiden:

Artikel 6:4:5 Overige redenen buitengewoon verlof

Het college kan aan een ambtenaar op diens verzoek, met behoud van het genot van zijn gehele of gedeeltelijke salaris en de toegekende salaristoelage(n) en al dan niet onder bepaalde nadere voorwaarden, verlof verlenen om andere redenen dan die welke zijn genoemd in artikel 6:4 tot en met artikel 6:4:4. Het verlof wordt verleend voor maximaal één jaar.

ARTIKEL 16

Artikel 6:5, eerste lid komt te luiden:

  • 1.

    De ambtenaar die op grond van de Wazo recht heeft op ouderschapsverlof, heeft, voor zover lokaal een regeling betaald ouderschapsverlof is of wordt vastgesteld, over de uren dat hij dit verlof geniet, maar ten hoogste over 13 maal de formele arbeidsduur per week, aanspraak op doorbetaling van een percentage van zijn salaris en de toegekende salaristoelage(n).

ARTIKEL 17

Artikel 6:5:4, derde en vierde lid komen te luiden:

  • 3.

    De opbouw van de vakantietoelage van de ambtenaar die ouderschapsverlof geniet vindt plaats op basis van de salarisbetaling, die tijdens dit ouderschapsverlof wordt uitbetaald.

  • 4.

    Indien de ambtenaar wegens ziekte niet in staat is zijn betrekking te vervullen en deze ziekteperiode duurt langer dan 14 kalenderdagen, vindt met ingang van de vijftiende kalenderdag de opbouw van de vakantietoelage weer plaats op basis van het volledige salaris en de toegekende salaristoelage(n).

ARTIKEL 18

In artikel 6:5:5, eerste en derde lid wordt ‘de bezoldiging’ vervangen door: het salaris en de toegekende salaristoelage(n)

ARTIKEL 19

De artikelen 6:5a en 6:5a1 vervallen.

ARTIKEL 20

Artikel 6:7 komt te luiden:

Artikel 6:7 Zwangerschaps- en bevallingsverlof

  • 1.

    De vrouwelijke ambtenaar die op grond van de Wazo zwangerschaps- en bevallingsverlof geniet, heeft gedurende dit verlof aanspraak op doorbetaling van haar volledige salaris en de toegekende salaristoelage(n).

  • 2.

    De Wazo-uitkering van het zwangerschaps- en bevallingsverlof wordt in mindering gebracht op het bedrag waarop de ambtenaar op grond van het eerste lid recht heeft.

  • 3.

    De ambtenaar is, wanneer zij recht heeft op zwangerschaps- en bevallingsverlof, verplicht mee te werken aan de aanvraag en de uitbetaling van de Wazo-uitkering door de gemeente bij en door het UWV.

  • 4.

    Indien als gevolg van handelingen of nalaten van handelingen door de vrouwelijke ambtenaar de Wazo-uitkering nog niet tot uitbetaling is gekomen, vermindering ondergaat, aan de ambtenaar een boete wordt opgelegd, danwel het recht op de Wazo-uitkering geheel of gedeeltelijk wordt geweigerd, en dit aan haar schuld of toedoen te wijten is, wordt de Wazo-uitkering op het salaris en de toegekende salaristoelagen in mindering gebracht.

ARTIKEL 21

Artikel 6:8 komt te luiden:

Artikel 6:8 Adoptie- en pleegzorgverlof

  • 1.

    De ambtenaar die op grond van de Wazo recht heeft op adoptie- of pleegzorgverlof, heeft gedurende dit verlof aanspraak op doorbetaling van zijn volledige salaris en de toegekende salaristoelage(n).

  • 2.

    De Wazo-uitkering van het adoptie- of pleegzorgverlof wordt in mindering gebracht op het bedrag waarop de ambtenaar op grond van het eerste lid recht heeft.

  • 3.

    De ambtenaar is, wanneer hij recht heeft op adoptie- of pleegzorgverlof, verplicht mee te werken aan de aanvraag en de uitbetaling van de Wazo-uitkering door de gemeente bij en door het UWV.

  • 4.

    Indien als gevolg van handelingen of nalaten van handelingen door de ambtenaar de Wazo-uitkering nog niet tot uitbetaling is gekomen, vermindering ondergaat, aan de ambtenaar een boete wordt opgelegd, danwel het recht op de Wazo-uitkering geheel of gedeeltelijk wordt geweigerd, en dit aan zijn schuld of toedoen te wijten is, wordt de Wazo-uitkering op het salaris en de toegekende salaristoelagen in mindering gebracht.

  • 5.

    Het adoptie- en pleegzorgverlof schort de termijnen, bedoeld in artikel 7:3, niet op.

ARTIKEL 22

Artikelen 7:3 en 7:4 komen te luiden:

Artikel 7:3 Recht op bezoldiging

  • 1.

    De ambtenaar heeft bij ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek vanaf de eerste dag van die ongeschiktheid gedurende de eerste zes maanden recht op doorbetaling van zijn volledige salaris en de toegekende salaristoelage(n).

  • 2.

    De ambtenaar heeft bij voortduring van deze ongeschiktheid gedurende de zevende tot en met de twaalfde maand recht op doorbetaling van 90% van zijn salaris en de toegekende salaristoelage(n)

  • 3.

    De ambtenaar heeft bij voortduring van deze ongeschiktheid na 12 maanden gedurende de dertiende tot en met de vierentwintigste maand recht op doorbetaling van 75% van zijn salaris en de toegekende salaristoelage(n).

  • 4.

    De ambtenaar heeft bij voortduring van deze ongeschiktheid na 24 maanden tot het einde van zijn dienstverband recht op doorbetaling van 70% van zijn salaris en de toegekende salaristoelage(n)

  • 5.

    Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt onder ziekte ook gebreken verstaan.

  • 6.

    De ambtenaar heeft recht op de doorbetaling van zijn volledige salaris en de toegekende salaristoelage(n) over de uren waarop hij:

    • a.

      zijn arbeid verricht;

    • b.

      passende arbeid verricht;

    • c.

      werkzaamheden in het kader van zijn reïntegratie verricht;

    • d.

      scholing volgt in het kader van zijn reïntegratie.

  • 7.

    De ambtenaar behoudt na afloop van de termijn van zes maanden recht op de doorbetaling van zijn volledige salaris en de toegekende salaristoelage(n) bij arbeidsongeschiktheid in en door de dienst.

  • 8.

    De ambtenaar bedoeld in het derde en vierde lid, die gedurende ten minste 50% van zijn formele arbeidsduur zijn arbeid, passende arbeid, werkzaamheden in het kader van zijn reïntegratie verricht of scholing volgt in het kader van zijn reïntegratie, genoemd in het zesde lid van dit artikel, heeft recht op een extra percentage van 5% berekend over het salaris en de toegekende salaristoelagen waar hij recht op heeft ingevolge dit artikel.

    Hierbij geldt als maximum het salaris en de toegekende salaristoelagen zoals genoemd in het eerste lid.

  • 9.

    De ambtenaar heeft ten minste recht op het wettelijk minimumloon, berekend naar rato van zijn formele arbeidsduur.

  • 10.

    De periode waarover de ambtenaar voorafgaand aan de periode van het zwangerschaps- en bevallingsverlof, bedoeld in artikel 6:7, ziek is als gevolg van de zwangerschap, schort de periode, bedoeld in het eerste tot en met het vierde lid, op.

  • 11

    Voor de toepassing van het eerste tot en met het vierde lid worden perioden van ongeschiktheid wegens ziekte samengeteld indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen of indien zij direct voorafgaan aan en aansluiten op een periode waarin zwangerschaps- en bevallingsverlof wordt genoten, bedoeld in artikel 6:7, tenzij in dat geval de ongeschiktheid redelijkerwijs niet geacht kan worden voort te vloeien uit dezelfde oorzaak.

  • 12

    De doorbetaling van het salaris en de toegekende salaristoelagen zoals genoemd in het eerste, tweede, derde en vierde lid, eindigt indien de ambtenaar definitief wordt herplaatst in een andere functie.

  • 13

    Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot het recht op beloning tijdens arbeidsongeschiktheid.

  • 14

    Het college zal rekening houden met individuele gevallen van terminale ziekte. In die gevallen zal de afweging worden gemaakt of ook na afloop van de termijn van zes maanden, bedoeld in het eerste lid, het volledige salaris en de toegekende salaristoelage(n) wordt doorbetaald.

Artikel 7:4 Doorbetaling tijdens ziekte bij seniorenmaatregel en onbetaald/gedeeltelijk betaald verlof

De ambtenaar die onbetaald dan wel gedeeltelijk betaald verlof geniet heeft recht op doorbetaling van zijn salaris en de toegekende salaristoelage(n) als bedoeld in artikel 7:3, met dien verstande dat de ambtenaar nooit een hoger bedrag doorbetaald kan krijgen, dan hij zou hebben gekregen, indien hij niet ziek zou zijn geweest.

ARTIKEL 23

In de artikelen 7:5, tweede lid en 7:8:1 wordt ‘de bezoldiging’ vervangen door: het salaris en de toegekende salaristoelage(n)

ARTIKEL 24

Artikel 7:13:1 wordt als volgt gewijzigd:

  • a.

    de kop komt te luiden: Geen aanspraak op doorbetaling

  • b.

    ‘bezoldiging’ wordt vervangen door: van salaris en de toegekende salaristoelage(n)

ARTIKEL 25

Artikel 7:13:2 wordt als volgt gewijzigd:

  • a.

    de kop komt te luiden: Staken van de doorbetaling

  • b.

    in het eerste en tweede lid wordt ‘de bezoldiging’ vervangen door: het salaris en de toegekende salaristoelage(n)

ARTIKEL 26

Artikel 7:14 wordt als volgt gewijzigd:

  • a.

    in het tweede en derde lid wordt ‘de bezoldiging’ vervangen door: het salaris en de toegekende salaristoelage(n):

  • b.

    onderdeel b van het tweede lid komt te luiden: weigert mee te werken aan het opstellen, evalueren en bijstellen van een plan van aanpak als bedoeld in artikel 7:11, eerste lid, onder b. c. weigert aangeboden passende arbeid te verrichten, waartoe hij op grond van artikel 7:11, tweede lid, verplicht is.

ARTIKEL 27

Artikel 7:15:1 wordt als volgt gewijzigd:

  • a.

    de kop komt te luiden: Betaling aan anderen en nabetaling aan ambtenaar

  • b.

    het eerste lid komt te luiden: Het college kan, indien bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven, bepalen dat de op grond van de artikelen 7:13:1, 7:13:2 en 7:14 het niet uitbetaalde salaris en de toegekende salaristoelage(n), geheel of ten dele aan anderen dan de ambtenaar zal worden uitbetaald.

ARTIKEL 28

Artikel 7:18 komt te luiden:

Artikel 7:18 Inkomsten uit of in verband met arbeid

Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot het in mindering brengen op de beloning van de ambtenaar, van inkomsten uit passende arbeid of werkzaamheden in het kader van diens re-integratie.

ARTIKEL 29

Artikel 7:18:1, eerste lid, komt te luiden: Indien de ambtenaar tijdens de verhindering tot het vervullen van zijn functie, op grond van een aan het college uitgebracht advies door de arbo-dienst of door het UWV, in het belang van zijn genezing of zijn reïntegratie, dan wel in het kader van herplaatsing wenselijk geachte arbeid voor zichzelf of voor derden verricht, worden de inkomsten uit deze arbeid in mindering gebracht op het salaris en de toegekende salaristoelage(n) waar de ambtenaar recht op heeft krachtens artikel 7:3.

ARTIKEL 30

  • a.

    De kop van artikel 7:19 komt te luiden: Samenloop met een ZW-uitkering

  • b.

    De kop van artikel 7:20 komt te luiden: Samenloop met een WW-uitkering

ARTIKEL 31

Artikel 7:21 wordt als volgt gewijzigd:

  • a.

    de kop komt te luiden; Samenloop met een uitkering op grond van de WIA

  • b.

    in het eerste lid wordt ‘betrekking’ vervangen door: functie

  • c.

    het tweede lid komt te luiden: Indien de ambtenaar recht heeft op een WGA- of een IVA-uitkering uit hoofde van twee of meer dienstbetrekkingen, wordt die uitkering naar rato van het salaris en de toegekende salaristoelage(n) uit de verschillende functies, in mindering gebracht op de dienstbetrekking op grond waarvan de betaling wordt gedaan.

ARTIKEL 32

In artikel 7:26, eerste lid wordt ‘bezoldiging’ vervangen door: salarisbetaling

ARTIKEL 33

Artikel 7:27, tweede en derde lid, komen te luiden:

  • 2.

    De garantie-uitkering bedraagt, te rekenen vanaf de datum van aanvang van de ziekte in de oorspronkelijke functie, 18 maanden 100%, vervolgens 39 maanden 80% en daarna 33 maanden 70% van het salaris en de toegekende salaristoelage(n) die de ambtenaar genoot in de oorspronkelijke functie.

  • 3.

    Op de garantie-uitkering wordt in mindering gebracht hetgeen de ambtenaar ontvangt uit de dienstbetrekking waarin hij is herplaatst en, in voorkomend geval, met het recht op WAO-uitkering, invaliditeitspensioen, herplaatsingstoelage en inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf verkregen op of na de datum waarop de arbeidsongeschiktheid op een lager niveau is vastgesteld.

ARTIKEL 34

In artikel 8:12:2, tweede lid, wordt ‘de bezoldiging’ vervangen door: zijn salaris en de toegekende salaristoelage(n).

ARTIKEL 35

Artikel 8:15:2 komt te luiden:

 

Artikel 8:15:2

  • 1.

    Tijdens de schorsing ingevolge artikel 8:15:1, eerste lid, onder b of c, kunnen het salaris en toegekende salaristoelage(n) voor een derde gedeelte worden ingehouden; na verloop van een termijn van zes weken kan een verdere vermindering van het uit te keren bedrag, ook tot het volle bedrag, plaatsvinden, behoudens het bepaalde in het derde lid.

  • 2.

    Tijdens de schorsing ingevolge artikel 8:15:1, eerste lid, onder a , kan tot de in de strafaanzegging of -oplegging genoemde datum van ingang van het ontslag de doorbetaling geheel of gedeeltelijk worden gestaakt, behoudens het bepaalde in het derde lid. Met ingang van de datum van het ontslag wordt de doorbetaling geheel gestaakt.

  • 3.

    Het betaalbare gedeelte van het salaris en de toegekende salaristoelage(n) kan aan anderen dan de ambtenaar worden uitgekeerd. Gedurende de schorsingsperiode blijft de ambtenaar in ieder geval in het genot van een bedrag, gelijk aan het op hem verhaalbare gedeelte van de premies voor pensioen.

  • 4.

    Het ingevolge het eerste lid niet uitgekeerde salaris inclusief de toegekende salaristoelage(n) wordt alsnog uitbetaald, indien de schorsing niet door een door de strafrechter opgelegde straf wordt gevolgd of ook indien en in zoverre op andere gronden alsnog tot uitbetaling wordt besloten.

  • 5.

    De ingevolge het tweede lid niet uitgekeerde salaris en toegekende salaristoelage(n) wordt alsnog uitbetaald, indien op de schorsing bestraffing van de ambtenaar met onvoorwaardelijk ontslag niet volgt.

ARTIKEL 36

De artikelen 8:16:2 en 8:16a vervallen.

ARTIKEL 37

Artikel 10d:2, aanhef, onder b komt te luiden: grondslag: het gemiddelde van het salaris en de toegekende salaristoelage(n) , berekend over een periode van 12 maanden direct voorafgaand aan de start van de re-integratiefase of de start van het Van werk naar werk-traject, vermeerderd met de vakantietoelage en de eindejaarsuitkering; deze wordt geïndexeerd met de generieke salarisverhoging in de gemeentelijke sector;

ARTIKEL 38

Artikel 10d:26 komt te luiden:

 

Artikel 10d:26 Hoogte aanvullende uitkering bij ontslag

  • 1.

    De aanvullende uitkering kent twee fases. De aanvullende uitkering wordt uitgedrukt in een percentage van de grondslag zoals gedefinieerd in artikel 10d:2 onderdeel b over het aantal uren dat de ambtenaar werkloos is.

  • 2.

    Gedurende de eerste fase bedraagt de aanvullende uitkering:

    • a.

      voor ambtenaren met een salaris en de toegekende salaristoelage(n) tot een bedrag van € 4.375,– 10%;

    • b.

      voor ambtenaren met een salaris en de toegekende salaristoelage(n) vanaf € 4.375,– tot een bedrag van € 5.250,– 20%;

    • c.

      voor ambtenaren met een salaris en de toegekende salaristoelage(n) vanaf € 5.250,– 30%.

  • 3.

    Gedurende de tweede fase bedraagt de aanvullende uitkering:

    • a.

      voor ambtenaren met een salaris en de toegekende salaristoelage(n) van € 4.375,– tot een bedrag van € 5.250,– 10%;

    • b.

      voor ambtenaren met een salaris en de toegekende salaristoelage(n) van € 5.250,– tot een bedrag van € 6.560,– 20%;

    • c.

      voor ambtenaren met een salaris en de toegekende salaristoelage(n) vanaf € 6.560,– 30%.

ARTIKEL 39

Artikel 13:2 komt te luiden:

Ten aanzien van degene die per 31 december 1996 geen volledige dienstverband heeft, geldt dat de omvang van dit dienstverband per 1 januari 1997 naar rato is teruggebracht, tenzij betrokkene heeft verzocht om handhaving van het aantal uren van het dienstverband per 31 december 1996 en dit verzoek niet is afgewezen.

ARTIKEL 40

In artikel 15:1:12, tweede lid, wordt ‘bezoldiging’ vervangen door: salaris en de toegekende salaristoelage(n)

ARTIKEL 41

Artikel 15:1:15 komt te luiden:

 

Artikel 15:1:15 Beoordeling van de ambtenaar

  • 1.

    Het college kan bepalen, dat met inachtneming van door het college te stellen regelen over de ambtenaar periodiek een beoordeling wordt uitgebracht omtrent de wijze waarop hij zijn functie vervult en omtrent zijn gedragingen tijdens de uitoefening daarvan.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in het eerste lid wordt met de ambtenaar zijn gedrag besproken tijdens de uitoefening van zijn functie of de wijze waarop hij zijn functie vervult, voor zover deze aanleiding geven tot aanmerkingen, waarbij tevens aandacht wordt geschonken aan de wijze waarop het gedrag of de wijze waarop hij zijn functie vervult naar het oordeel van het college verbeterd kan worden.

ARTIKEL 42

In artikel 15:1:20, derde lid, wordt:

  • a.

    ‘betrekking’ vervangen door: functie

  • b.

    ‘bezoldiging’ vervangen door: salaris en de toegekende salaristoelage(n)

ARTIKEL 43

In artikel 15:1:27 wordt ‘bezoldiging’ vervangen door: doorbetaling

ARTIKEL 44

Artikel 15:1:28 vervalt

ARTIKEL 45

In artikel 16:1:2, eerste lid, onder h en i wordt ‘bezoldiging’ vervangen door:salaris en de toegekende salaristoelage(n)

ARTIKEL 46

Artikel 18:1:1 wordt als volgt gewijzigd:

  • a.

    in onderdeel f van het eerste lid wordt ‘de bezoldiging – in de zin van artikel 3:11’ vervangen door: het salaris per maand inclusief eventuele salaristoelage(n)

  • b.

    in onderdeel g van het eerste lid wordt ‘laatstelijk bezoldiging werd genoten’ vervangen door: de laatste salarisbetaling heeft plaatsgevonden;

ARTIKEL 47

Artikel 19b:6, eerste en tweede lid komen te luiden:

  • 1.

    In plaats van bijlage II en IIa, past het college de salaristabel, genoemd in bijlage IV, toe bij het vaststellen van het salaris van de ambtenaar.

  • 2.

    Het functiewaarderingssysteem, bedoeld in artikel 3:1, eerste lid, is niet van toepassing. De functie van:

    • a.

      balletbegeleider is gewaardeerd op schaal 5;

    • b.

      docent is gewaardeerd op schaal 8;

    • c.

      consulent is gewaardeerd op schaal 9.

Artikel II

Dit besluit kan worden aangehaald als ‘Redactionele wijzigingen door nieuw beloningshoofdstuk 3’ en treedt in werking op de eerste dag na publicatie en werkt terug tot 1 januari 2016.

 

Vastgesteld in de vergadering van 22 november 2016

de secretaris,

drs. J.P.R. Woudstra

de burgemeester,

mw. F. Ravestein

Naar boven