Gemeenteraad van Zaltbommel - Verordening maatschappelijke ondersteuning Zaltbommel 2017 vastgesteld

De raad van de gemeente Z a l t b o m m e l ;

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 6 december 2016;

 

gelet op de artikelen 2.1.3, 2.1.4, eerste, tweede, derde en zevende lid, 2.1.5, eerste lid, 2.1.6, 2.1.7, 2.3.6, vierde lid, en 2.6.6, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

 

Overwegende dat:

 

  • -

    burgers die beperkingen ervaren in zelfredzaamheid en beperkt aanspraak kunnen doen op een sociaal vangnet of onvoldoende in staat zijn deel te nemen aan de maatschappij, een beroep moeten kunnen doen op zorg en ondersteuning door de gemeente;

  • -

    burgers die aanspraak maken op zorg of ondersteuning door de gemeente zolang mogelijk de eigen regie houden en zoveel mogelijk worden aangesproken op hun eigen kracht;

  • -

    zorg en ondersteuning die door de gemeente wordt geboden aan moet sluiten bij de leefwereld van burgers;

  • -

    Zorg en ondersteuning zoveel als mogelijk in de directe omgeving van burgers wordt georganiseerd;

  • -

    het noodzakelijk is om de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking te bevorderen en zo bij te dragen aan het realiseren van een samenleving waarin iedereen meedoet;

  • -

    het noodzakelijk is om regels vast te stellen ter uitvoering van het beleidsplan als bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet met betrekking tot de ondersteuning bij de versterking van de zelfredzaamheid en participatie van personen met een beperking of met chronische psychische of psychosociale problemen, beschermd wonen en opvang

 

gezien het advies van Wmo-raad;

 

b e s l u i t :

 

vast te stellen de volgende: Verordening maatschappelijke ondersteuning Zaltbommel 2017.

 

HOOFDSTUK 1 BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

  • 1.

    In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a.

      algemene voorziening: een voorziening die is gericht op maatschappelijke ondersteuning en die is ingericht voor alle inwoners van Zaltbommel of een specifieke doelgroep, rechtstreeks toegankelijk of met beperkte toegangsbeoordeling.

    • b.

      ADL-clusterwoning: een zelfstandige woning voor mensen met een ernstige lichamelijke handicap of chronische aandoening waar 24 uur per dag hulp en assistentie ingeroepen kan worden.

    • c.

      andere voorziening: een voorziening anders dan in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

    • d.

      bijdrage: bijdrage als bedoeld in artikel 2.1.4 van de wet;

    • e.

      gebruikelijke voorziening: een voorziening die niet speciaal is bedoeld voor mensen met een beperking die algemeen verkrijgbaar is en niet of niet veel duurder is dan vergelijkbare voorzieningen;

    • f.

      hoofdverblijf: de woonruimte, bestemd en geschikt voor permanente bewoning, waar de cliënt zijn vaste woon- en verblijfplaats heeft of zal hebben en op welk adres hij in de Basisregistratie Personen ingeschreven staat of zal staan. Indien de cliënt met een briefadres in de Basisregistratie Personen ingeschreven staat, gaat het om het feitelijk woonadres.

    • g.

      hulpvraag: behoefte aan maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet;

    • h.

      maatwerkvoorziening: maatwerkvoorziening zoals bedoeld in artikel 1.1.1 van de wet;

    • i.

      pgb: persoonsgebonden budget zoals bedoeld in artikel 1.1.1 van de wet;

    • j.

      voorliggende voorziening: een algemene voorziening of andere voorziening waarmee aan de hulpvraag wordt tegemoetgekomen;

    • k.

      verslag: weergave van de uitkomsten van het onderzoek zoals in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet.

    • l.

      wet: de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo).

  • 2.

    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet verder worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, het uitvoeringsbesluit Wmo 2015 en de Algemene wet bestuursrecht.

HOOFDSTUK 2 PROCEDUREREGELS

Artikel 2.1 Procedureregels melding, onderzoek en aanvraag maatschappelijke ondersteuning

Het college bepaalt met inachtneming van de artikelen 2.3.1 tot en met 2.3.5 van de wet bij nadere regeling op welke wijze in samenspraak met de cliënt wordt vastgesteld of de cliënt voor een maatwerkvoorziening voor zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen of opvang in aanmerking komt.

Artikel 2.2 Cliëntondersteuning

Het college zorgt ervoor dat ingezetenen een beroep kunnen doen op kosteloze cliëntondersteuning, waarbij het belang van de cliënt uitgangspunt is. Het college wijst de cliënt en zijn mantelzorger voor het onderzoek, bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet, op de mogelijkheid gebruik te maken van gratis cliëntondersteuning.

HOOFDSTUK 3 TE BEREIKEN RESULTATEN MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING

Artikel 3.1 Resultaten

De voorzieningen in het kader van de Wmo ondersteunen burgers van de gemeente Zaltbommel op het gebied van zelfredzaamheid en participatie. Zij stellen burgers in staat:

  • 1.

    een huishouden te voeren. Daaronder wordt verstaan:

    • a.

      beschikken over een schoon en leefbaar huis.

    • b.

      beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften.

    • c.

      beschikken over schone en draagbare kleding.

    • d.

      thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren.

  • 2.

    zijn/haar woning normaal te kunnen gebruiken. Daaronder wordt verstaan:

    • a.

      bereiken van de woning.

    • b.

      zich kunnen verplaatsen in en om de woning.

  • 3.

    mensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan;

  • 4.

    zelfredzaamheid op het gebied van persoonlijke verzorging;

  • 5.

    zich lokaal te verplaatsen met een vervoermiddel;

  • 6.

    binnen zijn/haar mogelijkheden regie te voeren over het dagelijkse leven, waaronder wordt verstaan:

    • a.

      het vermogen heeft tot sociaal functioneren in de dagelijkse leefsituaties, zoals thuis en in relatie met vrienden en familie;

    • b.

      het vermogen heeft om zelf in het structureren van zijn dag te voorzien;

    • c.

      zelf besluiten kan nemen en regie voeren;

  • 7.

    een dag-structuur te hebben, waaronder wordt verstaan:

    • a.

      het hebben van een zinvolle dagbesteding, gericht op behoud of ontwikkeling van vaardigheden

    • b.

      het hebben van een evenwichtig dag- en nachtritme.

HOOFDSTUK 4 MAATWERKVOORZIENINGEN

Artikel 4.1 Uitgangspunt beoordeling maatwerkvoorziening

Het college neemt het verslag als uitgangspunt om de aanvraag van een maatwerkvoorziening te beoordelen.

Artikel 4.2 Advisering

Als het college dat van belang vindt kan deze bij het beoordelen van een aanvraag voor een maatwerkvoorziening een adviesinstantie aanwijzen om aanvullende expertise te bieden die relevant is voor het komen tot een besluit.

Artikel 4.3 Criteria voor een maatwerkvoorziening

  • 1.

    Een cliënt komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening, indien:

    • a.

      naar het oordeel van het college sprake is van een beperking in de zelfredzaamheid of participatie die niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, gebruikelijke voorzieningen of hulp uit het sociale netwerk kan worden verminderd of weggenomen;

    • b.

      deze volgens het onderzoek voor een lange tijd noodzakelijk is om de cliënt in staat te stellen tot zelfredzaamheid en/of participatie;

    • c.

      deze volgens het onderzoek een adequate bijdrage levert aan de zelfredzaamheid en participatie;

    • d.

      de maatwerkvoorziening er aan bijdraagt dat de cliënt langer thuis woont; en

    • e.

      dit de goedkoopst adequate voorziening aan te merken is.

  • 2.

    Een cliënt komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening beschermd wonen en opvang, indien:

    • a.

      naar het oordeel van het college sprake is van psychische of psychosociale problemen die het voor een cliënt onmogelijk maken zich te handhaven in de samenleving en die niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, gebruikelijke voorzieningen of hulp uit het sociale netwerk kunnen worden verminderd of weggenomen;

    • b.

      er door deze psychische of psychosociale problemen behoefte is aan beschermd wonen of opvang;

    • c.

      de voorziening volgens het onderzoek een adequate bijdrage levert aan de behoefte van de cliënt op het gebied van beschermd wonen of opvang;

    • d.

      te verwachten is dat de cliënt zich binnen afzienbare tijd weer kan handhaven in de maatschappij; en

    • e.

      dit als de goedkoopst-adequate voorziening aan te merken is.

Artikel 4.4 Aanvullende criteria voor woonvoorzieningen

  • 1.

    Het college beoordeelt, in aanvulling op artikel 4.1, eerste lid, of de cliënt kan verhuizen naar een geschikte woning of een gemakkelijker geschikt te maken woning en die verhuizing kan leiden tot het te bereiken resultaat. Deze beoordeling vindt plaats, indien de aanpassing van de woning een bedrag zoals genoemd in het besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Zaltbommel te boven gaat.

  • 2.

    Het college stelt nadere regels.

Artikel 4.5 Aanvullende criteria voor vervoersvoorzieningen

  • 1.

    Het college beoordeelt, in aanvulling op artikel 4.1, eerste lid, of de cliënt gebruik kan maken van een aanwezige en bruikbare algemene voorziening of van collectief vraagafhankelijk vervoer van deur tot deur die in de individuele situatie van de cliënt kan leiden tot het te bereiken resultaat.

  • 2.

    Het college stelt nadere regels.

Artikel 4.6 Aanvullende criteria voor hulp bij het huishouden

  • 1.

    Het college beoordeelt, in aanvulling op artikel 4.1, eerste lid, of de cliënt één of meerdere huisgenoten heeft die beschikbaar en in staat zijn werkzaamheden over te nemen in het kader van gebruikelijke zorg.

  • 2.

    Het college stelt nadere regels.

Artikel 4.7 Aanvullende criteria voor beschermd wonen

  • 1.

    Een cliënt komt alleen in aanmerking komen voor beschermd wonen, indien:

    • a.

      de cliënt een geldende psychiatrische diagnose van een arts kan overleggen; en

    • b.

      de cliënt als direct gevolg van de geldende gediagnostiseerde psychiatrische aandoening een reële noodzaak heeft tot bescherming van zichzelf of zijn omgeving.

  • 2.

    Een cliënt komt niet in aanmerking voor beschermd wonen, indien:

    • a.

      de cliënt zelfstandig kan wonen, zonder noodzaak voor specifieke ondersteuning die 24/7 (op afroep) beschikbare bescherming en/of begeleiding vereist; of

    • b.

      de cliënt geen medisch toetsbare psychiatrische diagnose kan overleggen op grond waarvan de noodzaak tot beschermd wonen blijkt; of

    • c.

      de cliënt wel een aantoonbaar gediagnostiseerde behoefte tot een beschermd verblijf heeft, maar waarbij de medische behandeling (nog) op de voorgrond staat en waarbij de cliënt primair onder behandeling staat voor deze aandoening.

Artikel 4.8 Aanvullende criteria voor opvang

  • 1.

    Een cliënt komt alleen in aanmerking voor opvang, indien de opvang van de cliënt het meest kansrijk is de regio ’s-Hertogenbosch waar de gemeente Zaltbommel deel van uitmaakt. Een cliënt komt niet in aanmerking voor opvang, indien:

    • a.

      de cliënt ondersteuning nodig heeft bij het uitvoeren van alledaagse levensverrichtingen, waaronder persoonlijke verzorging en het verrichten van basale huishoudelijke taken;

    • b.

      de cliënt een fysieke of zintuigelijke beperking heeft waardoor de opvang niet of onvoldoende toegankelijk is;

    • c.

      er duidelijke indicaties bestaan voor dominante verslaving of psychiatrische problematiek die niet door de instelling begeleidt kan worden en / of belastend is voor het samenwonen binnen de voorziening;

    • d.

      de cliënt ernstig verstandelijk beperkt is en daardoor binnen de instelling niet adequaat begeleid kan worden;

    • e.

      de cliënt niet akkoord wenst te gaan met de huisregels en de verblijfsvoorwaarden van de opvanginstelling waaronder het meewerken aan een zekerheidsstelling voor de betaling van de bijdrage;

    • f.

      de cliënt zich (na toegang tot de voorziening) ernstig misdraagt jegens andere cliënten in de opvangvoorziening of jegens de medewerkers van de instelling.

  • 2.

    De cliënt komt in aanmerking voor vrouwenopvang, indien:

    • a.

      de cliënt een vrouw is in de leeftijd van 18 jaar en ouder al dan niet met kinderen; en

    • b.

      de cliënt geen veilig onderdak meer heeft ten gevolge van geweld in huiselijke kring, geweld in afhankelijk relaties, eer-gerelateerd geweld of mensenhandel.

  • 3.

    De cliënt komt in aanmerking voor crisisopvang, indien:

    • a.

      de cliënt 18 jaar en ouder is al dan niet met kinderen; en

    • b.

      de cliënt in een crisissituatie is beland door huisuitzetting en/of te maken heeft met meervoudige problemen.

  • 4.

    De cliënt komt in aanmerking voor begeleid wonen, indien:

    • a.

      de cliënt 18 jaar en ouder is al dan niet met kinderen;

    • b.

      de cliënt dak- of thuisloos is in de zin van het (nog) niet kunnen hebben van een zelfstandig huurcontract op eigen naam, en

    • c.

      de verblijfsduur van een jaar, met een eventuele gemotiveerde verlenging van een half jaar, niet is verstreken.

Artikel 4.9 Uitsluitingscriteria voor een maatwerkvoorziening

Een cliënt komt niet in aanmerking voor een maatwerkvoorziening, indien:

  • a.

    de cliënt niet is ingeschreven in de basisregistratie personen van de gemeente Zaltbommel, met uitzondering van beschermd wonen en opvang;

  • b.

    de noodzaak tot ondersteuning voor de cliënt redelijkerwijs vermijdbaar was;

  • c.

    de noodzaak tot ondersteuning voor de cliënt voorzienbaar was, tenzij van de cliënt redelijkerwijs niet verwacht kon worden maatregelen te treffen die de maatwerkvoorziening overbodig hadden gemaakt;

  • d.

    de cliënt een beroep kan doen op een voorliggende voorziening;

  • e.

    de cliënt ondersteuning wenst die in een voorliggende voorziening als niet noodzakelijk wordt aangemerkt;

  • f.

    deze voor de cliënt algemeen gebruikelijk is;

  • g.

    de voorziening zoals die waarop de aanvraag betrekking heeft eerder is verstrekt vanuit een wettelijke bepaling of regeling en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening niet verstreken is. Tenzij de eerder verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de cliënt zijn toe te rekenen, of de cliënt zelf de veroorzaakte kosten geheel of gedeeltelijk bijdraagt;

  • h.

    de aanvraag betrekking heeft op kosten die de cliënt al voor het moment van aanvragen of het moment van beschikken heeft gemaakt en waarbij niet meer is na te gaan of de maatwerkvoorziening noodzakelijk is en als goedkoopst passend is aan te merken;

  • i.

    de aanspraak niet is vast te stellen doordat de cliënt niet of onvoldoende voldoet aan de verplichtingen die zijn beschreven in artikel 2.3.8 lid 1 en 3 van de wet;

  • j.

    de noodzaak voor de voorziening het gevolg is van een verhuizing waar op grond van beperkingen van de zelfredzaamheid en/of participatie, geen aanleiding bestond en geen andere belangrijke reden aanwezig was voor deze verhuizing.

  • k.

    sprake is van een woonvoorziening in woongebouwen die specifiek gericht zijn op mensen met beperkingen en waarvan verwacht mag worden dat:

    • 1.

      reeds voorzieningen zijn getroffen in de gemeenschappelijke ruimten; of

    • 2.

      voorzieningen bij nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten kunnen worden meegenomen;

  • l.

    het gaat om een woningaanpassing van een woning met een commercieel doel zoals een hostel, pension of bed and breakfast; of

  • m.

    het gaat om woningaanpassing aan tweede woningen, vakantie- en recreatiewoningen en ADL-clusterwoningen.

HOOFDSTUK 5 REGELS VOOR EEN PGB

Artikel 5.1 Regels voor het pgb

  • 1.

    Het college verstrekt een pgb voor een maatwerkvoorziening in overeenstemming met artikel 2.3.6 van de wet.

  • 2.

    Onverminderd artikel 2.3.6, tweede en vijfde lid, van de wet, verstrekt het college geen pgb voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de belanghebbende voorafgaand aan de indiening van de aanvraag heeft gemaakt en niet meer is na te gaan of de ingekochte voorziening noodzakelijk was.

  • 3.

    Het tarief voor een pgb:

    • a.

      is gebaseerd op de soort voorziening en omvang van de voorziening;

    • b.

      is toereikend om effectieve en kwalitatief goede ondersteuning in te kopen;

    • c.

      is gebaseerd op de benodigde omvang op grond van het onderzoek zoals bedoeld in artikel 2.2. en een door de cliënt opgesteld plan over hoe hij het pgb gaat besteden, en

    • d.

      bedraagt ten hoogste de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate maatwerkvoorziening in natura.

  • 4.

    Het college kan nadere regels stellen over de wijze waarop de hoogte van een pgb wordt vastgesteld.

  • 5.

    Het college stelt de hoogte van een eigen bijdrage vast.

  • 6.

    Het college stelt nadere regels met betrekking tot de hoogte van het tarief en kan hierbij rekening houden met de rechtsvorm van de dienstverlener. De hoogte van een pgb voor ondersteuning in de vorm van dienstverlening uit het sociale netwerk, bedraagt maximaal een door het college vast te stellen bedrag.

  • 7.

    De hoogte van een pgb voor een zaak wordt bepaald op ten hoogste de kostprijs van de voorziening die de aanvrager op dat moment zou hebben ontvangen als de voorziening in natura zou zijn verstrekt. Als de naturaverstrekking een tweedehands voorziening betreft, wordt de kostprijs daarop gebaseerd, met een looptijd gelijk aan de verkorte termijn waarop de voorziening technisch is afgeschreven, rekening houdend met onderhoud en verzekering. Als de naturaverstrekking een nieuwe voorziening betreft, wordt de kostprijs daarop gebaseerd, rekening houdend met een eventueel door de gemeente te ontvangen korting en rekening houdend met onderhoud en eventuele wettelijk verplichte verzekering.

  • 8.

    Een cliënt aan wie een pgb wordt verstrekt kan diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen onder de volgende voorwaarden betrekken van een persoon die behoort tot het sociaal netwerk:

    • a.

      als de dienst zorg omvat waarvoor krachtens landelijk geldende kwaliteitscriteria een minimale opleiding vereist is, beschikt de persoon over de desbetreffende kwalificatie;

    • b.

      deze persoon niet heeft aangegeven dat de ondersteuning aan de cliënt hem te zwaar valt en tussenpersonen of belangenbehartigers mogen niet uit het pgb worden betaald.

  • 9.

    Tussenpersonen en belangenbehartigers mogen niet uit het persoonsgebonden budget worden betaald.

  • 10.

    Het college verstrekt geen pgb als:

    • a.

      het een voorziening voor maatschappelijke opvang of aanvullend openbaar vervoer betreft;

    • b.

      voor zover het pgb is bestemd voor besteding in het buitenland, tenzij voldaan is aan door het college te stellen nadere voorwaarden;

    • c.

      voor zover deze is bedoeld voor ondersteunings- of administratiekosten in verband met het pgb;

    • d.

      sprake is van een spoedeisende situatie zoals bedoeld in artikel 2.3.3 van de wet

    • e.

      de cliënt geen ingevuld budgetplan heeft aangeleverd;

    • f.

      de cliënt als dat wordt gevraagd weigert het budgetplan te bespreken of zonder geldige reden niet deelneemt aan het gesprek;

    • g.

      de cliënt jonger is dan 18 jaar en één van de ouders of voogden, surseance van betaling heeft aangevraagd of failliet is verklaard;

    • h.

      de cliënt jonger is dan 18 jaar en ten aanzien van één van de ouders of voogden, de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is, of een verzoek daarvoor bij de rechtbank is ingediend;

    • i.

      onvoldoende aannemelijk is dat met het pgb toereikende ondersteuning van goede kwaliteit wordt behaald;

    • j.

      een gefundeerd vermoeden bestaat dat de cliënt problemen zal hebben met het omgaan met een pgb.

  • 11.

    Het college kan geen pgb verstrekken als de cliënt zich niet heeft gehouden aan verplichtingen bij een eerder verstrekt pgb.

HOOFDSTUK 6 EIGEN BIJDRAGE DOOR CLIËNT

Artikel 6.1 Regels voor bijdrage in de kosten van maatwerkvoorzieningen en algemene voorzieningen

  • 1.

    Een cliënt is een bijdrage in de kosten verschuldigd:

    • a.

      voor het gebruik van een algemene voorziening, anders dan cliëntondersteuning; en

    • b.

      voor een maatwerkvoorziening of pgb, zolang hij van de maatwerkvoorziening gebruik maakt of gedurende de periode waarvoor het pgb wordt verstrekt, overeenkomstig het uitvoeringsbesluit maatschappelijke ondersteuning, en afhankelijk van het inkomen en vermogen van de cliënt en zijn echtgenoot.

  • 2.

    Het college bepaalt bij nadere regeling:

    • a.

      voor welke algemene voorzieningen, anders dan cliëntondersteuning, de cliënt een bijdrage is verschuldigd;

    • b.

      wat per soort algemene voorziening de hoogte van deze bijdrage is; en

    • c.

      dat de bijdrage voor een maatwerkvoorziening of pgb die is bestemd voor een woningaanpassing voor een minderjarige is verschuldigd door de onderhoudsplichtige ouders, daaronder vallen degenen tegen wie een op artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gegrond verzoek is afgewezen, en degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over een cliënt.

  • 3.

    Het college bepaalt bij nadere regeling:

    • a.

      op welke wijze de kostprijs van een maatwerkvoorziening en pgb wordt bepaald; en

    • b.

      door welke andere instantie dan het CAK in de gevallen bedoeld in artikel 2.1.4, zevende lid, de bijdragen voor een maatwerkvoorziening of pgb ten aanzien van opvang worden vastgesteld en geïnd.

HOOFDSTUK 7 KWALITEIT, INSPRAAK EN EVALUATIE

Artikel 7.1 Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning

  • 1.

    Aanbieders zorgen voor een goede kwaliteit van voorzieningen. Onder de kwaliteit van voorzieningen vallen ook de eisen die aanbieders stellen aan de deskundigheid van beroepskrachten. Dit doen aanbieders door:

    • a.

      het afstemmen van voorzieningen op de persoonlijke situatie van de cliënt;

    • b.

      het afstemmen van voorzieningen op andere vormen van zorg; en

    • c.

      er op toe te zien dat beroepskrachten tijdens hun werkzaamheden handelen in overeenstemming met de professionele standaard.

  • 2.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van deze eisen door periodieke overleggen met de aanbieders, een jaarlijks cliënt-ervaringsonderzoek, en zo nodig door in overleg met de cliënt ter plaatse de geleverde voorzieningen te controleren.

Artikel 7.2 Verhouding prijs en kwaliteit bij de levering van voorziening door derden

  • 1.

    In het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding houdt het college bij het vaststellen van tarieven van diensten die door derden worden geleverd rekening met:

    • a.

      de aard en omvang van de taken;

    • b.

      een redelijke toeslag voor overheadkosten;

    • c.

      een reële mate van non-productiviteit van personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg;

    • d.

      kosten voor bijscholing van personeel, en

    • e.

      de toepasselijke CAO-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie.

  • 2.

    Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren overige voorzieningen, in ieder geval rekening met:

    • a.

      de marktprijs van de voorziening, en

    • b.

      de eventuele extra taken die in verband met de voorziening van de leverancier worden gevraagd, zoals:

      • i)

        aanmeten, leveren en plaatsen van de voorziening;

      • ii)

        instructie over het gebruik van de voorziening;

      • iii)

        onderhoud van de voorziening;, en

      • iv)

        deelname in bepaalde samenwerkingsverbanden (bijv. buurtteams).

Artikel 7.3 Meldingsregeling calamiteiten en geweld

  • 1.

    Het college treft een regeling voor het melden van calamiteiten en geweldsincidenten bij de verstrekking van een voorziening door een aanbieder en wijst een toezichthoudende instantie aan.

  • 2.

    Aanbieders melden iedere calamiteit en ieder geweldsincident dat zich heeft voorgedaan bij de verstrekking van een voorziening direct aan de toezichthoudende ambtenaar.

  • 3.

    De toezichthoudende instantie, bedoeld in artikel 6.1 van de wet, zorgt ervoor dat onderzoek wordt gedaan naar de calamiteiten en geweldsincidenten en adviseert het college over het voorkomen van verdere calamiteiten en geweld.

  • 4.

    Het college kan vaststellen welke verdere eisen gelden voor het melden van calamiteiten en geweld bij de verstrekking van een voorziening.

Artikel 7.4 Klachtregeling

  • 1.

    Aanbieders stellen een regeling vast om klachten van cliënten over de voorzieningen af te handelen.

  • 2.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de klachtregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders, en een jaarlijks cliënt-ervaringsonderzoek.

Artikel 7.5 Medezeggenschap bij aanbieders van maatschappelijke ondersteuning

  • 1.

    Aanbieders stellen een regeling vast voor de medezeggenschap van cliënten over voorgenomen besluiten van de aanbieder die voor de gebruikers van belang zijn ten aanzien van voorzieningen.

  • 2.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de medezeggenschapsregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders en een jaarlijks cliënt-ervaringsonderzoek.

Artikel 7.6 Betrekken van ingezetenen bij het beleid

  • 1.

    Het college betrekt ingezetenen van de gemeente, waaronder cliënten of hun vertegenwoordigers, bij de voorbereiding van het beleid ten aanzien van maatschappelijke ondersteuning. Het college stelt ingezetenen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen te doen voor het beleid over maatschappelijke ondersteuning.

  • 2.

    Het college voorziet ingezetenen daarbij desgevraagd van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 3.

    Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden. Ingezetenen worden daarbij voorzien van informatie en ondersteuning die een adequate deelname aan het overlegmogelijk maakt.

  • 4.

    Het college kan beleidsregels vaststellen ter uitvoering van het tweede, derde en vierde lid.

Artikel 7.7 Evaluatie

Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt tenminste eens per twee jaar geëvalueerd. Het college stuurt hiervoor steeds twee jaar na de inwerkingtreding van de verordening een verslag aan de gemeenteraad over de doeltreffendheid en de effecten van de verordening in de praktijk.

HOOFDSTUK 8: BEËINDIGING, HERZIENING, INTREKKING EN TERUGVORDERING

Artikel 8.1 Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering

  • 1.

    Onverminderd artikel 2.3.8 van de wet doet een cliënt aan het college op verzoek of direct uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet.

  • 2.

    Onverminderd artikel 2.3.10 van de wet kan het college een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

    • a.

      de cliënt onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      de cliënt niet langer op de maatwerkvoorziening of het pgb is aangewezen;

    • c.

      de maatwerkvoorziening of het pgb als niet meer toereikend wordt beoordeeld;

    • d.

      de cliënt niet voldoet aan de aan de maatwerkvoorziening of het pgb verbonden voorwaarden, of

    • e.

      de cliënt de maatwerkvoorziening of het pgb voor een ander doel gebruikt.

  • 3.

    Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

  • 4.

    Als het college een beslissing op grond van het tweede lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens door de cliënt opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van de cliënt en degene die daaraan opzettelijk zijn medewerking heeft verleend, geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten maatwerkvoorziening of het ten onrechte genoten pgb.

  • 5.

    Ingeval het recht op een in eigendom verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening door het college worden teruggevorderd.

  • 6.

    Ingeval het recht op een in bruikleen verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening door het college worden teruggevorderd.

  • 7.

    Het college onderzoekt uit het oogpunt van kwaliteit van de geleverde zorg, al dan niet steekproefsgewijs, de bestedingen van pgb’s.

HOOFDSTUK 9 TEGEMOETKOMING EN WAARDERING

Artikel 9.1 Jaarlijkse waardering mantelzorgers

Het college bepaalt in een nadere regeling hoe zij zorg draagt voor de jaarlijkse blijk van waardering voor mantelzorgers van cliënten in de gemeente.

Artikel 9.2 Tegemoetkoming meerkosten personen met een beperking of chronische problemen

Het college kan in overeenstemming met het beleidsplan, bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet, op aanvraag aan personen met een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen die daarmee verband houdende aannemelijke meerkosten hebben, en die een inkomen hebben lager dan een nader te bepalen percentage van het wettelijk minimumloon, een tegemoetkoming verstrekken ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en de participatie. Het college kan nadere regels stellen.

HOOFDSTUK 10. SLOTBEPALINGEN

Artikel 10.1 Intrekking oude verordening en overgangsrecht

De Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015 gemeente Zaltbommel wordt ingetrokken, met dien verstande dat deze van toepassing blijft op de aanvragen en bezwaarschriften die voor de datum van inwerkingtreding van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Zaltbommel 2017 zijn ingediend.

Artikel 10.2 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Zaltbommel 2017.

 

 

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Zaltbommel in

zijn vergadering van donderdag 26 januari 2017.

 

 

De raad voornoemd,

de raadsgriffier,

de voorzitter, 

M.S.P. Muurling

A.van den Bosch

Naar boven