Gemeente Raalte Wijziging Algemene plaatselijke verordening

Verordening tot wijziging van de kapbepalingen van de Algemene plaatselijke verordening gemeente Raalte

De raad van de gemeente Raalte;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 13 december 2016, zaaknummer 10245-2016;

gelet op de artikelen 149 en 151a, eerste lid, van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen de volgende

Verordening tot wijziging van de kapbepalingen van de Algemene plaatselijke verordening gemeente Raalte

 

Artikel I

De Algemene plaatselijke verordening gemeente Raalte, hoofdstuk 4, afdeling 3, komt als volgt te luiden:

 

Afdeling 3 Het bewaren van bomen

Artikel 4.10 Begripsbepalingen

In deze afdeling wordt verstaan onder:

  • a.

    boom: een houtachtig, opgaand gewas met een dwarsdoorsnede van de stam van minimaal 35 centimeter op 1,3 meter hoogte boven het maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de dwarsdoorsnede van de dikste stam;

  • b.

    vellen: rooien; kappen; verplanten; het snoeien van meer dan 20 procent van de kroon of het wortelgestel, met inbegrip van kandelaberen; het verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds, die de dood of ernstige beschadiging of ernstige ontsiering van de boom ten gevolge kunnen hebben; een nalaten, zowel boven- als ondergronds, dat de dood of ernstige beschadiging of ernstige ontsiering van de boom ten gevolge kan hebben, door de zakelijk gerechtigde tot de grond waarop zich de boom bevindt of aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is;

  • c.

    herplantwaarde: de kosten voor een gelijkwaardige herplant, daaronder begrepen de aanschafkosten voor bomen, de kosten van het planten en de kosten van het gedurende drie jaar in stand houden van de boom.

  • d.

    gemeentelijke boom: een boom op een perceel in eigendom van de gemeente Raalte;

  • e.

    overige boom: een boom die geen gemeentelijke boom is;

  • f.

    bebouwde kom: het als bebouwde kom aangewezen gebied op grond van artikel 4.1, aanhef en onder a, van de Wet natuurbescherming;

  • g.

    cluster: bomen in een lijnelement of in een vlakelement, dan wel alle bomen op één perceel indien er sprake is van vijf of meer beschermenswaardige bomen op dat perceel.

     

Artikel 4.11 Kapverbod

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag:

    • a.

      een gemeentelijke boom te vellen of te doen vellen;

    • b.

      binnen de bebouwde kom een overige boom te vellen of te doen vellen;

    • c.

      buiten de bebouwde kom:

      • i.

        een overige boom, aanwezig in een tuin of op een erf, te vellen of te doen vellen, met uitzondering van:

        • a.

          populieren;

        • b.

          wilgen, tenzij deze zijn geknot;

        • c.

          fruitbomen, met uitzondering van hoogstamfruitbomen;

      • ii.

        overige bomen te vellen of te doen vellen, met uitzondering van:

        • a.

          fruitbomen, met uitzondering van hoogstamfruitbomen, en windschermen om boomgaarden;

        • b.

          naaldbomen, kennelijk bedoeld om te dienen als kerstbomen, indien niet ouder dan twintig jaar;

        • c.

          kweekgoed;

        • d.

          uit populieren of niet-geknotte wilgen bestaande:

          • 1.

            wegbeplantingen;

          • 2.

            beplantingen langs waterwegen, en

          • 3.

            eenrijige beplantingen langs landbouwgronden;

        • e.

          het dunnen van bomen;

        • f.

          uit populieren, wilgen, essen of elzen bestaande beplantingen die kennelijk zijn bedoeld voor de productie van houtige biomassa, indien zij:

          • 1.

            ten minste eens per tien jaar worden geoogst;

          • 2.

            bestaan uit minstens tienduizend stoven per hectare per beplantingseenheid, zijnde een aaneengesloten beplanting die niet wordt doorsneden door onbeplante stroken breder dan twee meter, en

          • 3.

            zijn aangelegd na 1 januari 2013.

    • d.

      een boom die is geplant ter voldoening aan een door het bevoegd gezag opgelegde herplantplicht of ter voldoening aan een aan een beschikking van het bevoegd gezag verbonden voorschrift, te vellen of te doen vellen. Voor de toepassing van dit onderdeel wordt, in afwijking van artikel 4.10, aanhef en onder a, onder ‘boom’ verstaan een houtachtig, opgaand gewas, ongeacht de dwarsdoorsnede van de stam.

  • 2.

    Het verbod geldt niet voor:

    • a.

      het vellen van een boom die moet worden geveld krachtens de Plantenziektenwet of krachtens een aanschrijving van burgemeester en wethouders of van de burgemeester;

    • b.

      het periodiek vellen van hakhout ter uitvoering van het reguliere onderhoud;

    • c.

      het periodiek knotten of kandelaberen als noodzakelijke beheermaatregel bij knotbomen, gekandelaberde bomen of leibomen ter uitvoering van het reguliere onderhoud.

  • 3.

    Het verbod geldt verder niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet natuurbescherming.

  • 4.

    Het verbod blijft buiten toepassing als de burgemeester toestemming verleent voor het vellen van een boom in verband met een spoedeisend belang voor de openbare orde of een direct gevaar voor personen of goederen.

  • 5.

    Het verbod, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder c, onder i, blijft buiten toepassing voor zover het vellen tevens moet worden aangemerkt als het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, waarvoor krachtens een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit een omgevingsvergunning is vereist, mits de toetsingscriteria voor het verlenen van die omgevingsvergunning overeenkomen met de van toepassing zijnde criteria bedoeld in artikel 4.12a.

  • 6.

    Het verbod, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder c, onder ii, blijft buiten toepassing voor zover op grond van een andere wettelijke regel een verplichting tot compensatie ter plaatse van toepassing is.

  • 7.

    Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

     

Artikel 4.11a Lijst beschermenswaardige bomen

  • 1.

    Burgemeester en wethouders stellen een lijst met beschermenswaardige bomen vast. Bomen kunnen individueel of in clusters op de lijst worden geplaatst. De lijst kan vergezeld gaan van een kaart.

  • 2.

    Bomen en clusters van bomen worden op de lijst als bedoeld in het eerste lid geplaatst op basis van vitaliteit en toekomstverwachting in combinatie met ten minste één van de volgende criteria:

    • a.

      zichtbaarheid;

    • b.

      ecologische waarde;

    • c.

      cultuurhistorische waarde en

    • d.

      zeldzaamheid en dendrologische waarde.

  • 3.

    Wanneer burgemeester en wethouders een lijst als bedoeld in het eerste lid hebben vastgesteld, geldt het verbod bedoeld in artikel 4.11, eerste lid, aanhef en onder b, alleen voor bomen op deze lijst.

     

Artikel 4.12 Meldingen Wet natuurbescherming

Wanneer het bevoegd gezag voor de Wet natuurbescherming aan de gemeente meldt dat er een kapmelding op grond van de Wet natuurbescherming is ingediend, dragen burgemeester en wethouders er zorg voor dat van de ontvangst van deze melding kennis wordt gegeven in een of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze.

 

Artikel 4.12a De vergunning

  • 1.

    De vergunning wordt aangevraagd door of namens dan wel met toestemming van degene, die krachtens zakelijk recht of publiekrechtelijke bevoegdheid gerechtigd is over de boom te beschikken.

  • 2.

    Het bevoegd gezag kan de vergunning om te vellen weigeren dan wel onder voorschriften verlenen.

  • 3.

    Een vergunning wordt geweigerd als de belangen van verlening niet opwegen tegen de belangen van het behoud van de boom op basis van een of meer van de volgende waarden:

    • a.

      natuur- en milieuwaarden;

    • b.

      landschappelijke waarden;

    • c.

      cultuurhistorische waarden;

    • d.

      waarden van stads en dorpsschoon;

    • e.

      waarden voor recreatie en leefbaarheid.

       

Artikel 4.12b Bijzondere vergunningsvoorschriften

  • 1.

    Bij de vergunning kan worden voorgeschreven dat binnen een door het bevoegd gezag te stellen termijn en overeenkomstig door het bevoegd gezag te geven aanwijzingen moet worden herplant.

  • 2.

    In het voorschrift als bedoeld in het eerste lid wordt in ieder geval bepaald:

    • a.

      hoeveel bomen er moeten worden herplant;

    • b.

      de soort en afmeting van de te herplanten bomen;

    • c.

      de locatie waarop moet worden herplant;

    • d.

      binnen welke termijn moet worden herplant;

    • e.

      binnen welke termijn na de herplant en op welke wijze niet aangeslagen herplant moet worden vervangen.

  • 3.

    Als herplanting als bedoeld in het eerste lid niet mogelijk is, kan bij de vergunning worden voorgeschreven dat een geldelijke bijdrage, gelijk aan de herplantwaarde van de te vellen boom, gestort moet worden in het gemeentelijke groencompensatiefonds.

  • 4.

    Bij de vergunning kan worden voorgeschreven dat pas tot vellen van bomen op en bij bouw- en aanlegwerken of een andere ruimtelijke herinrichting of reconstructie mag worden overgegaan als andere vergunningen of ruimtelijke besluiten onherroepelijk geworden zijn en de feitelijke en financiële voortgang van de werken voldoende gewaarborgd is.

  • 5.

    De verplichtingen en voorschriften op grond van dit artikel kunnen gelden voor bomen kleiner dan de in artikel 4.10 genoemde minimum maat.

     

Artikel 4.12c Herplantplicht, instandhoudingsplicht, kapbevel

  • 1.

    Als een boom waarop het verbod tot vellen van toepassing is, zonder vergunning van het bevoegd gezag is geveld, of op andere wijze teniet is gegaan, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde tot de grond waarop zich de boom bevond of aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herplanten overeenkomstig door hem te geven aanwijzingen, binnen een door hem te stellen termijn.

  • 2.

    In de beschikking als bedoeld in het eerste lid wordt in ieder geval bepaald:

    • a.

      hoeveel bomen er moeten worden herplant;

    • b.

      de soort en afmeting van de te herplanten bomen;

    • c.

      de locatie waarop moet worden herplant;

    • d.

      binnen welke termijn moet worden herplant;

    • e.

      binnen welke termijn na de herplant en op welke wijze niet aangeslagen herplant moet worden vervangen.

  • 3.

    Als een boom waarop het verbod tot vellen van toepassing is in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde tot de grond waarop zich de boom bevindt of aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om overeenkomstig door hem te geven aanwijzingen binnen een door hem te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen.

  • 4.

    Als een boom in verband met een spoedeisend belang voor de openbare orde of een direct gevaar voor personen of goederen moet worden geveld, kan de burgemeester de zakelijk gerechtigde tot de grond waarop zich de boom bevindt of aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, het bevel geven om overeenkomstig door hem te geven aanwijzingen de boom onmiddellijk te vellen.

  • 5.

    De verplichtingen en voorschriften op grond van dit artikel kunnen gelden voor bomen kleiner dan de in artikel 4.10, aanhef en onder a, genoemde minimummaat.

  • 6.

    Degene aan wie een verplichting als bedoeld in dit artikel is opgelegd, alsmede diens rechtsopvolger, is verplicht daaraan te voldoen.

     

Artikel II

Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na die waarop zij is bekendgemaakt.

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van

26 januari 2017.

de voorzitter,

de griffier,

Toelichting op Verordening tot wijziging van de kapbepalingen van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Raalte.

Behorende bij het voorstel van het college van 13 december 2016, zaaknummer 10245-2016.

Artikelsgewijs

Artikel I

Dit artikel regelt de wijziging van de Algemene plaatselijke verordening. Hoofdstuk 4, afdeling 3, dat betrekking heeft op de bewaring van houtopstanden, wordt in zijn geheel vervangen. De artikelen van de nieuwe afdeling 4.3 worden hieronder afzonderlijk toegelicht.

 

Artikel 4.10

Dit artikel omschrijft enkele begrippen die in afdeling 4.3 veel gebruikt worden. Hieronder wordt met name ingegaan op wijzigingen die worden aangebracht ten opzichte van de bepalingen van afdeling 4.3 in de vigerende APV.

Het begrip ‘boom’ blijft behouden, maar met enkele wijzigingen ten opzichte van de huidige regeling. Zo is de minimale stamdiameter waarbij nog van een ‘boom’ gesproken wordt, in dit artikel gelijk getrokken met de minimale stamdiameter waarbij er in principe een vergunning vereist is voor het vellen (35 cm op 1,3 m hoogte). Als gevolg hiervan is er sprake van vergunningplicht voor het kappen, zodra er sprake is van een boom als bedoeld in dit onderdeel en aan andere criteria is voldaan (zie artikel 4.11). De stamdiameter komt daardoor niet meer terug als afzonderlijk criterium voor het bepalen van de kapvergunningplicht.

Ook het begrip ‘vellen’ blijft behouden. Onderdeel van dit begrip is op dit moment “het verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds, die de dood of ernstige beschadiging of ernstige ontsiering van de boom ten gevolge kunnen hebben”. Hieraan wordt toegevoegd dat ook een nalaten met hetzelfde mogelijke gevolg als vellen wordt aangemerkt. Het moet daarbij gaan om een nalaten door degene die zakelijk gerechtigd is op de grond waarop de boom staat of degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is.

Het begrip ‘boomwaarde’ komt te vervallen. In de huidige afdeling 4.3 werd dit begrip al niet meer toegepast. Het wordt vervangen door het begrip ‘herplantwaarde’. Dit begrip is de uitdrukking van de kosten voor het herplanten van een gelijkwaardige boom. De herplantwaarde wordt gehanteerd bij het bepalen van een eventuele bijdrage aan het groencompensatiefonds.

Het begrip ‘bomen effect analyse’ is vervallen, omdat dit begrip in de nieuwe afdeling 4.3 niet terugkomt.

Nieuw is het begrip ‘gemeentelijke boom’. In het Groen- en kapbeleid wordt een onderscheid gemaakt tussen gemeentelijke bomen en andere bomen. Het begrip gemeentelijke boom is omschreven als een boom (zoals omschreven in dit artikel bij het begrip ‘boom’) die zich bevindt op een perceel dat in eigendom is van de gemeente Raalte. Dit kan ook een perceel zijn dat door de gemeente aan derden is verhuurd of in gebruik gegeven is of waarvan de gemeente Raalte het eigendom deelt met een andere partij.

De tegenhanger van de gemeentelijke bomen zijn de ‘overige bomen’. Dit begrip wordt omschreven als bomen (wederom zoals omschreven bij het begrip ‘boom’) die geen gemeentelijke bomen zijn.

Het begrip ‘groenhoofdstructuur’ is geschrapt. In het Groen- en kapbeleid is de omstandigheid dat een boom zich in de groene hoofdstructuur bevindt, niet meer van belang voor de vraag of er voor het vellen van die boom een vergunning vereist is. Dit begrip komt in afdeling 4.3 daarom niet meer terug en hoeft daarom ook niet meer omschreven te worden.

Het begrip ‘bebouwde kom’ is aangepast in verband met de inwerkingtreding van de Wet natuurbescherming op 1 januari 2017. Deze wet vervangt de Boswet. Op grond van de Wet natuurbescherming (artikel 4.1, aanhef en onder a) dient de gemeenteraad de grenzen van de bebouwde kom vast te stellen. Onder de Boswet (artikel 1, vijfde lid) gold dit ook en de gemeenteraad heeft aan dit voorschrift voldaan (laatst bij besluit van 28 januari 2016).

Ingevolge het overgangsrecht van de Wet natuurbescherming (artikel 9.9, eerste lid) geldt de vaststelling van de bebouwde kom op grond van de Boswet als de vaststelling van de bebouwde kom op grond van de Wet natuurbescherming. Daarom wordt in de omschrijving van het begrip ‘bebouwde kom’ verwezen naar de Wet natuurbescherming als grondslag.

Nieuw is het begrip ‘cluster’. Dit begrip is toegevoegd ter verduidelijking van de mogelijkheden van de lijst met beschermenswaardige bomen en de bijbehorende kaart (zie artikel 4.11a). Bomen kunnen individueel of in clusters op de lijst worden geplaatst. Onder een cluster bomen worden ten eerste verstaan bomen in een lijnelement, bijvoorbeeld bomen langs een (water)weg of erfgrens. Het hoeft niet om een rechte lijn te gaan. Ten tweede wordt onder een cluster bomen verstaan bomen in een vlakelement, bijvoorbeeld een bosje. Het laatste onderdeel betreft alle bomen op een perceel indien ten minste vijf van die bomen als beschermenswaardig kunnen worden aangemerkt.

 

Artikel 4.11

Dit artikel bevat de vergunningplicht voor het vellen van bomen en vormt daarmee de kern van afdeling 4.3. In het eerste lid is bepaald in welke gevallen er voor het vellen een vergunning vereist is. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gemeentelijke en overige bomen, en tussen binnen en buiten de bebouwde kom. Ook zijn kapvergunningplichtig bomen die in het kader van herplant zijn aangebracht. Dit kan ook betrekking hebben op bomen met een kleinere stamdiameter dan omschreven in artikel 4.10. Het eerste lid spreekt over bomen in het enkelvoud, maar daaruit dient niet te worden opgemaakt dat de vergunningplicht niet zou gelden indien er meer dan een boom zou worden gekapt.

Voor het bepalen van (de uitzondering op) de kapvergunningplicht voor overige bomen buiten de bebouwde kom is voor de overige bomen buiten erven en tuinen (eerste lid, aanhef en onder c, onder ii) aangesloten bij artikel 4.1, aanhef en onder c tot en met h, van de Wet natuurbescherming. Deze opsomming dient op dezelfde wijze te worden uitgelegd als de opsomming in de Wet natuurbescherming. Op het voorgaande zijn twee uitzonderingen gemaakt. Hoogstamfruitbomen en geknotte wilgen worden als landschappelijk en cultuurhistorisch waardevol gezien, en zijn daarom niet onder de uitzonderingen op de kapvergunningplicht begrepen.

Het tweede lid bevat een aantal uitzonderingen op de algemene vergunningplicht. Deze behoeven op zich geen toelichting. In de huidige APV wordt hierbij nog verwezen naar artikel 15 van de Boswet. De Boswet is op 1 januari 2017 vervallen en vervangen door de Wet natuurbescherming. Deze laatste wet bevat, in tegenstelling tot de Boswet, geen bepaling die ertoe strekt dat gemeenten ten aanzien van bepaalde bomen geen gebruik kunnen maken van hen toekomende bevoegdheden.

Het derde lid regelt dat het verbod niet van toepassing is, voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet natuurbescherming. Hiermee wordt ongeoorloofde aanvulling van hogere regelgeving voorkomen. Volgens de literatuur dient onder ‘onderwerp’ te worden bestaan dezelfde materie (wat wordt er geregeld?) en hetzelfde motief (waarom wordt het geregeld?). Het onderwerp van de Wet natuurbescherming is een verbod op het vellen van houtopstanden (materie), omwille van de bescherming van bosareaal (motief). Een verbod op het vellen van houtopstanden uit oogpunt van, bijvoorbeeld, bescherming van landschappelijke waarden is dus mogelijk.

Het vierde lid bevat een mogelijkheid voor noodkap. Als een boom geveld moet worden vanwege een spoedeisend belang voor de openbare orde of een direct gevaar voor personen of goederen, blijft het algemene verbod achterwege indien de burgemeester toestemming verleent voor de noodkap. Hoewel deze toestemming niet is geformuleerd als vergunning of ontheffing is er overigens wel sprake van een besluit (beschikking) in de zin van de Algemene wet bestuursrecht en staat daar voor belanghebbenden bezwaar en beroep tegen open. Voor zover de boom dan al geveld is, kan herroeping of vernietiging van de toestemming tot gevolg hebben dat een herplantplicht wordt opgelegd.

Met het vijfde lid wordt beoogd om een dubbele vergunningplicht te voorkomen bij het vellen van bomen in het buitengebied. Het bestemmingsplan Buitengebied vereist voor bepaalde gebieden een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheid voor het vellen van bomen. Dit betreft met name gebieden met landschappelijke waarden. Bij het beoordelen van de aanvraag van een dergelijke vergunning wordt dezelfde afweging gemaakt als bij het beoordelen van een aanvraag om een kapvergunning. Daarom wordt het niet nodig geacht in die gevallen ook nog een kapvergunning te eisen. Voorwaarde is wel dat in het kader van de omgevingsvergunning daadwerkelijk eenzelfde afweging wordt gemaakt.

Met het zesde lid wordt eveneens beoogd dubbele administratieve lasten te voorkomen, bij samenloop tussen de APV en andere regelgeving ten aanzien van bomen, met name de Wet natuurbescherming. Wanneer voor het vellen van een houtopstand op grond van de Wet natuurbescherming een melding nodig is, is een vergunning op grond van de APV (die met een ander motief vereist is) niet nodig. Voorwaarde daarbij is dat op grond van de Wet natuurbescherming of andere regelgeving compensatie ter plaatse vereist is. Is het bij of krachtens die wet of regelgeving toegestaan elders te compenseren of in het geheel van compensatie af te zien, dan is wel een vergunning op grond van de APV nodig. Aan die vergunning zal dan een herplantplicht worden verbonden. Deze voorwaarde is gesteld om te voorkomen dat bomen binnen de gemeente geveld worden en buiten de gemeente worden gecompenseerd.

In het zevende lid wordt ten slotte bepaald dat afdeling 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) op de kapvergunning van toepassing is. Strikt genomen wordt dit al bepaald in artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en is het niet nodig dit in de Algemene plaatselijke verordening nogmaals te bepalen. De bepaling wordt echter voor de volledigheid opgenomen, omdat in de verordening voor alle vergunningen en ontheffingen is bepaald of afdeling 4.1.3.3 Awb van toepassing is.

 

Artikel 4.11a

Ter uitvoering van het nieuwe kapbeleid voor overige bomen binnen de bebouwde kom bevat het nieuwe artikel 4.11a de verplichting voor burgemeester en wethouders om een lijst met beschermenswaardige bomen vast te stellen. Het kan daarbij gaan om individuele bomen maar ook om clusters van bomen. Het begrip ‘cluster’ is omschreven in artikel 4.10. De lijst kan vergezeld gaan van een kaart, waarop de locatie van de op de lijst geplaatste bomen of bomenclusters kan worden aangeduid.

Het artikel geeft de criteria die moeten worden gehanteerd bij het bepalen welke bomen op de lijst geplaatst worden. Wanneer het gaat om clusters van bomen kan het cluster als geheel worden getoetst aan de genoemde criteria. De omstandigheid dat bomen op een rij (lijnelement) of in een bosje (vlakelement) staan kan dan een rol spelen bij plaatsing op de lijst. De bomen in een lijn- of vlakelement hoeven dan niet stuk voor stuk aan de criteria te voldoen. In geval van plaatsing van alle bomen op een perceel als cluster op de lijst, geldt als eis dat ten minste vijf bomen als beschermenswaardig kunnen worden aangemerkt. In die gevallen dient er wel een individuele beoordeling van bomen plaats te vinden.

Is de lijst eenmaal vastgesteld, dan geldt het kapverbod voor overige bomen binnen de bebouwde kom alleen voor bomen die op de lijst staan. Het gaat dan zowel om de bomen die individueel op de lijst zijn geplaatst, als de afzonderlijke bomen die deel uitmaken van de clusters die op de lijst geplaatst zijn.

Na vaststelling van de lijst blijft het uiteraard mogelijk om nieuwe bomen op de lijst te plaatsen (als deze na verloop van tijd alsnog als beschermenswaardig moeten worden gezien), of bomen van de lijst te verwijderen (als deze niet meer beschermenswaardig zijn, zijn geveld of teniet zijn gegaan).

 

Artikel 4.12

Dit artikel is een voortzetting van het artikel dat is ontstaan bij de herziening van de Algemene plaatselijke verordening in 2016. Het bevat de verplichting voor burgemeester en wethouders om kennis te geven van door hen ontvangen meldingen van het kappen van bomen op grond van de Boswet. Als gevolg van de wetswijziging op 1 januari 2017 is in het artikel de Boswet is vervangen door de Wet natuurbescherming.

 

Artikel 4.12a

In dit artikel wordt bepaald wie een aanvraag om een kapvergunning kunnen indienen, dat de vergunning kan worden geweigerd of onder voorschriften kan worden verleend, en op grond van welke criteria de vergunning geweigerd kan worden.

Deze criteria zijn breder dan de criteria die gelden voor plaatsing van overige bomen op de lijst met beschermenswaardige bomen (binnen de bebouwde kom), omdat de criteria ook van toepassing zijn op gemeentelijke bomen en overige bomen buiten de bebouwde kom.

 

Artikel 4.12b

Dit artikel bevat bevoegdheden om enkele bijzondere voorschriften te verbinden aan een kapvergunning. Het gaat ten eerste om een verplichting om herplant te plegen, ofwel om een verplichting om de kap te compenseren (eerste lid). Het gaat daarbij in principe om compensatie ter plaatse, maar dit dient bij het voorschrift bepaald te worden. Het tweede lid bepaalt welke voorschriften er in ieder geval aan een herplantverplichting moeten worden verbonden.

Als compensatie ter plaatse niet mogelijk is, kan ervoor worden gekozen om een bijdrage aan het groencompensatiefonds verplicht te stellen (derde lid). Deze bijdrage dient gelijk te zijn aan de herplantwaarde van de boom. Het begrip herplantwaarde is omschreven in artikel 4.10. Het bevoegd gezag bepaalt de hoogte van de herplantwaarde bij het verlenen van de kapvergunning.

Het vierde lid bevat een bepaling voor gevallen waarin de kapvergunning wordt verleend voor het vellen van een boom in verband met bouw- of aanlegwerkzaamheden of een andere ruimtelijke herinrichting of reconstructie. In die gevallen kan worden voorgeschreven dat de boom pas geveld mag worden als de voor die werkzaamheden of herinrichting benodigde vergunningen of ruimtelijke besluiten onherroepelijk zijn en de feitelijke en financiële voortgang van de werken voldoende gewaarborgd is.

In het vijfde lid is bepaald dat een herplantverplichting ook betrekking kan hebben op bomen die kleiner zijn dan de in artikel 4.10 opgenomen stamdiameter en die daarom strikt genomen geen ‘boom’ in de zin van de kapbepalingen zijn.

In de vigerende verordening bevat het vijfde lid nog een ander mogelijk voorschrift, namelijk het opstellen en overleggen van een bomen effect analyse voor te behouden bomen bij bouw- en aanlegwerkzaamheden. Dit mogelijke voorschrift is vervallen. Indien er bij bouw- of aanlegactiviteiten geen bomen worden geveld, is een kapvergunning niet nodig. De mogelijkheid om bij een kapvergunning voor te schrijven dat voor te behouden bomen een bomen effect analyse moet worden opgesteld, heeft dan geen nut. Het gaat om de gevolgen van bouw- en aanlegactiviteiten en niet om de gevolgen van de te vellen boom. Een bomen effect analyse voor te behouden bomen is dus alleen zinvol bij de beoordeling van nieuwe ruimtelijke initiatieven waarvoor bij omgevingsvergunning van het bestemmingsplan afgeweken moet worden. Bij het beoordelen van de volledigheid van de aanvraag voor zo’n vergunning kan een bomen effect analyse kan dan worden opgevraagd.

 

Artikel 4.12c

Dit artikel regelt ten eerst dat in bepaalde gevallen een zelfstandige herplantplicht kan worden opgelegd, dus los van een kapvergunning (eerste lid). De randvoorwaarden hierbij zijn dezelfde als bij de herplantplicht die als voorwaarde aan een kapvergunning wordt verbonden (tweede lid). Kortheidshalve wordt verwezen naar de toelichting op artikel 4.12b.

Daarnaast regelt artikel 4.12c in het derde lid dat het bevoegd gezag een instandhoudingsplicht kan opleggen als een boom waarop het verbod tot vellen van toepassing is, in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd.

Voor gevallen waarin het in verband met een spoedeisend belang voor de openbare orde of een direct gevaar voor personen of goederen nodig is een boom te vellen, bevat het vierde lid de bevoegdheid voor de burgemeester om een kapbevel te geven. De rechthebbende dient de boom dan onmiddellijk te (laten) vellen. Een eventuele vergunningplicht geldt niet (zie artikel 4.11, tweede lid, aanhef en onder a).

In het vijfde lid is bepaald dat plichten en bevelen op de voet van artikel 4.12c ook betrekking kunnen hebben op bomen die kleiner zijn dan de in artikel 4.10 opgenomen stamdiameter en die daarom strikt genomen geen ‘boom’ in de zin van de kapbepalingen zijn.

Het zesde lid bepaalt ten slotte dat ook de rechtsopvolgers van degenen aan wie een herplant- of instandhoudingsplicht is opgelegd, verplicht zijn daaraan te voldoen.

 

Vervallen: Artikel 4.12d

De huidige Algemene plaatselijke verordening voorziet met artikel 4.12d nog in het aanwijzen van een bestuursorgaan dat schadevergoedingen op grond van artikel 17 van de Boswet toekent. Op 1 januari 2017 is de Boswet vervangen door de Wet natuurbescherming. Deze laatste wet kent geen vervanger van artikel 17 van de Boswet en voorziet ook niet in overgangsrecht ten aanzien van artikel 17 van de Boswet. Het is dus niet nodig om artikel 4.12d te handhaven.

 

Artikel II

Dit artikel regelt de inwerkingtreding van deze wijzigingsverordening. De verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking in het (digitale) Gemeenteblad.

Naar boven