Gemeente Nijkerk - Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015, wijziging januari 2017

Raadsbesluit nummer 2017-001-A

 

De raad van de gemeente Nijkerk;

 

gelezen het collegevoorstel van 6 decemebr 2016;

 

gelet op de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

 

b e s l u i t : vast te stellen de volgende

Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015, wijziging januari 2017

Artikel 1 Wijziging

De Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015 wordt als volgt gewijzigd.

A

Artikel 1a vervalt.

B

In artikel 3, tweede lid, worden de woorden ‘bedoeld in artikel 6’ vervangen door: bedoeld in artikel 4.

C

Artikel 7, tweede lid, komt te luiden:

  • 2.

    Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is, verstrekt het college de goedkoopst adequate voorziening.

D

Artikel 14, vierde lid, vervalt.

E

De artikelen 1, 2, 4, 6, 10, 11, 13, 13a en 16 worden vervangen door:

 

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    aanbieder: natuurlijke persoon of rechtspersoon die jegens de gemeente gehouden is een algemene voorziening of een maatwerkvoorziening te leveren;

  • -

    algemeen gebruikelijke voorziening: voorziening die niet speciaal is bedoeld voor mensen met een beperking en die algemeen verkrijgbaar is en niet of niet veel duurder is dan vergelijkbare producten;

  • -

    algemene voorziening: aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is en dat is gericht op maatschappelijke ondersteuning;

  • -

    beschermd wonen: wonen in een accommodatie van een instelling met daarbij behorende toezicht en begeleiding, gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie, het psychisch en psychosociaal functioneren, stabilisatie van een psychiatrisch ziektebeeld, het voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlast of het afwenden van gevaar voor de cliënt of anderen, bestemd voor personen met psychische of psychosociale problemen, die niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving;

  • -

    bijdrage (in de kosten): bijdrage als bedoeld in artikel 2.1.4, eerste lid, van de wet;

  • -

    cliënt: persoon die gebruik maakt van een algemene voorziening of aan wie een maatwerkvoorziening of persoonsgebonden budget is verstrekt of door of namens wie een melding is gedaan als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet;

  • -

    collectieve voorziening: een voorziening die individueel wordt verstrekt maar die door meerdere personen tegelijk gebruikt kan worden;

  • -

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijkerk;

  • -

    echtgenoot: persoon die gehuwd is of een geregistreerd partnerschap heeft als bedoeld in het Burgerlijk Wetboek;

  • -

    gebruikelijke hulp: hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten;

  • -

    gesprek: gesprek in het kader van het onderzoek als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet;

  • -

    hoofdverblijf: de plaats waar een persoon daadwerkelijk de meeste nachten per jaar doorbrengt;

  • -

    huiselijk geweld: lichamelijk, geestelijk of seksueel geweld of bedreiging daarmee door iemand uit de huiselijke kring;

  • -

    hulpvraag: de behoefte aan maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet;

  • -

    langdurig noodzakelijk: een situatie waarbij het, vanwege de behoefte aan ondersteuning, naar het oordeel van het college noodzakelijk is een voorziening voor langer dan zes maanden toe te kennen

  • -

    maatwerkvoorziening: een op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen als bedoeld in artikel 1.1.1 van de wet;

  • -

    mantelzorg: hulp ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen, opvang, jeugdhulp, het opvoeden en opgroeien van jeugdigen en zorg en overige diensten als bedoeld in de Zorgverzekeringswet, die rechtstreeks voortvloeit uit een tussen personen bestaande sociale relatie en die niet wordt verleend in het kader van een hulpverlenend beroep;

  • -

    mantelzorger: een persoon die mantelzorg verleent;

  • -

    melding: melding aan het college als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet;

  • -

    ondersteuningsplan: de schriftelijke weergave van het onderzoek en de gemaakte afspraken;

  • -

    opvang: onderdak en begeleiding voor personen die de thuissituatie hebben verlaten, al dan niet in verband met risico’s voor hun veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, en niet in staat zijn zich op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit hun sociale netwerk te handhaven in de samenleving;

  • -

    persoonlijk plan: plan zoals bedoeld in artikel 2.3.2, tweede lid, van de wet; in een persoonlijk plan kan een budgetplan opgenomen zijn;

  • -

    persoonsgebonden budget (of: pgb): bedrag waaruit namens het college betalingen worden gedaan voor diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot een maatwerkvoorziening behoren, en die een cliënt van derden heeft betrokken;

  • -

    sociaal netwerk: personen uit de huiselijke kring of andere personen met wie de cliënt een sociale relatie onderhoudt;

  • -

    verslag: de schriftelijke weergave van het intakegesprek;

  • -

    wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

  • -

    wettelijke voorliggende voorziening: een voorziening ter bevordering van de zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen en opvang op grond van een wettelijke bepaling anders dan ingevolge de wet, waarmee het resultaat geheel of gedeeltelijk bereikt kan worden.

 

Artikel 2. Melding hulpvraag

  • 1.

    Een hulpvraag kan door of namens een cliënt schriftelijk of mondeling bij het college worden gemeld.

  • 2.

    Het college zendt de melder binnen twee weken een ontvangstbevestiging, met daarbij zo mogelijk de uitnodiging voor een gesprek.

 

Artikel 4. Onderzoek

  • 1.

    Een gesprek kan deel uitmaken van het onderzoek. Het gesprek wordt gevoerd met de cliënt, dan wel zijn vertegenwoordiger, voor zover mogelijk zijn mantelzorger en voor zover nodig zijn familie.

  • 2.

    De elementen, genoemd in artikel 2.3.2, vierde lid, van de wet maken in ieder geval deel uit van het onderzoek en vormen de basis van het gesprek als bedoeld in het eerste lid.

  • 3.

    De cliënt wordt gewezen op de mogelijkheid van onafhankelijke cliëntondersteuning. Het college draagt, indien de cliënt dit vraagt, zorg voor de beschikbaarheid van kosteloze onafhankelijke cliëntondersteuning.

  • 4.

    Tijdens het gesprek wordt aan de cliënt dan wel diens vertegenwoordiger in begrijpelijke bewoordingen medegedeeld welke mogelijkheden bestaan om te kiezen voor een algemene voorziening en/of een maatwerkvoorziening in natura, dan wel een persoonsgebonden budget en wat de gevolgen van die keuze zijn.

  • 5.

    Het college wijst de cliënt dan wel zijn vertegenwoordiger op de mogelijkheid om een aanvraag als bedoeld in artikel 6 in te dienen.

  • 6.

    Als de cliënt in aanmerking wil komen voor een maatwerkvoorziening, zoals kan blijken uit het persoonlijk plan respectievelijk ondersteuningsplan, wordt dit opgenomen in het verslag van het gesprek.

  • 7.

    Het college verstrekt de cliënt dan wel diens vertegenwoordiger een schriftelijke weergave van de uitkomsten van het onderzoek.

 

Artikel 6. Aanvraag

  • 1.

    Een aanvraag voor een maatwerkvoorziening kan door of namens een cliënt schriftelijk bij het college worden ingediend, in de vorm van een ondertekend verslag of ondersteuningsplan, dan wel met gebruik van een door het college ter beschikking gesteld formulier.

  • 2.

    Indien de aanvraag is voorafgegaan door een melding en een intakegesprek, kan een ondertekend verslag, respectievelijk persoonlijk plan of ondersteuningsplan op verzoek van de cliënt worden aangemerkt als aanvraag.

  • 3.

    Als de cliënt een aanvraag indient voor ondersteuning in de vorm van een pgb, doet hij dat door middel van een persoonlijk plan waarin een budgetplan is opgenomen.

  • 4.

    De cliënt die, zonder voorafgaande melding en gesprek, een aanvraag doet voor een maatwerkvoorziening, verstrekt het college desgevraagd terstond een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.

 

Artikel 10. Regels voor pgb

  • 1.

    Het college verstrekt een pgb in overeenstemming met artikel 2.3.6 van de wet.

  • 2.

    Onverminderd artikel 2.3.6, tweede en vijfde lid, van de wet verstrekt het college geen pgb voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de belanghebbende voorafgaand aan de indiening van de aanvraag heeft gemaakt en niet meer is na te gaan of de ingekochte voorziening noodzakelijk was.

  • 3.

    De hoogte van een pgb:

    • a.

      wordt vastgesteld aan de hand van een door de cliënt opgesteld plan over hoe hij het pgb gaat besteden;

    • b.

      wordt berekend op basis van een prijs of tarief waarmee redelijkerwijs is verzekerd dat het pgb toereikend is om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, van derden te betrekken, en wordt indien nodig aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering, en

    • c.

      bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate in de gemeente beschikbare maatwerkvoorziening in natura.

  • 4.

    Het college stelt in een nadere regeling de bedragen en andere voorwaarden vast die van toepassing zijn op de verschillende categorieën pgb’s. Het pgb voor maatwerkvoorzieningen bedraagt ten minste 75% van de kostprijs van de betreffende voorziening of dienstverlening in natura, berekend aan de hand van het derde lid.

  • 5.

    Het college kan toestaan dat een cliënt aan wie een pgb wordt verstrekt, diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk, mits volgens afwegingscriteria een duidelijke meerwaarde is aangetoond. In voorkomend geval:

    • a.

      krijgt deze persoon een lager tarief betaald voor zijn diensten, overeenkomstig het door het college in een nadere regeling vastgestelde tarief;

    • b.

      mogen tussenpersonen of belangenbehartigers niet uit het pgb worden betaald.

  • 6.

    Bij een pgb of een gedeelte van een pgb dat bedoeld is voor hulp bij het huishouden wordt het tarief, bedoeld in het vijfde lid onder a:

    • a.

      bij inschakeling van bloed- en aanverwanten in de eerste en tweede graad vastgesteld op een derde van de kostprijs ingevolge het derde lid, met een minimum van € 7,50 per uur,

    • b.

      bij inschakeling van andere personen uit het sociaal netwerk vastgesteld op de helft van de kostprijs ingevolge het derde lid, met een minimum van € 12,50 per uur.

 

Artikel 11. Voorkoming en bestrijding ten onrechte ontvangen maatwerkvoorzieningen en pgb’s en misbruik of oneigenlijk gebruik van de Wmo 2015

  • 1.

    Het college informeert cliënten of hun vertegenwoordiger in begrijpelijke bewoordingen over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een maatwerkvoorziening of pgb zijn verbonden en over de mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.

  • 2.

    Onverminderd artikel 2.3.8 van de wet doet een cliënt aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet.

  • 3.

    Onverminderd artikel 2.3.10 van de wet kan het college een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

    • a.

      de cliënt onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      de cliënt niet langer op de maatwerkvoorziening of het pgb is aangewezen;

    • c.

      de maatwerkvoorziening of het pgb niet meer toereikend is te achten;

    • d.

      de cliënt niet voldoet aan de aan de maat-werkvoorziening of het pgb verbonden voorwaarden, of

    • e.

      de cliënt de maatwerkvoorziening of het pgb niet of voor een ander doel gebruikt.

  • 4.

    Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen zes maanden na toekenning niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden, tenzij hierover met het college andere afspraken zijn gemaakt.

  • 5.

    Als het college een beslissing op grond van het derde lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens door de cliënt opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van de cliënt en degene die daaraan opzettelijk zijn medewerking heeft verleend, geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten maat-werkvoorziening of het ten onrechte genoten pgb.

  • 6.

    Als het recht op een in eigendom of in bruikleen verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening worden teruggevorderd.

  • 7.

    De eigenaar-bewoner, die krachtens deze verordening een maatwerkvoorzieningn of pgb voor een woonvoorziening heeft ontvangen bestaande uit een aanbouw, is gehouden om bij verkoop van deze woning binnen een periode van 10 jaar na gereedmelding van de voorziening, de resterende waarde aan de gemeente terug te betalen. De restitutie bedraagt, te rekenen vanaf de datum van gereedmelding, gedurende het eerste jaar 100%, gedurende het tweede jaar 90%, gedurende het derde jaar 80%, gedurende het vierde jaar 70%, gedurende het vijfde jaar 60%, gedurende het zesde jaar 50%, gedurende het zevende jaar 40%, gedurende het achtste jaar 30%, gedurende het negende jaar 20% en gedurende het tiende jaar na gereedmelding 10% van de waarde van de voorziening.

 

Artikel 13. Bijdrage in de kosten van algemene voorzieningen

  • 1.

    Een cliënt die een indicatie heeft van het college voor het gebruik van collectief vervoer in de vorm van de Valleihopper, is een bijdrage in de kosten verschuldigd die bestaat uit:

    • -

      een starttarief van € 0,70 per rit enkele reis,

    • -

      een kilometerprijs van € 0,14 per kilometer,

    • -

      bij rolstoelvervoer een toeslag van 15% op de totale bijdrage per rit.

  • 2.

    De cliënt betaalt de bijdrage aan de vervoerder.

 

Artikel 13a. Bijdrage in de kosten van maatwerkvoorzieningen en pgb’s

  • 1.

    Een cliënt is een bijdrage in de kosten verschuldigd voor een maatwerkvoorziening in natura dan wel pgb, zolang de cliënt van de maatwerkvoorziening gebruik maakt of gedurende de periode waarvoor het pgb wordt verstrekt, en afhankelijk van het inkomen en vermogen van de cliënt en diens echtgenoot.

  • 2.

    Als een maatwerkvoorziening in natura of een pgb wordt verstrekt ten behoeve van een woningaanpassing voor een minderjarige cliënt is geen bijdrage in de kosten verschuldigd.

  • 3.

    De bijdrage, dan wel het totaal van de bijdragen, is gelijk aan de kostprijs, tenzij overeenkomstig hoofdstuk 3 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 en met inachtneming van het volgende lid, een lagere bijdrage is verschuldigd.

  • 4.

    Voor alle categorieën personen, genoemd in artikel 3.8, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 wordt de bijdrage, dan wel het totaal van de bijdragen, verlaagd door het percentage, genoemd in dat lid, te verlagen naar 8%.

  • 5.

    De kostprijs van een:

    • a.

      maatwerkvoorziening wordt bepaald door een aanbesteding, na consultatie in de markt of na overleg met de aanbieder;

    • b.

      pgb is gelijk aan de hoogte van het pgb.

 

Artikel 13b. Jaarlijkse waardering mantelzorgers

  • 1.

    Mantelzorgers van cliënten in de gemeente kunnen door middel van een melding bij het college voor het ontvangen van een jaarlijkse blijk van waardering in aanmerking worden gebracht.

  • 2.

    Het jaarlijkse blijk van waardering heeft een waarde van ten hoogste honderd euro.

  • 3.

    Het college kan bij nadere regeling regels stellen over de manier waarop zorg wordt gedragen voor het jaarlijkse blijk van waardering voor de mantelzorgers van cliënten in de gemeente.

 

Artikel 16. Meldingsregeling calamiteiten en geweld

  • 1.

    Het college treft een regeling voor het melden van calamiteiten en geweld bij de verstrekking van een voorziening door een aanbieder en wijst een toezichthoudend ambtenaar aan.

  • 2.

    Aanbieders melden iedere calamiteit en ieder geweldsincident dat zich heeft voorgedaan bij de verstrekking van een voorziening onverwijld aan de toezichthoudend ambtenaar.

  • 3.

    De toezichthoudend ambtenaar, bedoeld in artikel 6.1, van de wet, doet onderzoek naar de calamiteiten en geweldsincidenten en adviseert het college over het voorkomen van verdere calamiteiten en het bestrijden van geweld.

 

Artikel 2 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van publicatie van het gemeenteblad waarin het wordt bekendgemaakt, en heeft terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2017.

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering

van de raad van de gemeente Nijkerk

op 26 januari 2017,

de griffier, mevrouw A.G. Verhoef-Franken.

de voorzitter, de heer mr. drs. G.D. Renkema.

 

Naar boven