Uitvoeringsplan cameratoezicht gemeente Oosterhout

Uitvoeringsplan cameratoezicht openbare ruimte & beslisinstrument

 

ISC/ Veiligheid 2017

 

1. Inleiding

 

Gemeenten gebruiken camera’s steeds vaker als middel voor het handhaven van de openbare orde en veiligheid. Daarnaast zetten bedrijven, maar ook andere overheden, op grote schaal camera’s in voor de beveiliging van gebouwen, goederen en personen. Ook in supermarkten, winkelcentra, bedrijventerreinen en het openbaar vervoer is cameratoezicht steeds meer vanzelfsprekend.

 

In het veiligheidsbeleid van de gemeente Oosterhout, het meerjarenplan Integrale Veiligheid 2015-2018, wordt cameratoezicht, in de openbare ruimte, genoemd als maatregel om de openbare orde en veiligheid te kunnen waarborgen. Op grond van artikel 151c van de Gemeentewet, na recente wijziging juli 2016, kan de raad bij verordening de burgemeester de bevoegdheid verlenen om vast en flexibel cameratoezicht in te zetten ter bestrijding van overlast en criminaliteit in de openbare ruimte.

 

Van 2005 tot en met 2016 was deze bevoegdheid verleend in de Verordening cameratoezicht 2005. In het kader van deregulering heeft de gemeenteraad vanaf 2017 de bevoegdheid voor de burgemeester in artikel 2:77 Algemene Plaatselijke Verordening (APV) 2017 gerealiseerd. De verordening uit 2005 is hiermee komen te vervallen.

 

In dit uitvoeringsplan wordt het kader beschreven voor cameratoezicht in de openbare ruimte van de gemeente Oosterhout. Een belangrijk onderdeel is het vaststellen van het beslisinstrument waarmee een afweging gemaakt kan worden onder welke voorwaarden cameratoezicht een goed middel is om een veiligheidsvraagstuk aan te pakken.

 

Strikt genomen kan er een onderscheid gemaakt worden tussen cameratoezicht en camerabewaking. Camerabewaking is gericht op het opnemen van beelden, kenmerkend is dat de beelden niet rechtstreeks worden uitgekeken. Bij cameratoezicht is dit wel het geval. In dit uitvoeringsplan wordt de term cameratoezicht gehanteerd, waarmee zowel cameratoezicht als camerabewaking wordt bedoeld.

1.1 Doelen en vormen van cameratoezicht

1.1.1 Doelen van cameratoezicht

Cameratoezicht is geen maatregel die op zichzelf afdoende is om de veiligheidssituatie te verbeteren, het is een hulpmiddel. De meerwaarde ligt vooral in de manier waarop het in samenhang met andere instrumenten wordt ingezet. Cameratoezicht bevordert de zowel de proactieve- als reactieve functie van politie en helpt cameratoezicht om hen sneller op de plaats te krijgen waar hun inzet nodig is. Als bijvangst leveren de camerabeelden een bijdrage aan opsporingsonderzoeken, variërend van een betere informatiepositie van politie en justitie tot daadwerkelijke aanhoudingen en veroordelingen. Dit vergroot de efficiëntie en effectiviteit van het optreden van politie en justitie. Daarnaast draagt cameratoezicht bij aan preventie van openbare orde problemen en strafbare feiten.

 

Sinds 2005 zijn er in de verordening cameratoezicht 2005 en sindsdien uitgevoerde evaluaties diverse doelen benoemd van cameratoezicht in de gemeente Oosterhout. Door ontwikkelingen in de maatschappij en de reeds opgedane praktijkervaringen met cameratoezicht zijn deze doelen aangescherpt en worden in dit uitvoeringsplan de volgende doelen benoemd:

  • Het veiligheidsgevoel verhogen in het uitgaansgebied en daarbuiten;

  • Het aantal strafbare feiten terugdringen;

  • Het voorkomen van ongewenste situaties door (politie)surveillanten vroegtijdig naar de (potentiële) ongewenste situaties toe te leiden en te laten interveniëren;

  • Het vergroten van de heterdaadkracht van (politie)surveillanten nadat zich een ongewenste situatie heeft voorgedaan;

  • Ondersteuning bieden aan (politie)surveillanten op straat en bij evenementen om meer preventief op te kunnen treden

  • Door cameratoezicht beelden verkrijgen die als ondersteunend bewijsmateriaal bij opsporingsonderzoek van politie en justitie kunnen dienen (het reconstrueren van gebeurtenissen, opsporen en mogelijk vervolgen van strafbare feiten).

1.1.2. Vormen van cameratoezicht

Er kunnen drie vormen van cameratoezicht worden onderscheiden, publiek, privaat en publiek-privaat cameratoezicht. Daarnaast kan cameratoezicht vast of flexibel zijn.

Publiek cameratoezicht

Onder publiek cameratoezicht wordt toezicht door de overheid met camera’s bedoeld, waarbij het waarborgen van de openbare orde in de openbare ruimte het voornaamste doel is. Veelal gaat het hier om cameratoezicht in binnensteden en uitgaansgebieden, maar indien nodig kan het ook op andere openbare plaatsen worden ingezet. Deze vorm is geregeld in artikel 151c van de Gemeentewet. Uitgangspunt is dat het cameratoezicht in verhouding moet staan tot de ernst van de situatie en niet door andere, minder ingrijpende, maatregelen vervangen kan worden.

 

De besluitvorming over het al dan niet inzetten van publiek cameratoezicht ligt bij de gemeenteraad en de plaatsing van cameratoezicht bij de burgemeester. De operationele regie bij cameratoezicht is bij wet in handen gelegd van de politie. Op grond van de Wet politiegegevens is de politie verantwoordelijk voor het verwerken van de beelden.

Privaat cameratoezicht

Privaat cameratoezicht is gericht op het beschermen van eigendommen en personen (zaaksbescherming). De bepalingen uit de gemeentewet gelden niet voor particulier of bedrijfsmatig gebruik van camera’s welke gericht zijn op de bescherming en veiligheid van de private eigendommen. In deze gevallen is het camera gebruik volledig gebonden aan de voorschriften van de Wet bescherming persoonsgegevens. Dit geldt ook voor situaties waarin de gemeente als eigenaar van een pand of terrein camera’s gebruikt met het oog op de bescherming van dat eigendom.

 

Privaat cameratoezicht treffen we bijvoorbeeld aan in woningen, winkels, op bedrijventerreinen en in parkeergarages. Dit uitvoeringsplan is niet van toepassing op deze vorm van cameratoezicht.

Publiek- privaat cameratoezicht

Publieke en private partijen slaan steeds vaker de handen ineen om de veiligheid te bevorderen. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan bedrijventerreinen. Naast fysieke maatregelen wordt steeds vaker gebruik gemaakt van cameratoezicht waarmee niet alleen beelden van het bedrijfspand worden gemaakt, maar mogelijk ook een deel van de openbare weg en eventueel de toegangswegen tot een bedrijfspark wordt opgenomen.

 

De Stichting Beveiliging Bedrijventerreinen Oosterhout (SBBO) heeft, op basis van een convenant, in samenwerking met gemeente en politie cameratoezicht voor zaaksbescherming gerealiseerd op alle bedrijventerreinen in Oosterhout. Dit uitvoeringsplan is niet van toepassing op het cameratoezicht in dit samenwerkingsverband.

Vast en flexibel cameratoezicht

Vast cameratoezicht houdt in dat camera’s nagelvast en doorgaans voor lange duur op een specifieke plek worden aangebracht. Echter houdt deze vorm van cameratoezicht geen rekening met de verplaatsingseffecten en tijdelijkheid van overlast en criminaliteit. Flexibel cameratoezicht is zoals de naam al doet vermoeden flexibeler van aard. De burgemeester kan een gebied aanwijzen waarbinnen camera’s kunnen worden ingezet. De camera’s zijn verplaatsbaar binnen het aangewezen gebied, daarnaast is deze vorm van cameratoezicht ook voor een kortere periode inzetbaar. Het is aan gemeenten zelf om te bepalen van welke vorm van cameratoezicht, vast of mobiel, gebruik wordt gemaakt in een specifieke situate.

2. Wettelijk kader

2.1 Artikel 151c Gemeentewet

 

De wettelijke basis voor gemeentelijk cameratoezicht is gelegen in artikel 151c van de Gemeentewet1. Cameratoezicht kan alleen worden ingezet als aan de eisen uit dit artikel wordt voldaan:

  • 1.

    De raad moet bij verordening de burgemeester de bevoegdheid verlenen (lid 1);

    De gemeenteraad heeft bij artikel 2:77 van de APV2 de burgemeester de bevoegdheid verleend tot het inzetten van cameratoezicht. De burgemeester kan besluiten tot plaatsing van camera’s.

  • 2.

    Het cameratoezicht is noodzakelijk en in het belang van de handhaving van de openbare orde (lid 1);

    Onder handhaving van de openbare orde wordt begrepen het voorkomen van (onrechtmatige) gedragingen in de publieke ruimte die hinder of gevaar voor één of meerdere personen of goederen veroorzaakt en het voorkomen van strafbare feiten die nadelige invloed hebben op de orde en rust in de samenleving. Het cameratoezicht moet proportioneel en subsidiair zijn. In het algemeen geldt dat cameratoezicht proportioneel is als het gerechtvaardigd wordt door het doel en niet verder gaat dan dit doel. Van subsidiariteit is sprake als het ingezette middel het lichtste middel is waarmee het beoogde doel kan worden bereikt.

  • 3.

    Het camera toezicht wordt, in overleg met de officier van justitie, ingezet voor een bepaalde duur (lid 3);

    Cameratoezicht kan uitsluitend voor een bepaalde periode worden ingezet. De burgemeester stelt na overleg met de officier van justitie, zoals bedoeld in artikel 13, lid 1 van de Politiewet, de periode vast waarin het daadwerkelijk gebruik van camera’s plaatsvindt. Dit overleg is noodzakelijk, omdat de bestrijding van de onveiligheid een gezamenlijke verantwoordelijkheid is van lokaal bestuur en Openbaar Ministerie en omdat de door de camera’s gemaakte beelden onder voorwaarden kunnen worden gebruikt voor de opsporing en vervolging. Als de periode is verstreken moet opnieuw worden gekeken naar het noodzakelijkheidsvereiste. Indien de camera’s om enige reden eerder niet meer noodzakelijk zijn dienen deze te worden verwijderd.

  • 4.

    Het toezicht moet voor een ieder kenbaar zijn (lid 6);

    Voor publiek moet kenbaar zijn dat er cameratoezicht aanwezig is. Dit kan door de camera’s zichtbaar op te hangen, of door het plaatsen van borden waarop wordt aangegeven dat in het gebied cameratoezicht plaatsvindt. Heimelijk cameratoezicht is niet toegestaan, maar dit betekent niet dat de camera’s altijd zichtbaar moeten zijn.

  • 5.

    Met de camera’s worden uitsluitend beelden gemaakt van een openbare plaats (lid 7)

    Het gaat hier om een openbare plaats in de zin van artikel 1 van de Wet openbare manifestaties of andere bij verordening door de raad aan te wijzen plaatsen die voor een ieder toegankelijk zijn. Op grond van deze wet wordt een plaats die openstaat voor het publiek, een plek waar in beginsel een ieder vrij is om er te komen, te vertoeven en te gaan aangemerkt als een openbare plaats. Verblijf op de plaats mag niet aan een bepaald doel gebonden zijn. Het aangewezen gebied mag niet groter zijn dan noodzakelijk voor de handhaving van de openbare orde.

2.2 De verwerking van camerabeelden

 

Door het houden van cameratoezicht in de publieke ruimte worden persoonsgegevens3 verwerkt. Het vastleggen en verwerken van persoonsgegevens is geregeld in de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp), maar de persoonsgegevens die in het kader van artikel 151c Gemeentewet worden verwerkt zijn politiegegevens. Op de verwerking van politiegegevens is de Wet politie gegevens (Wpg) van toepassing.

 

De definitie van het begrip ‘verwerking’ in de Wpg is nagenoeg gelijkluidend aan de definitie in de Wbp. De Wpg bepaalt dat een verwerking van politiegegevens elke handeling of elk geheel van handelingen met betrekking tot politiegegevens betreft. Hieronder valt in ieder geval het verzamelen, vastleggen, ordenen, bewaren, bijwerken, wijzigen, opvragen, raadplegen, gebruiken, vergelijken, verstrekken door middel van doorzending, verspreiding of enige andere vorm van terbeschikkingstelling, samenbrengen, met elkaar in verband brengen, alsmede het afschermen, uitwissen of vernietigen van gegevens (artikel 1, sub c, Wpg). Elke verwerking van gegevens moet passen binnen één van deze wetten. Artikel 151c, lid 9, Gemeentewet bevat hierop een uitzondering, de camerabeelden die in het belang van de handhaving van de openbare orde zijn verzameld mogen worden verwerkt ten behoeve van de opsporing van een concreet strafbaar feit. De Autoriteit Persoonsgegevens (AP) houdt toezicht op de naleving van deze wetten. Er geldt geen plicht om de voorgenomen verwerking van persoonsgegevens door middel van cameratoezicht op grond van artikel 151c Gemeentewet te melden bij de Autoriteit Persoonsgegevens.

 

De Autoriteit Persoonsgegevens stelt dat de burgemeester de verantwoordelijke is voor de inzet van het cameratoezicht op openbare plaatsen in het belang van de handhaving van de openbare orde. De burgemeester bedient zich bij de uitvoering van het cameratoezicht evenwel van de onder zijn gezag staande politie (artikel 151c, lid 4, Gemeentewet). De politie voert de operationele regie en is daarvoor verantwoordelijk. Meer specifiek geldt dat de korpschef de verantwoordelijke bij de politie is (artikel 1, sub f, onder 1, Wpg). Echter betekent dit niet automatisch dat de beelden uitsluitend door politiefunctionarissen mogen worden bekeken. Het begrip operationele regie laat ruimte voor interpretatie over de mate waarin de politie fysiek betrokken moet zijn bij het cameratoezicht. De cameraobservanten verrichten hun werkzaamheden onder regie van de politie. De politie kan bij het uitkijken van deze camerabeelden gebruik maken van een bewerker, bijvoorbeeld een beveiligingsbeambte. Om de uitkijkwerkzaamheden uit te voeren moet een bewerkersovereenkomst worden afgesloten.

 

Op grond van de Wpg moet de politie de camerabeelden van de openbare plaatsen adequaat beveiligen. Artikel 4, lid 3, Wpg vereist dat de politie passende technische en organisatorische maatregelen treft om politiegegevens te beveiligen tegen onbedoelde of onrechtmatige vernietiging, tegen wijziging, ongeoorloofde mededeling of toegang.

3. Besluitvorming invoering cameratoezicht

3.1 Nieuw cameraproject

 

Om te komen tot het besluit om cameratoezicht toe te passen moet worden aangetoond dat dit noodzakelijk is voor de handhaving van de openbare orde. Het beslisinstrument cameratoezicht is een praktische uitwerking van de wettelijke eisen uit artikel 151c Gemeentewet en de voorgestelde afwegingscriteria van het centrum voor criminaliteitspreventie en veiligheid en dienst als hulpmiddel bij het stapsgewijs bepalen of cameratoezicht een effectief en acceptabel instrument is bij het oplossen of beheersen van een probleem. In bijlage drie is een schematische weergave van het beslisinstrument opgenomen.

1. Algemene beschrijving van de situatie

  • a.

    Wat is de aanleiding voor cameratoezicht?

    • i.

      Beschrijving van de situatie/ problematiek

    • ii.

      Wie heeft het initiatief genomen om cameratoezicht als maatregel te toe te passen?

  • b.

    Om welk gebied gaat het?

2. Beschrijving van de doelstelling (smart) en wettelijke grondslag4

3. Veiligheidsanalyse situatie

  • a.

    De objectieve veiligheid;

    Cijfers en feiten welke gegenereerd kunnen worden op basis van politiecijfers van aangifte, meldingen en eigen registraties.

  • b.

    De subjectieve veiligheid;

    Bij de gemeente of partners binnen gekomen informatie over fysieke verloedering, dreiging van sociale overlast, verkeersoverlast, onveiligheidsbeleving, vermijdingsgedrag, etc. Deze informatie kan gegenereerd worden uit eigen observaties van de gemeente of partners en meldingen c.q. klachten van inwoners.

  • c.

    Bestaande en alternatieve maatregelen;

    Is cameratoezicht wel het beste instrument om in te zetten om de huidige veiligheidssituatie te verbeteren of zijn er ook andere maatregelen waarmee het omschreven doel kan worden behaald? Zijn deze maatregelen reeds ingezet en wat was hier het effect van? Of op welke wijze past cameratoezicht in een samenhangende aanpak om het probleem op te lossen. Een uitgangspunt van cameratoezicht is dat het middel vooral effect sorteert indien het hoort bij een pakket van andere maatregelen.

4. Beoordeling veiligheidsanalyse

De uitkomsten van de veiligheidsanalyse moeten getoetst worden op:

  • a.

    Noodzakelijkheid;

    Is het noodzakelijk om cameratoezicht in te voeren? Indien de doelstelling kan worden behaald of het probleem kan worden opgelost met alternatieve maatregelen, of als de veiligheidssituatie zodanig is dat het niet noodzakelijk is om cameratoezicht in te voeren of te continueren mag er (wettelijk gezien) geen cameratoezicht worden ingevoerd of gecontinueerd.

  • b.

    Proportionaliteit;

    De proportionaliteitseis houdt in dat het cameratoezicht in verhouding moet staan tot de geconstateerde criminaliteit en overlast. Indien het invoeren of continueren van cameratoezicht en de beoogde effecten hiervan niet in verhouding staan tot de geconstateerde criminaliteit en overlast, dan mag conform artikel 151c Gemeentewet cameratoezicht niet worden ingevoerd of gecontinueerd.

  • c.

    Subsidiariteit

    De subsidiariteiteis houdt in het lichtste middel moet worden ingezet waarmee dat doel bereikt kan worden. Cameratoezicht is een zwaar middel dat alleen mag worden ingezet als andere lichtere maatregelen niet het beoogde doel hebben bereikt of zullen bereiken.

5. Kostenraming

Een kostenraming van het cameratoezicht en de mogelijke alternatieve maatregelen (inclusief de optie ‘geen cameratoezicht’) brengt de haalbaarheid van de maatregelen in beeld. Dit behoort tot de normale procesgang van het invoeren van veiligheidsmaatregelen.

6. Toetsing gestelde voorwaarde

Indien uit de veiligheidsanalyse en de kostenraming een positief advies blijkt voor de inzet van cameratoezicht vindt het overleg met de Officier van Justitie plaats, zoals bedoeld in artikel 151c lid 3 Gemeentewet. In dit overleg wordt de duur van het cameratoezicht bepaald.

7. Besluit

De burgemeester neemt het uiteindelijke besluit. Dit is een besluit in de zin van artikel 1:3 Algemene wet bestuursrecht5 (Awb). Tegen een dergelijk besluit kan, door belanghebbende, bezwaar worden ingediend bij het bestuursorgaan (de burgemeester)dat het besluit heeft genomen en kan er beroep worden ingesteld bij de bestuursrechter. Na besluitvorming kan gestart worden met de implementatie en uitvoering.

3.2 Verlengen, wijzigen of stoppen van een cameraproject

 

Bij aanvang van een cameraproject stelt de burgemeester de duur van het cameratoezicht vast. Tijdens of na afloop van deze duur kan bezien worden of het cameratoezicht verlengd, gewijzigd of beëindigd moet worden. Ter besluitvorming is het van belang om de volgende afwegingen te maken:

  • Wat is het huidige niveau van de objectieve veiligheid;

  • Zijn er veel of weinig incidenten;

  • Hoe wordt cameratoezicht door politie en justitie toegepast en gebruikt;

  • In hoeverre worden waargenomen incidenten opgevolgd;

  • Welke waarde heeft cameratoezicht in de beleving;

  • Is er wel of geen effect op de subjectieve veiligheid;

  • Wordt verslechtering verwacht bij de verwijdering van cameratoezicht;

  • Waarom wel of waarom niet;

Bij het wijzigen van een cameraproject moet gedacht worden aan de volgende mogelijke wijzigingen:

  • Wijziging van het gebied;

  • Wijziging van het aantal camera’s en/of de cameraposities;

  • Wijziging van de uitkijktijden;

Een cameraproject kan vroegtijdig of van rechtswege beëindigd worden:

  • Vroegtijdig;

    Een cameraproject dient vroegtijdig te worden beëindigd als het cameratoezicht niet langer noodzakelijk is ter handhaving van de openbare orde.

  • Van rechtswege;

    Het cameraproject wordt beëindigd, omdat de door de burgemeester vastgestelde plaatsingsperiode is verlopen. Het cameraproject moeten worden afgebouwd, burgers en ondernemers moeten geïnformeerd worden en de camera’s moeten worden verwijderd.

4. Organisatie van de uitvoering

4.1 Financiële aspecten

 

In de programmabegroting is jaarlijks een bedrag van €60.000,- gereserveerd voor de uitvoering van cameratoezicht. De middelen worden benut voor de volgende kosten:

  • Vaste kosten:

    • °

      onderhoudskosten

    • °

      verbindingskosten

    • °

      kosten met betrekking tot het uitkijken van de camera’s

  • Incidentele kosten:

    • °

      aanschaf camera’s

    • °

      verplaatsingskosten

    • °

      nevenactiviteiten, bijvoorbeeld extra verlichting of infrastructurele aanpassingen.

Indien uit de kostenraming blijkt dat het beschikbare budget niet toereikend is kan eenmalig extra krediet bij de raad aangevraagd worden.

 

Verantwoording over het budget vindt plaats bij de concernrapportage en de jaarrekening.

4.2 Technische aspecten

4.2.1 Uitkijken van de beelden

De camerabeelden worden 24/7 opgenomen en (tijdelijk) bewaard. In het algemeen geldt dat persoonsgegevens niet langer mogen worden bewaard dan noodzakelijk is voor de verwerkelijking van de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt (artikel 10, lid 1 Wbp). Ten aanzien van het verwerken van persoonsgegevens door middel van cameratoezicht op openbare plaatsen in het belang van de handhaving van de openbare orde geldt een wettelijke bewaartermijn van maximaal vier weken (artikel 151c, lid 9, Gemeentewet)6.

 

Het geheel aan werkzaamheden met betrekking tot het uitkijken van de camera’s is uitbesteed aan de gemeente Breda. Hier ligt een dienstverleningsovereenkomst onder waarin detailafspraken vastliggen over de te leveren service en het omgaan met camerabeelden.

 

Alleen op vrijdag- en zaterdagavond wordt er live uitgekeken van 23:00 uur een half uur na sluitingstijd. Uitzonderingen op deze vastgestelde dagen en tijden voor live uitkijken zijn:

  • Evenementen en feestdagen waarbij veel bezoekers aanwezig zijn,

  • Ad hoc aanvragen door de politie.

4.2.2. Certificering

Door het Centrale College van Deskundigen van het Centrum Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) zijn, in opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken, twee beoordelingsrichtlijnen (zogenoemde BRL’s) opgesteld die de kwaliteit en betrouwbaarheid van cameratoezicht waarborgen. De eerste beoordelingsrichtlijn gaat over het ontwerp, het aanleggen en het onderhoud van camerasystemen. In de tweede beoordelingsrichtlijn staan eisen die gesteld worden aan de toezichtcentrale. Gemeenten zijn verplicht de beoordelingsrichtlijnen in acht te nemen7.

4.2.3. Levering en onderhoud

Met de huidige leverancier van de camera’s is een service level agreement (SLA) afgesloten. Hierin zijn verschillende diensten opgenomen die vallen onder servicedesk coördinatie en preventief onderhoud. Tevens is opgenomen dat de leverancier in de avond, het weekend en op de feestdagen op het storingsnummer bereikbaar is voor de uitkijkcentrale. Daarnaast wordt elke 12 maanden een algehele functie- en systeemtest van de gehele installatie uitgevoerd.

4.2.4. Blanking

Bij het gebruik van cameratoezicht geldt de wettelijke eis dat niet meer plaatsen en personen worden waargenomen en vastgelegd dan voor het doel van het cameratoezicht noodzakelijk is. In de praktijk betekent dit dat objecten en personen soms actief aan het beeld onttrokken moeten worden. Met de functionaliteit blanking of masking wordt er softwarematig een ondoorzichtig vlak opgetrokken over delen van het beeld die de overheid niet wil of mag zien, bijvoorbeeld woningen of bedrijven. Een eenmaal ingestelde blanking kan door de cameraobservant niet overstemd worden. De delen van het beeld die niet te zien zijn worden ook niet opgeslagen.

5 Verantwoording cameratoezicht

 

In de raadsvergadering van 24 januari 2017 is door de burgemeester toegezegd dat de gemeenteraad jaarlijks geïnformeerd wordt over de geplaatste camera’s in de openbare ruimte. Eens per twee jaar ontvangt de gemeenteraad een evaluatie ter informatie.

Jaarverslag

Het jaarverslag betreft een beknopt verantwoordingsverslag over het gevoerde cameratoezicht waarin in ieder geval wordt beschreven:

  • Cameratoezicht als onderdeel van het integrale veiligheidsbeleid;

  • Motivering van de inzet, waaronder proportionaliteit en subsidiariteit;

  • Effecten;

  • Uitvoering, waaronder processen en technische aspecten.

Evaluatie

De evaluatie volgt de structuur van het jaarverslag maar gaat daarnaast dieper in op de volgende onderwerpen:

  • Cameratoezicht als onderdeel van het integrale veiligheidsbeleid;

    • °

      Samenwerking betrokken partijen

    • °

      Kosten

  • Ontwikkelingen in de afgelopen jaren;

    • °

      in het veiligheidsbeeld

      • objectief

      • subjectief

    • °

      in de situationele factoren

      • Preventieve inspanningen van burgers en ondernemers om zelf aan vergroting van de veiligheid bij te dragen

      • Functieveranderingen in en van het gebied, die invloed op de veiligheid kunnen hebben

    • °

      in de wetgeving

    • °

      in de technische aspecten

    • °

      Motivering inzet, waaronder proportionaliteit en subsidiariteit;

  • Effecten;

    • °

      Het gebruik van camerabeelden door politie

      • Het aantal waargenomen incidenten (totaal, per maand, per type incident)

      • Het aantal waargenomen incidenten die door uitkijkers aan politie is doorgemeld (totaal, per maand, per type incident)

      • Het aantal keren dat politie op basis van camerabeelden ter plaatste is gegaan (totaal, per maand, per camera, per type incident)

      • Het aantal keer dat camerabeelden door de politie zijn opgevraagd (totaal, per maand, per type incident)

      • Het aantal keer dat camerabeelden door de politie zijn veiliggesteld

  • Uitvoering, waaronder processen en technische aspecten.

Bijlage 1 Artikel 151c Gemeentewet

 

  • 1.

    De raad kan bij verordening de burgemeester de bevoegdheid verlenen om, indien dat in het belang van de handhaving van de openbare orde noodzakelijk is, te besluiten om voor een bepaalde duur camera’s in te zetten ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats als bedoeld in artikel 1 van de Wet openbare manifestaties en andere bij verordening aan te wijzen plaatsen die voor een ieder toegankelijk zijn.

  • 2.

    De burgemeester besluit met inachtneming van het in de verordening van de raad bepaalde:

    • a.

      Binnen welk gebied, bestaande uit openbare plaatsen of andere voor een ieder toegankelijke plaatsen als bedoeld in het eerste lid, camera’s worden ingezet;

    • b.

      Voor welke duur de gebiedsaanwijzing plaatsvindt.

  • 3.

    De burgemeester stelt, na overleg met de officier van justitie in het overleg, bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de Politiewet 2012, de periode vast waarin in het belang van de handhaving van de openbare orde daadwerkelijk gebruik van de camera’s plaatsvindt en de met de camera’s gemaakte beelden in elk geval rechtstreeks worden bekeken.

  • 4.

    De burgemeester bedient zich bij de uitvoering van het in het eerste lid bedoelde besluit van de onder zijn gezag staande politie.

  • 5.

    De burgemeester trekt het besluit, bedoeld in het eerste lid, in zodra de inzet van camera’s niet langer noodzakelijk is in het belang van de handhaving van de openbare orde.

  • 6.

    De aanwezigheid van camera’s als bedoeld in het eerste lid is op duidelijke wijze kenbaar voor een ieder die het gebied, bedoeld in het tweede lid, onder a, betreedt.

  • 7.

    Met de camera’s worden uitsluitend beelden gemaakt van een openbare plaats als bedoeld in artikel 1 van de Wet openbare manifestaties en andere bij verordening aan te wijzen plaatsen die voor een ieder toegankelijk zijn.

  • 8.

    Ten behoeve van de handhaving van de openbare orde worden in het kader van het toezicht, bedoeld in het eerste lid, gegevens verwerkt.

  • 9.

    De verwerking van de gegevens, bedoeld in het achtste lid, is een verwerking als bedoeld in de Wet politiegegevens, met dien verstande dat, in afwijking van het bepaalde in artikel 8 van die wet, de vastgelegde beelden na ten hoogste vier weken worden vernietigd en de gegevens, bedoeld in het achtste lid, indien er concrete aanleiding bestaat te vermoeden dat die gegevens noodzakelijk zijn voor de opsporing van een strafbaarheid, ten behoeve van de opsporing van dat strafbare feit kunnen worden verwerkt.

  • 10.

    Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen met het oog op de goede uitvoering van het toezicht, bedoeld in het eerste lid, regels worden gesteld omtrent:

    • a.

      De camera’s en andere technische hulpmiddelen benodigd voor het toezicht, bedoeld in het eerste lid, en de wijze waarop deze hulpmiddelen worden aangebracht;

    • b.

      De personen belast met of anderszins direct betrokken bij de uitvoering van het toezicht; en

    • c.

      De ruimten waarin de waarneming of verwerking van door het toezicht vastgelegde beelden plaatsvindt.

Bijlage 2 Artikel 2:77 APV

Artikel 2:77 Cameratoezicht op openbare plaatsen

  • 1.

    De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151c van de Gemeentewet besluiten tot plaatsing van camera’s voor een bepaalde duur ten behoeve van het toezicht op openbare plaatsen, in de gehele gemeente Oosterhout en kan daartoe gebieden voor aanwijzen.

  • 2.

    De burgemeester heeft de bevoegdheid als bedoeld in het eerste lid eveneens ten aanzien van andere voor een ieder toegankelijke plaats binnen het gebied zoals omschreven in lid 1.

Bijlage 3 beslisinstrument cameratoezicht

 

Naar boven