Verordening Jeugdhulp gemeente Dronten 2017

 

De raad van de gemeente Dronten,

 

Gelezen het voorstel van het college van 9 mei 2017, No. B17.000915;

 

Gelet op artikel 149 van de Gemeentewet, artikel 4.1 van de Algemene wet bestuursrecht en de artikelen 2.9, 2.12, 8.1.1, vierde lid, en 8.1.4, derde lid, van de Jeugdwet;

Gezien het besluit van de raad van 6 juli 2017, NO B. 17.000977;

 

Heeft vastgesteld de Verordening Jeugdhulp Gemeente Dronten 2017.

 

Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen worden de begrippen gebruikt zoals beschreven in artikel 1.1 van de Jeugdwet. In aanvulling daarop wordt in deze verordening en de daarop berustende bepalingen verstaan onder:

 

  • -

    algemene (preventieve) voorziening: jeugdhulpvoorziening op grond van de wet die rechtstreeks toegankelijk is zonder voorafgaand diepgaand onderzoek naar de behoeften en persoonskenmerken van de jeugdige en/of zijn ouders;

  • -

    andere voorziening: voorziening op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen, niet vallend onder de wet;

  • -

    cliëntondersteuning: onafhankelijke ondersteuning met informatie, advies en algemene ondersteuning op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve hulp, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie en het verkrijgen van zo integraal mogelijke dienstverlening;

  • -

    familiegroepsplan: een plan dat gezinnen samen met familie, vrienden en anderen uit hun omgeving kunnen maken om een vraag of probleem aan te pakken. In het plan kan het gezin aangeven hoe zij zelf de opvoed- en opgroeisituatie voor hun kind(eren) willen verbeteren. De gemeente heeft een formulier beschikbaar voor gezinnen, dat als familiegroepsplan gebruikt kan worden. Een ingevuld en ondertekend familiegroepsplan wordt door de gemeente beschouwd als een aanvraag.

  • -

    gebruikelijke zorg: de normale, dagelijkse zorg die partners, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten geacht worden elkaar onderling te bieden;

  • -

    hulpvraag: de behoefte van een jeugdige en/of zijn ouders aan jeugdhulp als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet, in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet en voor zover de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen ontoereikend zijn;

  • -

    individuele voorziening: een op de jeugdige en/of zijn ouders toegesneden jeugdhulpvoorziening die door het college in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt verstrekt op basis van een besluit;

  • -

    persoonsgebonden budget (hierna ook: pgb): het persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de wet, zijnde een door het college verstrekt budget aan een jeugdige en/of ouder, dat hem in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken;

  • -

    routeplan: een weergave van het onderzoek naar en het oordeel over de noodzaak van een jeugdhulpvoorziening;

  • -

    rondetafelgesprek: Een gesprek waarbij, in het geval van multi-problematiek, het college betrokkenen uitnodigt om tot een zo integraal mogelijk plan van aanpak te komen.

  • -

    Veilig Thuis: het regionale advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling als bedoeld in artikel 1.1 van de wet;

  • -

    wet: Jeugdwet.

     

Artikel 2. Vormen van jeugdhulp

Het college stelt bij nadere regeling vast welke algemene (preventieve) voorzieningen en individuele voorzieningen beschikbaar zijn voor de jeugdige en/of zijn ouders en maakt bekend op welke plaats het overzicht van de op enig moment beschikbare voorzieningen kan worden gevonden.

 

Hoofdstuk 2: De beslisprocedure

Artikel 3. De melding

  • 1.

    Jeugdigen en/of ouders kunnen een hulpvraag melden bij het college, via de gids Jeugd.

  • 2.

    Het college bevestigt de ontvangst van de melding en stelt de jeugdige en/of ouder(s) in de gelegenheid een familiegroepsplan op te stellen.

  • 3.

    In de bevestiging wordt de jeugdige en/of ouder(s) gewezen op de mogelijkheid tot gebruik maken van cliëntondersteuning gedurende de aanvraagperiode.

     

Artikel 4. De aanvraag

  • 1.

    Onder een aanvraag wordt, gelet op de Algemene wet bestuursrecht, verstaan: een schriftelijk verzoek aan het college om een besluit te nemen.

  • 2.

    Het college beschouwt een bij het college ingediend en door de jeugdige en/of ouder(s) ondertekend familiegroepsplan in elk geval als een aanvraag.

     

Artikel 5. De voorbereiding van het gesprek

  • 1.

    Het college neemt binnen vijf werkdagen na ontvangst van de melding of aanvraag contact op met de jeugdige en/of zijn ouders.

  • 2.

    Het gesprek met de jeugdige en/of zijn ouders vindt plaats binnen twee weken na het eerste contact, tenzij in overleg met de jeugdige en/of zijn ouders een andere datum wordt bepaald.

  • 3.

    Voor het gesprek verschaffen de jeugdige en/of zijn ouders aan het college alle gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs kunnen beschikken. Het college verzamelt deze en alle overige voor het gesprek van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de jeugdige en zijn situatie en legt deze vast in het dossier van de jeugdige en/of zijn ouders.

  • 4.

    De jeugdige en/of zijn ouders verstrekken in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.

  • 5.

    In spoedeisende of andere voorkomende gevallen kan het college, in overleg met de jeugdige en/of zijn ouders, afzien van de voorbereiding als bedoeld in het eerste, tweede en derde lid.

     

Artikel 6. Het gesprek

  • 1.

    Het college onderzoekt in een gesprek met de jeugdige en/of zijn ouders:

    • a.

      de hulpvraag van de jeugdige en/of zijn ouders;

    • b.

      de ontwikkeling, gezins- en opvoedingssituatie, veiligheid, behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de jeugdige en/of zijn ouders;

    • c.

      het vermogen en de mogelijkheden van de jeugdige en/of zijn ouders om op eigen kracht en/of met behulp van hun netwerk en/of een algemene of andere voorziening de hulpvraag op te lossen;

    • d.

      de gewenste situatie;

    • e.

      de noodzaak om een individuele voorziening te verstrekken;

    • f.

      de wijze waarop een mogelijk toe te kennen individuele voorziening wordt afgestemd met hulp binnen het netwerk en algemene of andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen;

    • g.

      hoe rekening wordt gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en/of zijn ouders, en

    • h.

      de mogelijkheid om de individuele voorziening in de vorm van een pgb verstrekt te krijgen en de gevolgen van die keuze.

  • 2.

    Het college vraagt de jeugdige en/of zijn ouders toestemming om hun persoonsgegevens en de overige gegevens als bedoeld in artikel 4 te verwerken en te bewaren.

  • 3.

    In spoedeisende gevallen kan het college, in overleg met de jeugdige en/of zijn ouders, afzien van een gesprek als bedoeld in dit artikel.

     

Artikel 7. Het rondetafel gesprek

  • 1.

    Het college kan in overleg met de jeugdige en/of zijn ouders een rondetafel gesprek organiseren.

  • 2.

    Het college bepaalt in welke gevallen tot het organiseren van een rondetafel gesprek als bedoeld in het eerste lid wordt overgegaan en welke partijen daarbij uitgenodigd worden.

  • 3.

    Van het rondetafel gesprek wordt door het college een verslag gemaakt, dat aan de jeugdige en/of zijn ouders wordt verstrekt. Deze verslaglegging kan achterwege blivjen als in het routeplan verslag wordt gedaan van het rondetafel gesprek.

     

Artikel 8. Het routeplan

  • 1.

    Indien het college tot het oordeel komt dat voor de jeugdige en/of zijn ouders een individuele voorziening noodzakelijk is, stelt het college na het gesprek, bedoeld in artikel 6, en/of na het rondetafel gesprek, bedoeld in artikel 7, een routeplan op.

  • 2.

    Het college verstrekt zo spoedig mogelijk na de vaststelling dat een individuele voorziening noodzakelijk is, het routeplan aan de jeugdige en/of zijn ouders.

  • 3.

    Het routeplan bevat ten minste:

    • a.

      een schriftelijke samenvatting van het gesprek als bedoeld in artikel 5,

    • b.

      de mening van de jeugdige en/of zijn ouders,

    • c.

      het schriftelijk oordeel van het college over de noodzaak van een individuele voorziening, eventueel in combinatie met een algemene of andere voorziening,

    • d.

      een advies wie de benodigde hulp kan verlenen,

    • e.

      de omvang en duur van de benodigde hulp,

    • f.

      de doelen waaraan de jeugdige en/of zijn ouders, met behulp van anderen, gaan werken,

    • g.

      werkafspraken, waaronder afspraken met betrekking tot de regievoering en evaluatiemomenten.

  • 4.

    Als tijdens de inzet van algemene (preventieve) voorzieningen de stappen omschreven in het derde lid, onder a tot en met g, van dit artikel al zijn doorlopen door de jeugdhulpprofessional die de algemene (preventieve) voorziening aanbiedt, mag het college afzien van het opstellen van een routeplan.

     

Artikel 9. De inzet van jeugdhulp anders dan na aanvraag door de jeugdige en/of zijn ouders

  • 1.

    Het college draagt zorg voor de inzet van jeugdhulp na verwijzing door een huisarts, medisch specialist of jeugdarts, als en voor zover de jeugdhulpaanbieder waarnaar verwezen is van oordeel is dat de jeugdhulp nodig is. Het college legt de op grond van dit artikellid te verlenen jeugdhulp niet vast in een beschikking, tenzij:

    • a.

      de jeugdige en/of zijn ouders het college schriftelijk verzoeken om een besluit te nemen, als bedoeld in artikel 4, eerste lid;

    • b.

      het college een besluit neemt dat afwijkt van het oordeel van de verwijzer;

    • c.

      de door de verwijzer noodzakelijk geachte individuele voorziening in de vorm van een pgb wordt toegekend.

  • 2.

    Het college neemt in elk geval een afwijkend besluit als bedoeld in lid 1, onder b, van dit artikel, als de jeugdige en/of zijn ouders worden verwezen naar een niet door de gemeente gecontracteerde aanbieder, tenzij de verwijzer aannemelijk maakt dat voor de verwijzing naar een niet gecontracteerde aanbieder zwaarwegende redenen zijn.

  • 3.

    Het college draagt zorg voor de inzet van jeugdhulp die de gecertificeerde instelling noodzakelijk acht bij de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering. Het college legt de op grond van dit artikellid te verlenen jeugdhulp niet vast in een beschikking.

  • 4.

    Het college draagt zorg voor de inzet van jeugdhulp die de rechter, de officier van justitie, de directeur van de justitiële jeugdinrichting (JJI) of de selectiefunctionaris van de JJI noodzakelijk acht bij de uitvoering van een strafrechtelijke beslissing. Het college legt de op grond van dit artikellid te verlenen jeugdhulp niet vast in een beschikking.

  • 5.

    Het college stelt nadere regels over de inzet van jeugdhulp anders dan na aanvraag door de jeugdige en/of zijn ouders.

     

Artikel 10. De beslissing op de aanvraag

  • 1.

    Het college legt de beslissing op de aanvraag tot het verlenen van een individuele voorziening vast in een beschikking.

  • 2.

    Het college stelt bij beschikking vast welke activiteiten door de aanbieder van jeugdhulp moeten worden verricht om het gestelde doel te bereiken, hoeveel tijd daarvoor nodig is en met welke frequentie deze activiteiten moeten worden verricht.

  • 3.

    In spoedeisende gevallen treft het college zo spoedig mogelijk een passende voorziening. De vastlegging van de beslissing tot het verlenen van een individuele voorziening wordt dan zo snel mogelijk, doch in ieder geval binnen vier weken na de start van de hulp, vastgelegd in een beschikking.

  • 4.

    Een besluit tot toekenning van een individuele voorziening vervalt, als de jeugdige en/of zijn ouders zich niet binnen drie maanden na de besluitdatum hebben gemeld bij een jeugdhulpaanbieder.

     

Artikel 11. De evaluatie

Het college stelt nadere regels over de voortgang en de eind- en tussenevaluatie van de behandeling, de behaalde doelen en de benodigde jeugdhulp.

 

Hoofdstuk 3: Overige bepalingen

Artikel 12. De hoogte van de tarieven voor zorg in natura

 

Met de door de gemeente Dronten gecontracteerde aanbieders zijn tariefgroepen afgesproken waarvoor zij, met inachtneming van hetgeen in artikel 10, tweede lid, van deze verordening is bepaald, de zorg in natura leveren aan de jeugdige. Deze tariefgroepen zijn sinds 1 januari 2017:

 

Categorie:

Tarief:

Tarief per:

Laag (0-11 eenheden)

€ 320,-

4 weken

Middel (12-25 eenheden)

€ 850,-

4 weken

Zwaar (26 of meer eenheden)

Op basis van offerte

4 weken

Behandeling kort

€ 960,-

Duur van het traject

Behandeling middel

€ 1.840,-

Duur van het traject

Behandeling gezinsgericht

€ 4.800,-

Duur van het traject

Behandeling – medisch kinderdagverblijf

€ 101,-

Dagdeel (4 uur)

Kortdurend verblijf

€ 161,89

Etmaal (24 uur)

 

Bovenstaande tarieven gelden in elk geval voor het jaar 2017. Met ingang van 1 januari 2018 zullen eventuele wijzigingen in de tarieven in een financieel besluit bekend worden gemaakt.

 

Artikel 13. De hoogte van het pgb

  • 1.

    De hoogte van het persoonsgebonden budget voor diensten verleend door professionals bedraagt in ieder geval niet meer dan 100% van het tarief waarvoor het college deze diensten heeft ingekocht bij aanbieders die dezelfde zorg in natura leveren, tenzij de aangevraagde voorziening de enige passende voorziening is voor de betreffende jeugdige en de voorziening niet in natura kan worden ingekocht.

  • 2.

    De hoogte van het persoonsgebonden budget voor diensten die worden ingekocht bij een persoon die niet als professional kan worden aangemerkt bedraagt ten hoogste € 20,- per uur als het persoonsgebonden budget wordt aangewend voor het inkopen van begeleiding.

  • 3.

    De hoogte van het persoonsgebonden budget voor diensten die worden ingekocht bij een persoon die niet als professional kan worden aangemerkt bedraagt ten hoogste € 15,- per uur als het persoonsgebonden budget wordt aangewend voor het inkopen van persoonlijke verzorging.

  • 4.

    De hoogte van het persoonsgebonden budget voor diensten die worden ingekocht bij een persoon die niet als professional kan worden aangemerkt bedraagt ten hoogste € 80,- per etmaal als het persoonsgebonden budget wordt aangewend voor het inkopen van kortdurend verblijf.

  • 5.

    Bovenstaande tarieven gelden in elk geval voor het jaar 2017. Met ingang van 1 januari 2018 zullen eventuele wijzigingen in de tarieven in een financieel besluit bekend worden gemaakt.

Artikel 14. Onderscheid professioneel/niet-professioneel hulpverlener

Als jeugdprofessional worden aangemerkt jeugdhulpverleners die

  • a.

    voldoende gekwalificeerd zijn, passend bij de aard van de zorg;

  • b.

    voldoen aan alle (kwaliteits)eisen die voor hun zorgfunctie voortvloeien uit onder meer de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG), Boek 7, titel 7, afdeling 5 van het Burgerlijk Wetboek (WGBO), de Jeugdwet (SKJ-(voor)registratie);

  • c.

    passende zorg verlenen, waarbij de jeugdige en het gezin en daarbinnen de veiligheid van de jeugdige centraal staan;

  • d.

    bij het verlenen van zorg de eisen in acht nemen die volgens de geldende algemeen aanvaarde professionele standaard redelijkerwijs aan de jeugdhulpverlener mogen worden gesteld;

  • e.

    ouderbetrokkenheid stimuleren;

  • f.

    waar mogelijk gebruik maken van de eigen kracht van de jeugdige en zijn omgeving bij het bieden van hulp;

  • g.

    hulp bieden die is gericht op blijvende participatie en stimulering van de eigen redzaamheid, passend bij de ontwikkelfase van de jeugdige;

  • h.

    de inzet van mantelzorg en vrijwilligers uit de omgeving van de jeugdige stimuleren;

  • i.

    hulp verlenen op basis van een met de jeugdige en/of diens ouders overeengekomen behandelplan;

  • j.

    de zorg laagdrempelig organiseert en, binnen redelijke grenzen, op de plaats en tijdstip dat de jeugdige en ouders wensen, maar in ieder geval dicht bij de woonomgeving van de jeugdige;

  • k.

    zorg draagt voor een goede samenwerking met de gemeente, de school van de jeugdige, de huisarts of jeugdarts, andere jeugdhulpaanbieders, de gecertificeerde instellingen, en andere ketenpartners, als daar aanleiding voor is;

  • l.

    zorgt dat iedere cliënt die vragen, klachten over en/of problemen heeft met zijn/haar (rechts)positie en/of over de jeugdhulp ondersteuning krijgt van een bij wet ingestelde onafhankelijk vertrouwenspersoon (AKJ).

Artikel 15. Voorwaarden aan de inzet van een persoon uit het sociaal netwerk

  • 1.

    Een persoonsgebonden budget kan worden aangewend voor het inkopen van diensten verleend door personen uit het sociaal netwerk van de jeugdige.

  • 2.

    Een persoonsgebonden budget voor het betrekken van diensten van personen uit het sociale netwerk wordt alleen verleend als:

    • a.

      er sprake is van een langdurige, omvangrijke en frequente ondersteuningsvraag. De gemeente hanteert als richtlijn dat gedurende 3 maanden een inzet van meer dan 8 uur per week noodzakelijk is, maar zal hiervan ten voordele van de aanvrager afwijken als het onderzoek naar de individuele omstandigheden van de aanvrager daar aanleiding toe geeft;

    • b.

      er sprake is van jeugdhulp gericht op participatie en zelfredzaamheid;

    • c.

      er sprake is van moeilijk planbare hulp en/of hulp op incourante tijdstippen;

    • d.

      de aard van de in te zetten hulp zich niet verzet tegen de inzet van een bekende;

    • e.

      door de aard van de beperking en/of de aard van de te verlenen hulp inzet van een bekende de voorkeur heeft;

    • f.

      de keuze om met het persoonsgebonden budget iemand uit het sociaal netwerk in te schakelen door de aanvrager in het pgb-uitvoeringsplan wordt gemotiveerd;

    • g.

      de persoon uit het sociale netwerk op geen enkele wijze druk op de aanvrager heeft uitgeoefend;

    • h.

      uit het pgb-uitvoeringsplan blijkt dat de persoon uit het sociale netwerk in staat is om de gevraagde hulp te bieden;

    • i.

      de kwaliteit van de hulp voldoende is geborgd.

  • 3

    Tot het sociale netwerk van de aanvrager worden personen gerekend uit de huiselijke kring en andere personen met wie iemand een sociale relatie onderhoudt, zoals familieleden die niet in hetzelfde huis wonen, buren, vrienden en kennissen.

  • 4

    Personen uit het sociale netwerk van de aanvrager die voldoen aan de criteria van artikel 14 van deze verordening worden door de gemeente beschouwd als professionele zorgverleners.

     

Artikel 16. Nadere regels pgb

Het college stelt nadere regels voor het pgb.

 

Artikel 17. Herziening, intrekking of terugvordering

  • 1.

    De jeugdige en/of zijn ouders doen op verzoek van het college of uit eigen beweging onmiddellijk mededeling aan het college van alle wijzigingen die van invloed kunnen zijn op de jeugdhulp.

  • 2.

    Onder de in het eerste lid bedoelde wijzigingen vallen in elk geval:

    • a.

      wijzigingen in de beperking van de jeugdige en/of zijn ouders;

    • b.

      wijzigingen in de gezondheid of draagkracht van personen binnen het gezin;

    • c.

      wijzigingen in de gezinssituatie;

    • d.

      wijzigingen in de woonsituatie van de jeugdige en/of zijn ouders;

    • e.

      wijzigingen in de hulpvraag.

  • 3.

    Het college kan een beslissing aangaande een individuele voorziening herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

    • a.

      de jeugdige en/of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      de jeugdige en/of zijn ouders niet langer op de individuele voorziening zijn aangewezen;

    • c.

      de individuele voorziening niet meer toereikend is te achten;

    • d.

      de jeugdige en/of zijn ouders niet voldoen aan de voorwaarden van de individuele voorziening, of

    • e.

      de jeugdige en/of zijn ouders de individuele voorziening niet of voor een ander doel gebruiken dan waarvoor het is bestemd.

  • 4.

    Als het college een beslissing aangaande een individuele voorziening, met toepassing van het eerste, tweede en derde lid, heeft herzien dan wel ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college bij dwangbevel geheel of gedeeltelijk de geldswaarde van de ten onrechte verstrekte individuele voorziening invorderen.

  • 5.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 8.1.4 van de wet kan het college een beslissing tot verlening van een pgb intrekken als blijkt dat het pgb binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

     

Artikel 18. Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering

  • 1.

    Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, rekening met:

    • a.

      de aard en omvang van de te verrichten taken;

    • b.

      de voor de sector toepasselijke CAO-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie;

    • c.

      een redelijke toeslag voor overheadkosten;

    • d.

      een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en niet-cliëntgebonden tijd;

    • e.

      kosten voor bijscholing van het personeel.

       

Artikel 19. Rechtsbescherming

Tegen de beslissing als bedoeld in artikel 9 sub a, b of c, de beslissing als bedoeld in artikel 10 en de beslissing als bedoeld in artikel 17 staat bezwaar en beroep conform de Algemene wet bestuursrecht open.

 

Artikel 20. Overgang Wmo

Wanneer een jeugdige die de leeftijd van 18 jaar bereikt een individuele voorziening ontvangt van de gemeente Dronten op grond van de jeugdwet en na zijn of haar 18e jaar nog behoefte heeft aan ondersteuning, vindt afstemming plaats met de Wmo en zo nodig met de Participatiewet.

 

Artikel 21. Privacy

  • 1.

    Het college verwerkt geen persoonsgegevens van een jeugdige of ouder, tenzij dit voor de uitvoering van de wet noodzakelijk is.

  • 2.

    Het college verwerkt geen persoonsgegevens betreffende een jeugdige of ouder, zonder daartoe toestemming te verkrijgen van de jeugdige of ouder.

  • 3.

    In afwijking van het tweede lid kan het college persoonsgegevens van een jeugdige of ouder verwerken zonder daartoe de toestemming te hebben verkregen, wanneer daarmee tegemoet gekomen wordt aan een spoedeisend belang van de jeugdige of zijn ouder of een wettelijke plicht.

  • 4.

    Het college legt de afspraken over het verwerken van persoonsgegevens vast in een protocol.

     

Artikel 22. Inspraak en medezeggenschap

  • 1.

    Het college betrekt de ingezetenen van de gemeente bij de voorbereiding van het beleid betreffende jeugdhulp overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.

  • 2.

    Het college stelt cliënten en vertegenwoordigers van cliëntgroepen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende jeugdhulp te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende jeugdhulp, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 3.

    Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.

  • 4.

    Het college heeft nadere regels vastgesteld ter uitvoering van het tweede en derde lid in de Verordening cliëntenparticipatie 2015.

     

Artikel 23. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de jeugdige of zijn ouders afwijken vande bepalingen in deze verordening, als toepassing van deze verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

 

Artikel 24. Nadere regels

Voor zover noodzakelijk voor de uitvoering van deze verordening, kan het college nadereregels stellen.

 

Artikel 25. Intrekking

De Verordening Jeugdhulp Gemeente Dronten 2015, vastgesteld op 25 september 2014, wordt gelijktijdig met de inwerkingtreding van deze verordening ingetrokken.

 

Artikel 26. Inwerkingtreding, citeertitel en overgangsregeling

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 augustus 2017.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Jeugdhulp gemeente Dronten 2017.

  • 3.

    Deze verordening heeft betrekking op beschikkingen met een afgiftedatum op of na 1 augustus 2017. Voor beschikkingen genomen voor 1 augustus 2017 geldt de Verordening Jeugdhulp gemeente Dronten 2015.

     

Dronten, 6 juli 2017

De raad van Dronten,

D. Petrusma MMC

griffier

Mr. A.B.L. de Jonge

voorzitter

Naar boven