Gemeenteblad van Berg en Dal
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Berg en Dal | Gemeenteblad 2017, 1379 | Beleidsregels |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Berg en Dal | Gemeenteblad 2017, 1379 | Beleidsregels |
Besluit voorzieningen Maatschappelijke Ondersteuning en nadere regels Jeugdhulp gemeente Berg en Dal 2017
Het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Berg en Dal
Paragraaf 1.1 Begripsbepalingen. 2
Paragraaf 1.2 Bijdrage in de kosten. 3
HOOFDSTUK 2 COMPENSATIE OP BASIS VAN LEEFGEBIED EN MAATWERKVOORZIENING 5
Paragraaf 2.1. Activiteiten dagelijks leven. 6
Paragraaf 2.3. Verplaatsen en vervoer 9
Paragraaf 2.4. Maatschappelijke participatie. 10
Paragraaf 2.5. Begeleiding. 11
Paragraaf 4.1. Algemene regels over het persoonsgebonden budget 14
Paragraaf 4.2. Slotbepalingen. 18
Bijlage 1: gemiddelde levensduur hulpmiddelen Bvmo gemeente Berg en Dal 2017 Afschrijvingstermijnen 19
De begripsbepalingen genoemd in artikel 1.1.1 en 1.1.2 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, artikel 1 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Berg en Dal 2016, artikel 1.1 van de Jeugdwet en artikel 1 van de Verordening jeugdhulp gemeente Berg en Dal 2016 zijn ook op dit besluit van toepassing.
Daarnaast wordt in dit besluit verstaan onder:
Centrumgemeente: om de maatschappelijke opvang binnen het kader van de WMO in goede banen te leiden, zijn 43 centrumgemeenten verantwoordelijk voor het tijdelijk bieden van onderdak, begeleiding, informatie en advies aan personen die, door een of meer problemen, al dan niet gedwongen de thuissituatie hebben verlaten en niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving. De centrumgemeenten werken hiertoe samen met opvanginstellingen, zorgkantoren en woningcorporaties. De centrumgemeenten ontvangen hiervoor specifieke uitkeringen van het Rijk. Voor de gemeente Berg en Dal is de gemeente Nijmegen de centrumgemeente.
Professionele zorgverlener: een beroepskracht of aanbieder die is ingeschreven in het handelsregister als zijnde verlener van maatschappelijke ondersteuning en beschikt over een zogenaamde BIG-registratie voor zover dit voor het verlenen van de betreffende ondersteuning relevant is en géén persoon uit het sociale netwerk van de cliënt is;
Niet-professionele zorgverlener: een ondersteuner of aanbieder die niet is ingeschreven in het handelsregister als zijnde verlener van maatschappelijke ondersteuning of niet in het bezit is van een zogenaamde BIG-registratie, tenzij dit voor het verlenen van de desbetreffende ondersteuning relevant is;
Artikel2 Bijdrage in de kosten van een maatwerkvoorziening
Voor maatwerkvoorzieningen die in natura of als persoonsgebonden budget worden verstrekt is een bijdrage in de kosten verschuldigd.
Indien een cliënt een duurdere maatwerkvoorziening wil dan de goedkoopst adequate komt het meerdere voor rekening van de cliënt. Voor deze meerprijs is geen bijdrage in de kosten verschuldigd, met andere woorden: de eigen bijdrage wordt in dat geval niet geheven over het gedeelte dat de cliënt zelf heeft betaald.
Voor de eigen bijdrage voor de maatwerkvoorziening Beschermd Wonen wordt verwezen naar de bedragen die hiervoor zijn vastgesteld door de centrumgemeente Nijmegen.
als een maatwerkvoorziening in natura of een Pgb wordt verstrekt ten behoeve van een woningaanpassing voor een minderjarige.
Artikel 3 Omvang van de bijdrage in de kosten
De omvang van de bijdrage in de kosten is gelijk aan de wettelijke maximumbedragen zoals opgenomen in het landelijke Uitvoeringsbesluit Maatschappelijke Ondersteuning. Dit landelijke besluit geeft aan welke bedragen de Minister als maximum voor de eigen bijdrage of het eigen aandeel laat gelden voor welke groepen. Naast het inkomen geldt per 1 januari 2015 ook een vermogensinkomensbijtelling, waarbij het gaat om 8% van de grondslag sparen en beleggen.
Artikel 4 Duur van de oplegging van de bijdrage in de kosten
Bij de verstrekking van een eenmalig persoonsgebonden budget voor de aanschaf van een hulpmiddel in plaats van een hulpmiddel in bruikleen:
Het aantal zorgperiodes zoals gehanteerd door het CAK, overeenkomstig de gemiddelde levensduur van het hulpmiddel waarvoor het persoonsgebonden budget wordt verstrekt (zie bijlage 1: gemiddelde levensduur hulpmiddelen Bvmo gemeente Berg en Dal 2017).
Bij wet is geregeld dat de tarieven voor een Persoonsgebonden budget (Pgb) toereikend moeten zijn. Uitgangspunt is dat het Pgb mogelijk goedkoper is, maar altijd gerelateerd is aan de kosten van zorg in natura. Belangrijk is dat de tarieven van het Pgb reëel zijn, zodat de juiste zorg daadwerkelijk ingekocht kan worden. Dat geldt ook voor het vaststellen van de tarieven voor betaling aan personen uit het eigen netwerk.
Er wordt onderscheid gemaakt in tarieven tussen levering door:
Onderscheid in betaling tussen particulieren of familie is gebaseerd op verschil in kosten. Bijvoorbeeld: minder overheadkosten, lagere opleiding, minder werkgeverslasten in verband met vallen onder regeling dienstverlening aan huis etc.
Volgens artikel 11 lid 6 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Berg en Dal 2016 en artikel 11 lid 7 van de Verordening jeugdhulp gemeente Berg en Dal 2016 is betaling aan personen uit het eigen netwerk uit een Pgb alleen toegestaan als dit aantoonbaar tot betere en efficiëntere ondersteuning leidt en aantoonbaar doelmatiger is.
Paragraaf 2.1. Activiteiten dagelijks leven
Artikel 5 Hulp bij het huishouden
De tarieven voor hulp bij het huishouden in natura worden bepaald door de door de gemeente bedongen uurtarieven middels een aanbesteding.
De vaststelling van een persoonsgebonden budget ten aanzien van hulp bij het huishouden vindt plaats in de vorm van percentages van de bij aanbesteding bedongen uurtarieven voor Hulp bij het Huishouden in natura. (Zie verder bij artikel 16.6)
Bij overlijden van de cliënt die een partner heeft, wordt de indicatie voor hulp bij het huishouden (zowel bij zorg in natura en als bij een persoonsgebonden budget) uiterlijk zes weken na de datum van overlijden beëindigd.
1. Het college kent twee soorten woonvoorzieningen
a. een woonvoorziening van bouwkundige of bouwtechnische aard
b. een woonvoorziening niet van bouwkundige of bouwtechnische aard
2 Het bedrag voor een maatwerkvoorziening in de vorm van een woonvoorziening zoals genoemd in het eerste lid onder a, die in natura of als eenmalig persoonsgebonden budget wordt verstrekt, wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de goedkoopste van de minimaal 2 aan het college overlegde offertes met een gespecificeerde begroting, die voldoet aan het programma van eisen.
3. Het in lid 2 gestelde geldt niet voor zogenoemde ‘kleine’ woningaanpassingen met een waarde tot maximaal € 500,-. Voor deze aanpassingen hoeft geen offerte te worden ingediend, maar wordt een standaard bedrag uitgekeerd (zie bijlage 2: prijslijst kleine woningaanpassingen gemeente Berg en Dal 2017).
4. Het toe te kennen eenmalig persoonsgebonden budget voor een woonvoorziening, zoals genoemd in het eerste lid onder b, is gelijk aan de huurprijs per maand van de voorziening zoals die bij een verstrekking in natura in bruikleen door het college aan de contractleverancier betaald zou worden, vermenigvuldigd met de gemiddelde levensduur (zie bijlage 1: gemiddelde levensduur hulpmiddelen Bvmo gemeente Berg en Dal 2017). In dit bedrag zijn de kosten van instandhouding, zoals onderhoud, reparatie en indien van toepassing, verzekering reeds opgenomen. Reparatiekosten die niet onder het onderhoudscontract vallen, worden, na goedkeuring van de offerte, vergoed op basis van de werkelijk gemaakte kosten.
6.2 Reikwijdte bouwkundige aanpassingen
Het college rekent de volgende uitgaven tot kosten van een woonvoorziening:
6.3. Verhuis- en inrichtingskosten
1. Als eenmalige tegemoetkoming meerkosten ten behoeve van een verhuizing voor personen met een beperking of chronische problemen waarbij sprake is van het ‘primaat van verhuizen’, geldt als normbedrag € 2.365,-.
2. Burgemeester en wethouders kunnen een tegemoetkoming verlenen in de kosten van verhuizing en inrichting aan een persoon die op verzoek van de gemeente een aangepaste woning vrijmaakt ten behoeve van een belanghebbende die vanwege zijn beperking aanspraak kan maken op een aangepaste woning. In deze situatie geldt het volgende: De kosten van verhuizing én de kosten voor herinrichting worden vergoed.
Om de hoogte van het bedrag te bepalen wordt aangesloten bij het bedrag dat bij stadsvernieuwing wordt gehanteerd. De minimumbijdrage wordt ieder jaar voor 1 maart gewijzigd met het percentage van de inflatie over het voorgaande jaar (consumentenprijsindex). De actuele tekst van de regeling is vermeld in de Regeling minimumbijdrage verhuis- en inrichtingskosten bij renovatie.
- 0 tot 2 jaar oud: 100% van normbedrag;
- 2 tot 4 jaar oud: 75% van normbedrag;
- 4 tot 6 jaar oud: 50% van normbedrag;
- 6 tot 8 jaar oud: 25% van normbedrag;
- Ouder dan 8 jaar: geen eenmalig persoonsgebonden budget
Een bedrag voor huurderving wordt verstrekt indien een leegstaande woning is aangepast of voor een inwoner met beperkingen adequaat te maken is voor een bedrag van meer dan € 6.800. De tegemoetkoming is gemaximeerd op zes maanden waarin de woning op verzoek van de gemeente wordt vrij gehouden en/of ten gevolge van het realiseren van de woningaanpassing niet bewoond kan worden en op basis van de netto (kale) huurprijs. In bijzondere gevallen kan het college deze periode verlengen met maximaal zes maanden. De extra tegemoetkoming is dan gelijk aan de kosten van de kale huur over deze periode.
1. Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van tijdelijke huisvesting een eenmalige tegemoetkoming meerkosten aan personen met een beperking of chronische problemen verlenen, indien deze moeten worden gemaakt in verband met het aanpassen van:
De eenmalige tegemoetkoming meerkosten ten behoeve van tijdelijke huisvesting wordt uitsluitend verleend voor de periode, waarin de aan te passen woonruimte ten gevolge van het realiseren van de woningaanpassing niet bewoond kan worden en belanghebbende als gevolg daarvan voor dubbele woonlasten komt te staan die redelijkerwijs niet voorkomen kunnen worden.
6.7 Bezoekbaar maken van de woning
Indien een aanvrager zijn hoofdverblijf heeft in een WLZ-instelling, kan een woonvoorziening getroffen worden voor het bezoekbaar maken van één woonruimte. Het gaat dan om een eenmalige tegemoetkoming meerkosten van maximaal € 2.000,00 voor personen met een beperking of chronische problemen die in een Wlz-instelling verblijven voor het bezoekbaar maken van een woning van een partner of familielid.
De aanvraag voor het bezoekbaar maken van een woning van een partner of familielid wordt aangevraagd door de aanvrager die zijn hoofdverblijf heeft in een Wlz-instelling. Onder bezoekbaar maken wordt uitsluitend verstaan dat de aanvrager de woonruimte, de woonkamer en een toilet kan bereiken en gebruiken.
6.8. Terugbetaling bij verkoop
De hoogte van het terug te betalen bedrag als bedoeld in artikel 16 van de Verordening maatschappelijke voorzieningen gemeente Berg en Dal 2016 bedraagt voor het eerste jaar 100% van de totale aanpassingskosten met een lineaire daling van 10% per jaar tot 10% in het tiende jaar.
Paragraaf 2.3. Verplaatsen en vervoer
Artikel 7 Hoogte persoonsgebonden budget Rolstoelvoorzieningen
Het toe te kennen eenmalig persoonsgebonden budget voor een rolstoelvoorziening is gelijk aan de huurprijs per maand van de voorziening zoals die bij een verstrekking in natura in bruikleen door het college aan de contractleverancier betaald zou worden, vermenigvuldigd met de gemiddelde levensduur (zie bijlage 1: gemiddelde levensduur hulpmiddelen Bvmo gemeente Berg en Dal 2017). In dit bedrag zijn de kosten van instandhouding, zoals onderhoud, reparatie en indien van toepassing, verzekering reeds opgenomen. Reparatiekosten die niet onder het onderhoudscontract vallen, worden, na goedkeuring van de offerte, vergoed op basis van de werkelijk gemaakte kosten.
Artikel 8 Vervoersvoorzieningen
8.1 Hoogte persoonsgebonden budget rijdend hulpmiddel.
Het toe te kennen eenmalig persoonsgebonden budget voor de aanschaf van een rijdend hulpmiddel is gelijk aan de huurprijs per maand van de voorziening zoals die bij een verstrekking in natura in bruikleen door het college aan de contractleverancier betaald zou worden, vermenigvuldigd met de gemiddelde levensduur (zie bijlage 1: gemiddelde levensduur hulpmiddelen gemeente Berg en Dal 2017). In dit bedrag zijn de kosten van instandhouding, zoals onderhoud, reparatie en indien van toepassing, verzekering reeds opgenomen. Reparatiekosten die niet onder het onderhoudscontract vallen, worden, na goedkeuring van de offerte, vergoed op basis van de werkelijk gemaakte kosten.
8.2 Hoogte persoonsgebonden budget trainingen gesloten buitenwagen en scootmobiel.
Het toe te kennen eenmalig persoonsgebonden budget voor een training om deel te nemen aan het verkeer met een gesloten buitenwagen of scootmobiel is gelijk aan de werkelijke kosten van de training zoals die door de gemeente in natura is ingekocht, met een maximum van 5 lessen.
8.3 Hoogte persoonsgebonden budget voor gebruik van een (eigen) auto of (rolstoel) taxi
4. Het eenmalig persoonsgebonden budget dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een rolstoeltaxi bedraagt (conform de maximumtarieven taxibus 2016) € 2,75 per kilometer.
Het toe te kennen eenmalig persoonsgebonden budget dat wordt verstrekt voor gebruik van auto, taxi of rolstoeltaxi door kinderen bedraagt:
8.6 Vermindering persoonsgebonden budget bij personen met een (eigen) vervoermiddel
Het toe te kennen eenmalig persoonsgebonden budget dat wordt verstrekt voor gebruik van eigen auto, taxi of rolstoeltaxi wordt verminderd met 40% indien belanghebbende gebruik kan maken van een al of niet gesubsidieerd vervoersmiddel waarmee belanghebbende (deels) zelfstandig in de vervoersbehoefte kan voorzien.
Het bedrag in verband met noodzakelijke begeleiding wordt achteraf op declaratiebasis vergoed tegen het tarief van het openbaar vervoer. Dezelfde vergoeding geldt bij noodzakelijke reiskosten voor de mantelzorger bij verplaatsingen tussen de eigen woning en die van belanghebbende.
Paragraaf 2.4. Maatschappelijke participatie
Een eenmalige tegemoetkoming meerkosten personen met een beperking of chronische problemen ten behoeve van een sportvoorziening kan worden verstrekt, indien er sprake is van actieve sportbeoefening en er vanwege de beperking extra kosten worden gemaakt voor de aanschaf van zaken die nodig zijn bij deze sportbeoefening.
De tarieven voor begeleiding in natura worden bepaald door de door de gemeente bedongen (uur)tarieven middels een aanbesteding.
De vaststelling van een persoonsgebonden budget ten aanzien van begeleiding vindt, afhankelijk van het type hulpverlener dat wordt ingezet, plaats in de vorm van een percentage van de bij aanbesteding bedongen uurtarieven voor begeleiding in natura. (Zie verder bij artikel 16.6)
Artikel 11 Maatwerkvoorziening opvang en beschermd wonen
Het college verstrekt de maatwerkvoorziening beschermd wonen overeenkomstig het daartoe vastgesteld beleid van de gemeente Nijmegen, de verordening maatschappelijke ondersteuning, het besluit maatschappelijke ondersteuning, de regels omtrent het persoonsgebonden budget in relatie tot beschermd wonen, de regels voor bijdrage in de kosten van beschermd wonen en de nadere regels van de centrumgemeente. Dit artikel is van toepassing op alle instellingen voor maatschappelijke opvang en voor opvang van personen die de huiselijke situatie hebben verlaten in verband met risico´s voor hun veiligheid als gevolg van huiselijk geweld en waar voltijdopvang noodzakelijk is.
Artikel 12 Bijdrage in de kosten
Voor het vaststellen aan wie een bijdrage in de kosten wordt opgelegd bij de maatwerkvoorziening omgevingsbegeleiding, is bepalend op wiens naam deze voorziening wordt verstrekt.
Het betreft hier begeleiding van de omgeving van cliënten die in behandeling zijn. Staat de indicatie op naam van een minderjarige (wanneer de ouder of verzorger wordt begeleid in hoe om te gaan met de beperking van de minderjarige), dan is geen eigen bijdrage verschuldigd. In het geval dat het product wordt ingezet ten behoeve van de ouder en/of een volwassene zelf, dan is wel een eigen bijdrage verschuldigd.
De tarieven voor jeugdhulp in natura worden bepaald door de door de gemeente bedongen (uur)tarieven middels een aanbesteding.
De vaststelling van een persoonsgebonden budget ten aanzien van jeugdhulp vindt , afhankelijke van het type hulpverlener dat wordt ingezet, plaats in de vorm van een percentages van de bij aanbesteding bedongen uurtarieven voor Jeugdhulp in natura. (Zie verder bij artikel 16.6)
Artikel 13 Verstrekking in de vorm van een Persoonsgebonden budget
Volgens artikel 11 lid 7 van de Verordening jeugdhulp gemeente Berg en Dal 2016 is betaling aan personen uit het eigen netwerk uit een Pgb alleen toegestaan als dit aantoonbaar tot betere en efficiëntere ondersteuning leidt en aantoonbaar doelmatiger is. Aanvullend op deze voorwaarde uit de verordening geldt verder:
De persoon aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt kan de jeugdhulp betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk onder de volgende voorwaarden:
• het type hulp dat wordt geleverd;
• is er sprake van een tijdelijke hulpvraag of van hulp over een lange periode;
• de mate van verplichting (kan degene die de hulp levert een keer overslaan als hij/zij ziek is of op vakantie wil, of is dit niet mogelijk?).
De volgende deelproducten van individuele voorzieningen, zoals bedoeld in artikel 2 van de Verordening jeugdhulp gemeente Berg en Dal 2016 zijn beschikbaar:
Teneinde de eigen kracht en regie te versterken stelt het college tijdens het vooronderzoek de jeugdige en zijn ouders op de hoogte van de mogelijkheid om binnen een redelijke termijn een familiegroepsplan als bedoeld in artikel 1.1 van de wet op te stellen. Als de jeugdige en zijn ouders daarom verzoeken, draagt het college zorg voor ondersteuning bij het opstellen van een familiegroepsplan.
Als de jeugdige en zijn ouders een familiegroepsplan als bedoeld in artikel 1.1 van de wet hebben opgesteld, betrekt het college dat als eerste bij het onderzoek, bedoeld in artikel 6 van de Verordening Jeugdhulp.
Paragraaf 4.1. Algemene regels over het persoonsgebonden budget
Artikel 16 Algemene regels over het persoonsgebonden budget
16.1 Verlening en vaststelling van een persoonsgebonden budget
Wanneer een inwoner van de gemeente Berg en Dal aanspraak wil maken op een Pgb, dan dient deze hiervoor een Budgetplan aan de gemeente te overleggen. Behalve een plan voor de bekostiging van de benodigde zorg, wordt hierin ook aangegeven hoe men voldoet aan de voorwaarden uit de Jeugdwet (artikel 8.1.1, tweede lid) of de Wmo (voldoende eigen kracht, motivering en waarborgen voor de kwaliteit).
Afhankelijk van het type hulp dat wordt gevraagd kunnen eisen worden gesteld om de kwaliteit van de zorg die via een Pgb wordt ingekocht te waarborgen. Bijvoorbeeld dat aan de gemeente wordt doorgegeven wie de hulp verleent, dat een VOG moet worden overgelegd of dat voor bepaalde vormen van hulp een geregistreerde professional nodig is. Voor jeugdhulp geldt daarnaast dat de zorgverlener in het Kwaliteitsregister Jeugd (SKJ) ingeschreven moet staan.
16.2 Budgetperiode en tussentijdse verstrekking
Het eenmalig persoonsgebonden budget wordt geacht in ieder geval toereikend te zijn voor een periode overeenkomend met de gemiddelde levensduur (zie bijlage 1: gemiddelde levensduur hulpmiddelen Bvmo gemeente Berg en Dal 2017) die, voor zover van toepassing, geldt voor de met het persoonsgebonden budget te verwerven voorziening.
16.3 Betaling van het eenmalig persoonsgebonden budget
De uitbetaling van een eenmalig persoonsgebonden budget vindt in beginsel in één keer plaats. Een uitzondering geldt voor een eenmalig persoonsgebonden budget voor een woningaanpassing van meer dan € 10.000,- . Dit persoonsgebonden budget kan in termijnen worden verstrekt. Het schema van de periodieke betalingen wordt in overleg met de belanghebbende opgesteld.
Bij de verlening van een persoonsgebonden budget worden de budgethouder de volgende verplichtingen opgelegd:
De budgethouder bewaart de rekening(en) en betalingsbewijzen van de met het persoonsgebonden budget verworven geïndiceerde voorziening gedurende vijf jaar of, indien de normale afschrijvingsduur langer is dan deze termijn, in overeenstemming met deze langere termijn, en stelt deze, desgevraagd, ter beschikking van het college.
16.5 Bijzondere verplichtingen bij het persoonsgebonden budget voor dienstverlening:
Ten behoeve van de verlening van het persoonsgebonden budget op basis van het trekkingsrecht, levert de budgethouder alle noodzakelijke gegevens daarvoor aan bij de Sociale Verzekeringsbank.
In het kader van de invoering van het trekkingsrecht kan iedere gemeente enkele beleidskeuzes te maken. De gemeente Berg en Dal heeft de volgende keuzes gemaakt.
16.6 De hoogte van het persoonsgebonden budget voor diensten
1. De hoogte van het persoonsgebonden budget voor diensten
a. wordt bepaald aan de hand van het ondersteuningsplan en het budgetplan en is afhankelijk van:
- De mate van de beperkingen die de cliënt ondervindt in zijn zelfredzaamheid en participatie;
- Het te bereiken resultaat zoals de cliënt en/of zijn ouders en de zorgaanbieder zijn overeengekomen;
- De begroting (budgetplan) voor de ondersteuning die de cliënt toevoegt bij het ondersteuningsplan.
Het PGB wordt op basis van deze begroting vastgesteld en is maximaal gelijk aan een percentage van de goedkoopst compenserende oplossing in natura. Dit percentage is afhankelijk van het type hulpverlener. Wanneer de budgethouder toch een duurdere voorziening wil inkopen, dan kan dit, maar betaalt de budgethouder het meerdere zelf.
b. is toereikend om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede hulp in te kopen.
2. Het maximale tarief is een all-in tarief waarin alle kostencomponenten zijn verdisconteerd. Hieronder vallen sowieso de volgende kosten: salaris, vervanging tijdens vakantie, werkgeverslasten, verzekeringen, reiskosten, arbeidsomstandigheden, administratie, regelkosten.
3. Gemeenten mogen verschillende tarieven hanteren, afhankelijk van de mate van deskundigheid van de ingehuurde ondersteuning. De hoogte van het persoonsgebonden budget is derhalve afhankelijk van het soort hulpverlener. De gemeente Berg en Dal onderscheidt de volgende types hulpverleners. (1)
a. Professionele zorgverlener: Het persoonsgebonden budget is maximaal gelijk aan 90 procent van het tarief voor de desbetreffende dienst van de door de gemeente in natura ingekochte goedkoopste aanbieder.
b. Niet professionele zorgverlener: Het persoonsgebonden budget bedraagt maximaal 75 procent van het tarief voor desbetreffende dienst van de door de gemeente in natura ingekochte goedkoopste aanbieder.
c. Een zorgverlener uit het eigen sociale netwerk; Het persoonsgebonden budget bedraagt maximaal 50 procent van het tarief voor de desbetreffende dienst van de door de gemeente in natura ingekochte goedkoopste aanbieder.
Ten aanzien van bovenstaande tarieven geldt dat voor het budget in elk geval minimumloon kan worden uitbetaald.
[1] BMC heeft onderzocht welke percentages per zorgverlener gehanteerd zouden kunnen worden voor het bepalen van de PGB tarieven als percentage van de ZiN-tarieven naar zorgsoort. Het advies was om de volgende percentages te hanteren: Instellingen 90% van ZiN zorgsoort tarief; gekwalificeerde ZZP’ers 75% van Zin zorgsoort tarief en Niet gekwalificeerde ZZP’ers 50% van ZiN zorgsoort tarief.
4. Wanneer in het specifieke individuele geval het tarief niet toereikend is om kwalitatief goede zorg in te kopen zal het tarief van de naar het oordeel van het college de goedkoopst passende voorziening in natura worden gehanteerd. Aanvullend kan ook altijd een beroep worden gedaan op de hardheidsclausule.
16.7 Weigering verstrekking persoonsgebonden budget
Verstrekking in de vorm van persoonsgebonden budget vindt niet of niet langer plaats als:
Artikel 17 Intrekken oude regeling en overgangsbepaling
Het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning en nadere regels Jeugdhulp gemeente Berg en Dal 2016 wordt ingetrokken per 1 januari 2017
1. Een cliënt houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van het ‘Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning en nadere regels Jeugdhulp gemeente Berg en Dal 2016’ totdat het college een nieuw besluit heeft genomen waarbij het besluit waarmee deze voorziening is verstrekt, wordt ingetrokken.
2. Aanvragen die zijn ingediend onder het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning en nadere regels Jeugdhulp gemeente Berg en Dal 2016 en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van dit Besluit, worden afgehandeld krachtens onderhavig Besluit.
3. Op bezwaarschriften tegen een besluit dat is genomen op grond van het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning en nadere regels Jeugdhulp gemeente Berg en Dal 2016, wordt beslist met inachtneming van dat Besluit.
Deze regeling kan aangehaald worden als: “Nadere regels voorzieningen maatschappelijke ondersteuning en Jeugdhulp gemeente Berg en Dal 2017”.
Dit besluit treedt 1 dag na bekendmaking in werking en wordt toegepast per 1 januari 2017.
Burgemeester en wethouders van Berg en Dal,
De secretaris, De burgemeester
Bijlage 1 Gemiddelde levensduur hulpmiddelen
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2017-1379.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.