Gemeenteblad van Meierijstad
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Meierijstad | Gemeenteblad 2017, 13722 | Beleidsregels |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Meierijstad | Gemeenteblad 2017, 13722 | Beleidsregels |
Beleidsregels verhaal Participatiewet Meierijstad 2017
Artikel 2. De bevoegdheid tot verhaal
Het college maakt gebruik van de bevoegdheid tot het verhalen van kosten van bijstand:
op degene aan wie de persoon die bijstand ontvangt of heeft ontvangen een schenking heeft gedaan voor zover bij het besluit op de bijstandsaanvraag met de geschonken middelen rekening zou zijn gehouden indien de schenking niet had plaatsgevonden, tenzij gelet op alle omstandigheden aannemelijk is dat de schenker ten tijde van de schenking de noodzaak van bijstandsverlening redelijkerwijs niet heeft kunnen voorzien;
op de nalatenschap van de persoon indien:1°. ten onrechte of tot een te hoog bedrag bijstand is verleend dan wel anderszins onverschuldigd is betaald en voor zover voor het overlijden nog geen terugvordering heeft plaatsgevonden;2°. bijstand is verleend in de vorm van geldlening of als gevolg van borgtocht.
Artikel 3. Verhaal op bijstand
Een overeenkomst waarbij echtgenoten of gewezen echtgenoten hebben bepaald dat na echtscheiding, scheiding van tafel en bed of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed, de een tegenover de ander in het geheel niet of slechts tot een bepaald bedrag tot een uitkering tot diens levensonderhoud zal zijn gehouden, al dan niet met het beding bedoeld in artikel 159 van Boek 1 BW, staat niet in de weg aan verhaal op een van de partijen en laat de vaststelling van het te verhalen bedrag onverlet.
Artikel 4. Afzien van het nemen van een verhaalsbesluit
Het college ziet af van het nemen van een verhaalsbesluit indien:
Artikel 6. Faillissement onderhoudsplichtige
Ingeval van faillissement van de onderhoudsplichtige wordt:
Artikel 7. Forfaitaire onderhoudsbijdrage voor kinderen
Bij ontvangst van toereikende informatie wordt een forfaitaire onderhoudsbijdrage opgelegd die gelijk is aan het vrij te laten bedrag dat wordt gehanteerd voor het levensonderhoud van kinderen. Indexering van deze onderhoudsbijdrage vindt plaats op grond van artikel 14.
Artikel 8. Beoordeling verhaalsrecht
De wijze van beoordeling van het verhaalsrecht vindt plaats met de maatstaven die gelden en de omstandigheden die van belang zijn in het geval dat de rechter dient te beslissen over de vraag of en, zo ja, tot welk bedrag een uitkering tot levensonderhoud na echtscheiding, scheiding van tafel en bed of ontbinding van huwelijk na scheiding van tafel en bed zou moeten worden toegekend.
Artikel 9. Verhalen van bruto uitkering bij geen informatie onderhoudsplichtige
Indien de onderhoudsplichtige niet reageert op aanschrijvingen en verzoeken om informatie ter vaststelling van de onderhoudsplicht voor de ex-partner of de ex-partner met onderhoudsgerechtigde kinderen, of weigert deze informatie te verstrekken, wordt de gehele uitkering bruto op de onderhoudsplichtige in rechte verhaald. Indien de onderhoudsplicht alleen geldt voor de kinderen worden de maximale bedragen gehanteerd als genoemd bij artikel 7.
Artikel 10. Verhaal op grond van een rechterlijke uitspraak
Voor de inning van alimentatie, verschuldigd op grond van een gerechtelijke uitspraak, die uitvoerbaar is, en die door de onderhoudsplichtige niet wordt nagekomen, wordt de bijstandscliënt doorverwezen naar het LBIO. De bijstandscliënt dient een machtiging te ondertekenen, zodat het LBIO de ontvangen bedragen overmaakt aan het dagelijks bestuur.
Artikel 11. Wijzigingsverzoek door onderhoudsplichtige van alimentatiebeschikking
De onderhoudsplichtige kan de rechter om wijziging van de alimentatiebeschikking verzoeken. Het initiatief hiertoe dient van de onderhoudsplichtige uit te gaan. De korting van de alimentatie kan (tijdelijk) door het college worden stopgezet als uit een kopie van het wijzigingsverzoek aan de rechter blijkt dat het wijzigingsverzoek kans van slagen heeft.
Artikel 12. Wijzigingsverzoek alimentatiebeschikking door het dagelijks bestuur
Voor zover het college ruimte aanwezig acht voor een aanvullende onderhoudsbijdrage dan dient hiertoe een verzoek tot wijziging van de alimentatiebeschikking bij de rechtbank te worden ingediend voor zover de onderhoudsplichtige niet tot betaling is overgegaan van de aanvullende onderhoudsbijdrage.
Artikel 14. Indexering onderhoudsbijdrage
De door de rechtbank vastgestelde onderhoudsbijdrage wordt, conform partner- en kinderalimentatie, jaarlijks met ingang van 1 januari geïndexeerd met een percentage, bedoeld in artikel 402a, eerste lid, van Boek 1 van het BW, waarmee bedragen voor levensonderhoud worden verhoogd. Als maximum geldt de maximaal verstrekte bruto kosten van bijstand van de maand, waarover de onderhoudsbijdrage is verschuldigd.
De onderhoudsbijdrage welke is vastgesteld door het college wordt eveneens jaarlijks met ingang van 1 januari geïndexeerd met een percentage, bedoeld in artikel 402a, eerste lid, van Boek 1 van het BW, waarmee bedragen voor levensonderhoud worden verhoogd. Als maximum geldt de maximaal verstrekte bruto kosten van bijstand van de maand, waarover de onderhoudsbijdrage is verschuldigd.
Aldus vastgesteld in zijn vergadering van 3 januari 2017
Burgemeester en wethouders van de gemeente Meierijstad,
De secretaris, De burgemeester,
drs. M.G.C. Wilms-Wils RA M.A. Fränzel MSc
Onder verhaal wordt verstaan het “terughalen” van een (deel van) de bijstandsuitkering bij een derde, niet zijnde degene aan wie een uitkering is verstrekt. In het kader van de bijstandsverlening geldt de nakoming van een onderhoudsverplichting naar burgerlijk recht door de onderhoudsgerechtigde als een voorliggende voorziening. De beleidsregels verhaal zijn gebaseerd op paragraaf 6.5 (artikel 61 tot en met 62i) van de Participatiewet.
Artikel 61 van de Participatiewet bepaalt: ‘Kosten van bijstand kunnen door het college worden verhaald in de gevallen en naar de regels aangegeven in deze paragraaf’. De Participatiewet geeft het college de bevoegdheid om de gemaakte kosten van bijstand (uitkering) te verhalen op derden. De gevallen en de wijze waarop op derden verhaald mag worden, zijn opgesomd in de wet. De Ioaw en Ioaz kennen geen verhaalsmogelijkheid.
De uitvoering van het bijstandsverhaal wordt, naast de wettelijke grondslag, mede bepaald door:
Het rapport van de landelijke werkgroep TREMA ten aanzien van de vaststelling van alimentatiebedragen. De rechterlijke macht stelt (half) jaarlijks een rapport op, dat aanbevelingen geeft voor een eenvormige praktische invulling van de wettelijke maatstaven behoefte en draagkracht, berekeningsmodellen en de daarbij behorende tarieven (de zogenaamde Tremanormen, ‘Trema’ staat voor Tijdschrift voor de Rechterlijke Macht). Zowel in de alimentatie- als de verhaalsjurisprudentie wordt het Trema rapport als leidraad gebruikt. Uitgangpunt is dat de Tremanormen ook gehanteerd worden in onze uitvoeringspraktijk. Aangezien dit rapport niet specifiek voor de verhaalswetgeving is geschreven, maar voor de alimentatiewetgeving, kan strikte toepassing hiervan leiden tot onbillijkheden. In dat geval wordt (gemotiveerd) afgeweken van de Tremanormen.
Wet van 28 april 1994 tot wijziging van bepalingen in het Burgerlijk Wetboek in verband met de regeling van de limitering van alimentatie na scheiding. Limitering alimentatie in duur wil zeggen hoe lang kan de verplichting om alimentatie aan uw ex-partner te betalen maximaal duren? Het antwoord hierop is 12 jaar (artikel 1:157, lid 4, BW). De echtscheiding moet dan wel na 1 juli 1994 zijn ingeschreven in de Burgerlijke Stand. Hierop is een uitzondering: duurde het huwelijk of het geregistreerd partnerschap korter dan vijf jaar en zijn er uit het huwelijk of partnerschap geen kinderen geboren, dan duurt de plicht om alimentatie te betalen net zolang als het huwelijk heeft geduurd. Toch kan de alimentatieplicht eerder eindigen. Dit gebeurt als de alimentatiegerechtigde (ontvanger) opnieuw gaat samenwonen, hertrouwen of een geregistreerd partnerschap aangaat (artikel 1:160 BW).
In dit artikel zijn een aantal begrippen nader omschreven.
Begrippen die al zijn omschreven in de Participatiewet en de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) worden niet afzonderlijk gedefinieerd in deze beleidsregels. Deze zijn vanzelfsprekend van toepassing op deze beleidsregels.
Artikel 2. De bevoegdheid tot verhaal
In dit artikel wordt aangegeven dat het college gebruik maakt van de haar toekomende bevoegdheid tot het verhalen van bijstand. Tot welke hoogte verhaal mogelijk is en ten aanzien van wie. Zolang er een onderhoudsplichtige is, mogen de gemaakte kosten van bijstand tot aan de grens van zijn onderhoudsplicht, als bedoeld in Boek 1 van het BW, worden verhaald in de situaties zoals omschreven onder a tot en met c van de beleidsregels.
De omvang van de onderhoudsplicht wordt bepaald door:
De omschrijving van de situatie onder d. heeft betrekking op artikel 62f, aanhef en onder a, van de Participatiewet. Hierin is bepaald dat kosten van bijstand kunnen worden verhaald op degene aan wie de persoon die bijstand ontvangt of heeft ontvangen een schenking heeft gedaan. Voorwaarden zijn dat:
Onder e wordt ten aanzien van de bevoegdheid van verhaal bij nalatenschap gerefereerd aan artikel 62f, aanhef en onder b, van de Participatiewet. Bij verhaal op de nalatenschap wordt de correspondentie gericht tot de langstlevende echtgenoot of geregistreerd partner. De kosten van bijstand kunnen in twee situaties worden verhaald op de nalatenschap van een inmiddels overleden bijstandsgerechtigde, indien aan die persoon:
Indien na het overlijden van de uitkeringsgerechtigde tot terugvordering wordt besloten, kan alleen op de nalatenschap worden verhaald, voor zover de nalatenschap verhaal biedt. Vorderingen die er al waren vóór het overlijden van de belanghebbende vallen in de nalatenschap. Dat betekent dat de erfgenamen, die de erfenis hebben aanvaard, verantwoordelijk zijn voor de betaling van de in de nalatenschap gevallen vordering. In die gevallen is geen sprake van verhaal op de nalatenschap.
Artikel 3. Verhaal op bijstand
De onderhoudsplicht van ouders is geregeld in artikel 12 van de Participatiewet.
Lid 1 van artikel 3 geeft aan dat verhaal mogelijk is op de algemene bijstand van een uitkeringsgerechtigde en bijzondere bijstand voor de kosten van levensonderhoud aan meerderjarige kinderen. De laatstgenoemde situatie is geregeld in artikel 62, aanhef en sub c, van de Participatiewet. Deze onderhoudsplicht heeft geen betrekking op de kosten van incidentele bijzondere bijstand ingevolge artikel 35 van de Participatiewet.
Lid 2 betreft de situatie waarin bij overeenkomst een zogenoemd nihilbeding is afgesproken. De bepaling geeft aan dat een gemaakte afspraak tussen (gewezen) echtgenoten het opleggen van een verhaalbijdrage niet in de weg kan staan.
Artikel 4. Afzien van het nemen van een verhaalsbesluit
In dit artikel worden de situaties beschreven waarin het niet gewenst is om een verhaalsprocedure door te zetten. De situaties zijn:
Onder a. Indien door de rechter in een beschikking de kinder- en/of partneralimentatie is vastgesteld vindt er geen nader onderzoek naar de financiële situatie van onderhoudsplichtige plaats. Voor een onderzoek naar de draagkracht van een onderhoudsplichtige kan aansluiting gezocht worden bij de in artikel 15 genoemde termijn waarbij een vonnis ten tijde van het verhaalsonderzoek niet ouder is dan drie jaar dan wel tussentijds als er aanwijzingen zijn dat de financiële situatie van de onderhoudsplichtige is gewijzigd. De ontvangen alimentatie wordt op de uitkering in mindering gebracht.
Onder b. Indien te voorzien is dat de maximaal op te leggen onderhoudsbijdrage over 6 maanden in totaal minder dan € 300,- bedraagt, wordt afgezien van het opleggen van een onderhoudsbijdrage. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen bij een voorzienbare kortdurende uitkeringsperiode van de onderhoudsgerechtigde.
Onder c. Er kunnen zich situaties voordoen waarbij afgezien kan worden van verhaal om dringende redenen. Hierbij kan gedacht worden aan situaties waarbij sprake is van ernstige bedreiging ten opzichte van de onderhoudsgerechtigde. In de gevallen waarin vanwege dringende redenen van verhaal wordt afgezien, moet sprake zijn van maatwerk dat uit de rapportage zal moeten blijken.
Onder d. De Bbz-regeling moet er voor zorgen dat mensen op termijn zelfstandig door middel van inkomsten uit onderneming in hun bestaansvoorziening kunnen voorzien. Het Bbz geeft daarvoor een overbrugging die (voorlopig) als geldlening wordt verstrekt. Voorkomen moet worden dat aan de ene kant geld wordt verstrekt, wat aan de andere kant wordt verhaald. Dit zal contraproductief werken.
De zelfstandige moet ruimte krijgen om zijn bedrijf uit te bouwen en uit de bijstand te geraken en te blijven. Om die reden vragen wij geen onderhoudsbijdrage gedurende de periode van de bijstandsverstrekking.
Daarna wordt gewoon een verhaalsonderzoek uitgevoerd, waarbij de terugbetalingsverplichting in het kader van het Bbz als aftrekpost geldt. Omdat de draagkracht van een zelfstandige moeilijk te bepalen is, kan eventueel extern advies worden ingewonnen bij een Bbz-adviseur.
Artikel 5. Bij schuldsanering geen draagkracht
Wanneer een vordering van bijstand middels verhaal kan worden vastgesteld, kunnen er alsnog redenen zijn om, in een later stadium, de vordering geheel of gedeeltelijk buiten invordering te stellen.
Lid 1 beschrijft de situatie van het meer succesvol laten verlopen van een schuldsaneringstraject ten aanzien van een onderhoudsplichtige. Er wordt gesproken over het vermoeden geen draagkracht meer te hebben. Hiermee wordt aangegeven dat door bewijsmiddelen moet worden aangetoond dat er geen sprake is van draagkracht. Dit in tegenstelling tot de zinsnede van lid 3 waarbij ten aanzien van een WSNP traject geacht wordt geen draagkracht aanwezig te zijn. Hierbij wordt een onderbouwing met bewijsmiddelen van een ontbrekende draagkracht niet gevraagd. Volstaan kan worden met de rechterlijke uitspraak van een WSNP traject.
Voor het niet uitvoeren van een verhaalsonderzoek wegens het ontbreken van draagkracht is aangesloten bij de Beleidsregels terug- en invordering Participatiewet, IOAW en IOAZ 2015 aangaande het afzien van terugvordering bij schulden. Zo wordt de voorwaarde gesteld dat de schuldsanering wordt gevraagd door een schuldhulpverlener. Verder moet er duidelijkheid zijn over de situatie van de onderhoudsplichtige. Hierbij moet helder zijn dat de onderhoudsplichtige zijn schulden niet meer kan betalen en niet meer in staat is om in het onderhoud van de onderhoudsgerechtigde te voorzien. Ook moet een schuldenregeling daadwerkelijk tot stand kunnen komen doordat alle schuldeisers met de regeling instemmen. Hierbij geldt in het bijzonder dat er rekening wordt gehouden met de kinderalimentatie (bij het vrij te laten bedrag van de schulden). Verder moet de vordering van het dagelijks bestuur wegens verhaal van bijstand ten minste voldaan worden naar evenredigheid met de vordering van de schuldeisers van gelijke rang.
Lid 2 geeft aan dat het besluit tot afzien van (verdere) invordering van verhaal kan worden ingetrokken als het schuldsaneringstraject uiteindelijk niet tot stand is gekomen of achteraf blijkt dat de onderhoudsplichtige onjuiste informatie heeft verstrekt.
Lid 3 geeft ten aanzien van de onderhoudsplichtige aan dat er wordt uitgegaan van het ontbreken van draagkracht als er sprake is van toelating tot de Wsnp. In de WSNP wordt veelal een verzoek tot nihilstelling ingediend bij de alimentatierechter. Dit verzoek wordt over het algemeen toegekend. Tijdens de WSNP betaalt de onderhoudsplichtige dan geen alimentatie. De verplichting tot betaling van alimentatie herleeft vaak weer nadat de WSNP beëindigd is. Wanneer een onderhoudsplichtige een hoog inkomen heeft, kan het zijn dat de alimentatierechter de alimentatie niet op nihil stelt, maar wel lager vaststelt gedurende de looptijd van de WSNP. De bewindvoerder kan hiervoor een correctie toepassen in het vrij te laten bedrag. De rechter-commissaris moet hier wel toestemming voor geven.
Lid 4 geeft aan dat, tot de datum van toelating tot een schuldsanering in het kader van de WSNP, de vordering op de onderhoudsplichtige in verband met verhaal van bijstand, wordt ingebracht in de schuldsanering.
Artikel 6. Faillissement onderhoudsplichtige
Als een onderhoudsplichtige failliet wordt verklaard wordt voor de duur van het faillissement de onderhoudsbijdrage op nihil gesteld. De rechter kan echter bepalen dat de onderhoudsbijdrage toch moet worden betaald. De onderhoudsbijdrage die niet verhaald is, kunnen bij de curator worden ingediend als vordering in verband met verhaal van bijstand.
Artikel 7. Forfaitaire onderhoudsbijdrage
Bij ontvangst van toereikende informatie wordt een forfaitaire onderhoudsbijdrage opgelegd. Voor de vaststelling van het forfaitaire bedrag is aansluiting gezocht bij de berekening van het Vtlb-rapport van de werkgroep rekenmethode vtlb van Recofa. De Recofa is een landelijk overlegorgaan van Rechters-commissaris in faillissementen en surseances van betaling. De werkgroep rekenmethode heeft tot taak om een uniforme rekenmethode te bepalen voor het vaststellen van het vrij te laten bedrag (vtlb).Ten aanzien van kinderalimentatie wordt door de werkgroep aansluiting gezocht bij artikel 2 in samenhang met artikel 36 van de Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001. Deze artikelen stellen het bedrag vast dat in aanmerking wordt genomen voor levensonderhoud van een kind. Voor 2014 zijn de bedragen als volgt vastgesteld:
Conform het bepaalde in artikel 14, lid 2 wordt de opgelegde forfaitaire onderhoudsbijdrage jaarlijks geïndexeerd.
Artikel 8. Beoordeling verhaalsrecht
In afwijking van de forfaitaire vaststelling van artikel 7, wordt in lid 1 van artikel 8 aangegeven dat de onderhoudsplicht moet worden bepaald als er sprake is van een onderhoudsgerechtigde ex partner, of als het forfaitaire bedrag te hoog of te laag is ten opzichte van een aanwezige draagkracht van een onderhoudsplichtige. Voor de situatie zoals onder lid 1 onder b genoemd wordt als richtlijn voor het instellen van een onderzoek naar de draagkracht van een onderhoudsplichtige een netto inkomen bepaald vanaf € 1500,00. Dit bedrag is gebaseerd op de draagkrachttabel zoals deze is opgenomen in de aanpassing richtlijn kinderalimentatie van de werkgroep alimentatievormen van 16 november 2012. Bij een netto besteedbaar inkomen dat lager is, wordt het bedrag dat voor de belastingen in aanmerking wordt genomen voor het levensonderhoud van een kind bereikt zoals deze zijn vastgelegd in de uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001. De forfaitaire onderhoudsbijdrage van artikel 7 is hierop gebaseerd.
In lid 2 wordt aangegeven hoe de onderhoudsplicht moet worden beoordeeld. Deze bepaling is conform artikel 62a van de Participatiewet. De berekening van de verschuldigde onderhoudsbijdrage in verband met onderhoudsplicht voor de ex-partner gebeurt conform de Tremanormen. De Tremanormen worden door rechtbanken gebruikt om alimentaties uit te rekenen ("Trema" = Tijdschrift voor de rechterlijke macht). Het Rapport Alimentatienormen geeft aanbevelingen voor een eenvormige praktische invulling van de wettelijke maatstaven voor het berekenen van draagkracht. De vast te stellen alimentatie is afhankelijk van de behoefte van de onderhoudsgerechtigde en de draagkracht van de onderhoudsplichtige. De laagste van deze twee vormt dus het maximum.
Indien er sprake is van een onderhoudsplicht ten opzichte van zowel de ex-partner als één of meer kinderen, dan wordt de onderhoudsbijdrage (ten behoeve van het kind) vastgesteld op de behoefte van het kind, conform de Tremanormen. Een eventueel resterende draagkracht wordt benut voor een onderhoudsbijdrage ten behoeve van de ex-partner. Een en ander eveneens conform de Tremanormen.
Artikel 9. Verhalen van bruto uitkering bij geen informatie onderhoudsplichtige
Dit artikel voorziet in een bruto terugvordering van de gehele uitkering in het geval de onderhoudsplichtige
geen medewerking verleent aan de vraag om informatie teneinde de draagkracht vast te kunnen stellen. Het verhaal in rechte vindt plaats conform het bepaalde in artikel 13.
Artikel 10. Verhaal op grond van een rechterlijke uitspraak
Het is de verantwoordelijkheid van een onderhoudsgerechtigde om niet betaalde alimentatie alsnog te verkrijgen. Daarom wordt een bijstandsgerechtigde eerst doorverwezen naar het LBIO als er problemen zijn met de inning van kinder- en partneralimentatie. Als de inning van de onderhoudsbijdrage niet via het LBIO mogelijk is, kan gezien lid 2 nakoming van de alimentatie uitspraak worden bereikt door in overeenstemming met de gerechtelijke uitspraak te verhalen.
In lid 3 wordt aangegeven dat dit verhalen plaatsvindt middels een besluit waarbij wordt aangegeven dat de onderhoudsplichtige binnen dertig dagen na verzending van de brief tot betaling moet zijn overgegaan. Dat een besluit moet worden medegedeeld en dat in dat besluit de betalingstermijn vermeld moet worden, vloeit voort uit artikel 4:86 van de Awb. De standaardbetalingstermijn uit de Awb is zes weken (artikel 4:87); van deze betalingstermijn wordt in lid 3 echter afgeweken, conform artikel 62b, lid 2, van de Participatiewet.
Als binnen de gestelde termijn van 30 dagen geen betaling is verkregen, wordt een aanmaning verzonden. De betalingstermijn naar aanleiding van de aanmaning is bepaald op twee weken (artikel 4:112 Awb). Als binnen deze termijn geen betaling is gevolgd wordt ingevorderd bij dwangbevel.
Artikel 62b, lid 4, van de Participatiewet regelt de bevoegdheid om het verschuldigde bij dwangbevel in te vorderen. Door de inwerkingtreding van de 4e tranche Awb leveren besluiten tot overname van de alimentatiebeschikking geen executoriale titel meer op. Met het dwangbevel kan de invordering plaatsvinden door middel van executoriaal beslag. In lid 6 van de bepaling wordt als uitgangspunt gehanteerd dat eerst vereenvoudigd derdenbeslag wordt uitgevoerd door het college zelf. Als deze beslagwijze niet mogelijk is volgt uitbesteding aan een gerechtsdeurwaarder. De beslaglegging vindt plaats op de grondslag van de bepalingen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, meer in het bijzonder de artikelen 479b tot en met 479g.
Artikel 11. Wijzigingsverzoek door onderhoudsplichtige van alimentatiebeschikking
Indien een onderhoudsplichtige aangeeft dat hij de opgelegde alimentatie niet meer kan betalen, dient hij een gemotiveerd verzoekschrift bij de rechtbank in te dienen. De onderhoudsgerechtigde dient hierop te reageren. Als de onderhoudsplichtige geen alimentatie meer betaalt, dan wordt deze niet meer op de uitkering van de onderhoudsgerechtigde gekort. Wel dient de te betalen alimentatie opgeboekt te worden als schuld aan de gemeente. Afhankelijk van de uitspraak volgt aanpassing, correctie of invordering.
Artikel 12. Wijzigingsverzoek alimentatiebeschikking door het dagelijks bestuur
Indien uit onderzoek blijkt dat een onderhoudsplichtige meer draagkracht heeft dan de opgelegde alimentatieverplichting kan het college een aanvullende onderhoudsbijdrage opleggen.
De Rechtbank zal in dergelijke gevallen de eerdere alimentatiebeschikking (op verzoek van het college) herzien en dus de onderhoudsbijdrage verhogen (artikel 1:157 en 1:401 BW).
Dit is in het voordeel van de onderhoudsgerechtigde en van het college. Na beëindiging van de uitkering behoudt de onderhoudsgerechtigde het recht op een hogere alimentatie. Het college hoeft minder aanvulling te verstrekken.
Artikel 13. Het verhaalsbesluit
De artikelen 10 tot en met 12 hebben betrekking op de situatie dat er een rechterlijke uitspraak ligt aangaande een alimentatieverplichting. Indien deze er niet ligt, is het aan het college om de onderhoudsbijdrage vast te stellen, op te leggen en bij gebreke van betaling tot invordering hiervan over te gaan.
Wettelijk is niets geregeld omtrent de ingangsdatum van het verhaalsbedrag. Een rechter zal echter oordelen dat een onderhoudsplichtige pas tot levensonderhoud verplicht is als hij door de gemeente hierop gewezen is. Immers de onderhoudsplichtige moet de mogelijkheid hebben om zijn uitgavenpatroon aan te passen aan de opgelegde bijdrage. Het college vindt de rechtszekerheid ten opzichte van de onderhoudsplichtige belangrijk. Dit brengt dan ook met zich mee dat de ingangsdatum van het verhaalsbedrag in principe wordt vastgesteld op de eerste van de maand volgend op de maand van het verhaalsbesluit. Dit stimuleert ook de voortvarendheid van handelen. Zodra het college de bijdrage aan de onderhoudsplichtige heeft meegedeeld en er geen betaling komt, of als blijkt dat de onderhoudsplichtige niet bereid is te betalen, dan moet het college met de nodige voortvarendheid een verzoekschrift indienen. De termijn die in de jurisprudentie als redelijk wordt aangemerkt waarbij de vordering aan de rechtbank moet zijn voorgelegd is zes maanden.
De ingangsdatum wordt echter anders gehanteerd als de onderhoudsplichtige met het verstrekken van informatie heeft getraineerd. De onderhoudsplichtige mag hier geen voordeel uit halen. Dan wordt de ingangsdatum door het dagelijks bestuur in redelijkheid op een eerdere datum vastgesteld.
Voorbeeld: als de onderhoudsplichtige 12 november wordt bericht over de hoogte van de onderhoudsbijdrage wordt de ingangsdatum in principe vastgesteld op 1 december.
Is er sprake van een vertragingstactiek bij de informatieverstrekking door de onderhoudsplichtige dan kan de ingangsdatum worden vastgesteld op de eerste aanschrijving in verband met een onderhoudsplicht.
Als de onderhoudsplichtige niet uit vrije wil volledig voldoet aan de opgelegde betalingsverplichting dan doet het college onderzoek naar de mogelijkheden van gedwongen incasso, waarbij binnen de wettelijke bevoegdheden en mogelijkheden informatie bij derden mag worden ingewonnen.
In artikel 4:85 Awb is bepaald dat de regels van titel 4.4 Awb betreffende bestuurlijke geldschulden van toepassing zijn op besluiten waartegen bezwaar en beroep open staan. Het besluit waarmee de verhaalsbijdrage wordt vastgesteld is vermeld op de zogenaamde negatieve lijst, bijlage F. bij de Awb (zie artikel 8:5 Awb). Hierdoor is geen bezwaar en beroep mogelijk bij verhaalsbesluiten en zijn de regels van titel 4.4 Awb hierop niet van toepassing.
Lid 4 refereert aan het verhaal in rechte. Dit wil zeggen dat als een vrijwillige betaling uitblijft het college bij de rechter een titel voor invordering moet gaan halen. Op grond van artikel 62g en 62h van de Participatiewet worden geschillen omtrent opgelegde verhaalsbijdragen bij verzoekschrift voorgelegd aan de rechtbank.
Lid 5 refereert aan de verkregen uitspraak naar aanleiding van het verzoekschrift van het college. De beschikking van de Rechtbank levert vervolgens de executoriale titel op die door het algemeen bestuur ten uitvoer kan worden gelegd door middel van beslaglegging.
Lid 6 geeft aan de verhaalsbeschikking ten uitvoer wordt gelegd door middel van executoriaal beslag. Hierbij wordt als uitgangspunt gehanteerd dat eerst vereenvoudigd derdenbeslag wordt uitgevoerd door het college zelf. Als deze beslagvorm niet mogelijk is volgt uitbesteding aan een gerechtsdeurwaarder.
Beslaglegging vindt plaats op de grondslag van de bepalingen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, meer in het bijzonder de artikelen 479b tot en met 479g.
Artikel 14. Indexering onderhoudsbijdrage
De door de rechtbank vastgestelde onderhoudsbijdrage wordt jaarlijks geïndexeerd, tenzij in de gewezen beschikking indexering wordt uitgesloten. De onderhoudsbijdrage welke is vastgesteld door het college dient eveneens jaarlijks op dezelfde grondslag geïndexeerd te worden.
Artikel 15. Periodiek onderzoek naar draagkracht
In dit artikel wordt het heronderzoeksschema aangegeven van de door het college opgelegde onderhoudsbijdrage en van de alimentatiebeschikkingen die door de rechter is opgelegd. Zijn er echter wijzigingen in de financiële omstandigheden dan kan tussentijds van het tijdsplan worden afgeweken. Hierbij verdient het aanbeveling om bijzondere aandacht te hebben voor situaties waarbij de bijdrage op nihil is gesteld wegens ontbrekende draagkracht.
Artikel 16. Gevallen waarin de beleidsregels niet voorzien
Hierin is bepaald dat het college besluit in gevallen waarin deze beleidsregels niet voorzien.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2017-13722.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.