beleidsregels vervoer jeugdhulp Gouda

Het college van Burgemeester en wethouders van de gemeente Gouda;

Gelet op artikel 2.3, tweede lid, van de Jeugdwet, de Verordening Jeugdhulp Gouda 2015 en artikel 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht;

besluit vast te stellen de Beleidsregels vervoer jeugdhulp Gouda.

 

Artikel 1 uitgangspunt is verantwoordelijkheid van de ouders en de jeugdige zelf

Voor het organiseren van vervoer om te komen bij een locatie voor jeugdhulp is het uitgangspunt dat de jeugdige dit doet op eigen kracht en met behulp van zijn eigen netwerk. Indien geen gebruik kan worden gemaakt van reguliere en gangbare vervoersmogelijkheden kan er aanspraak gedaan worden op een vervoersvoorziening

Artikel 2 vervoer in verband met medische noodzaak

Het college acht een vervoersvoorziening voor de jeugdige noodzakelijk indien er een medische noodzaak tot vervoer is. Daarvan is sprake als de jeugdige vanwege een lichamelijke, verstandelijke, psychische of zintuiglijke beperking niet in staat is (eventueel onder begeleiding van een volwassenen) gebruik te maken van het openbaar vervoer

Artikel 3 vervoer in verband met beperkingen in de zelfredzaamheid

Indien ouders en/of de jeugdige niet in staat zijn op eigen kracht, of met behulp van hun sociaal netwerk, vervoer te organiseren, of wel in staat zijn het te organiseren maar de afstand en frequentie van vervoer naar jeugdhulp is dermate groot dat dit de gebruikelijke zorgplicht van ouders overschrijdt, kan een vervoersvoorziening toegekend worden. Om te beoordelen of er sprake is van bovengebruikelijke zorg maakt het college gebruik van de volgende berekeningsformule: (aantal maanden) x (aantal keren per week) x (aantal weken per maand) x (afstand enkele reis) x 0,25. Indien de uitkomst 250 of hoger is kan een vervoersvoorziening worden toegekend.

Artikel 4 vervoersvoorzieningen

1.Indien een vervoersvoorziening voor de jeugdige naar het oordeel van het college noodzakelijk is, dan kent het college de goedkoopst adequate vervoersvoorziening toe.

2. De vervoersvoorziening, bedoeld in het eerste lid, betreft uitsluitend vervoer van en naar de locatie waar de jeugdhulp wordt geboden (vervoer enkel tussen huis of school en zorgaanbieder), voor zover geen aanspraak kan worden gemaakt op artikel 5 van de beleidsregels leerlingenvervoer Gouda 2015.

3. Voor de vervoersvoorziening, bedoeld in het eerste lid wordt geen eigen bijdrage gevraagd.

4. Indien de jeugdhulp in zorg in natura is verstrekt wordt het vervoer naar de locatie ook in zorg in natura verstrekt. Indien de jeugdhulp in PGB is verstrekt wordt het vervoer naar de locatie ook in PGB verstrekt.

5. De volgende vervoersvoorzieningen kunnen worden geboden:

a. vervoer gecontracteerd bij de zorgaanbieder indien sprake is van zorg in natura;

b. een maandelijkse kilometervergoeding van € 0,19 per kilometer;

c. een vergoeding van de kosten van het openbaar vervoer, tweede klas; indien de ouders de jeugdige zelf vervoeren of laten vervoeren of de jeugdige zelfstandig gaat maar er sprake is van bovengebruikelijke zorg;

d. vervoer door een door het college gecontracteerde vervoerder indien sprake is van zorg in natura;

e. Het college gaat bij een kilometervergoeding en een vergoeding van de kosten van het openbaar vervoer uit van een gemiddelde per maand berekend op basis van afstand, aantal keer per week, aantal weken voor maximaal 2 enkele ritten per dag.

 

Artikel 5 doorgeven van wijzigingen

1. De jeugdige en/of de ouders doen op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan college mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hun redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een besluit over de vervoersvoorziening.

2. Het college kan een besluit over een vervoersvoorziening herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat de jeugdige of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere besluit zou hebben geleid.

3. Indien het college een besluit op grond van het tweede lid heeft ingetrokken kan het college geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten bekostiging dan wel worden verrekend bij een eventuele nieuw verstrekte vervoersvoorziening.

 

Artikel 6 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op de dag na bekendmaking

Artikel 7 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als Beleidsregels vervoer jeugdhulp Gouda.

Aldus vastgesteld in de vergadering van 17 januari 2017.

Burgemeester en wethouders van Gouda,

de secretaris, de burgemeester,

Mw. E.M. Branderhorst dr M. Schoenmaker

Toelichting Beleidsregels vervoer jeugdhulp

Algemene toelichting

Artikel 2.3, tweede lid, van de Jeugdwet en de Verordening Jeugdhulp Gouda 2015 bepaalt dat het college aan de jeugdigen aan wie een individuele voorziening is verstrekt een vervoersvoorziening toe kan kennen ten behoeve van het vervoer van een jeugdige van en naar de locatie waar de jeugdhulp wordt geboden.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Uitgangspunt is verantwoordelijkheid van de ouders en de jeugdige zelf

Uitgangspunt is dat het college bij de beoordeling van de hulpvraag ook eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen betrekt, als genoemd in het eerste lid, van artikel 2.3 van de Jeugdwet. Uitgangspunt is ook bij vervoer de eigen verantwoordelijkheid van ouders en jeugdige. Pas wanneer vast is komen te staan dat ouders en/of jeugdige niet in staat zijn zelf vervoer van en naar de voorziening voor jeugdhulp te organiseren, of er sprake is van bovengebruikelijke zorg treden de beleidsregels vervoer in werking.  

Artikel 2 vervoersvoorziening in verband met medische noodzaak

Vastgesteld dient te worden of er sprake is van een medische noodzaak tot vervoer. Het gaat hier om jeugdigen die door lichamelijke, verstandelijke, psychische of zintuiglijke beperking(en) niet in staat zijn zelfstandig te reizen. Een medische noodzaak kan vastgesteld worden middels een medische verklaring van een arts, medisch specialist of door het sociaal team jeugd.  N.B. Het betreft hier niet jeugdigen die in aanmerking komen voor zittend ziekenvervoer, dit valt binnen de WLZ.

Artikel 3 vervoersvoorziening in verband met beperkingen in de zelfredzaamheid

Van ouders en jeugdigen wordt verwacht dat ze zelf en/of met behulp van hun sociale netwerk, zorg dragen voor vervoer van en naar jeugdhulp.  Als ouders en/of de jeugdige niet in staat zijn het vervoer te organiseren of wel in staat zijn, maar er sprake is van bovengebruikelijke zorg kan een vervoersvoorziening toegekend worden. Leidraad bij de beoordeling is of er sprake is van bovengebruikelijke zorg. Dit is zorg die, gelet op leeftijd en ontwikkelingsniveau boven de normale, dagelijkse zorg uitgaat die van ouders en/of netwerk verwacht kan worden. Bij jeugdigen die wel zelfstandig kunnen reizen kan het in bepaalde gevallen ook gaan om bovengebruikelijke zorg. Om te bepalen of er sprake is van bovengebruikelijke zorg wordt een rekenformule gehanteerd.

Aanspraak op vervoer ontstaat als de uitkomst van het (aantal maanden behandeling in totaal) x (aantal keren behandeling per week) x (aantal weken behandeling per maand) x (aantal kilometers enkele reis) x 0,25 (= wegingsfactor) gelijk of groter is dan 250. De variabele onderdelen zijn afhankelijk van de persoonlijke situatie van de jeugdige. Is de uitkomst gelijk aan of groter dan 250 dan kan aanspraak gemaakt worden op vervoer. Dit is de formule die ook door de zorgverzekeraar werd toegepast voor 2015 (hardheidsclausule zorgverzekeringwet).

 

 

A 

B 

C 

Totaal aantal maanden

6

4

12

x Aantal keren per week

3

5

1

x Aantal weken per maand

4

4

4

x Aantal kilometers enkele reis

40

15

9

x Wegingsfactor

0,25

0,25

0,25

= Uitkomst

720

300

108

Figuur 1: Berekeningsformule bovengebruikelijke zorg

Rekenvoorbeeld: In de voorbeelden A en B (zie tabel boven) kan de jeugdige aanspraak maken op vervoer of een vergoeding van vervoerskosten. In voorbeeld C is dat niet het geval.

Artikel 4 vervoersvoorzieningen

Het college gaat altijd uit van de goedkoopst adequate vervoersvoorziening. Een vervoersvoorziening vanuit de jeugdhulp betreft alleen vervoer van en naar de locatie waar de jeugdhulp wordt geboden. In de praktijk kan er een samenloop zijn met leerlingenvervoer. Vanuit het leerlingenvervoer kunnen kinderen in aanmerking komen voor een vervoersvoorziening van huis naar school en van school naar huis. Als een jeugdige een indicatie heeft voor leerlingenvervoer en op basis van artikel 5 van de beleidsregels leerlingenvervoer Gouda 2015 vanuit het leerlingenvervoer van school naar de jeugdhulplocatie vervoerd wordt, kan er geen aanspraak gemaakt meer gedaan worden op een vervoersvoorziening vanuit de Beleidsregels vervoer Jeugdhulp Gouda.

 

De vervoersvoorziening naar de jeugdhulplocatie wordt of in Zorg in natura of in een PGB verstrekt. Dit is afhankelijk van de vorm waarin de jeugdhulp wordt verstrekt.

 

Er zijn diverse vervoersvoorzieningen mogelijk vanuit de Beleidsregels vervoer Jeugdhulp Gouda.

Vervoer gecontracteerd bij de zorgaanbieder (dit is veelal van toepassing bij voormalig AWBZ zorg), een maandelijkse kilometervergoeding van € 0,19 per kilometer, een vergoeding van de kosten van het openbaar vervoer, tweede klas of vervoer door een door het college gecontracteerde vervoerder.  Het vervoer gecontracteerd bij de zorgaanbieder en het vervoer door een door het college gecontracteerde vervoerder is alleen een optie indien er sprake is van zorg in natura.

 

De hoogte van een maandelijkse kilometervergoeding of een vergoeding van het openbaar vervoer wordt  op basis van beschikkingstermijn, aantal dagen, kilometers etc. vastgesteld.  Bij een flexibele inzet van de jeugdhulp wordt er uitgegaan van een gemiddeld bedrag.

 

Indien er sprake is van een PGB is het bedrag voor vervoer onderdeel van de PGB beschikking. Bij Pgb zijn ouders vrij om zelf een vervoerder te kiezen. Ze dienen daarmee zelf afspraken te maken en een zorgovereenkomst op te stellen. Als ouders zelf het vervoer organiseren declareren ze de kosten bij de SVB. Meer info: http://www.svb.nl/int/nl/pgb/vervoerskosten/uw_eigen_vervoerskosten/

Indien de ouders kiezen voor het contracteren van een vervoerder dan vergoedt de gemeente 75% van de tarieven die de gemeente met de door hem gecontracteerde vervoerder heeft afgesproken, tenzij aangetoond is dat het vervoer niet voor dit bedrag betrokken kan worden, dan bedraagt het Pgb ten hoogste 100% van het tarief voor gecontracteerd vervoer.

 

Indien er sprake is van zorg in natura wordt het geldbedrag maandelijks aan de ouders overgemaakt. Hiervoor moeten ouders een bankafschrift overhandigen.

Ouders die een km vergoeding of OV vergoeding hebben op basis van ZIN dienen de vervoersbewijzen te bewaren of houden een kilometerregistratie bij. De gemeente kan steekproefsgewijs controleren of de overgemaakte vergoeding rechtmatig gebruikt is. Indien blijkt dat dit niet het geval is kan de gemeente overgaan tot terugvordering.

Artikel 5 doorgeven van wijzigingen

De jeugdige en/of de ouders zijn verantwoordelijk voor het doorgeven van wijzigingen en het verstrekken van de juiste en volledige informatie. Op basis van doorgegeven wijzigingen of vaststelling van onjuiste of onvolledige informatie kan de gemeente het besluit over de vervoersvoorziening heroverwegen, herzien of intrekken. Als een besluit over de vervoersvoorziening geheel of gedeeltelijk wordt ingetrokken kan het college een verstrekte geldwaarde vorderen of verrekenen bij een eventuele nieuwe verstrekking.

 

Naar boven