Besluit maatschappelijke ondersteuning Terneuzen 2017, herziende versie

 

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Terneuzen;

gelet op de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de artikelen 11,12 en 17 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015 Zeeuws-Vlaanderen;

besluit vast te stellen het

Besluit maatschap pelijke ondersteuning Terneuzen 2017, herzien de versie

Inleiding

Het gemeentelijk Besluit maatschappelijke ondersteuning 2017, herziende versie is bedoeld om alle bedragen en bijzonderheden met betrekking tot het gemeentelijke Wmo-beleid in op te nemen. Dit is van belang omdat de bedragen regelmatig worden aangepast.

Voor de begrippen genoemd in het besluit wordt uitgegaan van de omschrijving in artikel 1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015. Terneuzen

Dit besluit maatschappelijke ondersteuning 2017, herziende versie vervangt het besluit maatschappelijke ondersteuning 2017. In deze versie van het besluit maatschappelijke ondersteuning zijn de bepalingen, die vanaf 1 augustus opgenomen worden in de Verordening, verwijderd. Deze aanpassingen zijn het gevolg van uitspraken door de Centrale Raad van Beroep over de uitvoering van de Wmo en wijzigingen van het Uitvoeringsbesluit Wmo.

De bepalingen omtrent Beschermd Wonen en maatschappelijke opvang zijn ongewijzigd:

Beschermd Wonen en maatschappelijke opvang

De 13 Zeeuwse gemeenten hebben de uitvoering van het beschermd wonen opgedragen aan de gemeente Vlissingen. Ze hebben gezamenlijk nadere regels opgesteld voor de toegang tot het beschermd wonen. Iedere gemeente stelt –vanwege de verantwoordelijkheid die voortvloeit uit de wet – de nadere regels, tarieven en eigen bijdragen individueel vast. Voor het beoordelen en vaststellen van een aanvraag voor Beschermd Wonen worden de "Nadere uitvoeringsregels Maatwerkvoorziening Beschermd Wonen 2017 " geacht integraal deel uit te maken van dit besluit. (zie bijlagen)

Als bijlagen:

Beschermd wonen:

  • 1.

    Hoogte pgb tarieven BW Zeeland

  • 2.

    Nadere uitvoeringsregels BW Zeeland

  • 3.

    Beslisboom BW Zeeland

  • 4.

    Klantproces BW Zeeland

  • 5.

    Klantprofielen BW Zeeland

    Hoofdstuk 1

Artikel 1. Protocollen, indicatiewijzer

  • 1.

    Voor het beoordelen van een aanvraag om een maatwerkvoorziening kunnen de CIZ Indicatiewijzer versie 7.1 en de Richtlijn Indicatieadvisering Hulp bij het Huishouden jan 2011 MO Zaak, deel uit te maken van dit besluit.

  • 2.

    De genoemde Indicatiewijzer en Richtlijn dienen als richtlijn/kader. Er kunnen redenen zijn om af te wijken van deze richtlijnen en dit behoort dan ook tot de mogelijkheden.

Artikel 2. Hoogte tarieven en verantwoording persoonsgebonden budget (pgb)

  • 1.

    In aanvulling op het bepaalde in artikel 11 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015 Terneuzen gelden voor de vaststelling van een pgb-dienstverlening en zorg in natura (ZIN) de volgende maximum tarieven.

Benaming

Max. ZIN tarief

Max. pgb

Eenheid

Huishoudelijke Hulp

25,80

16,10

Uur

Individuele begeleiding

47,40

35,55

Uur

Gespecialiseerde individuele begeleiding

78,00

58,50

Uur

Reguliere dagbesteding

34,80

26,10

Dagdeel

Gespecialiseerde dagbesteding

52,92

39,60

Dagdeel

Kortdurend verblijf

160,32

120,06

Dag

Beschermd Wonen

Via centrumgemeente

Via centrumgemeente

 

 

Offerte Bijlage

Art. 1 lid 4

 

  • 2.

    De bedragen voor een pgb voor een zaak, worden bepaald als tegenwaarde van de zaak die de aanvrager op dat moment ontvangen zou hebben als de zaak in natura zou zijn verstrekt. In de situatie dat dit een niet nieuwe voorziening was geweest, dan wordt de tegenwaarde daarop gebaseerd, met een looptijd gelijk aan de verkorte afschrijvingstermijn, rekening houdend met onderhoud en verzekering. Was de naturaverstrekking een nieuwe voorziening geweest, dan wordt de tegenwaarde daarop gebaseerd, rekening houdend met een eventueel door de gemeente te ontvangen korting en rekening houdend met onderhoud en verzekering.

  • 3.

    Het pgb is bedoeld voor betaling van feitelijke zorg en mag niet worden aangewend voor zaken als een eenmalige uitkering, een feestdagenuitkering, reiskosten zorgverlener, bemiddelingskosten, administratiekosten.

  • 4.

    Budgethouders zorgen voor uitbetaling van de hulpverlener op basis van declaratie met een factuur.

  • 5.

    De verantwoording van het pgb gebeurt via de Sociale Verzekeringsbank of de gemeente; er wordt slechts tot betaling overgegaan indien aan de voorwaarden werd voldaan.

  • 6.

    Voor goedkeuring en toetsing pgb’s wordt ten behoeve van de administratieve processen bij de Sociale Verzekeringsbank voor Terneuzen een maximaal uurtarief van € 58,50 toegepast.

Artikel 3. Financiële tegemoetkoming

Naast de verstrekking van een maatwerkvoorziening bestaat de mogelijkheid om een financiële tegemoetkoming te verstrekken op grond van artikel 2.1.7 van de Wet.

Artikel 4. Reisbijdrage voor de taxivoorziening

Voor de Wmo taxivoorziening is een reisbijdrage verschuldigd:

  • a.

    een gereduceerde bijdrage voor een maximum van 900 zones per kalenderjaar ter hoogte van € 1,20 instaptarief en € 0,95 per zone;

  • b.

    maximaal één (sociale) begeleider kan meereizen voor een begeleiding van de maximaal 900 zones zoals aangegeven onder a, deze begeleider moet wel een vergoeding van € 1,-- per zone betalen.

  • c.

    maximaal één medisch noodzakelijke begeleider kan meereizen voor een begeleiding van de maximaal 900 zones zoals aangegeven onder a, deze begeleider hoeft reisbijdrage te betalen.

Artikel 5. Bijdrage in de kosten van een maatwerkvoorziening

  • 1.

    In aanvulling op het bepaalde in artikel12a van de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015 Terneuzen bedraagt de eigen bijdrage in 2017 voor een maatwerkvoorziening maximaal:

    • a.

      voor de ongehuwde cliënt, niet meer dan € 17,50 per bijdrageperiode met dien verstande dat dit bedrag, indien zijn bijdrageplichtig inkomen, berekend volgens artikel 3.9 meer bedraagt dan € 22.632 en hij de pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt, wordt verhoogd met een dertiende deel van 12,5 % van het verschil tussen dat inkomen en € 22.632;

    • b.

      voor de ongehuwde cliënt, niet meer dan € 17,50 per bijdrageperiode met dien verstande dat dit bedrag, indien zijn bijdrageplichtig inkomen, berekend volgens artikel 3.9 meer bedraagt dan € 17.033 en hij de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt, wordt verhoogd met een dertiende deel van 12,5 % van het verschil tussen dat inkomen en € 17.033;

    • c.

      voor de gehuwde cliënt of de gehuwde cliënten tezamen, niet meer dan € 0,00 per bijdrageperiode, met dien verstande dat dit bedrag, indien het gezamenlijke bijdrageplichtig inkomen, berekend volgens artikel 3.9 meer bedraagt dan € 35.000 en een van beiden of beiden de pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt, wordt verhoogd met een dertiende deel van 12,5 % van het verschil tussen dat gezamenlijke inkomen en € 35.000;

    • d.

      voor de gehuwde cliënt of de gehuwde cliënten tezamen, niet meer dan € 17,50 per bijdrageperiode, met dien verstande dat dit bedrag, indien het gezamenlijke bijdrageplichtig inkomen, berekend volgens artikel 3.9 meer bedraagt dan € 23.525 en beiden de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt, wordt verhoogd met een dertiende deel van 12,5 % van het verschil tussen dat gezamenlijke inkomen en € 23.525.

Schematisch overzicht van de parameters eigen bijdrage berekening in 2017

Gezinssituatie

Maximum eigen bijdrage

per 4 weken

Inkomensgrens

Marginaal tarief

eenpersoons huishouden, niet pensioengerechtigd

€ 17,50

€ 22.632

12,50%

eenpersoons huishouden, pensioengerechtigd

€ 17,50

€ 17.033

12,50%

meerpersoons huishouden, niet pensioengerechtigd

    0,00

€ 35.000

12,50%

meerpersoons huishouden, pensioengerechtigd

€ 17,50

€ 23.525

12,50%

  • 2.

    a. Bij de toepassing van het eerste lid wordt per kalenderjaar uitgegaan van twaalf perioden van vier weken en een periode die, afhankelijk van resterende dagen, vier of vijf weken bedraagt.

    b. De bijdrage, bedoeld in het eerste lid, wordt enkel voor een volledige periode opgelegd.

HOOFDSTUK 2 VOORZIENINGEN

Het college streeft naar passende ondersteuning en onderscheidt de volgende voorzieningen:

  • -

    Huishoudelijke voorzieningen

  • -

    Vervoersvoorzieningen

  • -

    Woonvoorzieningen

  • -

    Rolstoelvoorzieningen

  • -

    Begeleidingsvoorzieningen

Artikel 6. Huishoudelijke voorzieningen

  • 1.

    De door het college te verlenen maatwerkvoorziening voor huishoudelijke ondersteuning kan bestaan uit:

    • a.

      ondersteuning in natura bij een gecontracteerde zorgaanbieder, maximale eigen bijdrage € 25,80 per uur;

    • b.

      ondersteuning in de vorm van een pgb, maximale eigen bijdrage € 16,10 per uur.

  • 2.

    De omvang van huishoudelijke voorzieningen in natura wordt afgestemd op persoonskenmerken, behoeften en mogelijkheden van de aanvrager en zijn omgeving door de zorgaanbieder van keuze in overleg met aanvrager.

  • 3.

    De omvang van een pgb wordt vastgesteld door de toegangsorganisatie ‘ aan z’ op basis van het aantal (halve) uren per week, afgestemd op persoonskenmerken, behoeften en mogelijkheden van de aanvrager en zijn omgeving.

  •  

Artikel 7. Vervoersvoorzieningen

De door het college te verlenen voorziening voor vervoer kan bestaan uit:

  • a.

    taxivervoer ervoer voor maximaal 900 zones

  • b.

    vervoer per rolstoeltaxi maximaal 900 zones

  • c.

    een scootmobiel (maatwerkvoorziening)

  • d.

    een training voor een scootmobiel (maatwerkvoorziening)

  • e.

    onderhoud en reparatie van voorzieningen als bedoeld in c (maatwerkvoorziening)

Artikel 8. Woonvoorzieningen(natura of pgb)

  • 1.

    De door het college te verlenen maatwerkvoorziening (natura of pgb) voor wonen kan bestaan uit:

    • a.

      een voorziening van bouwkundige of woontechnische aard in of aan de woning;

    • b.

      een voorziening van niet-bouwkundige en niet-woontechnische aard in of aan de woning;

    • c.

      een voorziening voor onderhoud, keuring en reparatie in een woning;

    • d.

      een voorziening voor tijdelijke huisvesting, voor maximaal 26 weken;

    • e.

      het bezoekbaar maken van de woning;

    • f.

      een voorziening voor verhuizing en inrichting.

  • 2.

    Het bedrag waarboven het primaat van de verhuizing wordt gehanteerd bedraagt € 5.000,00.

  • 3.

    Woonvoorzieningen met een totale aanschafwaarde lager dan € 200,00 komen niet in aanmerking voor een maatwerkvoorziening.

Artikel 9. Overige Woonvoorzieningen

Onderstaande door het college te verlenen maatwerkvoorzieningen voor wonen kunnen bestaan uit een financiële tegemoetkoming :

  • a.

    een bedrag voor verhuis- en inrichtingskosten tot een maximum van € 4.000,00.

  • b.

    een bedrag voor bezoekbaar maken van de woning tot een maximum van € 2.500,00.

Artikel 10. Rolstoelvoorzieningen(natura of pgb)

De door het college te verlenen maatwerkvoorziening (natura of pgb) voor rolstoelen kan bestaan uit:

  • a.

    een rolstoel voor verplaatsing binnen, dan wel binnen en buiten de woonruimte, dan wel een aanpassing daarvan;

  • b.

    onderhoud en reparatie;

  • c.

    accessoires;

  • d.

    een training voor het gebruik van een elektrische rolstoel;

Artikel 11. Rolstoelvoorzieningen als pgb

  • 1.

    De omvang van het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 2 van dit besluit.

  • 2.

    Het bedrag voor aanschaf en onderhoud van een sportrolstoel wordt verstrekt als persoonsgebonden budget en bedraagt maximaal € 3.000,00 voor de periode van 3 jaar.

Artikel 12. Begeleidingsvoorzieningen

De door het college te verlenen maatwerkvoorziening (natura of pgb) voor begeleiding kan bestaan uit:

  • a.

    individuele begeleiding

  • b.

    specialistische individuele begeleiding

  • c.

    reguliere dagbesteding

  • d.

    gespecialiseerde dagbesteding

  • e.

    kortdurend verblijf

  • f.

    beschermd wonen (centrumgemeente Vlissingen) Zie bijlagen voor de tarieven en beleidsregels.

Artikel 13. Begeleidingsvoorzieningen in natura

  • 1.

    De kostprijs voor begeleidingsvoorzieningen, beschermd wonen uitgezonderd, in natura bedraagt:

    • a.

      individuele begeleiding, € 47,40 per uur

    • b.

      specialistische individuele begeleiding, € 78,00 per uur

    • c.

      reguliere dagbesteding, € 34,80 per dagdeel

    • d.

      gespecialiseerde dagbesteding, € 52,92 per dagdeel

    • e.

      kortdurend verblijf, € 160,32 per dag

  • 2.

    De kostprijs voor beschermd wonen wordt aangewezen door de aangewezen centrumgemeente (Vlissingen zie bijlagen).

Artikel 14. Omvang van begeleidingsvoorzieningen in natura

  • 1.

    De omvang van begeleidingsvoorzieningen in natura wordt afgestemd op persoonskenmerken, behoeften en mogelijkheden van de aanvrager en zijn omgeving door de zorgaanbieder van keuze in overleg met aanvrager.

  • 2.

    De omvang van de begeleidingsvoorzieningen in natura genoemd in artikel 13 a en b wordt bepaald in uren met een maximale omvang per week.

  • 3

    De omvang van begeleidingsvoorzieningen in natura genoemd in artikel 13 c en d wordt bepaald in dagdelen.

  • 4

    De omvang van begeleidingsvoorzieningen in natura voor de onderdelen genoemd in artikel 13 e wordt bepaald in dagen met een maximale omvang per week.

Artikel 15. Begeleidingsvoorzieningen als persoonsgebonden budget

  • 1.

    De pgb tarief voor begeleidingsvoorzieningen is maximaal 75% van de kostprijzen als bedoeld in artikel 13.

  • 2

    Pgb wordt geïndiceerd in (halve) uren per week.

  • 3

    Waar de kostprijs in artikel 13 is bepaald op basis van een dagdeel of een dag per week wordt de kostprijs per uur bepaald door het bedrag van dagdeel te delen door 4 en voor een dag door 24.

HOOFDSTUK 3 OVERIGE EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 16. Toezichthoudend ambtenaar

In aanvulling op het bepaalde in artikel 14van de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015 Terneuzen is als toezichthoudend ambtenaar, zoals bedoeld in artikel 6.1 van de Wet is de directeur publieke gezondheid van de GGD Zeeland aangewezen.

Artikel 17. Jaarlijkse waardering mantelzorgers

In aanvulling op het bepaalde in artikel 16 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015 Terneuzen gelden de volgende bepalingen:

  • 1.

    Het college stelt jaarlijks een budget voor mantelzorgondersteuning beschikbaar.

  • 2.

    Het college verzorgt in samenspraak met een vertegenwoordiging van de mantelzorgers de wijze waarop de jaarlijkse waardering zal vorm krijgen.

Artikel 18. Bedragen terugvordering en invordering

In aanvulling op het bepaalde in artikel 15, lid 3.5 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015 Terneuzen gelden de volgende bepalingen:

  • 1.

    Niet tot terugvordering wordt overgegaan indien de totale vordering € 200,00 of minder op jaarbasis is, tenzij de aanvrager een lopende voorziening heeft.

  • 2.

    Het terug te vorderen bedrag wordt bij voorkeur meteen geheel terugbetaald. Indien dit niet mogelijk is, kan een betalingsregeling aangeboden worden.

Artikel 19. Beslissingsbevoegdheden namens burgemeester en wethouders

  • 1.

    De gemeentelijke consulenten en de agogen werkzaam bij ‘aan-z’ en de juridisch medewerkers van de afdeling Samenleving van de gemeente zijn ieder zelfstandig bevoegd tot het nemen van besluiten inzake het verlenen van woonvoorzieningen tot en met € 5.000,00, het verlenen van rolstoelen, het verlenen van vervoersvoorzieningen en het verlenen van toegang tot Huishoudelijke Hulp en Begeleiding dan wel het vaststellen en verlenen van pgb’s. Ze zijn eveneens bevoegd te beslissen om een aanvraag niet in behandeling te nemen.

  • 3.

    Juridisch medewerkers, het afdelingshoofd Samenleving van de gemeente en de directeur van aan-z zijn ieder zelfstandig bevoegd tot het nemen van een besluit inzake het verlenen van woonvoorzieningen vanaf € 5.000,00 tot en met € 20.000,00.

  • 5.

    Juridisch medewerkers en de financieel medewerker B van de afdeling Samenleving zijn ieder zelfstandig bevoegd besluiten te nemen inzake terugvordering.

  • 7.

    Voor de uitvoering van de werkzaamheden die betrekking hebben tot aanvragen voorzieningen Wmo, verkrijgen medewerkers van aan-z, die deze taken uitvoeren, toegang tot de gegevens uit de gemeentelijke database die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van deze taken.

Artikel 20. Beslissing college in gevallen waarin dit besluit niet voorziet

In gevallen waarin dit besluit niet voorziet, beslist het college.

Artikel 21. Citeertitel

Dit besluit kan worden aangehaald als: Besluit maatschappelijke ondersteuning Terneuzen 2017, herziende versie.

Artikel 22. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt met terugwerkende kracht in werking met ingang van 1 augustus 2017

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van Terneuzen op dinsdag 30 mei 2017, onder intrekking van het Besluit maatschappelijke ondersteuning Terneuzen 2017.

 

Terneuzen, 30 mei 2017

F.M.L. Lauret RA

secretaris

Gemeente Terneuzen

TOELICHTING

Besluit maatschappelijke ondersteuning Terneuzen 2017, herziende versie

Het Besluit maatschappelijke ondersteuning 2017, herziende versie vormt samen het beleidsplan Wmo ‘Omzien naar elkaar’ 2012-2015, de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015 Terneuzen en de inkoopdocumenten de basis van waaruit de ondersteuning op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 vorm zal krijgen. In dit besluit geeft het college meer concreet aan hoe de feitelijke ondersteuning vorm kan krijgen.

Met de Wmo 2015 die per 1 januari 2015 in werking is getreden, komt de eigen verantwoordelijkheid voor de inwoners van onze gemeente sterker in beeld. De inwoners worden meer aangesproken op het zelf vinden van oplossingen voor de beperkingen die zij ondervinden in het deelnemen in de maatschappij (participeren). Oplossingen die gevonden moeten worden in de directe omgeving (Huishouden waarvan de persoon deel uitmaakt), bij familie, vrienden en het verdere netwerk.

Om de burgers te ondersteunen zal de gemeente in de toekomst inzetten op versterking van de zelfredzaamheid en versterken van de sociale cohesie.

Artikelsgewijze toelichting Besluit maatschappelijke ondersteuning Terneuzen 2017

Artikel 1. Protocollen, indicatiewijzer

In dit artikel is aangegeven dat onder andere gebruik wordt gemaakt van het gestelde in de CIZ Indicatiewijzer versie 7.1, waarin o.m. duidelijk wordt wat gebruikelijke zorg is en verduidelijkt daarmee wat dient te worden verstaan onder redelijkerwijs te vergen medewerking. De definitie van gebruikelijke zorg blijft in ontwikkeling; de definitie in de Wmo 2015 is leidend.

Zowel de CIZ Indicatiewijzer als de Richtlijn Indicatieadvisering Hulp bij het Huishouden jan 2011 MO Zaak zijn ondersteunend voor het bepalen van de noodzakelijkheid tot ondersteuning en het bepalen van de omvang van de ondersteuning.

De genoemde Indicatiewijzer en Richtlijn dienen als richtlijn/kader en zijn daarom niet bindend. Afwijking op grond van individuele omstandigheden is altijd mogelijk.

Artikel 2. Hoogte en verantwoording persoonsgebonden budget(pgb)

De aanvrager die kiest voor een pgb regelt alles zelf, zoals het zoeken van een hulp, afspraken maken en deze vastleggen in een contract, zorgen voor een andere hulp bij ziekte of vakantie, loondoorbetaling bij ziekte, werkgeversaansprakelijkheidsverzekering. De aanvrager maakt de keuze voor een pgb nadat hij/zij hierover duidelijk en begrijpelijk is voorgelicht. De Pgb-houders kunnen voor ondersteuning gebruik maken van de dienstverlening van de Sociale Verzekeringsbank (SVB).

In lid 2 van dit artikel wordt aangegeven hoe de hoogte van pgb wordt vastgesteld. Het tarief voor HH is dusdanig dat het mogelijk moet zijn om daarmee hulp aan huis in te huren op de markt van (schoonmaak-)diensten.

De tarieven voor de begeleidingsdienstverlening worden afgeleid van de tarieven zorg in natura zoals deze voor de zorgaanbieders in de regio zijn vastgesteld, nl 75% van het tarief dat in het voorafgaande jaar is vastgesteld, tenzij dit tot een verlaging zou leiden. Het pgb tarief voor Hulp bij het huishouden is gebaseerd op wat gebruikelijk is voor hulp bij het huishouden. Een pgb-tarief kan lager zijn omdat minder overheadkosten meegerekend hoeven te worden. Aanvragers die kiezen voor een persoonsgebonden budget krijgen een bedrag uitgekeerd gebaseerd op het aantal uren per week, dagdelen, dagen dat ondersteuning nodig is. De SVB is verantwoordelijk voor het betaalproces en de arbeidsrechtelijke toetsing van de pgb-overeenkomsten. Nadat de overeenkomst en vervolgens de declaratie(s) zijn goedgekeurd door de SVB, zal deze namens de cliënt betalingen verrichten aan de zorg- c.q. dienstverlener

Het college is verantwoordelijk voor de (zorg)inhoudelijke toetsing van de pgb-overeenkomsten tussen cliënt en zorg- c.q. dienstverlener, conform het gestelde artikel 2.3.6. van de Wet. Met het trekkingsrecht worden dus alleen betalingen aan zorg- c.q. dienstverleners verricht waarover vooraf overeenstemming is tussen cliënt en het college.

De SVB verzorgt voor het college real-time inzicht in de bestedingen van de pgb's. Niet bestede pgb-bedragen worden teruggestort door de SVB naar het college. Het college zorgt voor maandelijkse bevoorschotting van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) zodat die tijdig tot uitbetaling van de (periodieke) voorzieningen in de vorm van PGB kan overgaan, evenals indien van toepassing het hiermee verbonden budgetbeheer (trekkingsrecht).

Uit de pgb-vaststelling voor een zaak blijkt dat het ook mogelijk is om een tweedehands artikel aan te schaffen met een pgb, daartoe zijn immers steeds meer mogelijkheden zoals op Marktplaats, maar ook bij vertrekkers van hulpmiddelen. De kwaliteit van het artikel moet echter wel voldoende zijn.

In lid 4 is opgenomen dat het pgb bedoeld is voor betaling van feitelijke zorg en niet mag worden aangewend voor zaken als een eenmalige uitkering, een feestdagenuitkering, reiskosten zorgverlener, bemiddelingskosten, administratiekosten.

Lid 5 zegt iets over de mogelijke betalingsrelatie tussen cliënt en hulpverlener. Uitbetaling met een vast maandbedrag voor een loondienstverband wordt vooralsnog niet toegestaan.

Lid 6 vermeldt dat verantwoording gebeurt op verschillende wijzen: enerzijds verantwoording vooraf door controle van de zorgovereenkomst en controle van de ingezonden declaraties voordat tot feitelijke uitbetaling wordt overgegaan, anderzijds door verantwoording bij het college van de financiële tegemoetkoming, zoals bedoeld in artikel 3 van dit Besluit. Hiervoor draagt het college immers de verantwoordelijkheid om te toetsen of de pgb-middelen efficiënt en doelmatig werden besteed.

Lid 7 regelt het maximale uurtarief van de hoogste pgb uur-prijs. Dit maximale tarief heeft de Sociale Verzekeringsbank nodig om de pgb verantwoordingen goed te kunnen keuren. Gedeclareerde uurtarieven boven dit maximale uurtarief worden door de Sociale Verzekeringsbank afgekeurd.

Artikel 3. Financiële tegemoetkoming

Een financiële tegemoetkoming is een geldbedrag dat de aanvrager ontvangt als tegemoetkoming en (meer-) kosten die gemaakt zijn in verband met beperkingen. Het hoeft niet te gaan om een kostendekkend bedrag..

De tegemoetkoming wordt op aanvraag verstrekt.

De beslissing op een dergelijke aanvraag is een beschikking en meer in het bijzonder een

subsidiebeschikking. De bepalingen in de Algemene wet bestuursrecht, onder andere over bezwaar en beroep en subsidies zijn hierop van toepassing. De tegemoetkoming kan een alternatief zijn voor een

maatwerkvoorziening of pgb. Hiervoor is wel vereist dat de cliënt zelf kiest voor een

tegemoetkoming. Voordeel voor de cliënt hierbij is onder andere dat hij het bedrag van de

tegemoetkoming direct op zijn rekening ontvangt, terwijl het bedrag van een pgb aan de SVB

wordt overgemaakt die daarvan de leverancier betaalt.

Een cliënt zou in theorie wanneer hij een tegemoetkoming krijgt, bezwaar kunnen maken en

op grond van artikel 2.3.5 om een maatwerkvoorziening in de vorm van natura of pgb vragen.

De gemeente zal dan moeten duidelijk maken waarom zij heeft gekozen voor een

tegemoetkoming op grond van artikel 2.1.7 in plaats van een voorziening op grond van artikel

2.3.5 van de Wmo 2015.

Artikel 4. Reisbijdrage in de kosten van de taxivoorziening

Als vervoersvoorziening kennen we in onze gemeente het collectief vraagafhankelijk vervoer.

Het primaat ligt bij het collectief systeem van aanvullend vervoer (= Wmo-doelgroepen vervoer), eventueel in combinatie met andere vervoersvoorzieningen Het samenwerkingsverband collectief vervoer Zeeuws-Vlaanderen, een gemeenschappelijke regeling van de gemeenten Hulst, Terneuzen en Sluis is uitvoerder van dit collectief vervoerssysteem. Het aantal zones per kalenderjaar, per ondersteunings behoevende te maximeren op 900. Dit geldt voor zowel al bestaande als nieuwe cliënten. Met deze maximering van het aantal zones wordt nog steeds ruim voldaan aan de ondergrens van de zorgplicht, zoals blijkt uit zoals blijkt uit jurisprudentie van Centrale Raad van Beroep (CRvB), o.a. CRvB 12-03-2002,nr. 00/5131 WVG).

In verband met de een nieuwe aanbesteding van het vraagafhankelijk vervoer wordt per 1 juli 2017 niet langer gerekend in (vervoers-) zones, maar in kilometers. Tot aan het moment van ingang van het nieuwe contract blijven de huidige afspraken van toepassing

Artikel 5. Bijdrage in de kosten van een maatwerkvoorziening

In dit artikel wordt de omvang van de, door de cliënt te betalen, bijdrage voor de Wmo maatwerkvoorzieningen (zorg in natura en pgb) geregeld voor het jaar 2017, met uitzondering van de cliënten in beschermd wonen c.q. opvang. Bij de bepaling van de eigen bijdragen zijn de bedragen en percentages genoemd in ‘het Besluit langdurige zorg, het Uitvoeringsbesluit Wmo 2016 en ten behoeve van het overgangsrecht voor beschermd wonen ZIN onder de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015’ integraal overgenomen.

De eigen bijdragen worden vastgesteld en geïnd door het Centraal Administratie Kantoor Bijzondere Zorgkosten (CAK). De financiële positie van de gemeente Terneuzen staat het niet toe dan anders te besluiten dan gebruik te maken van de maximum variant, zoals bedoeld in het landelijk uitvoeringsbesluit. Hiermee wordt tevens voorkomen dat bij samenloop van voorzieningen (Wmo 2015 en WLZ) de niet door de gemeente benutte ruimte ten aanzien van de eigen bijdragen opgaat aan WLZ eigen bijdragen. Met bijdrageplichtig inkomen, zoals gebruikt in dit artikel wordt bedoeld het inkomen zoals bedoeld in het landelijk uitvoeringsbesluit. Voor de cliënten in beschermd wonen, geldt een eigen bijdrage regime.

Een eigen bijdrage wordt overigens niet toegepast bij de verstrekking van rolstoelen en bij verstrekkingen aan jongeren beneden de 18 jaar.

Artikel 6. Huishoudelijke voorzieningen

In dit artikel worden de vormen van huishoudelijke voorzieningen opgesomd als maatwerkvoorziening.

Indien de huishoudelijke voorziening wordt verstrekt in natura wil dit zeggen dat de huishoudelijke zorg wordt geleverd door een gekwalificeerde medewerker van een, door de gemeente gecontracteerde zorgaanbieder. Daarnaast is het mogelijk om huishoudelijke voorziening te verkrijgen in de vorm van een persoonsgebonden budget. Bij het bepalen van de omvang wordt rekening gehouden met de individuele omstandigheden en artikel 1 van dit besluit.

De omvang het PGB voor huishoudelijke voorzieningen is bepaald op € 16,10 per uur, een lager bedrag dan het rekentarief voor de zorgaanbieders voor Zorg in natura voor 2017. Een pgb is namelijk goedkoper dan zorg in natura omdat er minder overheadkosten hoeven te worden meegerekend. Daarnaast is er door het verplichte trekkingsrecht via de SVB ook sprake van een administratieve lastenverlichting voor de cliënt. Het een bedrag van € 16,10 per uur voor 2017 is een adequate passende en toereikende voorziening voor huishoudelijke voorzieningen in de vorm van een PGB.

Artikel 7. Vervoersvoorzieningen (natura of pgb)

De omvang van het persoonsgebonden budget voor vervoer per taxi of vervoer per rolstoeltaxi wordt als volgt vastgesteld:

In de uitzonderlijke individuele gevallen waarbij deze voorziening noodzakelijk is, er is immers sprake van een vervoersbehoefte waarin niet kan worden voorzien door het collectief systeem van aanvullend vervoer, wordt bij een leverancier die wel kan voorzien in deze voorziening (vervoer per taxi of vervoer per rolstoeltaxi), de prijs opgevraagd van de goedkoopst adequate voorziening. Het hiermee gemoeide bedrag wordt betaalbaar gesteld in de vorm van een persoonsgebonden budget. Met het verstrekte persoonsgebonden budget kan de cliënt conform de in het programma van eisen gestelde vereisten vervolgens zelf in deze vervoersbehoefte voorzien.

Een cliënt komt niet toe aan een maatwerkvoorziening voor vervoer als er een voorziening is die passend en adequaat is. Het primaat ligt in dit geval bij het collectief systeem van aanvullend vervoer, eventueel in combinatie met andere vervoersvoorzieningen. Het samenwerkingsverband collectief vervoer Zeeuws-Vlaanderen, een gemeenschappelijke regeling van de gemeenten Terneuzen, Terneuzen en Sluis is uitvoerder van dit collectief vervoerssysteem.

De vaststelling van het persoonsgebonden budget voor de overige in artikel 7 genoemde voorzieningen geschiedt, met in achtneming van artikel 2 van dit besluit, als volgt:

Bij de op grond van de Europese aanbesteding Wvg/Wmo-hulpmiddelen gecontracteerde leverancier, Welzorg wordt op basis van een programma van eisen de catalogusprijs opgevraagd voor de goedkoopst adequate voorziening. Deze prijs, voor zover van toepassing verhoogd met een aanvullend bedrag voor onderhoud, gebruik, verzekeringen en reparatie wordt betaalbaar gesteld in de vorm van een persoonsgebonden budget. Tevens wordt bij genoemde leverancier, voor zover van toepassing, de gebruikelijke afschrijvingstermijn van een dergelijke vervoersvoorziening opgevraagd, want dit is immers de periode waarvoor, bij ongewijzigde (medische) omstandigheden van de cliënt, het persoonsgebonden budget wordt verstrekt. Met het verstrekte persoonsgebonden budget kan de cliënt conform de in het programma van eisen gestelde vereisten vervolgens zelf een vervoersvoorziening aanschaffen.

De vergoeding voor een parkeervoorziening van een gehandicapten plaats blijft gehandhaafd (in natura basis)

Artikel 8. Woonvoorzieningen (natura of pgb)

In dit artikel worden de verschillende mogelijkheden qua maatwerkvoorziening op het gebied van wonen genoemd. Vanzelfsprekend worden alleen de noodzakelijke kosten conform het programma van eisen van de goedkoopst adequate voorziening vergoed.

Bij een voorziening van niet-bouwkundige of niet-woontechnische aard moet gedacht worden aan voorzieningen die niet leiden tot een aanpassing of verbouwing van de woning. Voorbeeld van zo’n voorzieningen is een tillift.

De hoogte van een door het college te verstrekken woonvoorziening in de kosten van tijdelijke huisvesting is gelijk aan de werkelijk gemaakte noodzakelijke kosten met een maximum van het bedrag genoemd in artikel 13 lid 1 onderdeel a van de Wet op de huurtoeslag, voor een maximale periode van 26 werkbare weken.

Het college kan een woonvoorziening in het kader van bezoekbaar maken de woning verlenen indien het noodzakelijk is dat een cliënt, die woont en verblijft in een AWBZ/WLZ-instelling, de woonkamer en een toilet van de te bezoeken woning kan bereiken en gebruiken en indien de voorziening hiervoor noodzakelijk is. De hoogte van de te verstrekken woonvoorziening voor het bezoekbaar maken van de woning bedraagt de werkelijke kosten met een maximum van

€ 2.500,00 (art.10).

Al onder de Wet voorzieningen gehandicapten gold de regel dat bij een aanvraag voor een woningaanpassing eerst werd bezien of verhuizing naar een andere woning een oplossing kon bieden. Dit is het zogenaamde primaat van de verhuizing. In feite gaat het om de uitwerking van de regel dat in beginsel wordt gekozen voor de goedkoopst adequate voorziening. De mogelijkheid tot het hanteren van het primaat verhuizing is destijds al onder de Wet voorzieningen gehandicapten in de jurisprudentie erkend, zij het wel dat enkele duidelijke voorwaarden zijn gesteld.

In de eerste plaats moeten de financiële gevolgen van de verhuizing voor de woonlasten aanvaardbaar zijn en dient de verhuizing te kunnen worden gerealiseerd binnen een uit het advies blijkende medisch verantwoorde termijn. Dat houdt dus in dat het college zicht moet hebben of aanvrager binnen de verantwoorde termijn kan verhuizen naar een geschikte aangepaste of goedkoper aan te passen woning.

Ook diverse andere relevante aspecten kunnen, afhankelijk van de situatie een rol spelen bij de afweging omtrent het toepassen van het primaat van de verhuizing in een concreet geval, zoals bijvoorbeeld het aanwezig zijn van een stevig netwerk en mantelzorgers in de bestaande woonsituatie van de aanvrager.

Het in lid 3 opgenomen bedrag geldt als een administratieve drempel om aanvragen voor relatief kleine voorzieningen te voorkomen. Het vermijdt bureaucratie.

Artikel 9. Overige woonvoorzieningen

Het bedrag voor verhuiskosten is een maximum bedrag. De aanvrager dient voor de verhuizing het verzoek tot vergoeding in te dienen. De uitbetaling is niet hoger dan het in dit artikel genoemde maximum. Indien besloten wordt om niet te verhuizen kan het bedrag van verhuiskosten gebruikt worden voor de aanpassing van de woning.

Artikel 10. Rolstoelvoorzieningen (natura of pgb)

De bijdrage (het bedrag) voor een sportrolstoel wordt uitsluitend als Pgb verstrekt. De aanvrager dient de rolstoel voor dit bedrag zelf aan te schaffen en gedurende drie jaar te onderhouden en indien nodig te repareren.

Artikel 11. Rolstoelvoorzieningen als pgb

De vaststelling van het persoonsgebonden budget voor rolstoelvoorzieningen geschiedt als volgt: Bij de op grond van de Europese aanbesteding Wmo-hulpmiddelen gecontracteerde leverancier wordt op basis van een programma van eisen de catalogusprijs opgevraagd voor de goedkoopst adequate voorziening. Voor alle duidelijkheid, het gaat hier niet om de door de gemeente bedongen kortingsprijs maar om de catalogusprijs. Deze laatst vermelde prijs verhoogd met een bedrag voor onderhoud, gebruik, verzekeringen en reparatie wordt betaalbaar gesteld in de vorm van een persoonsgebonden budget. Tevens wordt bij genoemde leverancier de gebruikelijke afschrijvingstermijn van een dergelijke rolstoelvoorziening opgevraagd, want dit is immers de periode waarvoor, bij ongewijzigde (medische) omstandigheden van de cliënt, het persoonsgebonden budget wordt verstrekt.

Met het verstrekte persoonsgebonden budget kan de cliënt conform de in het programma van eisen gestelde vereisten vervolgens zelf een rolstoelvoorziening aanschaffen.

Er is ook een rolstoelvoorziening die als financiële tegemoetkoming wordt versterkt. Dit betreft een sportrolstoel. Deze kan worden verstrekt aan een cliënt, die zonder deze voorziening niet in staat is tot sportbeoefening. Als het gaat om professionele sportbeoefening wordt geen sportrolstoel verleend.

Artikel 12. Begeleidingsvoorzieningen

In dit artikel worden de mogelijke voorzieningen op het gebied van begeleiding weergegeven die als maatwerkvoorziening in natura (via een gecontracteerde zorgaanbieder) of in de vorm een persoonsgebonden budget kunnen worden ingezet. Naast de genoemde voorzieningen in de notitie is het college ook verantwoordelijk voor de (her)indicatie van beschermd wonen. Beschermd wonen is bedoeld voor cliënten die door omstandigheden (tijdelijk) niet zelfstandig kunnen wonen en waarbij een aanbieder voor beschermd wonen de cliënt (enige tijd) in een ‘gecontroleerde’ omgeving opvangt. Het gaat om cliënten met psychische of psychosociale problematiek. Om tot een goed oordeel te komen of een cliënt gebaat is bij beschermd wonen, is onderzoek nodig naar de mate van kwetsbaarheid en in hoeverre er sprake is van GGZ-problematiek. Het college zal hiervoor gebruikmaken van expertise ‘in het veld’, bijvoorbeeld via een (onafhankelijke) GGZ-instelling. De feitelijke uitvoering van het beschermd wonen, gebeurt via de aangewezen centrumgemeente, Vlissingen.

Artikel 13. Begeleidingsvoorzieningen in natura

In lid 1 worden de prijzen genoemd die voor de diverse begeleidingsvoorzieningen zijn overeengekomen met de gecontracteerde zorgaanbieders.

De kostprijs voor beschermd wonen wordt vastgesteld door de aangewezen centrumgemeente, vanzelfsprekend na overleg met de overige gemeenten (lid 2).

Artikel 14. Omvang van begeleidingsvoorzieningen in natura

In dit artikel is de maximale omvang van de geïndiceerde maatwerkvoorziening begeleiding per week bepaald. Voor de verschillende onderdelen zal dit gebeuren in (hele of halve) uren, dagdelen of dagen. Hiermee wordt in tegenstelling tot de AWBZ niet meer geïndiceerd in klassen, zodoende wordt meer flexibiliteit en maatwerk mogelijk gemaakt richting de cliënt en de zorgaanbieders.

Artikel 15. Begeleidingsvoorzieningen als persoonsgebonden budget

De omvang het persoonsgebonden budget voor begeleidingsvoorzieningen is lager dan de overeengekomen prijzen voor 2017 met de zorgaanbieders. Een pgb is namelijk goedkoper dan zorg in natura omdat er minder overheadkosten hoeven te worden meegerekend. Daarnaast is er door het verplichte trekkingsrecht via de SVB ook sprake van een administratieve lastenverlichting voor de cliënt. Voor 2017 is hiermee een adequate passende en toereikende voorziening voor begeleidingsvoorzieningen in de vorm van een pgb gerealiseerd. In het derde lid wordt de omrekening van dagdelen en dagen per week naar uren aangegeven. De reden hiervoor is dat de opgave aan de SVB uitsluitend kan geschieden in hele uren.

Artikel 16. Toezichthoudend ambtenaar

De toezichthoudende ambtenaar wordt genoemd in de Wet en in artikel 14 van Verordening. Het college heeft besloten de directeur publieke gezondheid van de GGD Zeeland hiertoe te benoemen.

Aanbieders melden iedere calamiteit en ieder geweldsincident dat zich heeft voorgedaan bij de verstrekking van een voorziening onverwijld aan de toezichthoudende ambtenaar. De toezichthoudende ambtenaar doet vervolgens onderzoek naar de calamiteiten en geweldsincidenten en adviseert het college over het voorkomen van verdere calamiteiten en het bestrijden van geweld. Deze meldingen zijn mogelijk via de website van het inkoopnetwerk Wmo Zeeuws Vlaanderen en de GGD. (www.zeeuwsvlaanderenmetelkaar.nl )

Artikel 17. Jaarlijkse waardering mantelzorgers

Het college maakt waardering van mantelzorgers mogelijk middels subsidiëring aan ‘aan z’. Te zijner tijd zal overlegd worden in hoeverre aanpassing van de huidige waardering wenselijk is.

Artikel 18. Bedragen terugvordering en invordering

Terugvordering komt regelmatig voor bij het verstrekken van pgb’s/financiële tegemoetkoming.

In de praktijk kan het voorkomen dat een relatief klein bedrag van het pgb/de tegemoetkoming niet (juist) werd besteed. Ter voorkoming van bureaucratie is in lid 1 een administratieve drempel opgenomen voor terugvordering. Indien het bedrag van terugvordering dus lager is, wordt niet tot terug- en invordering overgegaan, tenzij rechtstreekse verrekening met een lopende voorziening mogelijk is.

Als blijkt dat overheidsmiddelen niet of onjuist werden besteed, dienen deze zo snel mogelijk terugbetaald te worden. Alleen in schrijnende situaties en in situaties waarin bijvoorbeeld sprake is van schuldsanering kan een betalingsregeling worden aangeboden (lid 2).

Artikel 19. Beslissingsbevoegdheden namens burgemeester en wethouders

Hier wordt aangegeven welk mandaat de medewerkers hebben die belast zijn met de uitvoering van de Wmo 2015 voor het nemen van beslissingen.

Artikel 20. Beslissing college in gevallen waarin dit besluit niet voorziet

Ten behoeve van onvoorziene omstandigheden is dit artikel opgenomen.

Artikel 21. Citeertitel

Dit besluit kan worden aangehaald als: Besluit maatschappelijke ondersteuning Terneuzen 2017,herziende versie

Artikel 22. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 augustus 2017 (samen met de verordening)

Terneuzen, 30 mei 2017

 

 

 

 

Bijlage 1  

 

Bijlage 2 Nadere uitvoeringsregels Maatwerkvoorziening Beschermd Wonen 2017 in de gemeente Terneuzen.

 

 

1. Inleiding

1.1. Achtergrond

Deze uitvoeringsregels beschrijven op welke punten voorzieningen voor Beschermd Wonen (hierna: BW) een aanvulling vormen op de Verordening Wmo 2015. De uitvoeringsregels BW zijn te beschouwen als een algemeen verbindend voorschrift en onlosmakelijk verbonden aan de beleidsregels en verordeningen Wmo 2015. 

Het College van de gemeente  [naam gemeente] stelt deze uitvoeringsregels vast.

De uitvoeringsregels worden aangevuld met bijlagen:

A: ondersteuningsprofielen BW;

B: ‘routekaart klantproces’ met toelichting en ‘beslisboom’ met toelichting, versie 22 september 2015 of versies die hierop volgen, uitgegeven door en opvraagbaar bij het CZW-bureau.

C: tarievenlijst pgb--tarieven 2017

1.2. Begripsbepaling

In deze uitvoeringsregels wordt verstaan onder:

Beschermd Wonen (BW):

Onder Beschermd Wonen verstaat de Wet:

  • 1.

    wonen in een accommodatie van een instelling;

  • 2.

    met het daarbij behorende toezicht en begeleiding;

  • 3.

    gericht op het bevorderen en herstel van zelfredzaamheid en participatie;

  • 4.

    gericht op het bevorderen van het psychisch en psychosociaal functioneren;

  • 5.

    gericht op stabilisatie van een psychiatrisch ziektebeeld;

  • 6.

    gericht op het voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlast;

  • 7.

    gericht op het afwenden van gevaar voor de inwoner of anderen;

  • 8.

    bestemd voor personen met psychische of psychosociale problemen, die niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving.

 

De extramurale ondersteuning, in uren en/of dagdelen, met 24-uurs bereikbaarheid van toezicht en ondersteuning, voortaan aangeduid als ‘Beschermd Wonen thuis’ (BWT), wordt hier aangemerkt als behorend tot de Maatwerkvoorziening Beschermd Wonen. Deze uitvoeringsregels bepalen dat de in maatschappelijk verkeer eveneens gebezigde term ‘Beschermd Wonen zonder verblijf’ samenvalt met ‘Beschermd Wonen thuis.’

 

Besluit: een beschikking in de zin van de Algemene Wet Bestuursrecht afgegeven door de Centrumgemeente aan een Inwoner, waarmee die Inwoner toegang krijgt tot de Maatwerkvoorziening Beschermd Wonen.

 

Centrumgemeente: de gemeente Vlissingen of het College daarvan, in de hoedanigheid van beheerder van de Rijksmiddelen (decentralisatieuitkering) voor Beschermd Wonen en Maatschappelijke Opvang.

 

Cliënt: Natuurlijke persoon die gebruik maakt van een algemene voorziening of aan wie een Maatwerkvoorziening is verstrekt, op titel van BW zoals hiervoor uiteengezet.

College: Burgemeester en Wethouders van de gemeente waarin deze uitvoeringsregels zijn vastgesteld.

 

Dienstverlener: een rechtspersoon die BW of trajecten voor BW uitvoert en daarvoor wordt bekostigd door gemeenten. Zie ook: Instelling

 

Eigen bijdrage: een inkomens- en vermogensafhankelijke bijdrage die een Cliënt BW verschuldigd is op basis van deze verordening en het uitvoeringsbesluit Wmo 2015.

 

Instelling: hieronder kan worden verstaan een accommodatie of een groep geclusterde appartementen/woningen die volledig onder beheer vallen van de Dienstverlener. Onder Instelling kan tevens worden verstaan een wooninitiatief met rechtspersoonlijkheid waar voor Cliënten die beschikken over een toepasselijk Besluit voor een Maatwerkvoorziening BW, en al dan niet bekostigd uit het persoonsgebonden budget, een therapeutische leefomgeving wordt geboden, waarbij planbare en niet planbare zorg, begeleiding en toezicht 24 uur per dag aanwezig of oproepbaar is.

 

Inwoner: een ingezetene van Nederland; al dan niet zijnde Cliënt van een in de uitvoeringsregels benoemde Dienstverlener.

 

Maatwerkvoorziening BW (WMO 2015, art 1.1.1, sub b): een voorziening, te verstrekken door het College van de Centrumgemeente Vlissingen, voor zover deze in verband met psychische of psychosociale problemen niet in staat is zich op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelondersteuning of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk te handhaven in de samenleving.

 

Ondersteuningsplan: een persoonlijk, door de Cliënt of in samenspraak met de Cliënt en/of zijn vertegenwoordiger opgesteld plan waarin de Dienstverlener en de Cliënt vastleggen op welke wijze de Maatwerkvoorziening Beschermd Wonen zal worden uitgevoerd en op welke wijze dit bijdraagt aan het Resultaat en aan persoonlijk herstel en maatschappelijke participatie, rekening houdend met beperkingen en mogelijkheden van de Cliënt. Het Ondersteuningsplan maakt onderdeel uit van het Besluit.

 

Overbruggingsondersteuning BW: Tijdelijke voorziening, waarmee een Cliënt aan wie de Maatwerkvoorziening BW is toegewezen, tijdelijk passende ondersteuning kan ontvangen zolang de instelling van zijn keuze hem wegens plaatsgebrek niet kan opnemen. Zie voorts art. 2.8.

 

Persoonsgebonden budget : Budget  dat toegekend wordt door de gemeente waar Cliënt ingezetene is en dat hem in staat stelt de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de Maatwerkvoorziening behoren, van derden te betrekken mits dit op verantwoorde wijze gebeurt en de Cliënt hiertoe zelf in staat is dan wel met hulp uit zijn sociale netwerk of vertegenwoordiger.

 

1.3. Reikwijdte en toepasselijkheid

De voorliggende uitvoeringsregels zijn van toepassing vanaf 1 januari 2017 voor nieuwe Cliënten en voor bestaande Cliënten, waaronder persoonsgebonden budgethouders, in het bezit van een eerder verstrekte AWBZ-indicatie (ZZP GGZ-C) tot uiterlijk 31-12-2019 (overgangscliënten).

De uitvoeringsregels zijn vanaf deze datum eveneens van toepassing op de Dienstverleners of Instellingen die in Zeeland een voorziening voor BW exploiteren of daartoe trajecten uitvoeren.

 

1.4. Hardheidsclausule

Het College is bevoegd om in individuele, dwingende gevallen waar strikte uitvoering van de bepalingen zou leiden tot  voor de Cliënt onredelijke of onrechtvaardige uitkomsten, gemotiveerd af te wijken van deze uitvoeringsregels.

 

1.5.. Verstrekkingsvorm

  • 1.

    BW is beschikbaar als Maatwerkvoorziening in de Wmo en kent de verstrekkingsvorm Ondersteuning (Zorg) in Natura (hierna: ZiN).

  • 2.

    BW als Maatwerkvoorziening in de Wmo kan tevens – onder voorwaarden, bepaald bij wet en voorts te bepalen door het College – worden verstrekt in de vorm van een persoonsgebonden budget . Zie verder artikel 3.

 

1.5.1. Verstrekkingsvormen BW in natura (ZiN)

BW (all-inclusive):

  • 1.

    Cliënt is in het bezit van een Besluit van de Centrumgemeente dat recht geeft op BW

  • 2.

    Cliënt woont in de accommodatie van een instelling

  • 3.

    Cliënt betaalt geen huur

  • 4.

    ondersteuning (all inclusive) betreft begeleiding en voeding, inclusief wonen

  • 5.

    varianten nabijheid zorg: 24 uur aanwezigheid (personeel 24/7 op locatie) 24 uur bereikbaarheid/oproepbaarheid (personeel op afstand 24/7 oproepbaar)

  • 6.

    hoge eigen bijdrage

 

BW, scheiden wonen & zorg:

  • 1.

    Cliënt is in het bezit van een Besluit van de Centrumgemeente dat recht geeft op BW

  • 2.

    Cliënt woont in een woning die de instelling huurt of in eigendom heeft.

  • 3.

    Cliënt betaalt huur aan de instelling/betaalt zelf huur aan derde, niet zijnde de instelling

  • 4.

    ondersteuning betreft begeleiding, eventueel voeding en andere diensten

  • 5.

    varianten nabijheid zorg: 24 uur aanwezigheid (personeel 24/7 op locatie) 24 uur bereikbaarheid/oproepbaarheid (personeel op afstand 24/7 oproepbaar)

  • 6.

    lage eigen bijdrage

 

BW, scheiden wonen & ondersteuning “thuis” :

  • 1.

    Cliënt is in het bezit van een Besluit van de Centrumgemeente dat recht geeft op BW

  • 2.

    Cliënt woont in een woning waarvoor hij zelf de huur betaalt aan corporatie / eigenaar anders dan de instelling

  • 3.

    ondersteuning betreft begeleiding en voeding etc

  • 4.

    varianten nabijheid zorg: 24 uur bereikbaarheid of 24 uur oproepbaarheid,

  • 5.

    maximale periodebijdrage

 

1.5.2. Verstrekkingsvormen BW in persoonsgebonden budget .

Wonen met pgb bij een Dienstverlener / in een Instelling of woon- of ouderinitiatief

  • 1.

    Cliënt is in het bezit van een Besluit van de Centrumgemeente dat recht geeft op BW

  • 2.

    Cliënt woont in een woning die de Dienstverlener/Instelling huurt of in eigendom heeft.

  • 3.

    Cliënt betaalt huur aan de Dienstverlener/Instelling

  • 4.

    ondersteuning betreft begeleiding en voeding etc

  • 5.

    varianten nabijheid zorg: 24 uur aanwezigheid (personeel 24/7 op locatie) 24 uur bereikbaarheid/oproepbaarheid (personeel op afstand 24/7 oproepbaar)

  • 6.

    lage eigen bijdrage.

 

Wonen met pgb particulier, in een eigen woning, woon- of ouderinitiatief:

  • 1.

    Cliënt is in het bezit van een Besluit van de Centrumgemeente dat recht geeft op BW

- Cliënt woont in een woning waarvoor hij zelf de huur betaalt aan de corporatie / eigenaar anders dan de instelling

- ondersteuning betreft begeleiding.

- varianten nabijheid zorg: 24 uur bereikbaarheid, 24 uur bereikbaarheid of 24 uur oproepbaarheid,

- maximale periodebijdrage.

  

2. Toegang: melding, vraagverheldering, aanvraag Maatwerkvoorziening BW, onderzoek

2.1 Melding

Een Inwoner of zijn gemachtigde of vertegenwoordiger kan een aanvraag om een Maatwerkvoorziening BW schriftelijk indienen bij de Zeeuwse gemeente tot welke hij zich wendt, ter compensatie van de problemen bij het zich handhaven in de samenleving van de Inwoner met psychische of psychosociale problemen, gericht op

- het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie,

- het psychisch en psychosociaal functioneren,

- stabilisatie van een psychiatrisch ziektebeeld,

- het voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlast of het afwenden van gevaar voor de Cliënt of anderen.

De Zeeuwse gemeente tot welke de Inwoner zich wendt, is verantwoordelijk voor de intake, registratie en vraagverheldering van de melding.

Op basis van de intake kan naar voren komen dat voor de hulpvraag of problematiek van betreffende Inwoner BW aangewezen is. De gemeente (lokale toegangsmedewerker) bereidt dan een Aanvraag Maatwerkvoorziening BW voor. Voor deze aanvraag geldt het toegangsmodel zoals beschreven in de ‘routekaart klantproces’ (met toelichting) dat op 22 september 2015 is uitgegeven door het CZW-bureau (bijlage B), of de versie die daarvoor inde plaats komt (zie ook slotbepalingen, art. 4.1). Zie verder art. 2.3.

Voordat het onderzoek van start gaat, kan de Inwoner aan de gemeente een Model Ondersteuningsplan (Persoonlijk plan zoals bedoeld in artikel 2.3.2 lid 2 van de Wmo 2015) overhandigen waarin hij zijn omstandigheden beschrijft en aangeeft welke maatschappelijke ondersteuning naar zijn mening het meest is aangewezen. Het College brengt de Inwoner van deze mogelijkheid op de hoogte en stelt hem gedurende zeven dagen na de melding, bedoeld in het eerste lid, in de gelegenheid het plan te overhandigen.

 

2.2 Cliëntondersteuning

De gemeente wijst de Inwoner die een melding doet en zijn mantelzorger(s) en/of vertegenwoordiger(s) op de mogelijkheid zich gedurende de procedure te laten bijstaan door een onafhankelijke Cliëntondersteuner.

 

  • 1.

     

Alleen wanneer er sprake is van een langdurige situatie waarbij de begeleiding de gebruikelijke hulp substantieel overschrijdt of wanneer sprake is van psychiatrische kwetsbaarheid of verstandelijke beperking, zodanig dat de Inwoner onvoldoende in staat is zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving, is BW als Maatwerkvoorziening aangewezen. De bevoegdheid tot het nemen van een Besluit over de Maatwerkvoorziening Beschermd Wonen berust bij de Centrumgemeente.

De Centrumgemeente, of namens deze de Dienstverlener, voert het Onderzoek uit met inachtneming van de criteria die de Wmo2015 stelt aan de Maatwerkvoorziening Beschermd Wonen.

Voorts gelden als (aanvullende) criteria:

  • 1.

    Er is op het moment van het Onderzoek geen sprake (meer) van klinische behandeling (ZVW) of er is sprake van dat de klinische behandeling binnenkort zal eindigen (waarbij niet valt uit te sluiten dat klinische behandeling op enig moment in het vervolgproces opnieuw geboden zal zijn);

  • 2.

    Er is bewijsvoering voor psychiatrische problematiek:

  • 3.

    Een ernstig vermoeden van psychiatrische problematiek en beschrijving daarvan, kan ook tot toegang leiden, zij het dat gedurende het eerste jaar van verblijf in BW wel tot een diagnose gekomen moet worden. Bij herbeoordelingen zal altijd van een diagnose sprake zijn.

  • 4.

    Er zijn geen voorliggende voorzieningen die (eerst) ingezet kunnen worden, zoals

  • 1.

    Interventie van een Wijk- of gebiedsteam en/of andere algemene voorzieningen;

  • 2.

    Ambulante begeleiding in de thuissituatie.

  • 1.

    Er is geen aanspraak op toegang tot / bekostiging van zorg op basis van de Wlz.

 

De Maatwerkvoorziening levert een passende bijdrage aan het voorzien in de behoefte van de Inwoner aan BW en aan het realiseren van een situatie waarin de Inwoner in staat wordt gesteld zo zich snel en zoveel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving. Dit laatste, rekening houdend met de beperkingen die de Inwoner ondervindt vanuit zijn psychische of psychosociale problematiek.

Conform het besluit van de Centrumgemeente zijn in Zeeland gevestigde aanbieders die vanwege de Centrumgemeente gecontracteerd worden voor het uitvoeren van BW, gemandateerd om een onderzoek toegang tot BW uit te voeren. Het CZW-bureau stelt jaarlijks een lijst van deze Dienstverleners beschikbaar aan de Zeeuwse gemeenten.

 

2.4 Eigen bijdrage BW

Overwegende dat gemeenten bij verordening kunnen bepalen dat een Cliënt een inkomens- en vermogensafhankelijke bijdrage verschuldigd is voor een Maatwerkvoorziening dan wel een persoonsgebonden budget  (WMO 2015, art 2.1.4), Centrumgemeentedie kan verschillen per voorziening (lid 2), maar de kostprijs niet te boven gaat (lid 3), en binnen de landelijke kaders vastgelegd in het uitvoeringsbesluit WMO 2015 blijven, legt het College voor de ad 1.4. genoemde vormen van BW een eigen bijdrage op.

Voor personen die volledige BW-ondersteuning genieten in een accommodatie van een instelling, is de betreffende Dienstverlener verantwoordelijk voor de vaststelling van de wettelijke eigen bijdrage. De hoge eigen bijdrage is van toepassing.

Voor personen die volledige BW-ondersteuning genieten in de eigen woning (BW Thuis) is de Dienstverlener die deze ondersteuning levert, verantwoordelijk voor de vaststelling van de eigen bijdrage. De lage eigen bijdrage of de maximale periodebijdrage is van toepassing.

 

2.5. Landelijke toegang

NB: Aan te passen naar aanleiding van de handreiking Landelijke Toegang BW van de VNG.( volgt)

 

2.6. Zorgtoewijzing, Besluit en geldigheidsduur

De toewijzing van ondersteuning binnen de Wmo 2015 vindt niet eerder plaats dan nadat onderzoek is gedaan naar aanleiding van de Aanvraag Maatwerkvoorziening BW. De gemeenten in Zeeland hebben de uitvoering van dit onderzoek gemandateerd aan de Centrumgemeente Vlissingen als houder van het budget  voor BW. De centrumgemeente heeft de gecontracteerde aanbieders op zijn beurt gemandateerd om namens het College:

- het onderzoek betreffende toegang BW uit te voeren;

- de zorgtoewijzing te toetsen en waar nodig een Besluit (toelatingsbeschikking) af te geven op grond waarvan een Cliënt gebruik kan maken van een Maatwerkvoorziening BW. Dit Besluit geldt onafhankelijk van de vraag in welke instelling de Cliënt wil wonen c.q. van welke verzilveringsvorm hij gebruik wil maken.

De Dienstverlener, hiertoe gemandateerd door de Centrumgemeente Vlissingen, voert het onderzoek uit aan de hand van de criteria in de door Dienstverleners vastgestelde ‘beslisboom’ Zeeland (bijlage B). Het onderzoek wordt door de Dienstverlener uitgevoerd binnen 6 weken na ontvangst van de Aanvraag en leidt binnen deze termijn tot een Besluit (beschikking).

 

Indien de Dienstverlener, hiertoe gemachtigd door de Centrumgemeente, in het onderzoek vaststelt dat voor de Cliënt een Maatwerkvoorziening BW is aangewezen, wordt aan de Cliënt de mogelijkheid uitgelegd om te kiezen tussen Ondersteuning in Natura of een persoonsgebonden budget. De Cliënt dan wel diens vertegenwoordiger wordt in begrijpelijke bewoordingen ingelicht over de gevolgen van die keuze. In beide gevallen geldt het voorbehoud dat een plaats beschikbaar is. Indien niet, zie artikel 2.7.

 

Het Besluit is maximaal drie jaar geldig, waarna herbeoordeling volgt.

 

Indien na deze periode van drie jaar wordt vastgesteld dat de Maatwerkvoorziening dient te worden gewijzigd of een beroep op de Maatwerkvoorziening niet langer gerechtigd is, wordt dit in een Besluit aan de Cliënt meegedeeld.

Het nieuwe Besluit wordt ten laatste afgegeven twee maanden voor de einddatum van het oorspronkelijke Besluit.

Tegen het afgegeven Besluit kan de Cliënt bezwaar maken. In het Besluit wordt vermeld op welke wijze dit kan geschieden.

 

2.7. Overbruggingszorg

In principe dient de keuze van de Cliënt te worden gevolgd. Indien geen, of niet binnen een redelijke termijn, plaats is in de instelling van zijn keuze (voorkeursaanbieder), is het de verantwoordelijkheid van de Dienstverlener om de Cliënt een  passende plaatsing bij een andere aanbieder in of buiten de regio te bieden. Indien ook hier geen plaats is, is de Dienstverlener verantwoordelijk voor het bieden van extramurale overbruggingsondersteuning (BW Thuis) als een passend alternatief in afwachting van de beschikbaarheid van een passende woonplek. Uitgangspunt is het voorkomen van wachtlijsten en het principe: niemand zonder zorg. Overbruggingsondersteuning kan op verzoek van de cliënt ook via een persoonsgebonden budget  worden ingezet. In dit geval meldt de Cliënt zich bij het College in afwachting van het beschikbaar komen van een plaats.

 

2.8 Kwaliteit van de Maatwerkvoorziening

Voor het onderzoek naar en handhaving van de kwaliteit van de geleverde Maatwerkvoorzieningen geldt in Zeeland vanaf 1 januari 2017 het document “Kwaliteitseisen BW en Maatschappelijke Opvang” gepubliceerd in juni 2016 door de Vereniging Nederlandse Gemeenten.

 

3. Verstrekking BW in persoonsgebonden budget  

3.1. Algemeen

Binnen de vernieuwing in het sociale domein past dat de Cliënt zelf zoveel mogelijk regie voert over de ondersteuning die aan hem/haar verleend wordt. Daarom kan op verzoek van betrokkene ook in de vorm van een persoonsgebonden budget  worden geleverd, mits wordt voldaan aan de voorwaarden die de wet en het College hieraan stelt. De Zeeuwse gemeenten hebben onderling afgesproken om, gelet op de kwetsbaarheid van de doelgroep, de uitgifte van het persoonsgebonden budget -BW voor nieuwe Cliënten aan de hand van de wettelijke toetsingsregels zorgvuldig te beoordelen.

 

3.2. criteria toekenning persoonsgebonden budget  BW

3.2.1. De toekenning van een persoonsgebonden budget  voor BW (persoonsgebonden budget -BW) is voorbehouden aan het College.

 

3.2.2. Het persoonsgebonden budget kan worden verstrekt als:

a. de Cliënt naar het oordeel van het College op eigen kracht voldoende in staat is tot een redelijke inschatting van zijn belangen en als hij zelf of met hulp van zijn sociale netwerk of van zijn vertegenwoordiger in staat is de aan een persoonsgebonden budget verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren;

b. de Cliënt zich gemotiveerd op het standpunt stelt dat hij de maatwerkvoorziening als persoonsgebonden budget wil ontvangen;

c. de Cliënt dit formuleert in een, door de Cliënt of in samenspraak met de Cliënt en/of zijn vertegenwoordiger opgesteld ondersteuningsplan waarin de Dienstverlener en de Cliënt vastleggen op welke wijze de Maatwerkvoorziening Beschermd Wonen zal worden uitgevoerd

d. het ondersteuningsplan aansluit bij de zorgovereenkomst tussen Cliënt en zorgaanbieder/dienstverlener;

d. naar het oordeel van het College is gewaarborgd dat de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de Maatwerkvoorziening behoren, veilig, doeltreffend en Cliëntgericht worden verstrekt.

e. de zorgovereenkomst aantoonbaar bijdraagt aan het versterken van de eigen kracht. De zorgovereenkomst omvat een motivering voor de aard en omvang van de gewenste begeleiding en formuleert hiervoor doelstellingen en resultaten;

 

Bij het beoordelen van de kwaliteit als bedoeld onder d. weegt het College mee of de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen in redelijkheid geschikt zijn voor het doel waarvoor het persoonsgebonden budget  wordt verstrekt.

 

Het College kan een persoonsgebonden budget  weigeren indien en voor zover de kosten van het betrekken van de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen van derden hoger zijn dan de kosten van de Maatwerkvoorziening.

 

3.2.3. De toekenning van een persoonsgebonden budget -BW door het College is mogelijk indien een in Zeeland gevestigde, en hiertoe gemandateerde Dienstverlener heeft vastgesteld dat voor de Cliënt een Maatwerkvoorziening BW is aangewezen, of indien hij beschikt over een door het CIZ afgegeven indicatie voor BW op grond waarvan hij overgangsrecht geniet.

 

3.2.4. Met ingang van 2017 wordt de Awbz-systematiek (ZZP GGZ-C classificering) in Zeeland losgelaten en vervangen door een drietal ondersteuningsprofielen: ‘basis’ , ‘extra’ en ‘intensief’. De ondersteuningsprofielen zijn eveneens van toepassing bij verzilvering in een persoonsgebonden budget -BW. (zie ter informatie Bijlage A.)

Gezien de aard van de onderliggende psychische problematiek is verzilvering in pgb-vorm voor nieuwe Cliënten met het ondersteuningsprofiel ‘intensief’ (voorheen GGZ-C 5 en 6) mogelijk na zorgvuldig onderzoek. De gemandateerde Dienstverlener c.q. de gemeente toetst met name of afdoende is tegemoetgekomen aan de eisen voor ondersteuning die aan dit profiel worden gesteld en aan de bepalingen ad art. 3.2.2 a t/m e

 

3.2.5. Indien de Cliënt dit wenst, verstrekt het College hem een persoonsgebonden budget  dat de Cliënt in staat stelt de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de Maatwerkvoorziening behoren, van derden te betrekken.

 

3.2.6. De Cliënt dient afdoende te motiveren waarom hij de ondersteuning in pgb wil ontvangen. Zie hiervoor Art. 3.2.2.

 

3.2.7. Het persoonsgebonden budget -BW kan in principe verzilverd worden als volgt:

a. bij een door de Centrumgemeente gecontracteerde Dienstverlener (formele ondersteuning);

b. bij een niet door de Centrumgemeente gecontracteerde Dienstverlener, dan wel bij een zorgprofessional die op ZZP-basis zijn diensten verleent. Voor beide categorieën geldt dat zij de wettelijk vereiste kwalificaties dienen te bezitten voor het leveren van formele ondersteuning.

c. onverminderd het bepaalde in de artikelen 3.2.2 en 3.2.3., bij een persoon die ondersteuning biedt op informele basis en/of een familielid of een persoon die behoort tot het sociale netwerk van de Cliënt.

Dit laatste is mogelijk indien het persoonlijk ondersteuningsplan en de zorgovereenkomst afdoende beschrijven:

- dat de levering van informele ondersteuning in elk geval de algemeen gebruikelijke hulp overstijgt;

- dat de levering beperkt blijft tot een gelimiteerd aantal uren per dag;

- dat de persoon die deze informele ondersteuning levert, door opleiding en/of ervaring in staat mag worden geacht om de ondersteuning te verrichten die passend is bij de aard van de (psychische en psychosociale) problematiek van de Cliënt;

- dat de informele ondersteuning aantoonbaar leidt tot betere en effectievere ondersteuning, en dat dit voor de Cliënt aantoonbaar doelmatiger is dan ondersteuning door een formele aanbieder.

 

3.2.8. De kosten van het persoonsgebonden budget  kunnen niet hoger zijn dan de kosten van de Maatwerkvoorziening zoals deze zijn vastgesteld voor Zorg in Natura in het kader van de Bestuurlijke Aanbesteding 2017. Indien het door de Cliënt gewenste aanbod duurder is dan het aanbod van de gecontracteerde Dienstverlener, dient de Cliënt het meerdere zelf bij betalen.

 

3.2.9. Als een Cliënt meerdere ondersteuningsvormen nodig heeft, is het mogelijk dat hij de ene

vorm van ondersteuning in natura ontvangt en het andere met een persoonsgebonden budget  zelf regelt. Het is niet mogelijk om één vorm van ondersteuning deels in natura en deels als persoonsgebonden budget  te ontvangen. 

 

3.2.10. Inzake BW wordt de  wooncomponent niet in persoonsgebonden budget  verstrekt. De Cliënt die het persoonsgebonden budget  ontvangt, dient zelf te huren, ofwel bij de Dienstverlener of het wooninitiatief waarbij Cliënt is aangesloten, ofwel bij een woningcorporatie of een andere, bij het College bekende, verhuurder of instantie.

 

3.2.11. De besteding van het persoonsgebonden budget  aan tussenpersonen, belangenbehartigers en aan ondersteunings- of administratiekosten in verband met het persoonsgebonden budget  is niet toegestaan.

 

3.2.12. Het College onderzoekt uit het oogpunt van kwaliteit van Maatwerkvoorzieningen, al dan niet steekproefsgewijs, de besteding van het persoonsgebonden budget .

 

Artikel 3.3. Tariefstelling

3.3.1. Het tarief voor het persoonsgebonden budget -BW wordt vastgesteld door het College. Het tarief is gebaseerd op de natura-tarieven voor de verschillende ondersteuningsprofielen die zijn overeengekomen in de Bestuurlijke Aanbesteding BW in Zeeland (2017), en wordt gemaximeerd.

 

3.3.2. voor het tarief geldt als richtlijn de tarievenlijst zoals opgenomen in bijlage C.

 

Artikel 3.4 Eigen bijdrage

3.4.1. De Cliënt aan wie een persoonsgebonden budget -BW is toegekend, betaalt een inkomensafhankelijke eigen bijdrage.

 

3.4.2. Het CAK berekent en int de eigen bijdrage. Het CAK stelt de bijdrage vast op maximaal het toegestane bedrag in het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.

 

3.4.3. Het College kan nadere regels stellen inzake de inhoud en hoogte van de eigen bijdrage.

 

Slotbepalingen

4.1. Evaluatie en indexering

De uitvoeringsregel wordt door het College jaarlijks voor 1 november geëvalueerd en geïndexeerd.

Indien deze evaluatie en indexatie daartoe aanleiding geven, wordt de uitvoeringsregel aangepast.

 

 4.2. Inwerkingtreding

De uitvoeringsregel treedt in werking met ingang van 1 januari 2017.

 

4.3. Citeertitel

Dit Besluit wordt aangehaald als “Uitvoeringsregel BW Zeeland 2017.”

 

Bijlage 3  

 

Bijlage 4  

 

Bijlage 5  

Naar boven