Vaststellen verordening tot wijzigen van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Amsterdam 2015. (2017, nr. 194/674)

 

Nummer 194/674

Agendapunt 36

Datum besluit B&W 30 mei 2017

Onderwerp

Vaststellen verordening tot wijzigen van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Amsterdam 2015.

De gemeenteraad van Amsterdam

Gezien de voordracht van burgemeester en wethouders van 30 mei 2017 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 674);

Mede gezien de aangenomen moties van de raadsleden:

 mevrouw Roosma, mevrouw Kaya, mevrouw Duijndam, de heer Poorter, mevrouw Van Soest (Gemeenteblad afd. 1, nr. 835);

 mevrouw Roosma, mevrouw Kaya, de heer Poorter, mevrouw Duijndam, mevrouw Van Soest (Gemeenteblad afd. 1, nr. 836);

 mevrouw Kaya en mevrouw Roosma (Gemeenteblad afd. 1, nr. 837);

Gelet op:

 artikel 121 van de Gemeentewet;

 artikel 2.1.3 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015,

Besluit:

I.Vast te stellen de volgende

Verordening tot wijziging van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Amsterdam 2015, vastgesteld bij raadsbesluit van 26 november 2014 (Gemeenteblad afd. 3A,

nr. 294.1098) en aangepast bij raadsbesluit van 23 november 2016 (Gemeenteblad 3A, nr. 418/671).

artikel 1

Artikel 3.2, lid e wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:

e.collectieve ondersteuning.

artikel 2

Artikel 3.3 wordt geschrapt en er komt een nieuw artikel 3.3 dat als volgt komt te luiden:

Maatschappelijke dienstverlening

De maatschappelijke dienstverlening omvat laagdrempelige, eenmalige of kortdurende ondersteuning bij het oplossen van een vraag of een situatie die niet door de cliënt zelf of met zijn eigen netwerk opgelost kan worden, op de levensdomeinen inkomen, huisvesting, gezinsrelaties, sociaal netwerk en maatschappelijke participatie.

artikel 3

Artikel 3.4 wordt geschrapt en komt als volgt te luiden:

[Vervallen per 01-06-2017].

artikel 4

Artikel 4.3 wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:

Aanvullende criteria voor ambulante ondersteuning

In aanvulling op artikel 4.1 kan een cliënt in aanmerking komen voor ambulante ondersteuning als

a.er als gevolg van een beperking of dreigende beperking op het gebied van

zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie noodzaak is tot ondersteuning bij het inzetten van de eigen kracht, het structureren en uitvoeren van praktische activiteiten en het aanleren van vaardigheden bij het regelen van het dagelijks leven, bij het aangaan of onderhouden van sociale contacten en het versterken van het sociale netwerk van de cliënt en/of bij het participeren in de samenleving. De ondersteuning kan ook nodig zijn ter ontlasting van de persoon die gebruikelijke hulp of mantelzorg levert als er daarbij sprake is van (dreigende) overbelasting, en voor het signaleren van terugval of het voorkomen van escalatie, of

b.er bij het functioneren van de cliënt sprake is van risico voor hemzelf of diens

omgeving, of

c.toezicht op de cliënt nodig is.

artikel 5

Artikel 4.4 wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:

Aanvullende criteria voor dagbesteding

In aanvulling op artikel 4.1 kan een cliënt in aanmerking komen voor dagbesteding als

a.de cliënt als gevolg van een beperking of specifieke omstandigheid

onvoldoende in staat is om zelf of met behulp van zijn netwerk zinvolle tijdsinvulling met sociale contacten of deelname aan het maatschappelijk verkeer te organiseren, of

b.er sprake is van een beperking of specifieke omstandigheid, waardoor

gedurende de dagbesteding deskundigheid vereist is, of

c.overbelasting van mantelzorgers daardoor wordt voorkomen.

artikel 6

Artikel 4.6 wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:

Aanvullende criteria voor logeeropvang

In aanvulling op artikel 4.1 kan een cliënt gedurende maximaal drie etmalen per week

in aanmerking komen voor logeeropvang als er zonder de inzet hiervan overbelasting

van de mantelzorger dreigt en

  • a.

    de cliënt langdurig is aangewezen op meer dan gebruikelijke hulp, en

  • b.

    dagbesteding en ambulante ondersteuning niet voldoende oplossing bieden, en

  • c.

    de cliënt geen aanspraak kan maken op de Zorgverzekeringswet of de Wet langdurige zorg om de overbelasting te voorkomen.

artikel 7

Artikel 5.3.1 derde lid wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:

  • 3.

    De bijdrage in de kosten voor een persoon met beperkingen van 18 jaar en ouder is per vier weken:

    • a.

      € 0,00 voor de gehuwde of de gehuwden tezamen, waarvan een van beiden of beiden de pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt of nog niet hebben bereikt en zij een gezamenlijk bijdrageplichtig inkomen hebben van maximaal € 37.275,00;

    • b.

      € 13,00 voor de gehuwde of de gehuwden tezamen, waarvan beiden de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt en zij een gezamenlijk bijdrageplichtig inkomen hebben van maximaal € 25.054,00;

    • c.

      € 13,00 voor een ongehuwde die de pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt en een bijdrageplichtig inkomen heeft van maximaal

€ 24.103,00;

d.€ 13,00 voor een ongehuwde die de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt en een bijdrageplichtig inkomen heeft van maximaal € 18.140,00.

artikel 8

Artikel 5.3.1 zesde lid onder d, wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:

d.voor logeeropvang: het aantal etmalen dat de cliënt gebruik heeft gemaakt van de voorziening.

artikel 9

Artikel 5.3.2 tweede lid wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:

2.De bijdrage is gelijk aan de kostprijs voor het verblijf in een opvang of beschermd wonen, met inachtneming van hetgeen is bepaald in artikel 3.11 van het uitvoeringsbesluit.

artikel 10

Artikel 7.2 wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:

Verhouding prijs en kwaliteit levering voorziening door derden

  • 1.

    Het college stelt voor het leveren van een dienst door een derde als bedoeld in artikel 2.6.4 van de wet, vast:

    • a.

      een vaste prijs, die geldt voor een inschrijving als bedoeld in de Aanbestedingswet 2012 en het op basis daarvan aangaan van een overeenkomst met de derde; of

    • b.

      een reële prijs die geldt als ondergrens voor:

1° een inschrijving en het op basis daarvan aangaan van een overeenkomst met de derde, en

2° de vaste prijs als bedoeld in onderdeel a.

  • 2.

    De vaste prijs of de reële prijs voor een dienst is ten minste gebaseerd op de volgende kostprijselementen:

    • a.

      de kosten van de beroepskracht;

    • b.

      redelijke overheadkosten;

    • c.

      kosten voor niet productieve uren van de beroepskrachten als gevolg van verlof, ziekte, scholing, werkoverleg;

    • d.

      reis- en opleidingskosten;

    • e.

      indexatie van de reële prijs voor het leveren van een dienst; en

    • f.

      overige kosten als gevolg van door de gemeente gestelde verplichtingen voor aanbieders waaronder rapportageverplichtingen en administratieve verplichtingen.

  • 3.

    Het college kan bij het verlenen van de opdracht voor te leveren diensten

    rekening houden met:

    • a.

      de aard en omvang van de te verrichten taken;

    • b.

      de voor de sector toepasselijke CAO-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie;

    • c.

      een redelijke toeslag voor overheadkosten;

    • d.

      een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg;

    • e.

      kosten voor bijscholing van het personeel.

  • 4.

    Het college houdt bij het verlenen van de opdracht voor te leveren overige voorzieningen, rekening met:

    • a.

      de marktprijs van de voorziening;

    • b.

      de eventuele extra taken die in verband met de voorziening van de leverancier worden gevraagd, zoals:

1° aanmeten, levering en plaatsing van de voorziening;

2° instructie over het gebruik van de voorziening;

3° onderhoud van de voorziening.

5.Het college kan nadere regels stellen ter zake en met inachtneming van het voorgaande.

artikel 11

Artikel 9.3 wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 juni 2017, met uitzondering van artikel 5.3.1,

derde lid. Artikel 5.3.1, derde lid treedt op 17 juli 2017 in werking.

  • II.

    Kennis te nemen van de hiernavolgende wijzigingen in de Toelichting Verordening maatschappelijke ondersteuning Amsterdam 2015.

  • A.

    Aan de Algemene toelichting, paragraaf Aanleiding, wordt een vierde alinea toegevoegd die komt te luiden:

Het streven naar participatie en zelfredzaamheid binnen de Wmo kan niet los worden gezien van het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap. In 2016 is door het Rijk het VN-verdrag voor mensen met een beperking geratificeerd. Het verdrag is op 14 juli 2016 in werking getreden. Daarmee maakt dit verdrag deel uit van de wettelijke context waarbinnen overheden (en daarmee gemeenten) dienen te opereren.

Het verdrag regelt dat iedereen, met of zonder een beperking, volwaardig kan deelnemen aan de samenleving. Het doel van dit verdrag is een voor ieder toegankelijke samenleving. Hoe Amsterdam dit doel gaat uitvoeren wordt door de gemeenteraad onder meer opgenomen in het periodieke beleidsplan voor de Wmo.

B.De Algemene toelichting, paragraaf Amsterdams Zorgstelsel, wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:

Uitgangspunten van het Amsterdams Zorgstelsel zijn vastgelegd in het Koersbesluit voor 2015 en de daarna vastgestelde Uitvoeringsbesluiten. Het Amsterdams Zorgstelsel, is opgebouwd op basis van drie lijnen:

• De basisvoorzieningen die voor zoveel mogelijk Amsterdammers toegankelijk zijn. Deze voorzieningen zijn maximaal ingebed in de wijk, laten de eigen regie van Amsterdammers op hun leven intact en dragen ertoe bij dit waar nodig te ondersteunen of te versterken, en sluiten aan op het sociale netwerk en de dragende samenleving. In de realisatie en uitvoering van de basisvoorzieningen is een belangrijke rol voor de stadsdelen weggelegd.

• Het wijkgerichte aanbod (algemene en maatwerkvoorzieningen) dat rechtstreeks toegankelijk is voor alle Amsterdammers of op basis van een toegangsbeoordeling. De dienstverlening staat open voor alle Amsterdammers. De wijkzorgprofessionals bepalen of ondersteuning noodzakelijk is. Hier zal ook het gesprek plaatsvinden met de burger die zich meldt met een vraag om de ondersteuningsbehoefte en de eigen mogelijkheden te onderzoeken, en te bekijken hoe de gemeente daar een rol in speelt of kan spelen. Als er langdurige professionele ondersteuning nodig is wordt er een ondersteuningsplan opgesteld.

• Het stedelijke aanbod van maatwerkvoorzieningen, waaronder woon- en vervoersvoorzieningen. Als de noodzaak van de verstrekking van deze voorzieningen is vastgesteld, zorgt de gemeente ervoor dat ze aanwezig zijn door middel van doelmatige inkoop.

C.De toelichting op artikel 3.2 wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:

Basisvoorzieningen zijn algemene voorzieningen die primair gericht zijn op het versterken van de eigen kracht van mensen en hun omgeving en op het ondersteunen van initiatieven ter behoud en versterking van de eigen kracht. De basisvoorzieningen zijn beschikbaar in alle wijken, en bestuurscommissies zullen in de uitvoering een belangrijke rol spelen. Ook de maatschappelijke dienstverlening biedt een basisvoorziening in de vorm van collectieve ondersteuning op de levensdomeinen inkomen, huisvesting, gezinsrelaties, sociaal netwerk en maatschappelijke participatie.

Mensen worden geholpen om zoveel mogelijk eigen oplossingen te vinden, eventueel met ondersteuning van familie, buren, vrienden, vrijwilligers en mantelzorgers. Ook kan men er terecht voor informatie en advies over toegang tot andere Wmo-voorzieningen. Daarnaast kan men er terecht voor onder meer vrijwilligerswerk, mantelzorgondersteuning, activering en deelname aan allerhande activiteiten voor en door bewoners.

D.De toelichting op het oude artikel 3.3 wordt geschrapt.

Aan het nieuwe artikel 3.3 wordt een toelichting toegevoegd die als volgt komt te luiden:

Maatschappelijke dienstverlening

In elk stadsdeel is een instelling voor maatschappelijke dienstverlening waar Amsterdammers naar toe kunnen komen voor ondersteuning. Deze instellingen bieden binnen de Wmo individuele en collectieve vormen van maatschappelijke dienstverlening en cliëntondersteuning, en daarnaast sociaal raadsliedenwerk en schuldhulpverlening.

Als taken overgenomen moeten worden, onder begeleiding uitgevoerd of thuis getraind moeten worden, is ambulante ondersteuning passender.

  • E.

    De toelichting op het artikel 3.4 wordt geschrapt.

  • F.

    De toelichting bij artikel 4.3 wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:

Aanvullende criteria voor ambulante ondersteuning

Ambulante ondersteuning wordt geboden aan Amsterdammers die beperkingen hebben bij het zelfstandig functioneren of zonder de ondersteuning risico lopen om hun zelfredzaamheid te verliezen. Ambulante ondersteuning is gericht op het bevorderen of stabiliseren van de zelfredzaamheid en de maatschappelijke participatie of het begeleiden van achteruitgang.

Er kan hierbij voor cliënten die dit niet zelf kunnen of niet kunnen (laten) regelen gedacht worden aan ondersteuning bij de administratie, woonbegeleiding of het indelen van de dag of bij het initiëren van deelname aan buurtactiviteiten, vrijwilligerswerk of dagbesteding.

Ambulante ondersteuning kan ingezet worden ter ontlasting van de mantelzorger indien sprake is van (dreigende) overbelasting.

De geboden ondersteuning wordt niet zwaarder of langer ingezet dan nodig is.

G.De toelichting bij artikel 4.4 wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:

Aanvullende criteria voor dagbesteding

Dagbesteding biedt de Amsterdammer zingeving, activiteiten en sociaal verkeer en ondersteunt de cliënt bij het bevorderen, behouden en begeleiden van achteruitgang hiervan. Dagbesteding kenmerkt zich door de op de cliënt aangepaste aard en inhoud van het activiteiten. De begeleiding is deskundig in het bieden van passende ondersteuning, structuur, toezicht en/of zorg. Dagbesteding wordt aangeboden in een groep of is gericht op het hebben van contact met meerdere personen.

Er is bij de cliënt sprake van een langdurige beperking of er is sprake van een specifieke omstandigheid die aan de ondersteuningsbehoefte van de cliënt ten grondslag ligt. Behalve bij het het bieden van passende ondersteuning kan de cliënt tijdens de dagbesteding ook begeleiding nodig hebben bij persoonlijke verzorging en/of communicatie. Tevens is het ontlasten van de mantelzorger en het voorkomen van diens overbelasting een beoogd resultaat.

Als de cliënt de dagbesteding niet zelf of met behulp van zijn netwerk kan bereiken dan neemt de aanbieder passende maatregelen om dat mogelijk te maken. In geval van een persoonsgebonden budget is hiervoor een financiële tegemoetkoming meerkosten mogelijk.

H.De titel en de eerste 2 zinnen van artikel 4.6 zijn gewijzigd en komen als volgt te luiden:

Aanvullende criteria voor logeeropvang

In Amsterdam wordt kortdurend verblijf op grond van de Wmo sinds 1 juni 2017 aangeduid als logeeropvang. Logeeropvang is gedurende maximaal 3 etmalen per week mogelijk bij die cliënten waarbij de mantelzorger gedurende langere tijd meer dan gebruikelijke hulp biedt.

I.De eerste zin van de eerste alinea en de tweede zin van de tweede alinea van artikel 4.8 zijn gewijzigd en komen te luiden:

Hulp bij het huishouden is het geheel of gedeeltelijk overnemen van huishoudelijke activiteiten in verband met beperkingen die leiden of die dreigen te leiden tot het disfunctioneren van de verzorging van het huishouden van de persoon met beperkingen dan wel van de leefeenheid waartoe hij behoort.

De persoon met beperkingen krijgt in deze situatie geen hulp bij het huishouden van de gemeente, ook al is er sprake van beperkingen.

J.Bij de toelichting op hoofdstuk 5 zijn de eerste twee alinea’s gewijzigd en komen als volgt te luiden:

Daarom wordt er voor enkele algemene voorzieningen een bijdrage gevraagd. Benoemd wordt welke voorzieningen dit zijn. Voor beschermd vervoer geldt dat het OV-tarief in Amsterdam wordt vastgesteld door de Stadsregio en te vinden is op www.stadsregioamsterdam.nl .

Voor de bijdrage nachtopvang zijn de overwegingen:

  • -

    het is een redelijk bedrag voor het gebodene;

  • -

    het is betaalbaar voor mensen met een uitkering;

  • -

    het is een bedrag dat niet belemmerend werkt voor doorstroom.

Het is niet de bedoeling dat nachtopvang een eindstation is. Het is een tijdelijke oplossing, gericht op doorstroom van cliënten naar opvang die gericht is op vergroten van de zelfredzaamheid. De hoogte van de bijdrage in de nachtopvang is ook een instrument in de doorstroom. Als mensen niets of een (te) laag bedrag betalen dan zal er geen prikkel zijn door te stromen naar de 24-uursopvang, of individueel begeleid wonen, waar immers ook een eigen bijdrage geldt.

Voor basisvoorzieningen op wijkniveau kan een compensatie worden gevraagd voor gebruikskosten. De aanbieders van deze voorzieningen zijn vrij om te bepalen óf er een compensatie wordt gevraagd, met inachtneming van de genoemde voorwaarden.

Voorts wordt een bijdrage in de kosten gevraagd voor maatwerkvoorzieningen. Dat is nodig om de groeiende vraag naar zorg op te vangen en de zorg ook in de toekomst betaalbaar te houden en om de door het Rijk opgelegde bezuinigingen op te kunnen vangen. Een bijdrage in de kosten kan de vraag remmen doordat burgers zelf een voorziening aanschaffen in plaats van deze bij de gemeente aan te vragen, kiezen voor een goedkopere oplossing of afzien van een voorziening voor incidenteel gebruik. Een uitzondering op de bijdrageplicht voor maatwerkvoorzieningen wordt gemaakt voor ambulante ondersteuning en dagbesteding.

III. Te bepalen dat het besluit zoals genoemd onder I. in werking treedt op

1 juni 2017, met uitzondering van artikel 5.3.1. Artikel 5.3.1 treedt op 17 juli 2017

in werking.

 

Aldus besloten door de gemeenteraad voornoemd

in zijn vergadering op 29 juni 2017.

De plv. voorzitter

E.Ünver

De raadsgriffier

mr. M. Pe

Naar boven