Gemeenteblad van Peel en Maas
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Peel en Maas | Gemeenteblad 2017, 129958 | Beleidsregels |
Zoals bouwplannen en verkeersmaatregelen.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Peel en Maas | Gemeenteblad 2017, 129958 | Beleidsregels |
Kosten verbonden aan het sluiten van een geldlening en het saldo van agio en disagio
(Dis)agio is het verschil tussen het bedrag waarvoor een lening wordt aangegaan en het lagere bedrag dat aan de geldnemer wordt uitgekeerd. De leningen moeten we tegen de nominale waarde waarderen. Het verschil tussen de nominale en de werkelijke waarde is het (dis)agio en kan worden geactiveerd. Hetzelfde geldt voor de kosten verbonden aan het sluiten van een geldlening; deze kunnen ook worden geactiveerd.
Kosten van onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief
Kosten die worden gemaakt voor onderzoek en ontwikkeling van een bepaald actief kunnen worden geactiveerd als ze voldoen aan de volgende voorwaarden:
Bijdrage aan activa in eigendom van derden
De bijdragen aan activa in eigendom van derden mag je activeren als deze voldoen aan de volgende voorwaarden:
Deze kunnen we onderscheiden in:
Tot heden was de financiële spelregel dat we investeringsuitgaven met een economisch nut moesten activeren, terwijl we de investeringsuitgaven met een maatschappelijk nut mochten activeren. Het nieuwe BBV schrijft voor dat we ook investeringsuitgaven met een maatschappelijk nut voortaan ook moeten activeren.
Bij zowel de investeringen met een economisch nut als maatschappelijk nut mogen we wel de bijdrage van derden die in directe relatie staat met de investering hierop in mindering brengen. De reden hiervoor is dat degene die de bijdrage heeft verstrekt direct wil zien of zijn bijdrage in zijn geheel aan dat doel is besteed waarvoor het bestemd was.
Bijdragen uit reserves mogen niet rechtstreeks in mindering gebracht worden op het investeringsbedrag. Wel mag de reserve gebruikt worden als dekkingsmiddel voor de jaarlijkse kapitaallasten.
Daarnaast is het niet toegestaan om extra en vervroegd af te schrijven. Extra en vervroegd afschrijven is alleen toegestaan als er sprake is van duurzame waardevermindering of als het activa eerder buiten gebruik wordt gesteld.
Het voorstel is om bij zowel bij de investeringen met een economisch nut als bij de investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut de bijdragen van derden die in directe relatie staan met de investering in mindering te br engen op het investeringsbedrag.
In deze paragraaf gaan we verder in op de waarderingsgrondslagen en het afschrijven. Hoe moeten we activa waarderen en op welke wijze c.q. termijn afschrijven?
De voorschriften in het BBV schrijven voor dat je één waarderingsgrondslag moet hanteren voor alle activa. Dit waarderen gebeurt op basis van de verkrijging- of vervaardigingprijs. De verkrijgingprijs is de inkoopprijs inclusief alle bijkomende kosten. De vervaardigingprijs is de aanschafkosten van gebruikte grond- en hulpstoffen en de overige kosten die je rechtstreeks kunt toerekenen aan de vervaardiging.
Door het gebruiken van een investering vermindert de waarde hiervan. Deze waardevermindering komt tot uitdrukking doordat we afschrijven. De hoogte van de jaarlijkse afschrijving wordt bepaald door de volgende factoren:
Hierna gaan we verder in op de afschrijvingsmethode en afschrijvingstermijn.
De afschrijvingsmethode bepaalt op welke wijze het verschil tussen verkrijging- of vervaardigingprijs en de restwaarde over de levensduur verdeeld wordt. De voorschriften geven geen specifieke richtlijnen voor de te hanteren methoden van afschrijven. Wel geven ze de volgende bindende regels:
Op vaste activa met een beperkte gebruiksduur wordt in beginsel jaarlijks afgeschreven volgens een stelsel dat is afgestemd op de verwachte toekomstige gebruiksduur. Dit betekent dat extra afschrijven op een investering alleen dan is toegestaan als er sprake is van duurzame waardevermindering of als het activa eerder buiten gebruik wordt gesteld.
Er zijn vele afschrijvingsmethoden. Het gaat in het kader van deze nota te ver om al deze methoden uiteen te zetten. De bij de overheid meest voorkomende afschrijvingsmethoden zijn de lineaire afschrijving en de afschrijving door middel van gelijkblijvende annuïteiten.
De lineaire afschrijving is een afschrijving op basis van een vast percentage van de oorspronkelijke investering (eventueel verminderd met de verwachte restwaarde). Bij deze methode blijft het afschrijvingsbedrag elk jaar gelijk. Doordat de boekwaarde elk jaar daalt, zullen de rentelasten dalen. Per saldo betekent dit dat de kapitaallasten jaarlijks dalen. Vaak wordt deze methode toegepast als de jaarlijkse onderhoudskosten in de gebruiksperiode zullen stijgen.
Enkele voordelen bij het gebruik van lineaire afschrijving zijn:
Een nadeel van deze methode is dat de kapitaallasten in het begin zwaarder op de gemeentelijke begroting drukken dan op het einde. Dit betekent dat wanneer de daadwerkelijke vervanging plaats gaat vinden de begroting weer zwaarder belast kan worden. Dit kan tot budgettaire problemen leiden.
Afschrijving door middel van gelijkblijvende annuïteiten
Bij deze methode worden de kapitaallasten jaarlijks gelijk gehouden. Het rentebestanddeel van de annuïteit daalt terwijl het afschrijvingsbestanddeel stijgt. Het voordeel is hier dat er geen ongewenste schommelingen ontstaan bij de toerekening aan producten. Dit kan van belang zijn bij het vaststellen van tarieven. Het nadeel van deze systematiek is het verschuiven van de afschrijvingslasten naar de toekomst. Dit nadeel uit zich wanneer de afschrijvingstermijn van een investering korter is dan we hadden gedacht en we besluiten om de investering af te stoten. In dat geval blijven we in vergelijking met de lineaire afschrijvingsmethode met een hoger (incidenteel) exploitatieverlies zitten.
De afschrijvingstermijn dient zo goed mogelijk aan te sluiten op de feitelijke waardedaling van de investering. Bij deze waardedaling moeten we rekening houden met de technische en/of economische levensduur. De technische levensduur is de periode dat de investering technisch in staat is om gebruikt te worden. De economische levensduur is de periode waarin de investering naar schatting economisch kan worden gebruikt.
Voorbeeld: een vrachtauto heeft een economische levensduur van 10 jaren. Na deze 10 jaren verwachten we namelijk dat de onderhoudskosten hoger zullen zijn dan de kapitaallasten bij vervanging. Het is dan economisch niet meer verantwoord om deze vrachtauto aan te houden. Technisch kan hij dan best nog een paar jaar meegaan.
Daarnaast verdient het de aanbeveling om bij het bepalen van de afschrijvingstermijn ook rekening te houden met de maatschappelijke levensduur. Hierbij kijken we naar de periode waarover de investering profijt oplevert voor de inwoners van onze gemeente.
Voorbeeld: Een gebouw waar we een bepaalde bestemming aan hebben gegeven. Dit gebouw heeft een economische / technische levensduur van 40 jaren . Maar is er bijvoorbeeld over 30 jaren nog behoefte aan dit gebouw met deze bestemming?
Het is van belang om van elke investering de juiste afschrijvingstermijn vast te stellen. In bijlage 1 is een afschrijvingstabel opgenomen waarin de afschrijvingstermijnen van de meest voorkomende investeringen staan. Hiervan kan slechts worden afgeweken indien daar een gegronde reden voor is. De Raad dient hiermee akkoord te gaan. De afschrijvingstermijn bepaalt mede de hoogte van de kapitaallasten die jaarlijks ten laste komen van de exploitatie.
Van de investeringen die niet in bijlage 1 zijn opgenomen moeten we de afschrijvingstermijn afzonderlijk bepalen. Het is namelijk niet te doen om de afschrijvingstermijn van alle soorten investeringen op te nemen.
Toerekenen van afschrijving- en rentelasten
Een belangrijk vraag is wanneer we moeten beginnen met afschrijven? Is dit aan het begin bij de eerste betaling of is dit aan het eind als de investering gereed is? De meeste gemeenten hanteren als uitgangspunt dat ze pas beginnen met afschrijven als de investering gereed is, omdat deze dan pas nut oplevert.
Een ander aspect is wanneer we rentelasten toerekenen? Het voorstel is om de rentelasten te berekenen over de boekwaarde op 1 januari van een dienstjaar. Deze methode hebben we tot nu toe gebruikt. Het rentepercentage (vaste rekenrente) bij de begroting wordt berekend door de rentelasten te delen door de boekwaarde op 1 januari van ieder dienstjaar. Als de werkelijke rentelasten afwijken dan kaneen gemeente er voor kiezen om de renteomslag opnieuw te berekenen. Gemeenten zijn verplicht om de renteomslag opnieuw te berekenen als deze meer dan 25% afwijkt van de begrote renteomslag.
Gezien het voorstaande stellen we voor om:
Bijlage 1: afschrijvingstermijnen per soort activa
In deze bijlage zijn de meest voorkomende investeringen opgenomen. Van alle investeringen die niet zijn opgenomen in deze bijlage dienen we de afschrijvingstermijn afzonderlijk te bepalen.
* Bij de bijdrage aan activa in eigendom van derden is de afschrijvingstermijn afhankelijk om welke investering het gaat. Betreft het nieuwbouw van een gebouw dan geldt een afschrijvingstermijn van 40 jaren, betreft het een uitbreiding/verbouwing dan is de afschrijvingstermijn 25 jaren.
Kopieer de link naar uw clipboard
zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2017-129958.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.